ft MMS- EK ADVEfflIWAD VOOR SNEEK ES OMSTREKEI ep as De Stadhouders van Friesland. VER IN T ZUIDEN. 1st BlS, lToZ,93. Zaterdag 19 November 1898. 53e Jaargang. m. FEUILLETON. ON. i Uitgevers: POUWELS FALKENA, tegenover ’t Tramstation Sneek. A r. V i in dit blad M. C. N. nen: Rij den In 1584, 9 Wordt vervolgd. Ieder cent. md ills? Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f 0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. 3. uit- oofd- :t de 1.50. i, lion. Big dit nummer behoort een Bijvoegsel. I. Het Friesche volk mag het voorrecht wel op prijs stellen, dat het in den loop van eeni- ge eeuwen in een tak der Nassau’s, de voor vaderen van ons Koninklijk geslacht, mannen heeft gehad, die bij voortduring konden voldoen aan de eischen, welke de Provinciale Staten stelden voor een man, die aan 't hoofd moest staan van de uitvoerende machtseen aensien- lycke, gequalificeerde ende vertroude Persone, van cloeckheyt, dapperheyt ende goede erva- renheyt in materie van State en Crychshandel.” Mochten aan den eenen kant die stadhouders van geluk spreken, dat zij, uit Duitschland ge roepen, de hoogste waardigheid op Frieschen grond deelachtig werden aan den anderen kant zullen de Friezen moeten erkennen, dat hun stadhouders uit het aloude geslacht van Nassau, geen uitgezonderd, het vaderland tot roem en der menschheid tot eer gestrekt heb ben, waar hun bekwaamheid gepaard ging met braafheid, met innerlijke vroomheid. Het kan dan ook niet vreemd schijnen, dat ons blad, dat den 31 Augustus j.l. aan de Ko ningin der Nederlanden als afstammeling van het roemruchtig geslacht van Oranje-Nassau, een woord van diepgevoelde hulde wijdde, den lezers het leven van Hare voorvaderen in ’t geheugen wil terugroepen, waar de levens bijzonderheden der Stadhouders van Holland en Zeeland door veel schrijvers te boek zijn gesteld, maar de Friesche Stadhouders bij het meerendeel van het Nederlandsche volk, ja, gekend worden, maar ook niet meer. En toch al was het alleen slechts, dat Willem Lodevoyk in 1585 de academie te Fra- neker stichtte, die jaren lang een zetel was Vijfde Hoofdstuk. (Vervolg.) «Bij den doop der kleine Bernando, niet waar, heer luitenant? Ik herinner ’t mij heel goed. ’t Ging er dien avond heel vroolijk toe.« «Vroolijker als heden.» «Ja, wat zal men zeggen, heer luitenantZoo gaat het in ’t leven. Heden zus, morgen zóo!» «Gelieve uwe plaatsen in te nemen, mijne heeren kommandeerde thans de onzijdige. Graaf Galvan en luitenant Mandrito plaatsten zich op de hun aangeduidde punten, sloegen de kragen hunner jassen omhoog, teneinde de tegenpartij door het wit linnengoed geen scherp in ’t oog vallend mik punt te geven, en keken elkaar wederkeerig scherp en onderzoekend in de oogen. Er ontstond een hui veringwekkende stilte. De secondanten stonden op hun posten, de dokter bij zijn kistje, voorbereid op alles wat komen zou. ’t Begon werkelijk al te sche meren, en daar graaf Galvan naar ’t westen stond, waar zijn gestalte zich dus scherper afteekende tegen den helderen achtergrond als die van den officier, dien hij in ’t oosten tegenover zich zag, scheen de laatste eenigszins in ’t voordeel. «De wapenskommandeerde de onzijdige. Ieder der duellisten ontving gelijktijdig van zijn gemeend te hebben dat hij zijn tegenpartij gedood had, en was nu ontevreden dat dit niet’t geval was. »U zal wel voor het vervoer van den gewonde zor gen, dokter?» vroeg hij kortaf. «Dat spreekt. Maar gij, heer graaf, zijt óok ge wond.» «Dat beteekent niets. Laat u niet storen. Ik zal mij-zelf wel een reep uit uw verbandkist kunnen om doen.» Hij deed zulks ook met een verbluffende handig heid en zaakkennis. Geen vijf minuten later stond hij met een doelmatig, zuiver verband om ’t hoofd klaar om weg te gaan, ’t Was inmiddels al tamelijk donker geworden. «Ik moet weg,« zei graaf Galvan. «De trein waar mee ik vertrekken moet verlaat Madrid binnen een uur, en ik heb nog heel wat te doen. Vergezelt gij mij, kapitein?» «Geheel tot uw dienst, heer graaf.» Na vluchtigen groet verwijderden de beide heeren zich en waren onmiddellijk in de duisternis verdwenen. «Dat was heden ernst,zei een der achtergebleven secondanten. «Een streep verder naar links, en de graaf was een lijk geweest.» «Dat’s bij den luitenant ’t zelfde ge val,antwoordde een ander zacht. «Wat heeft hen toch zoo aan elkaar gebracht «De vrouw zit er tusschen. En dan weet men wel hoe ’t gaat. Niets zoo erg als dat. Als ’t hiermee maar uit is tusschen die beiden.» «Hoe nu? Gij denkt dat zij op nieuw «Zooiets zit diep, ’t Is als bij een hanengevecht in den circus. Dat houdt pas op, als een van beiden dood is.« Roman van WOLDEMAR URBAN. 12. langs de wangen liep. «Gij zijt gewond, heer graaf!” riep de dokter op ’t zelfde oogenblik en sprong naar hem toe. Daardoor werd de opmerkzaamheid der aanwezigen in ’t eerste oogenblik min of meer van den officier afgeleid. »’t Is nietsriep graaf Galvan non-chalant en ver achtelijk uit, «een schampschotKijk dien kant uit daar!” voegde hij er bijna triomfantelijk bij. Nu keerden de oogen zich weder naar luitenant Mandrito, die thans plotseling begon te wankelen. Zuchtend tastte hij met de linkerhand naar zijn rech terschouder; toen sloot hij als in een aanval van be wusteloosheid de oogen en viel, langzaam ineen zakkende, op ’t gras neêr. Onmiddellijk was de dokter bij hem, trok de jas naar beneden en zocht naar de wonde. «Hoe is ’t, dokter?” vroeg de onzijdige na een ang stige pauze. «De voortzetting van den strijd is onmogelijk,” ant woordde de dokter. «Het duel is geëindigd, mijne heeren,” verklaarde de onpartijdige formeel, en alle aanwezigen kwamen nu haastig naderbij. «Is hij dood?” vroeg graaf Galvan. De dokter had de kleeren van den gewonde met een schaar los geknipt en zoo den rechterschouder bloot gelegd. De wonde was in de weeke deelen be neden den rechter schouder. Er schenen geen been deren geraakt te zijn, want de kogel was door ’t lichaam gegaan’t was echter mogelijk dat de long geraakt was, wat nu nog niet kon worden vastgesteld. «Hij zal wel vier of zes weken moeten liggen, zoo niet langer,» zeide de dokter. Verdrietig wierp graaf Galvan het wapen, dat hij nog altijd in de hand hield, in ’t gras. Hij scheen ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 2’/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. Oranje, werd hij door de Staten, die nu als machthebbers optraden, tot stadhouder verko zen en aanvaardde het bewind, hoewel zich bewust van de groote gevaren, welke een tal rijke vijand buiten en groote verdeeldheid on der de regeeringsleden in Friesland deden ont staan. Toch is het hem gelukt de moeilijk heden ’t hoofd te bieden en werd, bemind en gezien, door de Friezen »uwz Heit” genoemd. In ’t begin van zijn stadhouderschap be paalde hij zich er toe den Spaanschen vijand buiten zijn gebied te houden, maar sinds in 1586 een deel der bezetting van Steenwijk onder den overste van den Bergh plotseling, begunstigd door strengen vorst, die de wate ren onder zijn ijskouden adem deed verstij ven, in Gaasterland verscheen en zelfs Bols- ward bedreigde, begreep Willem Lodewijk in ’t vervolg aanvallend te werk te moeten gaan. Met Prins Maurits vereenigd, zijn vele vestingen veroverd, en zelfs moest Groningen dulden, dat zij er den 24 Juli 1594 hun «joyeuse entrée” hielden. Ook in de volgende veldtochten onderscheid den Willem Lodewijk en zijne dappere Frie zen zich zeer en het was Edzart van Groves- tins gegeven met zijne vendelgenooten in den slag van Nieuwpoort Francisco de Mendoza, Spaansch bevelhebber, gevangen te nemen. In dezen tijd valt ook de liefdesgeschiedenis van Don Emanuel van Portugal met Prinses Emilia van Nassau, welke haar broeder Mau rits veel hoofdbrekens kostte en waarover in ons artikel «Een koning in naam” gehandeld werd. Willem Lodewijk, gehuwd met Anna van Oranje, dochter van Prins Willem den Eersten en dus neef van Maurits, heeft zich ook in deze zaak van zeer nobelen kant doen ken nen en broeder en zuster trachten te verzoenen. Het is hem echter niet gelukt. Niet slechts als krijgsman echter, ook als staatsman maakte hij naam. Vooral bij de on- derhandelingen over het Twaalfjarig Bestand, in 1609, bleek zijn helder verstand. En «tot erkentenis, belooning en vergoeding voor de groote diensten, aan dezen staat bewezen,” werd door de Staten van Friesland zijn politiek traktement verdubbeld en zijn militaire bezol diging tot f 36000 verhoogd. In 1620 stierf hij, oud zestig jaren, en werd onder teekenen van algemeene droefenis met pracht en praal in de Groote Kerk te Leeu warden begraven. Een kostbaar grafmonument werd boven zijn gebeente opgericht. Da Costa wijdde hem deze regelen: Gedenk den vroomen held, die heel zijn zielzucht [prentte, 0 Neerland! in de dienst, tot uw behoud verricht Gij, Friesland, ’t allereerst, met Groningen en Drenthe, Zijn wakkre vaderzorg zoo duur, zoo teer verplicht. Gedenkt hem, Nassau’s Huis, gij zijn doorluchte neven, Van ouds gedragen op der Christnen heilgebed! Gij, uit zyn Frieschen stam op Neêrlands troon ver hieven. O Koning, op wiens keus meer dan Europa let. Zijn wapenspreuk, die hem kenschetst, was «Wils Godt, mit Ehren.” Wordt vervolgd. voor wetenschappen en beshcaving in Neder land en verre daarbuiten, of dat Ernst Casimir, als krijgsoverste met Maurits en later met Fre- derik Hendrik te velde trok en deelnam aan bijkans alle belegeringen, om de nog door de Spanjaarden bezette plaatsen te veroveren, en op het veld van eer stierf, zooals ook zijn zoon Hendrik Casimir I, om slechts eenigen te noemen, dat reeds is voldoende, om hen op onze dankbaarheid aanspraak te doen maken. Willem van Oranje was in 1580 op aam dringen der Staten van Friesland, stadhouder* en gouverneur van deze provincie geworden, en deed in April 1581 met zijne gemalin Charlotte van Bourbon zijn luisterrijken intocht in Leeuwarden. Toch was het hem door zijn vele bezigheden onmogelijk hier lang te ver toeven. Hij stelde Bernard van Merode tot zijn plaatsvervanger aan, maar correspondeerde druk met de Friesche steden, zooals o. a. blij ken kan uit den eigenhandigen brief door de magistraat van Sneek ontvangen, om Steen wijk, dat belegerd werd, bij te staan. Toch was dit de man niet, omdat hij te oud en te zwak was, om zich flink te doen gelden. Op verzoek der Friesche steden benoemde Willem, van Oranje, nadat Merode zijn ontslag had ge vraagd, tot zijn plaatsvervanger aan zijn neef, den 24-jarigen Willem Lodewijk van Nassau. Hij was een zoon van Graaf Johan de Oude, die, Stadhouder van Gelderland, het sluiten van de Unie van Utrecht zeer bevorderd [had. Te Dillenburg geboren en als edelman opge voed, had Willem Lodewijk ook eenigen tijd de hoogeschool te Heidelberg bezocht. En als wetenschappelijk man liet hij niet alleen zijn licht over Franeker schijnen, maar stelde ook veel belang in Groningen, waar hij mede in 1614 den stoot gaf tot de oprichting der hooge school aldaar. Maar vooral als veldheer is hij bekend. Men heeft wel eens gezegd, dat de stoutmoedige door geen kogel getroffen wordt. Ten deele waar, althans hier. Want in 1581 voor Koe- vorden aan het linkerbeen gekwetst zijnde, zoodat hij zijn verdere leven kreupel ging, werd hij elf jaren later voor dezelfde vesting weêr gewond, maar bleef daarna in de heetste ge vechten ongedeerd. na den dood van den Prins van Hebt ge wat te koopen of te w"1®’ verkoopen, te huren of te verhu ren, vraagt ge dienstboden of biedt ge uw diensten aan, plaats dan deze en alle andere advertenties en ge geeft daaraan voor weinig kosten eene flinke publiciteit. n j >e VERSLAG van het verhandelde in de ver gadering van de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Sneek, op 15 Nov. 1898. Tegenwoordig de h.h. J. H. Bont, Voorzitter, R. Re genbogen, J. Smit, A. L. Hansma en M. Haga. Af wezig zonder kennisgeving, de heer P. Reinouts van Haga. Secretaris J. van Loon. I. De notulen der vorige vergadering worden ge lezen en na goedkeuring gearresteerd. II. Medegedeeld worden de sedert uitgegane stuk ken, nos. 65—72, waaronder aan den Minister v. W. H. en N. en aan den Minister v. Koloniën, ter onder steuning van het verzoek om voor Nederland en zijne Koloniën in Oost- en West hetzelfde port te heffen voor brieven en gedrukte stukken; aan den Min. v. Financiën, ondersteunende het verzoek om vrijstelling van zegelrecht voor kwitantiën tot 50 Gld.het hef fen, indien noodig, van 5 ct. tot een bedrag van ƒ200.en van 10 ct. voor hoogere bedragen; aan den Gemeenteraad van Sneek, verzoekende wijziging van de regeling der zaken rakende de scheepvaart- beweging in deze gemeente en het aanstellen van een afzonderlijken havenmeester aan den Gemeente raad om, verzoekende in het belang van het fabrieks- werkvolk, van het goederenvervoer, van de scheep vaart en van het publiek de vier lantarens bij de Ko- ninginnebrug des avonds allen te doen branden; en voorts bericht van de diverse ondersteuningen boven genoemd aan de betrokken Kamers van Kooph. en F. te Utrecht en te Nijmegen. III. Gelezen en behandeld worden de ingekomen stukken a. van de K. v. Kh. en F. te Rotterdam, houdende secondanten een pistool met getrokken loop, en terwijl de secondanten zoo spoedig mogelijk weer zijwaarts onder ’t geboomte sprongen, hielden de tegenpartijen hun wapens met gespannen haan hoog boven zich met den loop naar den hemel. »Eén!« riep de onzijdige luid. ’t Was thans zoo stil dat men het ademhalen der verschillende personen hooren kongeen vogel, geen zuchtje van den wind werd vernomen, ’t Was een ondragelijk pijnlijke positie. »Twee!« klonk ’t op nieuw. Nog altijd stonden de duellisten daar met naar den hemel gerichtte wapens stil en onbeweeglijk elkaar vast in de oogen kijkende. Eerst bij het woord «drie» van den onzijdige daalden de wapens met zekere voor zichtige langzaamheid en zochten hun mikpunt. De schoten knalden onmiddellijk achter elkaar, dat van giaaf Galvan misschien een kleine breuk van een se conde eerder als dat van zijn tegenpartij. Beiden stonden rechtop, blijkbaar ongedeerd. Toen gingen de duellisten ieder een stap vooruit, en het spel begon op nieuw, alleen met dit onderscheid, dat de betrokkenen door de voortdurende spanning gedurig onrustiger, opgewondener en zenuwachtiger werden. Ook moest men zich nu haasten, niet alleen wegens de invallende duisternis, maar ook omdat het geluid der schoten ieder oogenblik aanleiding tot stoornis zou kunnen geven. Weer stonden de partijen met omhoog gehouden wapens tegenover elkaar; weer klonk het huivering wekkend kommando, en weder vielen bij het woord «drie» twee schoten. «Die zit!» riep graaf Galvan woest en opgewonden uit en boog het bovenlijf eenigszins naar voren, alsof hij zoo beter de uitwerking van zijn schot zien kon. Hij scheen er niets van te voelen, dat het bloed hem 1 I RGOURANT i as en de ts. B

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1898 | | pagina 1