JIEEWS- ESADVERTEÏTIEBLA1» Oud-Friesland. „BEKSENGODD.” VOOR SSEEE ES «WREEES. fg i I 55e Jaargang. Zaterdag 10 Maart 1900. No. 20. in dit blad Uitgevers: POUWELS FALKENA, tegenover’tTramstation Sneek. FEUILLETON. Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per pjo s t f 0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. 00 er ks er en ge geeft daaraan V00t weinig kosten eene flinke publiciteit. Roman van E. WERNER, Schrijfster van «Aan het Altaar», «Fata Morgana», «De Alpenfee» enz. 15 De wandeling door het groote park met zijn prach tige oude boomen en lommerrijke paden werd tamelijk ver uitgestrekt. Marlow liep met zijn nicht en ma joor Hartmut vooruit, de anderen volgdenmaar Max Raimar, die' ’t nog niet recht op kon, dat de majoor hem straks met zijn aangename gave van converseeren zoo totaal in de schaduw gezet had, wist het zóo in te richten, dat zij schijnbaar toevallig achterbleven. Hij maakte de jonge dame opmerkzaam op een mooi ge zicht door de boomen, waardoor men precies den burgt- berg met het oude slot zien kon, en hield haar daar eenige oogenblikken staande, tot de anderen tamelijk ver vooruit waren. Nu had hij ’t veld ruim, want Ernst was weer erg stil zooals gewoonlijk en zei slechts zóóveel als de strikte beleefdheid vorderde. De jonge schilder redeneerde zooveel te drukker. Hij stond nu eindelijk op den voorgrond en maakte er be hoorlijk gebruik van, maar ’t ontsnapte hem daarbij helaas, dat de dame zijns harten volstrekt niet naar hem luisterde. Edith had inderdaad geheel andere ge dachten in ’t hoofd, en terwijl haar oor werktuigelijk af en toe weder een paar woorden van zijn redeneering epving en zij even werktuigelijk antwoordde, gleed »Maar hoe weet u dat toch, mejuffrouw?» viel Ernst in, haar met groote oogen verbaasd aankijkende. Edith voelde een lichte zenuwschok, maar de onvoorzichtige woorden waren eenmaal gesproken en konden niet te ruggenomen worden. «Ik begrijp ’t wel,« zeide hij met diep opkomende bitterheid. «Mijnheer uw vader heeft u intusschen ophelderingen gegeven. Ik had zooiets moeten voor zien.» «Mijn vader spreekt met de meeste achting over u,« viel Edith in. «Hij zeide mij «Dat ik medelijden en verschooning verdiende niet waar? Mijnheer Marlow was inderdaad heel goedig en verschoonend. Jammer, helaas, dat ik nu juist zoo’n ongelukkigen aard bezit, dat ik niet dankbaar wezen kan voor eene dergelijke verschooning en grootmoedigheid. U begrijpt misschien niet dat er menschen zijn, die van een vreemdeling eerder eene beleediging als me delijden verdragen kunnen. Ik ben indertijd gevlucht voor dat medelijden, waarmee men erg vrijgevig is en ik kan ’t ook nü nog niet verdragen Die woorden verrieden, hoe de man geleden had bij die ontmoeting, al scheen hij dan uiterlijk ook heel bedaard. Er lag een wilde, met moeite onderdrukte wrevel in, een wanhopig opstuiven tegen het goed- koope, nederbuigende medelijden, dat een trotsche, hartstochtelijke natuur als eene beleediging beschouwt. Edith begreep ’t maar al te goedzij zou precies eveneens gevoelen. Wordt vervolgd. poelen en moerassigen veengrond, die ont staan kan zijn zooals Staring dit in zijn «Bodem van Nederland» beschrijft. In hooge oudheid zullen zich n. 1. uitgestrekte stilstaande poelen en plassen hebben vertoond, die des zomers overdekt werden met waterplanten. Jaarlijks stierven die at en hare overblijfselen, die ge deeltelijk onder water dreven, strekten dan tot woningen voedsel van nieuwe planten, die op haar beurt, bij ’t wegsterven, de drijvende massa vermeerderden. Het water belette de vrije toetreding der dampkringslucht tot die massa, zoodat zij niet tot volledige ontbinding kon overgaan, maar in een toestand van ver zuring achterbleef. Zoo ontstonden eerst drijf- tillen, die langzamerhand aanwiesen tot een aaneengeschakeld moeras, dat aanvankelijk met den waterstand op en neer ging. Struik en boomgewassen sloegen daarin, nevens zware moerasplanten, welig op, en de drassige bo dem, door altijd herhaald groeien en verzuren van planten, steeds dikker en dikker geworden en door zijn eigen zwaarte al dieper en dieper in ’t water gezonken, bereikte eindelijk, mis schien na verloop van eeuwen, den ouden, vas ten bodem, en kreeg vastheid de lage veen- landen, zooals Friesland ze nog kent. Maar het Oostelijk deel van Friesland zag er heel anders uit. Daar was de onafzienbare heide, hier en daar afgewisseld door bosschen van zware boomen, waar wolven, herten en wilde zwijnen in groot aantal huisden. En de reuzen-stammen, die door storm of ouderdom omvielen, bleven liggen en vormden met de woekerplanten, die er wild overheen groeiden, één ontzaglijke, ondoordringbare massa. Op dezen grond nu leefden de Oude Friezen. Zij stichtten op de terpen hun woningen, door eenige palen in den grond te slaan en daar- tusschen vlechtwerk te bevestigen, dat zij met klei bepleisterden. Zij leefden van veeteelt en landbouw, jacht en visscherij. De gereedschappen, die zij daarvoor hadden, waren zeer primitief: een schop van steen en gedeelten van hertege- weien met breede platte kant als houweel. Maar ook ’t gebruik van ijzer kenden zij, al thans lansspitsen en messen van dat metaal zijn bij menigte opgedolven, maar ook scharen om de schapen te scheren. Als zij op jacht gingen werd een ijzeren pijl voor ’t grof wild en een beenen spiets voor Wilt ge iets koopen of verkoo- pen, huren of verhuren, vraagt ge dienstboden of biedt ge uw diensten aan, plaats dan deze en alle andere ad vertenties «Neen,« antwoordde Raimar koel. «Hij heeft mij doen gelooven dat hij zijn loopbaan eerst heeft moeten veroveren; dat hij bij zijn studies, zijn geheele bestaan, aan eigen kracht was overgelaten. Hij schijnt heel prettig te Berlijn te leven en heeft tot nu toe slechts enkele studies tentoongesteld. Vanwaar krijgt bij dan toch de middelen van u wellicht?» Ernst wierp een langen, somberen blik op de vraag ster, maar hij zweeg. «Welnu?» herhaalde zij ongeduldig. «Ik verzoek u mij van het antwoord te ver- schoonen.» «Gij wilt uw broeder niet vernederen in mijne oogen? Maar hij schroomde niet, u voor mij te ver nederen.» «Om zich bij u interessant te maken, zij ’t dan ook te mijnen koste! Dat was nu wel niet heel broeder lijk, maar toch ook nog geen doodzonde.» «Neen maar eene laagheid!* zei Edith met on verbloemde verachting. Raimar was eigenlijk precies van ’t zelfde gevoelen. Hij had ’t reeds na de eerste ontmoeting geweten, dat Max’ hoogvliegende verwachtingen niets waren als luehtkasteelen, die zijn ijdelheid bouwde, maar ’t was hem pijnlijk, dat de jonge dame zijn broeder thans even helder doorzag als hij zelf, en daarom zocht hij af te leiden. »U moet met hem niet al te streng in ’t gericht treden,» antwoordde hij. «Max is nog jong, lichtzin nig kunstenaarsbloed, zonder veel nadenken en over leg. Hij zal ’t wel niet zoo erg bedoeld hebben.* «Het lasteren van een broeder, wien hij alles te danken heeft? Gij offerdet uw geheele toekomst op voor hem en uwe familie, en hij klein wild gebruikt. Vooral van de hertege- weien hadden zij groot nut, want er werden beenen naalden voor het vastmaken der klee- deren en tot het opsteken van het haar, kam men, en hechten van messen van gemaakt. En platgeslepen beenderen gebruikten zij als schaatsen. Zooals nu nog, waren de Oude Friezen harts tochtelijke visschers. Zij gebruikten voor dit bedrijf op de binnenwateren uitgeholde boom stammen als schuit. De vischnetten zullen wel van gevlochten biezen gemaakt zijn en om ze te doen zinken werden steenen er aan beves tigd. Niet alleen op de rivieren voeren zij met hun vaartuigen, met ossehuiden overtrokken. Er zijn vele bewijzen, dat zij ook op zee uitne mende schippers waren. Wat het eten en drinken betreft: het vele wild en vee leverde hun vleesch, visch hadden zij in groote hoeveelheidvan haver werd brij gekookt en graan gaf een goede meelspijs, Kaas en eieren werden genuttigd, bier, en wa ter, dat in een kuil bij hun woning opgevan gen werd, gedronken. Hun kleeding was heel eenvoudig. Van de wol maakte men weefsel, maar ook vlas kenden zij en ’t gebruik, dat men er van kon maken. De Friesche weverijen kwamen tot groeten bloei. Vooral het bakken van aardewerk hield veel handen bezig. Potten en kannen waren dan ook zeer noodig voor ’t gebruik. Eerst wer den zij met de hand gevormd en plantenvezels er door heen gekneed om meer stevigheid te geven. Dan moest de zon het hare doen en ze drogen. In later tijd werd het vuur te hulp geroepen om de klei te bakken. En nog later verrichtte de schijf, wat vroeger de hand alleen deeddit aardewerk vertoont al wat versierin gen en is beter bewerkt. Geleidelijk kwam dit bedrijf allengs op hoogere trap te staan. En daarop kwamen de Romeinen in Fries land. Veel veranderde toen. Romeinsche pachters bouwden er hun woningen en brach ten hun huisraad mede. Dit gaf een geheele omkeer. Maar ook de Friezen gingen naar Italië, werden in de lijfwacht des keizers op genomen, dienden in het leger. Zij leerden de Romeinsche beschaving kennen. En de handel, een groot ruilverkeer ontstond. Romeinsche kooplieden haalden van hier pelswerk en brachten porceleinen kralen, voor colliers, en heel veel andere voorwerpen mede. Ook ’t gebruik van geld kwam in de mode. En, waar vroeger ruw gebakken molensteenen dienden om de haver te ontbolsteren, kwam nu Ander- nachtsche en andere natuursteen in de plaats. Ook de betere bewerking van hout en ijzer kwam ten goede aan de inrichting van huizen en schepen. De leemen wanden werden door houten met metalen spijkers versierde, vervan gen. Tonnen om ’t drinkwater te bewaren vervingen de kuilen. En wat een verandering in den bouw der schepen! De zwakke vaartuigen, met huiden overtrokken, maakten plaats voor houten. Ook de vischvangst werd nu beter uitgeoefend. Men kon nu verder van honk, en begon de netten te breien, daar men ’t gebruik van hennep kende. Ook leerden hen de Romeinen, dat van den grond door doelmatige bemesting, veel meer dan tot dusver partij te trekken was, en goede landbouwgereedschappen onontbeerlijk waren. Het veelzijdig gebruik, dat men van ijzer ma ken kon, werd hun getoond. En later, toen de Friezen met de Franken in handelsbetrekkingen traden, deed men weer een stap voorwaarts. Nu kwamen velerlei koperen en looden voorwerpen in gebruik en ook werden artikelen van weelde aangeschaft. De vrouwen wilden barnsteenen kettingen heb ben, die men van zijn handelsreizen meebracht, evenals de kralen van allerhande stof, soms met zilver ingelegd, en haarkammen met fraai bewerkte bronzen handvatsels. Maar ook edel metaal werd hoog geschat en vele gojiden sieraden zijn uit Frieschen bodem opgegraven, een bewijs voor de weelde dier dagen. Met iedere eeuw schreed de ontwikkeling van Friesland voort, ook de handel breidde zich uit. Wat tengevolge had, dat keizers en koningen zich van de vriendschap der Friezen trachtten te verzekeren, omdat de handel toen door middel van de scheepvaart werd gedreven en men van de Friezen zóó gebruik kon maken om de vijanden te bereiken. Keizer Karei de Groote verzocht hun herhaaldelijk schepen in zee te zenden om de gehate Noormannen te bestrijden. Vooral Bolsward, Dokkum, Ezum en Stavoren gaven aan ’t bevel gehoor. Bolsward was op ’t eind der 8e eeuw reeds een niet onaanzienlijk stadje, dat op een hoogte aan de Middelzee lag en handelsschepen zelfs In de laatst verschenen aflevering van »de Vrije Fries» geeft mr. Ph. van Blom een be langrijke beschrijving van de geschiedenis van Oud-Friesland, naar de meest betrouwbare bronnen. Het is toch bekend, dat menig kro niekschrijver, wiens werk vroeger als bron voor de geschiedenis werd aangemerkt, later op na-schrijverij werd betrapt. In hooge mate is dit het geval met de Friesche auteurs, die een geschiedenis van zeer ouden datum hadden te boeken en misschien meer dan anderen hun be richten op overleveringen grondden. Toch blijkt uit de werken van bekende geschiedkun digen als v. Richthofen, Pertz, Heek, enz., dat ook zij veel waarde blijven hechten aan de me- dedeelingen, in die oude bronnen vervat. Het is zeer zeker een verdienstelijk werk geweest van mr. van Blom om te gaan schif ten en het resultaat van zijn pogen aan het Friesch genootschap op te dragen, dat aan de zen auteur zooveel te danken heeft. Reeds een vluchtige kennismaking met dit boek doet ons een blik slaan in ’t leven der oude Friezen, van eenige jaren vóór Christus geboorte tot duizend jaren er na, en ’t kan niet anders of de Friezen van onzen tijd moeten belangstellen in die «faits et gestes» hunner voorvaderen, waar ons hun maatschappelijke toestand, rechtspleging, bestuur en zooveel meer als ’t ware voor de oogen voorbij trekt. Op den vruchtbaren kleibodem, die toen reeds (wij spreken van de eerste eeuw onzer jaartelling), een gedeelte van Friesland vormde, hadden de bewoners hunne terpen opgeworpen om beveiligd te zijn tegen den hoogen vloed. Daaromheen graasden hun runderen, door onderhoorigen geweid. Een ander deel van het land bestond uit haar oog somwijlen met een vragenden, half schuwen blik over den zwijgenden geleider rechts. De tegenstrijdigheid tusschen zijne persoonlijkheid en zijn tegenwoordigen werkkring was haar nu immers opgelost. Zij had immers straks gezien, hoe de schaamte zijne wangen kleurde bij zijne ontmoeting met haar vader, die op de hoogte was van ’t vroeger gebeurde. Zijn jongere broeder, wien de zaak toch evenzeer aan ging, scheen haar echter veel lichter op te nemen en liet zich het levensgenot er niet door bederven. Max spande inderdaad al zijn krachten in, interes sant te zijn. Dat was anders eigenlijk zijn fort niet, maar hij wist dat de jonge dame het verlangde als zij iemand de eer van haar gezelschap verwaardigde en dus was hij interessant. Zijn goed geheugen kwam hem daarbij te hulphij had werkelijk alle nieu- werwetsche spreekwoorden in ’t hoofd, wist ze geschikt te pas te brengen en gebruikte bij gelegenheid ook de uitspraken van celebriteiten, die hij in salons gehoord had, als eigen vinding. Daar men nu juist op het land was, begon hij ook poëtisch te worden en over rozen en nachtegalen te spreken, ofschoon de rozen nog vol strekt niet bloeiden en de nachtegalen thans in den helderen zonneschijn niet sloegen. Daar stoorde hij zich verder niet aanmaar Edith begon thans te vin den, dat de jongenheer hinderlijk werd en schudde hem zonder complimenten af. Zij kwam op eens tot de ontdekking, dat het hier in de schaduw der boomen bepaald koel was, en gaf haar spijt te kennen, dat zij haar doek op het terras had laten liggen. Max spoedde zich natuurlijk dadelijk weg om den doek te halen en liet beiden alleen. «Een vraag, mijnheer Raimar! Hebt gij u werke lijk tegen de kunstenaarsrichting van uw broeder ver zet?» ADVERTENTIéN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 2*/a cent. Groote letters naar plaatsruimte. :k. i- n 11. t, e, r- e 41

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1900 | | pagina 1