ft MEIIWS- ES ADVEOTTIEBLJ» VOOR SHEER ES 0MSTREKE1 De Stadhouders van Friesland. MrljM voor io Nationale fflilio. LICHTING 1900. VER IN 'T ZUIDEN. Zij 53e Jaargang. No. 101. Zaterdag 17 December 1898. Officiëele Advertentiën. KENNISGEVING. BEKENDMAKING. Gratis. FEUILLETON. in dit blad Ag. 1= Uitgevers: POUWELS FALKENA, tegenover ’t Tramstation Sneek. NATIONALE MILITIE. Bij dit Nummer behoort een Bijvoegsel. t ip f Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f 0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. it or ER pen, BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente Sneek, 1 1 die zich thans op dit blad abonneeren, ont vangen de nog in dit jaar verschijnende Nos. »Dat ’s heel hier of daar hun blad gereproduceerd publiek te voldoen. Als de portretten echt waren. L_ ken, hoe leelijk en onzuiver ze ook afgedrukt zijn.» ■r k »Wie weet? Een postbeambte te Bilbao heeft mij eens verteld, dat Pedro Ayala de naam was van een ouden schaapherder, dien hij voor omstreeks vijftig jaren in Andorra*) gekend had en die nu al langer als dertig jaar dood is. Of de man zich ooit met smokkelen had afgegeven wist de postbeambte niet; mogelijk is ’t echter in elk geval en waarschijnlijk zelfs, dat al die half en geheel verdichte verhalen, die over dien man of dien naam verteld worden, van dien ouden schaapherder hun uitgangspunt nemen.» «Die al zoolang dood is?« «Daar vraagt het volk niet naar. De verbeeldings kracht van het volk spint het leven zijner helden ge durig verder uit, ook al is de held dan al lang dood.« «Maar hoe kunnen ze hem gevangen nemen, en hoe kan hij ontsnappen, als hij allang dood is?« vroeg zijn zuster naïf. Galvan trok lachend de schouders op. «Grillen van het lot, mijn kind,« zeide hij. »Een echte volks held sterft nooit. Niet alleen zijn naam, maar ook zijn daden erven over. Maar bekommer je daar nu niet langer over. Ziezoo, nu zijn we thuis!» Hij nam zijn zuster als een kind vaster, teederder in de armen en reed een heuvel op, aan welks voet het slot Valverda met zijn gothieke torentjes en zijn verweerde zwartgrauwe mtfren door reusachtige ka- stanjeboomen en eeuwenoude beuken en kurkeiken kwam heenkijken. Daarbij had hij het rijtuig weer ingehaald, dat een eindje voor hem uitreed. »Hoe komt die ezel, die Pedro, er bij,« viel hij op eens weder op zijn gebiedend voorname, scherpe ma nier uit, »om slechts één paard in te spannen, als hij met je uitrijdt?* «Maar, mijn hemel, Galvan, wat beteekent dat nu zei zijn zuster besussend. «Ik ben toch niet zoo I zwaar dat hij twee zou moeten nemen.» Gelet op art. 19 der Wet op de Nationale Militie; Brengen ter openbare kennis, dat bij Hoofdstuk III dier wet, handelende over de Inschrijving voor de Militie, onder anderen voorkomt het navolgende: Art. 15. Jaarlijks worden voor de Militie inge schreven alle mannelijke ingezetenen, die op den Isten Januari van het jaar hun 19de jaar waren ingetreden. Voor ingezeten wordt gehouden: 1. hij, wiens vader, of, is deze overleden, wiens moeder, of, zijn beiden overleden, wiens voogd inge zeten is volgens de wet van den 28sten Juli 1850 (Staatsblad no. 44); 2. hij, die, geen ouders of voogd hebbende, ge durende de laatste, aan het in de eerste zinsnede van dit artikel vermelde tijdstip voorafgaande acht tien maanden in Nederland verblijf hield 3. hij, van wiens ouders de langstlevende inge zeten was, al is zijn voogd geen ingezeten, mits hij binnen het Rijk verbluf houdt. Voor ingezeten wordt niet gehouden de vreemdeling, behoorende tot eenen Staat, waar de Nederlander niet aan den verplichten krijgsdienst is onderworpen, of waar ten aanzien der dienstplichtigheid het beginsel van wederkeerlgheid is aangenomen. Art. 16. De inschrijving geschiedt: 1. van een ongehuwde in de gemeênte, waar de vader, of, is deze overleden, de moeder, of, zijn beiden overleden, de voogd woont; 2. van een gehuwde en van een weduwnaar in de gemeente, waar hij woont; 3. van hem, die geen vader, moeder of voogd heeft of door dezen is achtergelaten, of wiens voogd buitens lands gevestigd is, in de gemeente waar hij woont; 4. van den buitenslands wonenden zoon van een Nederlander, die ter zake van ’s lands dienst in een vreemd land woont, in de gemeente, waar zijn vader of voogd het laatst in Nederland gewoond heeft. Art. 17. Voor de Militie wordt niet ingeschreven 1. de in een vreemd Rijk achtergebleven zoon van een ingezeten, die geen Nederlander is; 2. de in een vreemd Rijk verblijf houdende ouder- looze zoon van een vreemdeling, al is zijn voogd ingezeten 3. de zoon van den Nederlander, die ter zake van ’s lands dienst in ’s Rijks overzeesche bezittingen of koloniën woont. Art. 18. Elk, die volgens art. 15 behoort te wor den ingeschreven, is verplicht zich daartoe bij Bur gemeester en Wethouders aan te geven tusschen den Isten en den Sisten Januari. Bij ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis is zijn vader, of, is deze overleden, zijne moeder, of, zijn beiden overleden, zijn voogd, tot het doen van die aangifte verplicht. Art. 20. Hij, die eerst na het intreden van zijn 19de jaar, doch vóór het volbrengen van zijn 20ste, inge zeten wordt, is verplicht, zich, zoodra dit plaats heeft, ter inschrijving aan te geven bij Burgemeester en Wethouders der Gemeente, waar de inschrijving, vol gens art. 16, moet geschieden. Daarbij gelden de bepalingen der 2de en 3de zin sneden van art. 18. Zevende Hoofdstuk. (Vervolg.) wel mogelijk. De dagbladen hebben maar een portret weggenomen, dit in 1 en er onder gezet: Pedro Ayalaalleen om aan de nieuwsgierigheid van het publiek ie vuluueu. Als de portretten echt waren, dan moesten zij althans eenigszins op elkaar gelij- «Gij bedoelt dat de echte Pedro Ayala er in ’t ge heel niet bij is?« «Wie weet dan iets van den echten Pedro Ayala? Ik houd mij overtuigd, dat al deze portretten photo- grafiën zijn van dood onschuldige personen of pure fantasie van den een of anderen teekenaar, die. zijn modellen wellicht op straat, in een koffiehuis of in de arena genomen heeft, naar personen die even weinig met Pedro Ayala hebben uit te staan, als gij en ik.« «Maar wie is dan toch eigenlijk die verschrikkelijke Pedro Ayala ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/. cent. Groote letters naar plaatsruimte. Zijne inschrijving geschiedt in het register van het jaar, waartoe hij volgens zijnen leeftijd behoort. Naar aanleiding van bovenstaande bepalingen maken Burgemeester en Wethouders verder bekend, dat op Woensdag den Aden Januari 1899 ten Gemeentehuize alhier eene bijzondere zitting zal worden gehouden tot inschrijving der mannelijke ingezetenen, die op den Isten Januari 1899 hun 19de jaar waren ingetreden, en die alzoo geboren zijn in 1880. Terwijl overigens de inschrijving ter Secretarie dezer gemeente kan geschieden van ’s morgens 9 tot ’s namiddags 1 uur. Sneek, den 16den December 1898. Burgemeester en Wethouders voornoemd, ALMA, Burgemeester. JAC. van der LAAN, Secretaris. Roman van WOLDEMAR URBAN. 20. Andorra is een klein terrein van zes gemeenten, dat zich republiek noemt, ’t Ligt op de grenzen tus schen Spanje en de Pyreneën, als in de bergen ver loren. Dat het zijn onafhankelijkheid tot nu be waard heeft, ligt zeker aan het afgezonderde zijner ligging en de armoede van het landje. zooals marmer, gepolitoerde porfier, als muur- en vloerbekleeding aangebracht. Maar juist die oorspron kelijke pracht deed het verval waarin alles zich thans bevond, te duidelijker uitkomen. De kapiteelen beschadigd; de vloer hier en daar verzakt en slecht en voor een koopje bijgeholpende politoer van pi laren en wanden verdwenenzelfs de portretten aan de wanden in beschadigde lijsten, bestoven en ge deeltelijk in flarden uit de lijsten hangende; deuren en vensters, gedeeltelijk versierd met heerlijk en kostbaar snijwerk, waaraan wellicht tientallen van jaren gewerkt was, thans door de houtwormen ver vreten, vermolmd tot aan ’t inelkaarvallen toe. En zoo behoorde het slot Valverde tot een dier tal rijke huizen in Spanje, waar geen einde komt aan ’t restaureeren als men er eenmaal mee begint, waarom men maar liefst alles zoo laat, als ’t is. Een ruïne, getuigende van een grootsch, schitterend verleden en die het tegenwoordige geslacht nog slechts ge brekkig tot woonplaats diende. Overal, aan de wanden en boven de poorten en deuren van het slot en de nevengebouwen, zag men, nü eens in gips of stuk, dan als kunstig mozaïk- werk, een olijftak afgebeeld die uit eens rots ont spruit. Dat was het wapen der graven de Valverde, thans, als al ’t andere, uitgewischt of geschonden, evenzeer als in den geest van graaf Galvan de laatste stamhouder der familie de oude traditiën der voorvaderen waren uitgewischt. Hij ging zijn eigen wapen het zinnebeeld van vlijt en van den zegen van den landbouw achteloos voorbij, als iets dat niet meer in den tijd paste; als iéts dat tot het verleden behoorde, iets ouderwetsch. Wordt vervolgd. wilden in Friesland de belastingen op denzelf- den voet als in Holland geheven zien, wat tot velerlei botsing met hun gezanten en krijgs volk aanleiding gat. De verdienste van Graaf Hendrik Casimir ligt nu hierin, dat hij de ge moederen aan den eenen kant wist gerust te stellen en ook te beletten, dat de troepen Leeu warden binnentrokken, als zijnde dit strijdig met de hoogheid en de rechten van Friesland. Hij heeft de twistende partijen vooreerst weten te bevredigen. Doch zijn kracht lag nog meer in den krijg. Hij is een uitnemende steun geweest voor Fre- derik Hendrik bij zijn tochten, en werd dan ook in 1637 aan ’t hoofd van een vliegend legertje gesteld om de Spanjaarden bij Maas, Waal en Rijn te bestoken en gedroeg zich daarbij, volgens een geschiedschrijver uit dien tijd, «met sonderlinge sorgvuldigheyt en vigi- lantie.” Het «war bestimmt im Gottes Rat,” dat ook deze Vorst, die om zijn uitnemende eigen schappen en godsdienstige gezindheid zeer be mind was, «den Vaterlandt getrouwe tot in den Dood” zou zijn. Ook hij is op het veld van eer gebleven, evenals acht zijner voorgangers, Graven van Nassau. Op een tocht in Vlaan deren, vlak bij het stedeke Hulst een schans aanvallende, waarbij zijn soldaten uit «een son- derlinghe ghenegenheydt, die sy hem toedroe gen, als leeuwen vochten,” werd hij in den rug geschoten en viel neer. Hij bleef eenigen tijd liggen en is toen door zijn soldaten op een baar, van pieken gevormd, naar het fort Nassau gedragen en later naar de schans St. Anna. Zeven dagen heeft hij daar gele gen, met den dood worstelend, en stierf den 18 Juli 1640. Zijn broeder Willem Frederik en de predikant Rintius Festius van Huizum sloten hem de oogen. Groot was de rouw, algemeen de droefheid bij zijn verscheiden. Zelfs bij den vijand was hij in groot aanzien, hetgeen blijken kan uit het gezegde van een der Spaansche hoofd officieren: «Heden is de braafste cavalier van Nederland gestorven.” Of volgens een ander tijdgenoot: »hy was met sonderlinge gaven van Godt gesegent ende met veel trefiycke deugden verciert, seer sorchvuldigh om zyn gouvernementen in rust ende vrede te regeeren, ende mitsdien alle herten, selfs oock svner vy- Wilt ge iets koopen of verkoo- pen, huren of verhuren, vraagt ge dienstboden of biedt ge uw diensten aan, plaats dan deze en alle andere ad vertenties Hij sloeg er geen acht op. »Pedro!« riep hij den koetsier in ’t voorbijrijden gebiedend toe. «Senor conde,* antwoordde deze onderworpen. «Ik dacht dat gij nu oud genoeg waart om te weten, dat een condesa de Valverde niet met één paard uitrijdt als een veehandelaar of een reiziger in sterken drank. Wat moet dat beteekenen?» «Senor conde begon de koetsier zich veront schuldigende. «Geen woord!» viel graaf Galvan hem toornig in de rede; «dat behoort zoo niet. Mijn zuster is geen kind meer. Moeten de menschen niet denken dat men op het slot Valverde er geen twee koetspaar den meer op na kan houden? Ik wil niet dat dit weer voorkomt.» Onmiddellijk daarop hield hij stil onder een ge welfde poort, een oud, interessant, maar tamelijk vervallen muurwerk, vanwaar een kruisgang, zooals men ze in de kloosters vindt, naar boven naar het slot zelf voerde. Buitendien had het slot Valverde in menig opzicht overeenkomst met den bouwtrant van een klooster. Aan zoo’n stichting herinnerde niet alleen de kruisgang, maar ook de klokketoren van het slot zelf, die een prachtig vergezicht over den om trek aanbood. Het slot Valverde, prachtig mooi aan den oever van de Ebro gelegen, was een tamelijk uitgestrekt gebouw, dat ontegenzeglijk uit de goede tijden der grafelijke familie Valverde afkomstig was. Dat men bij het bouwen niet op kosten gezien had, getuigden de zuilengangen die de kruisgang en de voorhal van het slot versierden, welks pilaren van marmer uit de Sierra Nevada waren, terwijl de bewerking der kapiteelen de meesterhand verried. Ook in de reus achtige parterre-hallen van het slot, die zoo’n heer lijk ontwijk aanboden tegen de gloeiende hitte daar buiten, waren bijna overal de edelste steensoorten, III. De Broeders GRAAF HENDRIK CASIMIR I, (1611—1840) en PRINS WILLEM FREDERIK, (1613—1664). Men kan gerust aannemen, dat de zonen van Ernst Casimir voor ’t grootste gedeelte hun opvoeding te danken hebben aan hun uitnemende moeder, die, wat in vorstelijke hui zen dikwijls niet de gewoonte is, zich aan hare kinderen geheel gaf. In talen en geschiede nis, wiskunde en staathuishoudkunde deed zij hen door bekwame mannen onderwijzen, en, of schoon zelve een vreemde, zag Sophia Hedwig in, dat hun toekomstige bestemming eischte, met de zeden en gewoonten van Friesland goed op de hoogte te komen. Zij, wier lijf spreuk was, «au ciel mes voeux,” gaf hun na tuurlijk een godsdienstige opvoeding. Was de jongste der zonen, Willem Frederik, eerst als student te Leiden ingeschreven en later aan de hoogeschool te Groningen, de oudste, Hendrik Casimir, volgde reeds vroeg zijn vader naar ’t leger en nam praktisch les bij zijn neef, den stedebedwinger Frederik Hen drik, die hem na den dood van Ernst Casimir diens regiment gaf. In 1632 werd hij door de Staten van Fries land tot Stadhouder gekozen en eenigen tijd later stelden Groningen en Drenthe hem aan hun hoofd. Rustig was zijn regeering echter niet, omdat voortdurend onderlinge twisten te beslechten waren. De Generale Staten toch BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Gemeente Sneek, brengen ter voldoening aan art. 87 der wet op de Nationale Militie van den 19den Augustus 1861 (Staatsblad no. 72), gewijzigd bij de Wet van 2 Juli 1898 (Staatsblad no. 170), ter openbare kennis, dat de zitting van den Militieraad voor deze Gemeente zal worden gehouden te Bolsward in het Gemeente huis, op Woensdag den 21 December a.s. des voor- middags ten 10‘/4 uur en dat voor dien Raad moeten ver schijnen 1°. de vrijwilliger voor de Militie: 2°. de loteling, die vrijstelling verlangt wegens zie kelijke gesteldheid of gebreken, of gemis van gevor derde lengte. Sneek, den 12 November 1898. Burgemeester en Wethouders voornoemd, ALMA, Burgemeester. JAC. van der LAAN, Secretaris. en ge geeft daaraan voor weinig kosten eene flinke publiciteit. OURANT. lij' 5, JL I 3 l l 3 1 3 1 i i l Q n e .8 n r i- i-

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1898 | | pagina 1