a WOK 8SEEK Ell 0MSTREKE1
Rembrandt-liUeratuur.
Nieuwjaarwenschen
IhWM voor ie Nationale Militie.
VER IK T ZOIDEK.
J1EDWS- ES 1BÏEETENT1EIIL1D
miLMTOM.
Zij
ITo. 103.
Zaterdag 24 December 1898.
53e Jaargang.
Officiëele Advertentiën.
BEKENDMAKING.
Gratis.
in dit blad
Uitgevers: POUWELS FALKENA, tegenover ’t Tramstation Sneek.
ie
is.
Bij dit Nummer behoort een Bijvoegsel.
f
Ic-
k,
die zich thans op dit blad abonneeren, ont
vangen de nog in dit jaar verschijnende Nos.
Evenals het vorig jaar, geven wij ook
thans onzen lezers de gelegenheid in het Nieuw-
jaarsnummer hunne
te plaatsen; wij hebben ook nu weder den
prijs op 25 cent gesteld en verzoeken be
leefd vroegtijdige inzending.
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 2'/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
zij hebben zoo’n staalgladde, staalscherpe glans, dat
’t mij altijd bang en griezelig om ’t hart wordt, als
ik ze zie. Z6o ziet de leugen er uit! Dat’s altijd
mijn eerste gedachte, als graaf Galvan in mijne nabij
heid komt. En zijn mond! Kijk zijn mond maar
eens: zoo fijn, zoo fraai, zoo zoetelijk verlokkend en
verleidend. Zou men niet denken, mijn waarde, dat
de duivel zelf, als hij ooit weder een menschelijke
gedaante aanneemt, de gestalte van graaf Galvan kie
zen zou?«
»God sta mij bij, mevrouw, hoe komt u toch tot
zulke gedachten?*
»Ik weet het niet. Als ik daarmee een zonde bega,
dan zal God mij die vergeven, want ik kan niet an
ders. Zie, mijn waarde, ik heb graaf Galvan eenmaal
hooren zeggen, dat er in onze tegenwoordige wereld
geen mensch was die, zonder te liegen, fatsoenlijk
in zijn graf kon komen. Hebt gij ooit zooiets ge
hoord? Is dat niet vreeselijk? En wel te vreeselij-
ker, omdat het waar is. Maar als een mensch als
graaf Galvan zooiets zegt, dan heb ik altijd ’t gevoel
alsof hij eigenlijk zeggen wou: »De waarheid is
onzin. Slechts domme menschen spreken de waarheid.
Het eenig bruikbare in deze wereld is de leugen!*
En, ziet ge, mijn waarde, dat wekt mijne ver
ontwaardiging op, dat gaat mij door en door. Heb ik
daarin geen gelijk?*
«Nu, God zij zijn ziel genadig, mevrouw. Ik wil
hopen dat hij niet half zoo slecht is, als u hem af
schildert.*
«Ik ook, maar ik geloof ’t niet. Hij is een mensch
zonder eenig innerlijk warm gevoel. Ik kan mij voor
stellen dat hij een mensch overhoop schiet of steekt,
zooals bijvoorbeeld een slager een kalf. Nu, steken we
er een speldje bij. Ik houd er waarljjk niet van
LICHTING 1900.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente
«SneeA,
Gelet op art. 19 der Wet op de Nationale Militie;
Brengen ter openbare kennis, dat bij Hoofdstuk III
dier wet, handelende over de Inschrijving voor de
Militie, onder anderen voorkomt het navolgende:
Art. 15. Jaarlijks worden voor de Militie inge
schreven alle mannelijke ingezetenen, die op den
lsten Januari van het jaar hun 19de jaar waren
ingetreden.
Roman van W0LDEMAR URBAN.
22.
Achtste Hoofdstuk.
(Vervolg.)
>Ik heb met Carmen gesproken. «Carmen,* heb ik
gezegd, »dat zult gij toch niet doen! Gij zult toch
niet met zoo’n armen drommel trouwen gaan? Met
zoo’n akeligen man Een-Nu, gij weet wel,
wat men onder dergelijke omstandigheden zegt en zeg
gen mag. Maar, zooals ’t bij zulke meisjes is als
zij zich iets in ’t hoofd hebben gezet ’t gaat ’t
eene oor in en ’t andere uit. In plaats van haar
verstand te gebruiken, worden zij er nog meer door
geprikkeld en raakt haar hoofd nog meer op hol. ’t Is
wel treurig.*
«Stil, mevrouw, hoordet gij niets?*
De beide dames luisterden een oogenblik. Maar
alles bleef stil in de zijkamer.
»’t Is niets,* fluisterde de generaalsvrouw eindelijk
weder en zelfs nog zachter als straks. «Stel u nu
eens voor, wat dat alles worden moet. Zij zullen zich al
len met elkaar ongelukkig maken. Dat zie ik aankomen.*
»Wat kan ik er aan doen? Moetik buitendien niet
reeds verschrikkelijk lijden met mijn zoon? Ik wou
wel dat hij Carmen nooit gezien had.*
»Zeg dat toch niet.*
«Waarom dan niet? Wat heeft hij er van? Liefde
Voor ingezeten wordt gehouden:
1. hij, wiens vader, of, is deze overleden, wiens
moeder, of, zijn beiden overleden, wiens voogd inge
zeten is volgens de wet van den 28sten Juli 1850
(Staatsblad no. 44);
2. hij, die, geen ouders of voogd hebbende, ge
durende de laatste, aan het in de eerste zinsnede
van dit artikel vermelde tijdstip voorafgaande acht
tien maanden in Nederland verblijf hield;
3. hij, van wiens ouders de langstlevende inge
zeten was, al is zijn voogd geen ingezeten, mits
hij binnen het Rijk verblijf houdt.
Voor ingezeten wordt niet gehouden de vreemdeling,
behoorende tot eenen Staat, waar de Nederlander niet
aan den verplichten krijgsdienst is onderworpen, of
waar ten aanzien der dienstplichtigheid het beginsel
van wederkeerigheid is aangenomen.
Art. 16. De inschrijving geschiedt:
1. van een ongehuwde in de gemeente, waar de
vader, of, is deze overleden, de moeder, of, zijn beiden
overleden, de voogd woont;
2. van een gehuwde en van een weduwnaar in de
gemeente, waar hij woont;
3. van hem, die geen vader, moeder of voogd heeft
of door dezen is achtergelaten, of wiens voogd buitens
lands gevestigd is, in de gemeente waar hij woont;
4. van den buitenslands wonenden zoon van een
Nederlander, die ter zake van ’s lands dienst in een
vreemd land woont, in de gemeente, waar zijn vader
of voogd het laatst in Nederland gewoond heeft.
Art. 17. Voor de Militie wordt niet ingeschreven
1. de in een vreemd Rijk achtergebleven zoon van
een ingezeten, die geen Nederlander is;
2. de in een vreemd Rijk verblijf houdende ouder-
looze zoon van een vreemdeling, al is zijn voogd
ingezeten
3. de zoon van den Nederlander, die ter zake van
’s lands dienst in ’s Rijks overzeesche bezittingen of
koloniën woont.
Art. 18. Elk, die volgens art. 15 behoort te wor
den ingeschreven, is verplicht zich daartoe bij Bur
gemeester en Wethouders aan te geven tusschen den
lsten en den 31sten Januari.
Bij ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis is
zijn vader, of, is deze overleden, zijne moeder, of,
zijn beiden overleden, zijn voogd, tot het doen van
die aangifte verplicht.
Art. 20. Hij, die eerst na het intreden van zijn 19de
jaar, doch vóór het volbrengen van zijn 20ste, inge
zeten wordt, is verplicht, zich, zoodra dit plaats heeft,
ter inschrijving aan te geven bij Burgemeester en
Wethouders der Gemeente, waar de inschrijving, vol
gens art. 16, moet geschieden.
Daarbij gelden de bepalingen der 2de en 3de zin
sneden van art. 18.
Zijne inschrijving geschiedt in het register van het
jaar, waartoe hij volgens zijnen leeftijd behoort.
Naar aanleiding van bovenstaande bepalingen maken
Burgemeester en Wethouders verder bekend, dat op
Woensdag den iden Januari 1899 ten Gemeentehuize
alhier eene bijzondere zitting zal worden gehouden
tot inschrijving der mannelijke ingezetenen, die op den
lsten Januari 1899 hun 19de jaar waren ingetreden,
en die alzoo geboren zijn in 1880.
iemand wat slechts na te geven, maar hier ik kan
er niets aan doen hier moet ’t er uit. ’k Zou an
ders stikken. Hij is de belichaamde zonde. Wie
ook maar oppervlakkig met hem in aanraking komt,
lijdt er onder. En hij, hij zou met mijn Carmen
trouwen? ’k Hak mij eerder de hand af. Ik heb ook
aan mijn broer gezegd: «Silva,* heb ik gezegd, »als
gij Carmen aan den graaf tot vrouw geeft, dan neem
ik mijn geld uit de zaak, al zou ’t dan ook uw on
dergang zijn dat’s mij onverschillig En als dat
’t geval zou moeten worden, dan heb ik u vooruit ge
waarschuwd.*
«En wat heeft mijnheer uw broeder daarop geant
woord
»Wat zou hij zeggen? Hij verzekerde mij, dat hij
zelf ook alles behalve ingenomen was met het aan
zoek van den graaf, maar dat men de zaak toch niet
op zoo’n bitse en scherpe manier kon afslaan. Men
moest haar kalm overwegen, een geschikte gele
genheid afwachten, tijd zoeken te winnen en der
gelijke praatjes meer.*
«En daarmede meent hij graaf Galvan tevreden te
zullen stellen?*
»Ja, op dié of op een andere manier, mijn waarde.
Maar, hoe ’t ook zij, hij krijgt Carmen niet, en
daarmee uit! Ik wou wel dat Francisco hem maar
doodgeschoten hadSlechts een enkele streep meer
rechts, en ’t was zoo geweest.*
«De Hemel beware!*
»Och, kom! Dan waren we van alles af geweest.
Maar nu moet ik weg. Gij hebt de kruiden
toch geprobeerd, niet waar?*
Mevrouw Josefa knikte toestemmend.
«En wat zegt de dokter er van?*
Wordt vervolgd.
Wilt ge iets koopen of verkoo-
pen, huren of verhuren, vraagt
ge dienstboden of biedt ge uw diensten
aan, plaats dan deze en alle andere ad
vertenties
Het was in het jaar 1891, dat de acht-en
dertigste druk verscheen van een doorwrochte
studie van 400 bladzijden over Rembrandt, een
jaar te voren van de pers gekomen en sedert veel-
maals herdrukt. Zij heeft tot titel«Rembrandt
als Erzieher”. De schrijver er van tracht aan te
toonen, dat Duitschland ziek is en door Rem
brandt genezen moet wordendeze kan ten op
zichte van wetenschap, kunst en beschaving den
Duitschers den weg wijzen, of om het totum
pro parte te nemen: Holland moet Duitschland
in menig opzicht ten voorbeeld zijn. Misschien
kan, wat de schrijver wil, het best blijken uit
eenige weinige regels, zoo maar uit den rijken
schat van gedachten, welke dit boek bevat,
genomen«Preussen hat einmal, unter dem
grossen Kurfürstsn, Holland das Leben ge-
rettet; Holland könnte ihm jetzt, in etwas an-
derer Weise, diese That zurückgeben. Rem
brandt wurde, was er war, durch Holland;
durch ihn, als nationalen Mustertypus gefasst,
kann Preussen das werden, was Holland war
der fruchtbare Boden für eine freie und echt
künstlerische Geistes-entwicklung.”
Dit boek, met zijn verbazend aantal feiten
en zijn rijken inhoud, heeft velen tot schrijven
gezet, om óf den auteur van «Rembrandt als
Erzieher” te bewierooken, óf hem duchtig de
les te lezen voor zijn afgeven op het «Deutsch-
tum.” Als voorbeeld van de eersten willen
wij het boek: «der Rembrandt deutsche. Vom
ejrlem Wahrheitsfreund” aanhalen, waarin in ’t
bijzonder op professoren en Israëlieten afge
geven wordt, wat ook in ons land den recht-
matigen toorn van velen heeft gaande ge
maakt. Uit de bijna 700 Schlussbemerkungen,
bijna alle aphorismen, willen wij er één aan
halen om te bewijzen, hoe hoog de schrijver
met «Rembrandt als Erzieher” wegloopt«Dies
Buch gleicht dem Innern der Markuskirche
von Venedig; tragende Glieder treten auszer-
lich tast garnicht hervoralles ist im Teppich-
stil gehalten, aber in was für einen Teppich-
stil! Der geist Gottes und der Geschichte
stralt uns tausendfach aus ihm entgegen.”
Als een vervolg hierop verschenen: «40 Lieder
von einem Deutsche n," welke ik slechts onder
eenig voorbehoud aanraad te lezen.
Maar aan den anderen kant waren er ook
Duitsche schrijvers, die de Rembrandt verheer
lijking bespottelijk vonden, (evenals nu som
migen de pas gehouden Rembrandt-tentoon-
stelling te Amsterdam), en stoutweg beweer
den, dat onze grootste schilder nooit geleefd
heeft en uit vele handteekeningen op schil
derijen uit te maken is, dat men in Ferdinand
Bol den maker te zien heeft van de grootsche
kunstgewrochten, welke nu nog op naam van
Rembrandt staan. Natuurlijk haalden velen
hierover medelijdend de schouders op, maar
toch heeft die boute uitspraak nog enkelen
aan ’t wankelen gebracht.
Het kan niet in mijne bedoeling liggen, dit
forsche boek, dat over «Rembrandt als op
voeder” handelt, met den lezer door te loopen,
alhoewel het zeker velen aangenaam zou zijn
den vorst onzer schilders van zoovele gunstige
zijden door een vreemdeling te zien afschil
deren, waar zij voor enkele maanden nog de
producten van zijn veelzijdig penseel te Am
sterdam mochten bewonderen. Toch jeuken
mij de vingers om althans eenige regelen uit
dit boek in ’t Hollandsch weer te geven, waar
het onze grootheid in de 17e eeuw zoo schit
terend doet uitkomen. Ik wil dan eenige gre
pen doen uit het hoofdstuk «Holland en Prui
sen,” en den Germaan enkele grove vergis
singen gaarne vergeven.
Rembrandt is niet alleen Neder-Duitscher in
’t algemeen, maar Hollander in ’t bijzonder
Hollander in elke penseelstreek, soms tot in
’t uiterste. Zijn vaderland, ook zijn geestelijk,
ligt tusschen land en zee. Hier, waar de
Oceaan het Duitsche land kust, hebben beide
een bond voor de eeuwigheid gesloten. Hol
land is een land van boeren in de gunstigste
beteekenis van het woord; het is kenschet
send, dat de hoofdstad van het Rijk tot aan ’t
begin dezer eeuw een dorp was De Hol
landers zijn echter boeren van een bijzonder
soorthet zijn «zeeboeren,” evenals vroeger de
Grieken. En zij zijn met de Duitsche zeer
verwant. Het eigenlijke Koninkrijk Pruisen
is door Hollanders geworden wat het is: Von-
laat zich niet dwingen, en als Carmen nu eenmaal
geen andere mag, als haar graaf, wat kan ik er
dan aan veranderen? Dan moet zjj met hem trouwen.
Mijn zegen heeft ze.«
«Den mijne echter niet!* viel de generaalsvrouw
haar verontwaardigd in de rede.
«Wat zal men zeggen, mevrouwdes menschen wil
is immers zijn hemelrijk.*
«Neen, dat is ’t in dit geval niet, en zoolang ik
een lid verroeren kan, krijgt graaf Galvan mijn nicht
niet. Gij kunt niet gelooven, mevrouw Josefa, hoe
ik dien man haat.*
«Wien? Graaf Galvan de Valverde?*
»Ja.«
«En dat waarom?*
«Rondweg gezegd, ik weet ’t niet. Hij heeft mij
nooit iets gedaanmaar, waarachtig, als hij in mijne
nabijheid komt krijg ik eene gewaarwording als moest
ik ’t venster uitspringen bij mijn arme ziel, ’t is zoo
Hij heeft iets glads en betooverends als een slang.
Nu, toegestemd: hij is een knap man, en een jong
meisje, dat van niets weet, kan zich door zijn uiter
lijk laten misleiden. Hij kleedt zich onberispelijk en
met veel smaak. Maar hebt gij hem wel eens scherp
in de oogen gekeken, mevrouw Josefa?*
»Ik?« antwoordde deze bijna verschrikt. «God be
ware. Hoe zou ik daartoe komen?*
«Daar hebt gij ’t alNiemand doet ’t en niemand
durft ’t. ’t Is huiveringwekkend dien man in de oogen
te kijken, men rilt daarbij tot in ’t hart. Ik weet
niet wat ’t is, maar ik kan hem niet uitstaan. Als
een schilder eens het beeld der zonde schilderen wil,
dan moet hij daaraan de oogen van graaf Galvan ge
ven. Zij zijn niet leelijk, o neen? Wie weet of er
geen menschen zijn die ze zelfs mooi vinden, maar
en ge geeft daaraan voor weinig kosten
eene flinke publiciteit.
Terwijl overigens de inschrijving ter Secretarie
dezer gemeente kan geschieden van ’s morgens 9 tot
’s namiddags 1 uur.
Sneek, den 16den December 1898.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
JAC. van der LAAN, Secretaris.
Dit blad, verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f 0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
OURANT
ff’
ia,!