RUW ES ADVERTENTIEBLAD
VOOR SJilH ES OMSTREKEN.
Iets over W oslaclit Hariuma.
VER IN T ZUIDEN.
53e Jaargang.
Woensdag 16 November 1868.
No. 68.
Binnenlandse!) Nieuws.
I
I
V
KENNISGEVING.
k
FEÜILLSTON.
in dit blad
Uitgevers: POUWELS FALKENA, tegenover’t Tramstation Sneek.
9
OTficiëele Advertentie.
EK.
R
Wordt vervolgd.
n.
o-
t.
9
r),
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f 0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
m-
os-
ek-
VTi-
en
elfs
w-
oor
ef-
De BURGEMEESTER der Gemeente Sneek,
brengt ter openbare kennis, dat het Kohier no. 3,
van de Belasting op bedrijfs en andere inkomsten,
dezer gemeente, dienstjaar 1898/99 door den Directeur
der Directe Belastingen te Leeuwarden gearresteerd
den llden Nov. 1898, aan den Ontvanger der Rijks-
belastingen te Sneek ter invordering is ter hand ge
steld en dat een ieder verplicht is zijnen aanslag, op
den bij de wet bepaalden voet, te voldoen.
Sneek, den 14 November 1898.
De Burgemeester voornoemd,
ALMA.
iel.
Pi™
jo
tenant Francisco wenschen te spreken,zeide zij.
»Mijn zoon is op zijn kamer,antwoordde dona Jo
sefa; «breng de heeren daar naar toe.«
De gedienstige ging weer.
«Wie zijn die heeren vroeg de generaalsvrouw.*
«Ik weet het niet. Wellicht kameraden.*
»’t Waren heeren in burgerkleeding. Ik zag het door
de deur.»
«Ook wel mogelijk. Wie weet wat ze te bepraten
hebbenHij krijgt nog al eens bezoek van vroegere en
ook van nieuwe vrienden, die hij hier heeft leeren ken
nen. Van morgen waren hier ook al een paar heeren
met wie hij gesproken heeft.*
«Wat
«Dat weet ik niet. Ik heb hem van daag in ’t ge
heel nog niet gezien.*
«Wat doet hij dan toch den geheelen dag?«
«Hij zit maar al te schrijven.*
«Wat dan?«
«Ja, ik weet ’t niet
Op dit oogenblik trad luitenant Mandrito haastig en
blijkbaar opgewonden de kamer binnen.
«Moeder, ik begon hij haastig, maar de vrouw
van den generaal bemerkende brak hij eensklaps af
en, een buiging makende, ging hij voort: «Neem mij
niet kwalijk, als ik stoor. Ik wist niet
«Kom maar wat nader, mijnheer de luitenant. Hoe
nu? In burgerkleeding? Dat kan ik mij niet begrij
pen;* zei de generaals-vrouw plagende; «als ik offi
cier was en wist dat de uniform mij zoo fraai stond
als u, dan ging ik er mee naar bed.«
«Mevrouw, ’t doet mij veel genoegen, u te ontmoe
ten». antwoordde de officier; «maar ik word helaas door
een dringende boodschap verhinderd van uw gezelschap
te profiteeren. Ik kwam om afscheid te nemen.*
f Vervolg.
Men begrijpt, dat toen ter tijde eene aanko
mende stad als Sneek, niet zoo netjes er uitzag als
tegenwoordig. Veel hout, weinig kostbare
steen werd bij het bouwen gebruikt. De ver
bindingswegen met andere plaatsen waren zeer
primitief. Maar ook de wegen in de stad, de
straten waren toen slecht. Geen bestrating,
geen riolen. Vele huisdieren wroeten in den
modder. Bij regen was het buitenshuis een
ware modderpoel. En ’s avonds geen lan
taarns. De Haringsma’s brachten groote ver
betering aan, door in 1430 den openbaren weg
te bestraten. Onder hun bestuur bloeide onze
stad zóó, dat zij in 1458 reeds meer dan de
helft vergroot was.
en angstig gemaakt heeft Dat zijn de zorgen over
jou geweest. Als je op zee, of als ik wist dat je niet
wél waart, dan heb ik de handen gewrongen voor
het moedergodsbeeld daar! En nu loopt gij weg, zon
der mij te zeggen
«Maar, moeder, gij maakt u noodeloos ongerust. Ik
heb bericht uit Cadix gekregen en moet waarschijnlijk
weer aan boord in dienst. Dat’s alles. Ik ga nu naar
het telegraafkantoor, om te Cadix te vragen, hoe het
staat. Zijt gij nu tevreden?»
«Francisco, gij verbergt mij werkelijk niets?* vroeg
de oude dame, wie zorg en angst de oogen uit
keek, nogmaals.
«Niet het geringste, moeder.*
«En wat is dat nu met dezen brief
«Voor ’t geval ik onderweg mocht worden opgehou
den zou ik u willen verzoeken, dien lieden nog te
laten bezorgen, Maar niet dan na verloop van een
uur; hoort gij, moeder. Dat’s van belang. Eerst als
ik dan nog niet terug ben, stuur hem dan weg.
Welnu, goeden dag dan, mijn zoon! Gij gaat dus
naar het telegraafkantoor?*
«Ja, adios moeder!*
Hij kuste haar op 't voorhoofd en gaf haar de hand.
«Maar gij beeft toch Francisco en uw lippen zijn
koud,* zei dona Josefa op nieuw.
«Welnu, gelooft gij dan dat ’t zoo aangenaam is,
na weer naar Cadix te moeten? Juist nti? Maar, wij
zullen zien. Adios! ik moet weg. Gegroet, me
vrouw
«De brief zei de generaalsvrouw, maar de lui
tenant hoorde niet meer, wat zij zeide. Hij was al
buiten de kamer.
In de corridor stonden twee heeren in donkere
burgerkleeding den luitenant op te wachten. Deze
Het geheimzinnige geval te Apeldoorn. Omtrent
het vinden van het meisje te Apeldoorn lezen we in
de Nijm. Ct. het volgende verhaal:
Sedert een 14 dagen was de dienstbode van Me
vrouw S., op den Looschen Grintweg te Apeldoorn,
spoorloos verdwenen.
Het was een meisje uit het gesticht «Veldzicht*
aan den Deventerweg aldaar, waar verwaarloosde
meisjes worden opgenomen.
Sedert het vorige jaar had ze uitstekend opgepast
en daardoor had mevr. S. haar in dienst genomen.
Tweemaal dat ze permissie gekregen had uit te
Maar nog in andere zaken werd Pyter H.
gewikkeld. Heer Ago, abt en prelaat van
Hemelum, had groote oneenigheid met Ygo
Galama en zijne broeders, omdat Ygo eenige
landen en inkomsten van zijn convent (klooster)
had afgenomen. Ago deed de Galama’s in
den kerkdijken ban. De Galama’s echter ge
ven daar niet veel om, halen krijgsvolk uit
Holland en belegeren de Spijker, een sterkte
bij het klooster. Abt Ago vraagt hulp bij
Pyter Haringsma, die bijstand belooft. Pyter
H. schreef aan Sikke Sjarda te Franeker, aan
Hottinga’s kinderen te Nijland en aan andere
Schieringers. Men kwam te Sneek bijeen en
trok naar Gaasterland. Des nachts kwam men
te Harich en trok in den morgen naar He
melum. Maar hoe bedrogen kwamen zij uit.
Luwe Popkes Roorda, bevelhebber van de
Spijker, had de sterkte reeds overgegeven.
Haringsma en zijn volk, ontevreden over die
lafheid, trokken toen terug, zonder eenige hulp
aan te brengen; de overgave toch was niet
noodig geweest.
Abt Ago liet het er echter niet bij zitten.
Met Minne Hilles, heerschap te Harich, ver-
eenigd, werden driehonderd Geldersche knech
ten ontboden, om Ygo tot overgave van de
Spijker te dwingen. Ygo met zijn broers en
de Bolswarders trokken tegen hen op, verjoe
gen de krijgsknechten en dooden velen van
hun volk. Sommige vluchtenden zochten toen
lijfsbehoud in de Hospitaalder Kerk van ’t
Sint-Johannesklooster bij Sneek. De benden
der Galama’s staken echter de kerk doodeen
voudig in brand, hoewel toen ter tijde de kerk
als een vrijplaats gold.
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
Vijfde Hoofdstuk.
(Vervolg.)
«En dat waarom niet? Zijn vader was een valsche
speler, Hij moet te Parijs ontmaskerd zijn en heeft
zich te Keulen doodgeschoten. Zijn kinderen er is
behalve Galvan nog eene dochter, die nu twaalf of
dertien jaar zal zijn heeft hij niet zóóveel nagelaten
als men van de hand kan wegblazen. En meent ge
dat mijn broêr zich door zoo’n graaf zal laten impo-
neeren? En al was dat ook zoo. Ik ben haar tante,
en als ’t al op ’t ergste kwam, dan heb ik ook nog
een woordje mee te spreken en niet alleen als tante,
maar ook als medevennoot van Munoz Comp. Be
grijpt u, mijn beste dona Josefa?”
«Maar graaf Galvan treedt toch heel nobel en elegant
op,* viel Dona Josefa in.
«Dat doet hij, maar wat bewijst dat? Het bewijst,
dat ’t daarmee niet in den haak is. En hij zou met mijn
nicht trouwen? God beware! Eerder
Een zacht, bescheiden tikken aan de deur stoorde
de welsprekende verontwaardiging van mevrouw Ve-
reno.
«Wat is er?« vroeg dona Josefa.
Een dienstmeisje kwam binnen.
«Senora, daar zijn twee heeren die mijnheer den lui-
Roman van WOLDEMAR URBAN.
11.
«Om afscheid te nemen?* vroeg zijn moeder verwon
derd.
«O, ik bedoelde slechts voor korten tijd. Ik denk
over een uur al terug te zijn.*
«Maar wat ziet gij er toch uit, Francisco? Gij zijt
veel bleeker als gewoonlijk? Zijt ge nietwèl?*
«Even gezond als altijdmoeder. Inderdaad. Ik
kom u misschien wat bleeker voor, omdat ik de uni
form niet aan heb.*
«Ik weet niet
«Ja wel, ja wel, daar zal ’t van komen», antwoordde
de luitenant haastig. Hij had een brief in de hand en
terwijl hij dien thans aan zijn moeder wilde geven, kon
men zien dat zijn hand even beefde.
«Wat hebt ge dan toch?* vroeg zijn moeder.
«Wel, ’t is-een boodschap aan senorita Car
men Munoz
«Wat?* viel de generaalsvrouw haastig in.
«Ja, een kennis heeft hem mij zoo pas gegeven.
Als ik binnen een uur niet terug mocht zijn, moeder
«Maar wat is er dan toch, Francisco?» vroeg zijn
moeder weer ongerust. Haar zoon protesteerde. Maar
zij keek hem nu wat scherper aan en bemerkte met
haar scherpe moederoogen de buitengewone opgewon
denheid van den jongen man.
«Francisco?» riep zij verschrikt uit, «gij verbergt
iets voor mij. Wat scheelt u? Zijt gij ziek? Spreek!
Ik ben uw moeder.*
«Maar moeder, gij vergist u.«
»Neen, neen, ik vergis mij niet. Je hand beeft en
je blik is zoo ongedurig. Wat is er?«
«Niets, niets, ik verzeker u
«Neen, Francisco, ik laat je zóo niet gaan. Fran
cisco, mijn kind,* vervolgde zij op biddenden toon,
«weet je, wat mijn haar wit en mijn hart vreesachtig
Maar vooral is Pyter bekend door zijn strijd
met Leeuwarden.
Toen ter tijde was Leeuwarden in bloei. De
regeering zorgde er voor goede wetten en
bevelen. Maar, overmoedig geworden, maakte
zij later ook bepalingen, die wel wat van
heerschzucht getuigden. Daardoor berokkende
de stad zich nadeel. Want de huislieden in
den omtrek brachten hunne waren te Sneek
ter markt en voorzagen zich daar van huis
houdelijke artikelen. Leeuwarden jaloersch op
Sneek, en verbood onze stad waren aan de
huislieden onder de jurisdictie van Leeuwarden
te verkoopen. Ook op andere wijzen ver
kortte L. de rechten van onze en andere plaat
sen. Daardoor ontstonden onlusten.
Op de stins Mesewier, te Akkrum, woonde
Wybe Jarichs, die een vijand was van de
Leeuwarders en hunne schepen op de Sneeker
Meer of bij de Irnsumer Zijl aanhield en be
nadeelde en zoo de scheepvaart van Leeuwar
den stremde. De Leeuwarders belegerden zijn
huis (1482), namen het in en slechtten ’t tot den
grond. Maar naderhand nam Wybe Jarichs
het Weslingahuis te Poppingawier bij nacht in
en doodde Douwe Jelles Sjarda, die een zus-
tersman was van Eco en Botte Weslinga.
Dezen riepen de hulp van de Leeuwarders
in, die hem honderd man gaven. Hiermede
namen zij Weslingahuis weer, welk gebouw
reeds door de tegenstanders verlaten was, uit
vrees voor de Leeuwarder hulp. De overwin
naars werden overmoedig en bedreven veel
moedwil in Rauwerderhem en de Sneeker
Vijfga de dorpen Scharnegoutum, Goënga,
Loënga, Gauw en Offingawier.) De dorpe
lingen werden hoe langer hoe ontevrede
ner. De edelen Edo en Hessel Jongema
luidden de alarmklok te Rauwerd. Er werden
brieven gestuurd naar Pyter Haringsma met
bede om hulp. Toen de brieven in Sneek
kwamen, was de Ouderman reeds te bed. Maar
hij staat op, leest de stukken en laat aanstonds
te Sneek uitroepen, dat ieder zich gereed moet
houden ten strijde. De burgers geven daaraan
gehoor. Driehonderd man trekken uit om
Edo en Hessel te helpen. Met het aanbre
ken van den dag komen zij aan, belegeren
het Weslingahuis en nemen het stormender
hand in. Velen der bezetting werden gedood
en vluchtenden in de gracht verdronken. Eén
(zeker de belhamel) namen zij mede naar Sneek
en hingen hem aan de galg.
MP* Hebt ge wat te koopen of te
verkoopen, te huren of te verhu
ren, vraagt ge dienstboden of biedt ge
uw diensten aan, plaats dan deze en alle
andere advertenties
en ge geeft daaraan voor weinig kosten
eene flinke publiciteit.
Evenals andere plaatsen leed de stad her
haaldelijk door den brand. Hebben wij er
reeds een paar branden genoemd, ook Bokke
Haringsma zag zijne stad een paar malen ge
weldig geteisterd. In 1456, in hetzelfde jaar
dat de Ouderman met Burgemeesters, Sche
penenen, Raadsleden en het volk wijze or
donnantiën, keuren en wetten maakten, (zie
Groot Charterboek, dl. 1, blz. 165), verbrand
den hier 26 huizen. En bij den geweldigen
brand op Witten Donderdag verbrandde de
stad voor een groot deel; want alleen de Dijk,
het Kleinzand en de Nieuwe Stad over den
gracht bleven staan. Geen wonder, dat toen
de branden doorgaans een reusachtige afme
ting aannamen: veel hout en geen brandspui
ten. Brandde een perceel, dan gingen rijen
mannen staan en de emmers water, uit de
gracht geput, gingen van hand tot hand, om
door den laatsten man der rij in het pand te
worden leeggestort. Maar Bokke en zijne
wakkere poorters bouwden de stad spoedig
en schooner op.
In 1462 kwamen hier eenige Kruisebroeders,
aan wie de kleine kerk werd afgestaan. De
broeders bouwden er een klooster bij. In het
volgend jaar werd vlak bij de stad ’t Grauw-
Bagijneklooster Groendijk gesticht.
Maar ook van strijd bleef Bokke niet ver
schoond. Watze Bokkes Haringsma, zijn zoon,
die Heerschap van Sloten was, werd daar, in
het jaar 1464, door Oege Donia en andere
Vetkoopers belegerd. Bokke trok met de
Sneekers en andere Schieringers op, versloeg
de Vetkoopers en ontzette Sloten.
Zooals wij reeds schreven, stierf de weer
bare Ouderman in 1469 en werd bij zijn va
der te Thabor begraven. Onder zijn bestuur
verkreeg Sneek nog een groot recht, het munt
recht. De kroniekschrijver Winsemius ver
haalt, eene munt van 1478 te hebben gezien.
Niet minder bekend dan Bokke is zijn zoon
en opvolger Pyter Haringsma, die meermalen
als een der Hoofden van de Schieringers moest
ten strijde trekken en tijdens zijne 19-jarige
regeering den grondslag legde voor de groo-
tere macht van zijn opvolger.
In 1480 nam Pyter met 60 Sneekers en
eenige anderen het Huis te Tjerk werd in. Hij
vertrok na de verovering weer naar Sneek,
maar zorgde, dat zijn medestander Juw Jon
gema er achterbleef met behoorlijke proviand
en wapenen.
W
KEEKER COURANT.
I
T*
I