t)
ML1WS- IJI 1IIÏBIMTIBHI)
muil 80 13 MSMffi.
„HEKSENGOUD
Treurige toestanden.
Schutterij
Zaterdag 28 April 1800.
No.^34.
55e Jaargang.
f
BEKENDMAKING.
Uitgevers: POUWELS FALKENA, tegenover'tTramstation Sneek.
Officieele Advertentie.
FEUILLETON.
:ht.
i,
prijs
L
xtra
'StW.
stjes
n
e
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
P-
ds
r
Roman van E. WERNER,
Schrijfster van «Aan het Altaar®, «Fata Morgana®,
«De Alpenfee* enz.
ADVERTENTIéN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
verbazing. Daar zat oom Hartmut, mama in de ar
men houdende en kussende, en haar mama liet zich
dat zoo maar welgevallen.
«O klonk ’t eindelijk van Liesbeth’s lippen, en nu
schrikten beiden op.
«Daar is zij ons meisje riep Hartmut. Wat dunk
je, Wilma, wij zullen mejuffrouw van Maiendorf wel
om hare goedkeuring mogen vragen voor onze ver
loving
Wilma stak de armen uit naar de kleine en trok haar
aan hare borst.
«Ter wille van Liesbeth wilde ik immers alleen blij
ven* fluisterde zij. «Maar toen ik je de eerste maal
zag, Arnold, toen had je mijn kind in de armen en be-
waardet het voor den doodelijken val. Je zult veel
van haar houden, dat weet ik
«Of ik 1* bevestigde Arnold. «Kom eens hier, Lies
beth Je woudt zoo graag een soldatenkind zijn. Ik
ga met je mama trouwen wil je mij tot papa heb
ben Dan ben je een soldatenkind.*
Die korte en bondige opheldering werd volkomen door
Liesbeth begrepen en verwekte haar hoogste tevreden
heid. De hoezee-scéne van onlangs had haar echter
bijzonder bevallen, en zij vond deze gelegenheid bijzon
der geschikt, om ze nog eens te herhalen. Zij zwaaide
daarom weder met haar hoedje en riep jubelend
«Hoezee papa en mama
«Dat’s me toch een meisje zei Hartmut vol be
wondering. «Zoo’n tweede meisje bestaat bepaald
niet. Hoezee 1 mejuffrouw mijne dochter
Daarop kuste hij de kleine en hief haar in de hoogte,
terwijl Wilma met vochtige oogen en een gelukkig lach
je er bij stond.
Wordt vervolgd.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Sneek
roepen bij deze op: alle manspersonen, binnen deze
gemeente woonachtig, die op den 1 Januari 1900 hun
25ste jaar zullen zijn ingetreden en mitsdien allen, die
geboren zijn in het jaar 1875, om zich voorden schut
terlijken dienst te doen inschrijven, waartoe ter Secre
tarie dezer gemeente zal worden gevaceerd op Woens
dag, 16 Mei 1900.
Verder wordt ter kennis van belanghebbenden ge
bracht
dat diegenen, welke vroeger in andere gemeenten in
geschreven, sedert de inschrijving van het vorige jaar,
binnen deze gemeente zijn komen wonen, zich insgelijks
op dien dag zullen moeten laten inschrijven, in het
register, loopende over een der jaren 1866 tot en met
1874, waartoe zij volgens hun ouderdom behooren, dat
een ieder, hetzij hij al of niet vermeent tot de vrijge
stelden of uitgeslotenen te behooren, tot deze inschrij
ving verplicht is;
dat voor ingezetenen worden gehouden alle Neder
landers, alhier hun gewoon verblijf houdende, alsmede
alle vreemdelingen, binnen deze gemeente woonachtig,
welke hun voornemen, om zich binnen het Rijk te ves
tigen, zullen hebben aan den dag gelegd, hetzij door
eene uitdrukkelijke verklaring, hetzij door het werkelijk
overbrengen van den zetel van hun vermogen of de
hoofdmiddelen van hun bestaan
dat zij, die in meer dan eene gemeente hun gewoon
verblijf houden of den zetel van hun vermogen hebben
gevestigd, tot de inschrijving verplicht zijn binnen die
gemeente, alwaar eene dienstdoende schutterij aanwe
zig is;
dat de registers ter inschrijving vanaf 15 Mei tot
1 Juni e.k. zijn geopend en dat allen, die bevonden
worden, zich alsdan niet te hebben doen inschrijven,
volgens art. 9 der wet op de schutterijen, door het
Gemeentebestuur ambtshalve zullen worden ingeschre
ven en door den Schuttersraad tot eene geldboete ver
wezen, terwijl zij bovendien zonder loting bij de schut
terij zullen worden ingelijfd, indien het zal blijken, dat
er tijdens de verzuimde inschrijving, geene redenen tot
uitsluiting of vrijstelling te hunnen aanzien bestonden
dat eindelijk een ieder, die binnen deze gemeente
niet geboren is, wordt aangemaand zich tijdig van een
geboorteakte te voorzien en zich alzoo van zijnen juisten
ouderdom te verzekeren, teneinde de inschrijving naar
behooren geschiede.
Smeek, den 24 April 1900.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
JAC. vak der LAAN, Secretaris.
29
Een lichte rilling ging door de leden van het meisje.
Dat waren immers nagenoeg Ronald’s eigen woorden;
hij had immers zelf van den daemon gesproken, die
hem er bovenop gebracht had en dien hij volgen moest.
Edith dacht aan zijn toon en blik, toen hij dreigde
zijn vijand te verpletteren, als deze zijn wegen kruiste.
Toen had die duistere macht zich geroerd, en zij had
er van gehuiverd. Maar wat deed het er toe’t was
thans te laat voor waarschuwingen en berouw.
«Gij spreekt over mijn verloofde, mijnheer Raimar
Hij heeft mijn woord
«En ook uw hart
Edith zweeg. Zij had ja willen zeggen, alleen maar
om een einde te maken aan dit gesprek, om die
oogen niet langer te woord te moeten staanmaar
de leugen wilde niet over hare lippen. Ernst naderde
haar nu.
«EdithNeen, wijk nu niet voor mij terug, ’t Is
immers niet voor mij-zelf dat ik spreek. Ik heb
alle hoop laten varen, toen ik dien stap deed, want ik
vermoedde al lang, hoe het stond, en wist dat gij mij
dit nooit zoudt vergeven. Wellicht zal Ronald over
winnaar blijven in den strijd, wellicht brengt hij mijne
vies, vet touw moet ophijschen, heel in de ha-
nebalken. Het kazernesysteem, hoewel eigen
lijk slechts den naam hebbend bij een bewo
ning door tientallen of honderdtallen gezinnen,
zooals bv. te Weenen, waar 1200 menschen in
één gebouw wonen, verdient ook, waar slechts
20 gezinnen onder één dak huizen, afkeuring.
Bij de licht- en luchtloosheid komt dikwijls de
groote onreinheid en ’t gemis van afvoer van
faecaliën. Eenige emmers in ’t woonvertrek
op den grond geplaatst, worden soms 2 keer
per week geleegd!
’t Was heel treurig de volkstellers te hooren
vertellen van de ervaringen, die zij zoo al op
gedaan hebben, en ’t kan wel niet anders, of bij
die opvoeders der jeugd moest de toestand,
waarin de kinderen verkeerden, vooral de
opmerkzaamheid trekken. En dan slaan wij
een treurigen blik in ’t leven der groote stad,
met zijn pestholen voor de zeelui, maar ook
met zijn krotten voor de kinderen. Onver
zorgd, hongerig, bleek, worden zij dikwijls aan
zichzelf overgelaten, en moeten bedelen, om
voor vader en moeder dikwijls zóó den kost
te helpen verdienen. En, wat wel ongelukkig
is, men kan zoo ontzettend weinig tegen die
bedelaars-praktijken doenmet een doosje lu
cifers gewapend, schijnt het kind veilig te zijn;
geen hulp is van de politie te verwachten, zij
zegt machteloos te zijn. En wij zouden zoo
heel gaarne dat bedelen den kop indrukken,
om het bestvfil van de menschen zelf,
maar vooral van hun kinderen, het vagabon-
deerend Rotterdam nu.
En ook hier mag wel op gewezen worden,
dat zoovelen in ongeoorloofde verhouding sa
menleven. Wij hebben hiervan op ons bureau
van «Armenzorg” heel treurige staaltjes verno
men, maar geven de volkstellers gaarne de eer,
dat zij, waar hun een zoodanige toestand bekend
werd, van verdere hulp afzagen. En, wat ook te
zeggen van deze verhouding: grootmoeder is
40 jaar, de dochter draagt den naam der moe
der, het kind van deze ook. Zulke toestan
den, zij zijn in de achterbuurten, maar ook in
andere wijken van «Donkerst Rotterdam” tal-
looze malen geconstateerd, en ’t wil ons voor
komen, dat de goede raadgeving van enkelen
der volkstellers tot deze vaders en moeders,
«om zoo spoedig mogelijk te huwen,” in 99
van de 100 gevallen niet opgevolgd zal zijn.
Er valt van de door de volkstellers opge
dane ervaringen partij te trekken voor de be-
beschuldigingen tot zwijgen. Hij heeft machtige bond-
genooten, hij kan over zooveel geld beschikken als
hij wil, en ik sta alleen. Maar al blijft hij dan ook
de groote man, ik heb hem in zijn ware gedaante aan
de wereld vertoond, en dat kan hij niet wegnemen,
ook bij u niet; dat doodt alle vertrouwen. Edith, om
uw-zelfs wil, maak u los van den onheil aanbrengenden
man, eisch uw woord terug. Maak u vrij, tot eiken
prijs 1*
«Neen!* zei Edith, zonder hem aan te zien maar
met onwrikbare vastheid.
Edith
«Neen!* herhaalde zij. «Ik heb hem mijn woord
gegeven, ik heb hem mijn hand toegezegd toen hij
nog veilig op zijn hoog standpunt stond. Hij bemint
mijhij lei alles aan mijne voeten wat hij bereikt en
verworven heeft, en ik heb dat aangenomen als een
recht dat mij toebehoorde. En thans, nu een storm in
aantocht is, die hem bedreigt, zou ik de eerste zijn, die
hem in ’t gevaar verlaat? Rekent gij mjj in ernst
daartoe in staat? Gij kondt immers vooruit weten,
hoe mijn antwoord luiden zou.*
«Ik was er bang voor!« zei Raimar zacht.
«En nu geen woord meer! Wij mogen elkaar niets
meer zeggen ganu!«
Ernst gehoorzaamde; zijn blik gleed noch eenmaal
somber over het mooie gezicht, en toen ging hij heen
zonder een woord tot afscheid, zonder nog een blik
achter zich te slaan. Edith was alleen, zij stond daar
onbeweeglijk en keek met brandende, strakke oogen
naar de deur, die zich gesloten had achter hem en
haar geluk.
Daar gingen twee menschen van elkaar op ’t zelfde
oogenblik dat twee anderen elkaar vonden. Aan het
einde van het park was een klein prieel, half ver
scholen in het lommerrijk groen, een lievelingsplekje
van Wilma, en daar zat majoor Hartmut naast zijne
verloofde.
Hij had zich heden nog volstrekt niet willen verkla
ren, de korte kennismaking gaf hem daartoe nog eigen
lijk niet het recht. Hij wilde het terrein slechts ver
kennen, vervolgens op de gebruikelijke wijze een beetje
uit vrijen gaan en, als hij zeker was van zijn zaak,
met zijn aanzoek voor den dag komen. Met dit doel
had hij dan ook zijn uniform ingepaktmaar er kwam
niets van zijne zoo wijs overlegde plannen. Toen hij
daar naast de jonge vrouw zat en haar in de oogen
keek, toen was zijn hart met zijn hoofd op den loop
gegaan, en zoo was de bekentenis eensklaps over zijne
lippen gekomen.
Wilma had hoegenaamd niets gezegd, maar hem
slechts beide handen toegestoken, en teen had hij na
tuurlijk niet de handen maar het geheele kleine blonde
vrouwtje in zijn armen en aan zijn borst genomen, en
nu zagen zij er beide uit als zaten zij midden in het
paradijs.
Daar kwam iemand haastig door het park aanloopen.
Liesbeth was ginds op de boerderij geweest, om haar
speelgenoot, de kleine dochter van den pachter, die
even oud was als zij, een bezoek te brengen en had
pas bij haar terugkomst gehoord, dat de heeren uit
Heilsberg er waren. De ernstige stille Raimar kon
haar echter niet veel schelen, maar oom Hartmut was
ook meegekomen en bevond zich met haar mama in
’t park. Nu vloog zij ademloos en met vliegende ha
ren het park door om beiden te zoeken, hoorde stem
men in het prieel en stormde er haastig naar toe.
Maar het kleine juffertje bleef stokstijf bij den in
gang staan en zette het roode mondje wijd open van
Voor eenige maanden werden door menschen,
die niet alleen bij de «Nieuwe Rotterdammer”
zweren, maar zich ook wel door de kleine
pers doen inlichten, gretig de nummers van het
«Rotterdamsch Nieuwsblad” opgenomen, in de
hoop weer dieper in «Donkerst Rotterdam’’
door te dringen. Men weet het, de volkstel
lers gingen ook daar aan het werk en werden
ten zeerste getroffen door de ellende, die zij in
vele buurten waarnamen. Hoewel nu niet van
plan ’t geziene dadelijk openbaar te maken,
wist toch een handig reporter zooveel op een
door hen bijeengeroepen vergadering op te tee-
kenen, dat er schetsjes te maken waren, die
zeer velen met diep medelijden vervulden.
Een fataal iets overigens, dat ontijdig pu-
bliceeren, want de volkstellers zelf zijn hoe
langer hoe meer tot het inzicht gekomen, dat
veel ellende aan de menschen zelf te wijten
is. Een voorbeeld: In een gezin trof een der
heeren zooveel kinderen aan, dat hij met het
oog op de beperkte ruimte vroeg: «Waar laat
u dit halve regiment, juf?” Hem werd toen
gewezen een bedstede van twee verdiepingen,
waar de kinderen ingingen als in een bakkers
oven. En toen men de moeder er op wees,
dat zij voor de 46 sts hier, toch veel meer ruimte
en geriefelijkheid in een der buitenwijken kon
hebben, antwoordde zij, dat zij al 40 jaren in
die steeg woonde, de kinderen er gewonnen
en geboren waren, en men niet van plan was
er van daan te gaan. Iets dergelijks zag men
voor enkele jaren te Utrecht gebeuren, waar
den bewoners van een bedompte en beruchte
steeg een net huis even buiten de stad aan
geboden werd en men ook bedankte een
voudig uit gemakzucht. Voor zulke menschen
is de nieuwe woningwet, die er hopelijk in de
Kamers door zal gaan, ’t radicale middel tot
genezing.
En met hoeveel onzedelijkheid, dronkenschap
en andere ondeugden hebben de volkstellers
kennis gemaakt! Werken de bewoners zelf
niet mede, dan zal dwang van boven af nog
heel weinig helpen. Wij laten een der heeren
ook hier spreken:
Er lag een man, lang uit, in de kamer dron
ken als een kersepit.
Man, daar zijn ze van de volkstelling.
Wa kê mijn die fent ferd geef
tum de kaarte en laat-ie oprukke
Of dit: „Hoe is ’t mogelijk, dat je met je
zeventienen in deze twee kamers slapen
«Dat gaat je geen bl m an.”
Moet men niet een enorme dosis lankmoe
digheid hebben om dat maar kalm te slikken
Tot eer der volkstellers, veel onderwijzers,
moet gezegd worden, dat ze hun ziel in lijd
zaamheid bezeten hebben en opteekenend, ook
veel stille armoede hebben weten uit te vinden,
die, zoo wij hopen, zal gelenigd worden. Er is
ook eene vergadering gehouden, waarop men ge
tracht heeft antwoord te geven op de vraag, hoe
die stille armen te helpen, maar tevens de velen
onwaardigen, die van alle kanten trekken, te ont
maskeren. Misschien, dat het gelukt (maar wij
zijn er nog lang niet zeker van, waar de «Ver-
eeniging tot verbetering van Armenzorg,” die
haar sporen verdiend heeft, het niet tot stand
kon brengen) een centraal register aan te leggen,
waarop de bedeelden voorkomen met den on
derstand, die zij van verschillende kanten trek
ken. Maar toch, allicht dat dit eer zal ge
lukken, dan het opruimen van de vele onge
zonde krotten, die maar al te veel nog te Rot
terdam bestaan, en waarvoor men ook al een
vereeniging wil oprichten. Want, vooreerst is
,.daar heel, heel veel kapitaal voor noodig,
maar bovendien is ’t bekend, dat het gemeen
tebestuur ondershands telkens woningen koopt
om die te gelegener tijd af te breken. Doet
men een bod op een openbare veiling, dan
krijgen sommigen de lucht er van en drijven
ze op, al hooger en hooger.
Hoewel niet voor grooten lezerskring be
stemd, willen wij hier toch wijzen op enkele
dingen, die wij van enkele volkstellers verna
men, ofschoon een groote verbreiding zeker
gewenscht ware.
Vooreerst moet gewezen worden op de hoogst
minieme ruimte, waarmede vele arbeidersge
zinnen zich moeten tevreden stellen. Het »ka-
zerne-systeem” is hier te Rotterdam in zoover
ingevoerd, dat woningen met 20 gezinnen
voorkomen, en als men weet, dat soms op een
ruimte van 5 M2 8 kinderen met vader en
moeder huizen, dan mag de toestand wel el
lendig heeten. Moeder bakt nu soms nog
slecht riekende visch in afschuwelijke olie, er
is geen licht en geen lucht, een infame toe
stand. En dan is die ruimte meestal slechts
te bereiken langs uitgesleten trappen met latjes
bespijkerd en waarlangs men zich aan een
COURANT.
i