MMS-1 ADVERTENTIEBLAD
VOOR SI EK E8 WSTREKE1
Dê Cronjé - Episode.
„HEKSEN GOUD.”
Herijk van maten en gewichten.
Schutterij.
Woensdag 2 Mei 1900.
55e Jaargang.
i-
V
BEKENDMAKING.
No. 35.
Uitgevers: POUWELS FALKENA, tegenover’tTramstation Sneek.
Officieele Advertentiën.
FEUILLETON.
e-
van
Vrijdag
Wethouders voornoemd,
en
en
en
en
en
en
en
en
en
en
1—4
1—4
1—4
1-4
1—4
1-4
1—4
1—4
1—4
1-4
1—4
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS,
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
_r
7_
10—12
9—12
9—12
9—12
9—12
9—12
9—12
9—12
9—12
9—12
9—12
DATUMS
Roman van E. WERNER,
Schrijfster van «Aan het Altaar«, «Fata Morgana*,
»De Alpenfee* enz.
Verkoopers vanj
maten i
wichten
Wijk 1
3
5
7
9
11
13
15
17
19
(Maandag
2 Woensdag
41 Donderdag
6 [Vrij dag
8 Zaterdag
10 Maandag
12 Woensdag
14 Donderdag
16 Vrijdag
18 Zaterdag
20 Maandag
7 Mei
9
10
11
12
14
16
17
18
19
21
den
het
generaal Cronjé, waar hij waarschijnlijk
door den vijand werd bestormd. Toen het licht werd,
konden wij de troepen zien retireeren naar onze posities
in zeer groote menigte, geschat op tusschen de 15,000
en 20,000 man. Zij kwamen direct op onze posities
af en bevel werd gegeven om niet te vuren voordat
zij op 400 schreden waren. Toen zij op 1200 schre
den waren genaderd, konden onze menschen niet meer
zich in toom houden en brandden wij los. De vijand
draaide toen links dwarsweg en moest gevolgelijk al
onze posities voorbij trekken. Wij openden een vree-
selijk geweervuur op hen, hetwelk voor bijna een uur
aanhield.
U kunt begrijpen welk een slachting wij onder hen
aanrichtten, daar de menigte zoo dicht op elkaar ge
drongen was, dat bijna geen schot miste. Toen zij voor
bij waren, kon men de dooden en gewonden met de
verrekijkers bij hoopen zien liggen.
Gedurende den nacht echter had de vijand ook ons
omsingeld met zijn kanonnen en ongeveer 9 uur wer
den wij van drie kanten op een vreeselijke wijze ge
bombardeerd. Er bestond voor ons toen geen andere
kans dan om den aftocht te blazen en de zoo belangrijke
positie te verlaten. Dat was eerst een aftocht
Wij moesten met nog geen 500 man een weg door
slaan door die overmacht des vijands. Het ligt buiten
mjj om daarvan een beschrijving te geven. Ik kan in
UREN
"Voor na
middag
We hebben reeds meermalen geschreven over
de overgave van Cronjé’s leger. Een paar
30
De mededeeling dat mijnheer de notaris Treumann
zoo pas gekomen was, stoorde het samenzijn, tot groote
ergernis van den majoor.
«Die heeft zeker hier of daar weer wat opgegraven
zeide hij onvergenoegd, «en nu komt hij met zijn ver
schillende eeuwen aanrukken. Ik ben echter heden vol
strekt niet historisch gestemd. Kunnen wij hem niet
kwijtraken, Wilma?*
«Maar ik heb hem immers zelf uitgenoodigdhij komt
hier eten,* verklaarde de jonge vrouw. «Ik wist toen
echter nog niets van Edith’s bezoek en zij keek
haar verloofde met een schalksch lachje aan van
eene zekere andere gebeurtenis. Ik dien hem toch te
verwelkomen neen, Arnold, laat mij met Liesbeth
vooruitgaan en volg ons eerst na verloop van een kwar
tiertje. Je zoudt je verraden en wij kunnen onze ver
loving toch niet zoo hals over kop proclameeren!*
Arnold zag dat wel is waar volstrekt niet in, maar hij
bleef gehoorzaam achter en haalde zijn horloge uit den
■zak, om zich eerlijk aan het kwartiertje te houden. Daar
kwam plotseling Max Raimar uit de lucht vallenhij
scheen van een wandeling te komen, want hij trad
door het kleine achterpoortje in het park.
Mejuffrouw Marlow zal, naar ik hoor, ook slechts twee
dagen hier blijven, en dan wilt gij te Heilsberg zijn
Zeg eens, hoe staat gij nu toch eigenlijk met uwe milli-
oenenjuffrouw? Gij spreekt er in ’t geheel niet meer
over.*
Max was innerlijk woedend over die vraag, maar hij
wilde voor geen geld zijn nederlaag laten blijken en trok
daarom de schouders op.
«Herinner mij daar niet aan dat is voorbij I Wie
is wel niet eens een zwevend dwaallicht gevolgd, dat
hem verlokte! Ik ben nog bijtijds tot bezinning ge
komen en heb mij losgerukt. Ik volg thans een andere,
zachtere ster!*
«Max, gij wordt poëtisch!* zei Arnold het hoofd
schuddende. »’t Is waar, gij doet thans in idealisme,
zooals ik reeds gemerkt heb, en die zachte ster is zeker
hier te Gernsbach voor je opgegaan. Een mooi ridder
goed, wat? Dat ’s toch ook niet te verachten, al is ’t dan
nog juist geen millioen. Ben je al weer op de jacht,
kom, biecht eens opl*
De jonge schilder keek hem wantrouwend van ter
zijde aan. Die brutale spotter was in staat mevrouw
van Maiendorf van zijn vroegere plannen te vertellen,
en dat moest voorkomen worden.
«Daar heb ik niet aan gedacht,* verklaarde hij. «Ik
vraag ditmaal niet naar geld en goed. Ik weet nu, dat
ik bemin, dat ik ontwaakt ben uit den wilden droom.
Ik schroom niet eene dwaling rondweg te erkennen.
Ja, ik bemin de jonge gebiedster van Gernsbach, ik
aanbid haar!*
Een eigenaardig trekje vertoonde zich om de lippen
van den majoor, maar zijn gezicht bleef volkomen
ernstig terwijl hij den jongen man goedkeurend en
tamelijk hard op den schouder sloeg.
«Braaf van jou, Max! Heel braaf! In den uitge-
branden krater van je ziel ontsproot dus thans de
reine bloementuin. Dus de jonge gebiedster van Gerns
bach heeft je dat idealisme aangebracht? Heel mooi
maar tot vrouw krijg je haar niet.*
«En waarom niet?* vroeg Max boos, terwijl hij zich
den schouder wreef.
«Omdat ze mijn vrouw wordt
De jonge man schrikte geweldig en staarde den
spreker wezenloos aan. «Heer majoor, is dat scherts,
of
«Excuseer, dat ’s volkomen ernst. Een uur geleden
heb ik mij met Wilma van Maiendorf verloofd, en
wij trouwen zoo spoedig mogelijk. Gij wordt vriendelijk
uitgenoodigd op de bruiloft en kunt de tafelkaarten
voor ons teekenen.*
Arnold had in den overmoed van zijn geluk hoege
naamd geen medelijden met den armen Max, die daar
nog altijd als verpletterd stond, maar nu toch begreep
dat de zaak ernst was. En nu barstte dan ook al zijn
woede en teleurstelling los.
«Gij zijt verloofd met mevrouw van Maiendorf? Dus
daarom kwaamt gij weer te Heilsberg; dus daarom
hebt gij u hier ingedrongen, om mij
«Ho, ho, Max, neem je in achtviel de majoor hem
in de rede, zich plotseling in zijn volle lengte en
dreigend oprichtende. «Gij zijt de broer van mijn besten
vriend, en ik zou om Ernst niet graag willen dat wij
beiden met het pistool tegenover elkaar moesten staan,
maar als gij mij zóó aankomt.*
Hij naderde zeer resoluut den jongen schilder, die
even resoluut achteruit week, maar daarbij vol ver
ontwaardiging uitriep
«Ik zal gaanIk verkies niet langer in een huis te
blijven, waar men zoo onbarmhartig den spot drijft
met mijne gevoelens.*
ADVERTENTIéN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
het laager van generaal Cronjé. Het is mij ten eenen-
male onverklaarbaar waarom generaal Cronjé toen niet
eenige poging waagde om tot ons te komen. Dien
middag bestormde de vijand onze posities herhaalde
malen, doch werd met groot verlies teruggeslagen.
Toen het donker was echter, werden de posities van
veldkornet Meijer en veldkornet Spruijt zoo hevig be
stormd door zulk eene groote overmacht, dat zij ver
plicht waren te retireeren. Het was hier dat com
mandant Spruijt door den vijand werd gevangen ge
nomen, toen hij op het hooren van het gevecht, deze
veldkornetschappen te hulp snelde.
Den volgenden morgen waren die posities echter
weer door den vijand verlaten met achterlating van
verschillende hunner dooden in onze schansen, en wer
den de posities dadelijk weer door ons bezet. Daar het
kanon dien dag uit order raakte, en de ammunitie van
de maxim zeer beperkt was, waren wij feitelijk zonder
grof geschut en kan men best begrijpen, dat onze toe
stand met slechts 500 man onder ongeveer 70,000
van den vijand met 120 kanonnen, niet een be
geerlijke positie was. Wij waren echter vast besloten
die positie, die de eenige sleutel was tot ontzet
de belegerden, niet op te geven.
Op Woensdagmorgen bij het aanbreken van
dag hoorden wij een vreeselijk geweervuur bij
laager van
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Sneek,
brengen ter kennis van de belanghebbenden dat in
dit jaar voor den herijk der maten en gewichten, in
deze gemeente zal worden gevaceerd in het voorma
lig Telegraafkantoor, in orde als volgt
Voor de
BURGEMEESTER“en~WETHOUDERS van Sneek
roepen bij deze op: alle manspersonen, binnen deze
gemeente woonachtig, die op den 1 Januari 1900 hun
25ste jaar zullen zijn ingetreden en mitsdien allen, die
geboren zijn in het jaar 1875, om zich voor den schut
terlijken dienst te doen inschrijven, waartoe ter Secre
tarie dezer gemeente zal worden gevaceerd op Woens
dag, 16 Mei 1900.
Verder wordt ter kennis van belanghebbenden ge
bracht
dat diegenen, welke vroeger in andere gemeenten in
geschreven, sedert de inschrijving van het vorige jaar,
binnen deze gemeente zijn komen wonen, zich insgelijks
op dien dag zullen moeten laten inschrijven, in het
register, loopende over een der jaren 1866 tot en met
1874, waartoe zij volgens hun ouderdom behooren, dat
een ieder, hetzij hij al of niet vermeent tot de vrijge
stelden of uitgeslotenen te behooren, tot deze inschrij
ving verplicht is;
dat voor ingezetenen worden gehouden alle Neder
landers, alhier hun gewoon verblijf houdende, alsmede
alle vreemdelingen, binnen deze gemeente woonachtig,
welke hun voornemen, om zich binnen het Rjjk te ves
tigen, zullen hebben aan den dag gelegd, hetzij door
eene uitdrukkelijke verklaring, hetzij door het werkelijk
overbrengen van den zetel van hun vermogen of de
hoofdmiddelen van hun bestaan
dat zij, die in meer dan eene gemeente hun gewoon
verblijf houden of den zetel van hun vermogen hebben
gevestigd, tot de inschrijving verplicht zijn binnen die
gemeente, alwaar eene dienstdoende schutterij aanwe
zig is;
dat de registers ter inschrijving vanaf 15 Mei tot
1 Juni e.k. zijn geopend en dat allen, die bevonden
worden, zich alsdan niet te hebben doen inschrijven,
volgens art. 9 der wet op de schutterijen, door het
Gemeentebestuur ambtshalve zullen worden ingeschre
ven en door den Schuttersraad tot eene geldboete ver
wezen, terwijl zij bovendien zonder loting bij de schut
terij zullen worden ingelijfd, indien het zal blijken, dat
er tijdens de verzuimde inschrijving, geene redenen tot
uitsluiting of vrijstelling te hunnen aanzien bestonden
dat eindelijk een ieder, die binnen deze gemeente
niet geboren is, wordt aangemaand zich tijdig van een
geboorteakte te voorzien en zich alzoo van zijnen juisten
ouderdom te verzekeren, teneinde de inschrijving naar
behooren geschiede.
Sneek, den 24 April 1900.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
JAC. van der LAAN, Secretaris.
De jonge schilder was van daag een beetje uit zijn
humeur, en niet zonder reden. Edith Marlow had gis
teren avond bijna hoegenaamd geen notitie van hem ge
nomen en hem duidelijk laten merken, dat hij bij haar
nog altijd in ongenade was. Max werd thans wel is waar
niet meer gekrenkt door die «harteloosheid* van zijne
vroegere aangebedene, want hij stuurde reeds in anderen
koers, maar dat bezoek verstoorde zijn Gernsbacher
idylle, en ’t viel ook niet gemakkelijk zich tegenover
de beide dames in zijn dubbele rol te handhaven.
In de salons van Marlow was hij namelijk de moderne
mensch geweest, die met alle illussies had afgedaan,
en daarbij het worstelend genie, dat zijne pas toe
komstige daden slechts op den bodem der werkelijk
heid plaatste. Hier op het land, tegenover de jonge,
min of meer dweepende vrouw, was het idealisme bij
hem losgebroken. Hij sprak over onsterfelijkheid, zweef
de in hooger sfeeren en zette «zulke oogen,* zooals
Liesbeth zich uitdrukte. Max bezat bepaald een veel
zijdige natuur. Het zien van majoor Hartmut verraste
hem niethij wist immers dat de heeren van daag of
morgen te Gernsbach zouden komen.
«Wel kijk, daar heb je Max!* ontving Hartmut
hem. «Waar hebt gij dan toch den geheelen voormiddag
gezeten? Men krijgt je nü paste zien.*
«Ik ben in ’t bosch geweest,* antwoordde de jonge
man. «Ik ben van morgen met een vreeselijke hoofd
pijn wakker geworden en moest mij voor ’t ontbijt ver
ontschuldigen. Dat gaat bij mij helaas niet zoo gauw
over. Ik geloof, heer majoor, dat !t beste is, dat ik
met u en Ernst naar Heilsberg terugrijdslechts voor
een paar dagen. In dezen toestand kan ik toch niet
schilderen.*
«Arme jongen!* zei de majoor hem beklagende. «Dan
zult gij immers het geheele interessante bezoek missen.
dat alle maten en gewichten aan den herijk zijn on
derworpen
dat de voorwerpen behoorlijk schoon en droog moe
ten worden aangeboden
dat de onjuiste gewichten kunnen worden gejusteerd
tegen dadelijke betaling, volgens bij Koninklijk besluit
van 16 October 1869 (Staatsblad no. 160), vastgesteld
tarief
dat de verificatie van gewichten beneden het gram
uitsluitend aan het ijkkantoor te Leeuwarden plaats
heeft
dat belanghebbenden behooren toe te zien, dat hunne
maten en gewichten na den herijk van de vereischte
merken voorzien zijn en dat blijven tot aan den eerst-
volgenden herijk, en
dat het ijkkantoor te Leeuwarden, aan de Oosterkade,
voor het publiek geopend is eiken Dinsdag en Vrijdag
van negen tot één uur.
Sneek, den 17 April 1900.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
JAC. van der LAAN, Secretaris.
weken geleden namen we iets over uit een
Kaapsch blad. Thans willen we gedeeltelijk
ovememen wat een der mannen, die tot de
commando’s behoorde, welke Cronjé moesten
ontzetten, aan de Volksstem schreef.
Men herinnert zich nog, dat Cronjé, met
4000 man te Paardeberg omsingeld werd en
zich na een 10-daagsche verdediging on voor
waardelijk overgaf aan lord Roberts.
Op Zondag 11 Februari vertrokken wij (Heidelberg-
commando) onder Wd. commandant Spruijt, bestaande
uit zoowat 250 man, van Springfontein. Te Rietrivier
sloten wij ons aan bij hoofd-commandant de Wet, en
rukten van daar op tot ontzet van Generaal Cronjé.
Op weg ontmoetten wij den Vechtgeneraal Botha met
een patrouille, die zich ook bij ons aansloot, zoodat
wij toen ongeveer 600 man telden. Wegens zwakte
van paarden lieten wij echter hier 100 man achter,
zoodat wij slechts 500 man telden.
Op Zondag 18 Febr. kregen wij Paardeberg in het
gezicht en namen posities, ongeveer 4000 schreden
van generaal Cronjé met zijn menschen. Onze men
schen werden in tweeën verdeeld en een gedeelte
onder vechtgeneraal Botha bestormde de plaats ge
naamd Stinkfontein, waar een aantal Engelschen zich
verscholen hadden. Wij doodden een gedeelte van
hen, namen een 10-tal krijgsgevangen en maakten een
aantal paarden met zadels en toornen enz. buit, alsook
eenige waterkarren met muilen en trekgoed. Het
andere gedeelte onder hoofdcommandant De Wet be
stormde de positie recht tegenover Generaal Cronjé.
Een aantal paardenruiters, die de positie in bezit had
den, vluchtten, zonder een schot te lossen, zoodat wij
zonder eenig letsel depositie innamen.
De vijand beschoot ons toen van voren op een ge
weldige manier met kanonnen en werden eenigen van
de onzen gewond en een aantal paarden gedood. Onze
kanonnen, bestaande uit een Vrijstaatschen voorlader
Armstrong en een Vrijstaatsche bom-maxim, waren
van bijna geen dienst. Wij beschoten den vijand met
klein geweer op zulk een wijze, dat zij dienzelfden
nacht de vlucht namen, zoodat het Maandagmorgen
den 19en Febr. schoon was tusschen generaal Cronjé
en ons. Wij namen ook al de ossen, door den vijand
van Generaal Cronjé buit gemaakt, weder terug. Ge
neraal Froneman met 60 man en een commandant met
50 man, die in het laager bij Generaal Cronjé waren,
kwamen tot ons uit zonder eenig verlies. Ook kwa
men groote klompen kaffers uit het laager van generaal
Cronjé tot ons over, zonder dat zelfs op hen geschoten
werd.
Ik zelf met den heer Piet Uys reed af tot dicht bij
OURANT
F
en ge-‘
BELANGHEBBEN- DAGEN
DEN UIT