NIEUWS- ES 1WEMESTBL1D
VOOR SMEEK ES MSTREEES.
„HEKSENGOUD."
i
F IH L L E T 8
Zaterdag 20 Januari 1900.
55e Jaargang-
ITo. 6.
1
L
Uitgevers: POUWELS FALKENA, tegenover’tTramstation Sneek.
Binnenlandsch Nieuws.
in dit blad
Een huwelijks-aanzoek bij
een koningin door een
Fries.
1.
1
«3
Wilt ge iets koopen of verkoo-
a"™"®11 pen, huren of verhuren, vraagt
ge dienstboden of biedt ge uw diensten
aan, plaats dan deze en alle andere ad
vertenties
ii.
1
1
4
ÉS
-
k
■an
,n-
M. C. N.
d
s
j
V,
iet
;en
ite
■af
cht,
kte,
zer-
de
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
Inhoud van het Friesche Tijdschrift «Sljucht en
Rjucht,* 20 Januari 1900.
Us Keninginne op ’t iis, In Friezinne yn den Haech
Voor broodeloosheid bewaard. Naar het Dagbl. be
richt, heeft H. M. de Koningin aan de vrouw van den
ontrouwen bewaarder van H. M. zilverkamer, geld ge
geven voor de inrichting van een zoutevischwinkeltje,
waarin zij nu trachten zal voor zich en haar vier
kinderen den kost te verdienen, terwijl haar man in
de gevangenis is,
Geen koude. Blijkens het weerbericht van gisteren
morgen 8 uur was de temperatuur, op eene enkele
uitzondering na, overal boven het gemiddelde, zoowel
in het N. O. en Oosten als in Duitschland, Frankrijk
en Engeland.
zal
3S-
Allin-
gaf
♦s.
bij
35
3e-
w-
)or
be
ak.
ias
de
3B,
•dt
in
.n
j-
-I
Roman van E. WERNER,
Schrijfster van «Aan het Altaar«, »Fata Morgana*,
«De Alpenfee* enz.
ie
n-
a-
.t-
■e-
en
il,
er
niet zoo dadelijk het bijltje er bij moeten neerleggen.
Je hadt moeten blijven standhouden en de tanden op
elkaar drukken, 't Zou wel niet zoo gemakkelijk ge
weest zijn, maar je toekomst hing er van af.«
«Die was buitendien toch bedorven! Aan die plotse
linge lotswisseling zou ik het hoofd hebben geboden,
maar de schande
»Och wat, schandeGij hadt er toch geen schuld
aan; dat wist ieder wel- Gij waart niet eens koop
man, maar jurist en hadt niets te maken met het
bankierschap van je vader.*
«Maar ik droeg zijn naam, en die was voortaan ge
schandvlekt. Denkt ge dan, dat ik de onbeschaamd
heid zou gehad hebben, weder op te treden om de
eer en het recht van anderen te verdedigen, terwijl
iedereen mij in 't gezicht kon slingeren, dat mijn eigen
eer bevlekt, dat mijn vader een dief was? Dat
was voorbij, voor altijd!
«Ja, het ongeluk was, dat al de deposito’s ontbra
ken,* zei de majoor halfluid. «Een bankroet is immers
nog geen schande, maar zulk een misbruik van ver
trouwen je hebt zeker nooit willen gelooven aan
de schuld van je vader.*
«Neen!* Dat woord klonk dof, maar vast.
«Hij had groote verliezen geleden,* zei Hartmut.
«En dan verliest menigeen zijne bezinning. Hij meende
ongetwijfeld, alles nog te boven te komen, en toen
barstte de catastrophe zoo plotseling uit
«Neen, zeg ik je!« viel Ernst hem in de rede. «Hij
liet immers nog een paar regels voor mij achter, al
vorens in den dood te gaan, en dien weg gaat men
niet met een leugen op de lippen. Iemand die schul
dig is, komt niet met de laatste, wanhopige verma
ning tot zijn zoon«Red mijn aandenken en mijn eer,
als gij kunt? ik heb ’t niet gekund!*
toe-
en
iN-
felachtig.
De Nederlanders in Amerika. Werden uit Amerika
reeds aanzienlijke geldsommen ontvangen door de
Standaard, van den heer Joh. Steketee, vice-consul
der Nederlanden te Grand Rapids, die eenige weken
geleden reeds f 2500 heeft gezonden, is bij de firma
Van Heel en Co. te Goes nu weder f 9200 ingekomen,
welke som door de Nederlanders te Grand Rapids en
omstreken voor het Roode Kruis werd ingezameld ten
behoeve van Transvaal.
?el-
sch.
hen
:rkt
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 27, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
en ge geeft daaraan VOOr weinig kosten
eene flinke publiciteit.
1
«Dus dit is nu je woonplaats en hier in dit godver
geten kleine nest heb je werkelijk tien jaren lang
doorgebracht? Zóo erg had ik mij de zaak toch niet
voorgesteld
«Godvergeten kleine nestLaat onze Heilsbergers
dat maar niet hooren, die zoo trotsch zijn op hun stad
en haar geschiedkundig verleden! Zij zouden je da
delijk in den ban doen, als hun zooiets ter oore kwam.*
De beide heeren, die dit gesprek voerden, zaten
in een kleinen stadstuin, nauw ingesloten door de
hooge gevels der huizen van het ouderwetsch stadje;
de een was groot en slank met donker haar en baard
en ernstige donkere oogen, de ander iets kleiner,
maar een statige, krachtige verschijning met vol en
blond haar en door de zon verbrand gelaat. Hij trok
lachend de schouders op.
«Ja, die brave Heilsbergers zijn allemaal kleinbur
gerlijk, en de WelEdelgeboren heer notaris Raimar
zóó zal tcch wel je titulatuur luiden? is helaas ook
een van de hunnen geworden.*
Raimar begon even te lachener lag een zekere ver
moeidheid in zijn gelaatstrekken en zijn geheele houding
(Slot.)
Wie was echter nu die Allinga? In de 17e
eeuw was die naam in Friesland nog wel be
kend en ’t dorp Allingawier is ’t nu nog, maar
van zijn geslacht weten wij niet veel af. Zeker
is het echter, dat hij bij alle partijen in dezen
minnehandel hoog aangeschreven stond. Eli
zabeth heeft hem later verklaard, dat zij hem
over hare huwelijksplannen meer had mede
gedeeld, dan zelfs aan ’t parlement. William
Cecil noemt hem in een brief aan hertog
Christoffel als zeer bescheiden en schrander,
en de keizer was even goed over hem te spre
ken, daar hij hem ijverig, getrouw en scherp
zinnig noemde.
Op 8 Januari 1564 ging Allinga op reis en
kwam, na bijna schipbreuk geleden te hebben,
den 15en d. a. v. te Windsor aan, waar hij
spoedig een geheime audiëntie bij de koningin
had. ’t Is wel aardig te vernemen, hoe dat
toeging. Om 3 uur, na den maaltijd, werd hij
langs een geheime trap in een kabinet ge
bracht, waar ook spoedig de koningin met
Cecil en eenige hofdames verschenen,
ga kuste de linkerhand der koningin en
de boekjes, die over den godsdienst handelden,
na ze gekust te hebben, over. Toen begon de
afgezant, huwelijksmakelaar zouden wij hem
bijna oneerbiedig noemen, een Latijnsche re
devoering te houden, die te Stuttgart opge
steld en den hertog voorgelezen was. Maar
Elizabeth viel hem spoedig in de rede, daar
zij wel vermoedde, dat reeds heel gauw van
aartshertog Karei zou gesproken worden, en
hoewel de hofdames geen Latijn verstonden,
was zij zóó benauwd, dat zij Cecil beduidde
en ook zijn stem klonk mat en eenigszins dof, toen hij
antwoordde
«Ja, spot er maar mee, Arnold, je hebt gelijk. Een
notaris te Heilsberg neemt inderdaad geen wereldbe
roerende positie in; maar hoe vind je nu de lig
ging onzer stad?*
«Heel aardig, echt idyllisch,* moest Arnold toestem
men. «Maar als ik jarenlang niets anders te zien kreeg
als deze idylle en daarbij deze stille door de zon be
schenen straten en verder de wakkere Heilsbergers
wel, ik geloof dat ik gek zou worden
«Dat dacht ik in ’t eerst ook,* zei Raimar gelaten.
«Maar men went ten slotte aan alles.*
«Dat ’s juist het ongeluk, dat je er je aan gewend
hebt,* stoof de andere op. «Ernst, wat is er van je ge
worden Als ik bedenk, wat je eens geweest zijt,
toen we elkaar indertijd kennen leerden, toen je met
volle zeilen het leven instuurdet en dat je nu hier
beland zijt
«Gestrand, wilt ge zeggen,* vulde Ernst aan. «Ja,
niet iedereen maakt een carrière als majoor Hartmut,
die mij thans zoo nadrukkelijk de les leest.*
«Voor den drommel, je hebt er anders de gegevens
wel voor,* viel de majoor in. «Ik ben er immers bij
geweest, toen je je eerste proefstuk aflegdet, eigenlijk
nog piepjong, als verdediger, maar je waart een ge
boren redenaar. En welk een succès bij dat eerste
openlijk optreden
»’t Was ook mijn laatste,* zei Raimar met vollen
nadruk. «Onmiddellijk daarop volgde de catastrophe.
Je weet immers, wat mij uit mijn loopbaan gerukt
heeft?*
«Ja, dat weet ik, het bankroet van je vader.* Het
gezicht van Hartmut werd plotseling ernstig. «Dat
was inderdaad een treurige geschiedenis, maar je hadt
Aan den pijnlijk gedrukten toon kon men hooren,
hoe die herinnering den man thans nog schokte. Nu
richtte hij zich zwaar ademhalend op.
«Wij zullen ’t laten rustenMaar ziet ge, Arnold,
dat is ’t, wat mij de vleugels verlamd heeft. Ik kon
toenmaals geen mensch meer in de oogen zien, en kan
’t ook nü nog nietmaar ik moest uit Berlijn weg,
weg tot eiken prijs!»
«Maar waarom dan juist naar Heilsberg?* riep de
majoor heftig. «Ik zou in jou plaats de wijde wereld
zijn ingegaan; wat mij betreft naar de afrikaansche
woestijn, of naar de australische oerbosschen, of naar
het een of ander oord dat behoefte had aan cultivee-
ring maar naar de Heilsberger kanselarij zou ik
niet gegaan zijn.*
«En mijne moeder?* vroeg Raimar ernstig, «en Max,
die toen nog een knaap was? Zou ik mij-zelf een
nieuw levenslot scheppen en hen prijsgeven aan ge
brek, want dat toch zou hun lot zijn, als ik niet voor
hen opkwam. Voor mij bleef buitendien geen keus
overik moest al blij zijn, dat ik ons wrak hier mocht
doen landen.*
«Je lieve bloedverwanten zijn er je echter niet eens
dankbaar voor geweest,* bromde Hartmut. «Mevrouw
je moeder maakte je ’t leven voortdurend lastig met
haar gejammer over het verloren schitterend verleden.
Buitendien heeft ze dien dommen jongen, dien Max,
altijd boven jou voorgetrokken. Die was haar lieve
ling die moest met alle geweld een groot kunstenaar
worden, en gij moest daarvoor de middels verschaffen.
Zij vond het geheel in orde, dat jij je half dood
werktet voor haar en haar teergeliefden Max.*
«Arnold, ik bid je!« viel zijn vriend hem in de rede.
Wordt vervolgd.
De Froastkening komt! Jan fen ’eGaestmar; Kalden
waerm, A. S. M.Wier, Sj. de Z.Antwirden op ’e
fragen; De kroechhalder, Th. v. d. S., In liepe set,
J. P. A.Twa fragen, G. R. Veendorp; Koartswyl;
Forieniging «Velstra*, Amsterdam; Hwer pake syn
blomballen bilannen (mei plaetsje), D. H. Z.
De Willemsorde voor dr. Coster. De heer G. B.
Hooyer geeft in De Spectator aan de Grootmeesteresse
van de Militaire Willemsorde in overweging, den naam
van dr. H. J. Coster, die bij Elandslaagte voor Hol
lands eer en Hollands roem den heldendood stierf,
te stellen in het register der Ridders van de Mili-
taire Willemsorde.
Luitenant Keulemans in handen der Engelschen.
Eenigen tijd geleden ging de tweede-luitenant-adjudant
P. Keulemans, van het derde regiment vesting-artil-
lerie te Gorinchem, naar Zuid-Afrika om dienst te
nemen bij de Boeren (hij had natuurlijk vooraf ontslag
genomen uit ons leger).
Aan het Hbl. is thans ter oore gekomen dat deze
officier te Durban in handen van de Engelschen is
gevallen. Hij was aan boord van de Herzog en toen
dat schip door de Engelschen werd doorzocht, zijn
eenige papieren gevonden waaruit bleek welke bedoe
ling de houder daarvan had.
Of men echter den heer Keulemans, die immers
niet in den strijd gevangen is genomen, als krijgsge
vangene zal kunnen vasthouden, lijkt minstens twij-
wel wilde huwen, maar niet wist met wien, en
als zij soms den naam van een vreemden prins
genoemd had, dit de schuld was van Allinga,
die haar ’t woord als ’t ware uit den mond
gezien had.
En daarop volgde een gesprek, geestig en
levendig in ’t Fransch, waarin Allinga ons een
waar diplomaat blijkt te zijn, de zwakke zijde
van Elizabeth dadelijk opmerkt en er partij
van trekt, maar toch op haar geen vat heeft,
daar zij hem telkens als een aal uit de vingers
glipt, althans figuurlijk.
Elizabeth bleek er nog steeds erg op gesteld
te zijn, dat aartshertog Karei zich eens kwam
vertoonen, dat hadden immers de koning van
Denemarkendie onbeschaafde koning van
Zweden en de zoon van den koning van Por
tugal ook gedaan, toen zij om hare hand wier
ven. En dan zou zij ook eens kunnen zien,
of zij het Turksch-Duitsch van Karei (die im
mers niet zoo heel ver van Constantinopel van
daan kwam) zou kunnen verstaan en hij haar
Engelsch-Duitsch. En toen Allinga in ’t mid
den bracht, dat Karei heel goed Latijn en
Fransch sprak, bleek Elizabeth wel op de
hoogte te zijn, want zij zei, dat hij heel weinig
Franseh en nog minder goed Latijn sprak. En
hoe zouden hun gewoonten zich voegen? Heel
gemakkelijk, zei Allinga, want Engelschen en
Duitschers kwamen van alle volken ’t best bij
elkaar en hier wist hij Elizabeth, die veel
van Italië hield, te vangen; men dweepte aan
’t Duitsche hof met Italiaansche zeden, waar
op Elizabeth verzekerde, (alsof dat nog noodig
ware geweest), dat zij zelve eene halve Italiaan
sche was (althans in hare kleeding), daar zij met
de zeden en gewoonten daar veel op had.
Maar verder kwam Allinga niet. «Zend me
den jongen man eens op zicht,” was telkens
schering en inslag.
Allinga heeft zijn doel niet bereikt en moest
onverrichter zake naar Wurtemberg terugkee-
ren. Ook later nog heeft men beproefd het
huwelijk tot stand te brengen, maar ’t is niet
gelukt.
met de dames wat te gaan praten, opdat zij
toch maar niets verstaan zouden.
De rede was erg lang en Elizabeth wat
ongeduldig, en toen eindelijk ’t slotwoord ge
sproken was, wachtte Allinga, met gebogen
rechterknie, het antwoord af. Wat viel dat
tegen! Elizabeth zei hem, dat zij van nature
zóó tegen een huwelijk was, dat zij liever be
delaarster en ongehuwd, dan koningin en ge
huwd zou zijn. Niets kon haar in deze over
tuiging schokken. Ja zij zou, zoo ’t moest, voor
dit principe willen sterven. Van nature was
zij tot het coelibaat aangelegd.
Dit geheele gesprek had in ’t Latijn plaats,
maar werd telkens afgebroken, soms door een
verzoek tot de hofdames gericht, om toch niet
zoo te lachen. En ’t was dan ook ernstig ge
noeg, ja werd vertrouwelijk, waar Elisabeth
zinspeelde op haar verhouding tot Leycester:
«Zij beminde hem als zich zelve, maar niet als
echtgenoot; een vriend kon zij als zich zelve
beminnen, maar een echtgenoot zou nog meer
kunnen eischen.*
Allinga kon heengaan met de verzekering
van Elizabeth, dat zij ernstig over de zaak zou
denken, maar men zich niets moest voorstellen.
Den 19en Januari had een tweede gesprek
plaats op dezelfde wijze en plaats en Allinga
hoorde ten minste, dat de koningin wel met
een vreemden prins wilde huwen en aartsher
tog Karei niet ongenegen was, maar dat deze
zoo gehecht was aan zijn vader, en "die zijn
zoon zoo in zijn kamertje in zijn mof stoofde,
dat hij wel nooit de zee over zou durven. En
zoo wèl, dat hij dan zeker eerst naar Maria
Stuart zou stevenen, maar, voegde Elizabeth
er schertsend bij«dan trouw ik met den va
der.*
Omdat het Hoogerhuis nu een week bij el
kaar zou komen, vond Elizabeth goed den
gezant naar den bisschop van Londen, toeval
lig London geheeten, te zenden, om den schijn
te geven, dat hij om godsdienstzaken in En
geland was. De bisschop ontving hem har
telijk, vooral, daar hij in hem een mede-student
uit Straatsburg kon begroeten, waaruit ons
tevens blijkt, dat Allinga daar omstreeks 1555
moet gestudeerd hebben, en in 1564 30 jaar
oud zal zijn geweest.
Den 26sten d. a. v. had de derde audiëntie
plaats, waarvan Allinga alles hoopte, maar
kwam ook hier bedrogen uit. Elizabeth ver
klaarde hem, dat zij, als zij gedwongen werd,