ft
NIKWS- KJ AHVEinWIEBLAÜ
ÏWR SMEEK KJ 0I8TWE1
I
I
„HEKSENGOÜD."
De Ansjovisvangst.
Woensdag 13 Juni 1900.
55e Jaargang.
No. 47.
Ie
Uitgevers POUWELS FALKENA, tegenover ’t Tramstation Sneek.
Officieele Advertentie.
l
FEUILLETON.
k
e
Uw naam is thans
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f 0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
zwaar
geplaatst in de
g
die zich met 1 JULI a. s. op dit
blad abonneeren, ontvangen de
nog vóór dien tijd verschijnende
nummers gratis.
DE UITGEVERS.
1.
2.
3.
en
Roman van E. WERNER,
Schrijfster van «Aan het Altaar*, «Fata Morgana*,
»De Alpenfee* enz.
de toekomst. Haar eigen, eigen oordeel zeide haar, dat
Raimar gelijk had met zijne beweringenzij kende de
wereld immers ook. Maar zoodra zij hem zag lijden
hielden hare scherpheid en bitterheid geen stand en
haar stem beefde hoorbaar, toen zij antwoordde:
«Ik heb met die woorden geen beschuldiging tegen
u bedoeld. Gij hebt het immers gisteren uitgesproken,
dat gij slechts deedt, wat recht en plicht u voor
schreef; ’t was dan zeker ook slechts noodlot, dat
gij daarmeê zoo rampzalig in ons leven greept.*
«In ons leven stoof Ernst op. «Denkt gij dan
werkelijk nog aan eene verbintenis, aan eene gemeen
schappelijke toekomst met dien man
«Die nog dezelfde is, als toen ik zijn verloofde werd!*
viel Edith in. «Men kende hem en zijne scheppingen
sedert lang; men wist dat hij de bestaande grenzen
steeds overschreed, en niemand waagde het hem
daarvan een verwijt te maken, niemand stond tegen
hem op. Daar kwaamt gij en naamt den eersten
steen op, en nu roepen allen: steenigt hem
Raimar stond voor haar en keek haar doordringend
aan, als wilde hij in haar gelaat lezen.
«Gij beschouwt u dus nog altijd als gebonden
«ZekerZoodra Ronald het eischt word ik zijne
vrouw, en hij zal het eischen!*
«Dat wordt gij nietzei Ernst op bijna dreigenden
toon.
«Mijnheer Raimar
«Neen, Edith, gij wordt Felix Ronald’s vrouw niet!
Ik laat u niet in uw verderf loopen; eerder neem ik
het uiterste middel te baat. Gij weet niet, wien gij
uw hand wilt geven.*
«Ik weet ’tzei Edith met nieuw opkomende bit
terheid. «Gij hebt ons immers geen trekje bespaard
van het beeld, dat gij daarvan voor de geheele were] d
hebt opgehangen. Ronald is een grootsch karakter,
dat teugelloos geworden is door het onbeperkte bezit
van macht en goud. Hij waande zich almachtig om
dat alles voor hem en zijn rijkdom op de knieën
lag. en toen heeft hij de menschen veracht en aan
zich ondergeschikt gemaakt. Hij mag zich in veel
te buiten hebben gegaan, maar daarbij is toch niets
laags of gemeens; niets wat mij vrij maakt van dien
band. Stond hij nog te midden van geluk en voor
spoed, ik zou mijn woord terug eischennü is hij
in ’t ongeluk en thans verlaat ik hem niet
Zij sprak met de energie van een onbuigzamen wil.
Edith Marlow had zich wel is waar laten verblinden
door het «heksengoud*, en ook in hare handen werd
het thans stof en asch, maar ’t had haar ziel niet
bedorven. Wat zij eenmaal uit ijdelheid en eerzucht
misdreven had, toen zij den man, dien zij niet be
minde, haar woord gaf, dat boette zij thans door het
besluit, den niet beminden man te volgen, van wien
geluk en glans geweken waren. Een snijdende smart
pijnigde Raimar’s hart; eerst thans voelde hij ten volle,
wat dit meisje voor hem had kunnen zijn en worden.
«En Steinfeld vroeg hij. «Ronald wist, dat de
val onvermijdelijk was, en wij allen weten wat hij
deed. Wilt gij dat ook als de afdwaling van een
«grootsch* karakter bestempelen?”
«Neen, dat was de wanhopige stap van een man,
die elk middel aangreep om zich-zelf en zijne po
sitie in ’t leven te handhaven. Dat moogt gij niet
veroordeelen, want dat, wat gij uw noodlot noemt,
was toch ook slechts de schuld der wanhoop.*
«Mijn vader was niet schuldig,* zei Ernst langzaam
maar met vollen nadruk Edith trad vol verbazing
een stap achteruit.
«Niet schuldig? Hij werd toch algemeen zoo be-
van deze kleine vischjes toeleggen en is reeds
voor velen van de binnenschippers de ansjo
visvangst een vast bedrijf geworden.
De ansjovisvangst geeft groote bedrijvigheid;
plaatsen als Enkhuizen, Lemmer, Urk, Huizen,
Stavoren, Medemblik enz. kunnen dit getuigen.
Vóór nog de vischtijd is aangebroken, reeds
in April, worden netten gereed gemaakt en
aangeseind, ankertjes en dreggen aangeschaft
en nagezien, vlaggetjes genummerd en geschil
derd; alles is in beweging om de zaken voor
elkaar te brengen.
Eenige jaren herwaarts werd de ansjovis
met de kuil gevangen; een groot zakvormig
net met fijne mazen, hetwelk door twee vaar
tuigen naast elkaar vóór den wind zeilende
werd gesleept. Voor deze wijze van visschen
had men evenwel zware of groote vaartuigen
noodig, zoodat de ansjovisvangst alleen met
het grootste soort botters, benevens tjalken
werd beoefend. De kleinere visschersvaartui
gen konden geen kracht genoeg ontwikkelen
maar kwamen nu op het idee, fijne, staande
netjes aan dreggen en ankertjes bevestigd, in
zee te plaatsen voor het vangen van de zoo
zeer begeerde ansjovis. En langzamerhand
bleek de visscherij met deze staande netjes
zulke resultaten op te leveren, dat de kuil
minder en minder in gebruik bleef.
In ’t begin hadden deze netjes het
te verantwoorden. Waren ze
route, die een span kuilders nam, dan verniel
den de laatsten de geheele vleet. En kuilders
en netjesvisschers waren altijd op dezelfde
plaatsen n. 1. daar, waar men de meeste visch
verwachtte. Vooral bij nacht konden de kuil
ders onmogelijk de drijfbakens der netjes zien
en dus, al wilden zij zulks, deze niet mijden.
De netjesvisschers, welke groote vaartuigen
gebruikten, vooral tjalkschippers, bleven 's nachts
bij hunne netjes geankerd en hielden de wacht
om aankomende kuilders tijdig door seinen of
praaien te waarschuwen. Doch niet altijd
stoorden deze laatsten zich daaraan en, naar
de verhalen te hooren, gaf dit aanleiding tot
luidruchtige tooneelen op zee; soms raakte men
handgemeen.
’t Bleek alras, dat de netjesvisschers steeds
meer besomden dan de kuilders. Zij brachten
niet alleen meer visch maar ook gewilder
visch. In den kuil wordt de ansjovis onooglijk;
de netjesvisch komt goed aan den wal. Bo
vendien konden die netjes ’s avonds worden
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
42
Edith stond nog altijd bij de deur, besluiteloos of
zij heengaan of blijven zou, maar scheen toch tot het
laatste te besluiten. Zij trad langzaam nader en sloeg
den sluier terug. Eerst nü zag Raimar, hoe bleek zij
was, maar haar geheele houding toonde thans weder
die trotsche, ijskoude afwijzing, die hij sedert hunne
eerste ontmoeting maar al te goed kende.
«Gij verwacht van mij zeker geen gelukwensch,
mijnheer Raimar,* zeide zij op bitteren toon. «Maar
gij hebt eene schitterende overwinning behaald.*
«Meent gij dat ik mij verheug in die overwinning?*
vroeg hij ernstig en verwijtend.
«Dat doet er niet toe, zij brengt er u toch boven
op en opent voor u de toekomst.*
«Neen!* dat woord klonk zwaar en somber van
Ernst’s lippen.
«Neen? Na zóó’n succes?
immers op aller lippen!*
«Gij vergeet, wat op dien naam kleeft gij weet
het immers al lang van uw vader.*
«Dat’s uitgewischt sedert gisteren.*
«Dat’s niet uitgewischt, alleen maar verdaagd. Thans
heeft men ’t vergeten, omdat men vergeten wou, wijl
uit het net
den, waarna
gegeven.
Nu moeten de netjes schoongemaakt en te
drogen worden gehangen, waarvoor op meest
alle visschersplaatsen terreinen met droogstok
ken zijn ingericht. Zijn de netjes droog, dan
is er meest altijd iets aan te herstellen, zoo
dat de visscher dan begint te boeten, d. i.
nieuwe mazen te maken, simmen redresseeren
enz. Ook moeten de netjes van tijd tot tijd
worden getaand, om rotten te voorkomen.
De ansjovisvanger heeft dus weinig vrijen
tijd. De tjalken en groote vaartuigen komen
niet eiken morgen aan den wal en drogen,
koppen en zouten op hun schip.
Het ansjovisvangen is dus een harde, aan
houdende arbeid, die alleen door zoovelen
wordt verricht om der wille van het smeer.
Niet altijd gaat de vangst even voordeelig.
ik de geheele publieke opinie vóór mij had. Al de
vijanden van mijn tegenpartij schaarden zich aan mijne
zijde en dekten mij; de geheele strijd had trouwens
iets buitengewoons. Als ik weer sta tegenover het
dagelijksch leven en de nuchtere critiek, dan herin
nert men zich ook weder het verleden en dan moet
ik boeten wat men mij nu vergeeft, omdat men mij
noodig had.*
Getroffen, bijna ontsteld keek Edith hem aandie
gedachte was nog niet bij haar opgekomen.
«Gij beoordeelt de wereld verkeerd*, zeide zij zacht,
maar de toon der overtuiging ontbrak. «Als gij die
gedachte kondt overwinnen
«Dat juist kan ik niet!* viel Raimar somber in.
«Wat mij tot nu steunde en sterkte, dat was de strijd,
dien ik nu eenmaal begonnen had en dien ik ten
einde moest brengen. Het gold immers mijn eigene
verdediging. Maar als die prikkel ontbreekt, dan sta
ik weder onder het vroegere noodlot.
Ik moet met opgeheven hoofd de wereld kunnen
tegemoet treden als ik tot haar spreken wil en toch
weet ik dat de haat of boosheid van den een of an
deren ellendeling mij toeroepen kan Gij spreekt van
recht en eer? Denk aan den naam dien gij zelf
draagt! Ik heb ditmaal al zwaar genoeg te strijden
gehad tegen dat bewustzijn en nu zweeg toch elk
verwijt. Het hangt loodzwaar aan mij en drukt mij
altijd weder ternederhet sluit mij ook nu weder de
groote loopbaan af, waarvan ik eenmaal gedroomd
heb. Zooals gij ziet, is een gelukwensch hier over
bodig
Edith stond sprakelooszij had een trotsch bewust
zijn van zegepraal, een slechts met moeite verborgen
gehouden triomf verwacht, en vond nu deze sombere
neêrslachtigheid, dit totaal gemis van vertrouwen in
uitgezet om ’s morgens vroeg weer te worden
binnengehaald, terwijl men met den kuil steeds
onder zeil moest zijn, óf om te sleepen, óf om
zich bovenwinds te werken, zoodat zeil en
tuig bij de kuilders veel meer te lijden had.
Zoodoende is de kuil bijna vervallen en zijn
er tijdens het ansjovis-seizoen zooveel netjes
geplaatst, dat kuilvisschen vrijwel onmogelijk
is. Want niet alleen beroepsvisschers en schip,
pers leggen zich nu op de ansjovisvangst toe
maat ook, vooral sedert de succes-jaren 1890
en ’93, bakkers, boeren, winkeliers, enz.
Geen wonder dus, dat er thans, met het
ansjovis-seisoen een ongemeene drukte op de
visschersplaatsen aan de Zuiderzee bestaat.
Vooral Enkhuizen mag genoemd worden. Een
Mastbosch van vaartuigen vertoeft daar dage
lijks in den ansjovistijd in de haven en het
Krabbersgat. Schepen van allerlei vorm en
maaksel: botters, kwakken, tjalken, pramen,
zijnschepen, sloepen, jollen, enz., voorzien van
letterteekens, die plaatsen aanduiden, ver van
de zee verwijderd, als bijv. SNE (Sneek),
H.O. (Hoogeveen), W.V. (Wildervank) en an
deren. Die plaatsen, als bv. Sneek, hadden
voor deze jaren zelfs geen lettermerk en moes
ten ’t eerst nog aanvragen, ’s Middags ver
laat die gansche vloot ’t Krabbersgat. De kleinste
vaartuigen zeilen zelve hunne netten uit: de
grootere hebben allen een groote boot of vlet
op sleeptouw, om daarmee de netten uit te
roeien; en zoo trekt men op de vangst uit.
Zijn de vaartuigen op een plaats gekomen,
waar men meent, dat visch is, dan worden de
netjes daar in lange rijen opgesteld, met an
kertjes in den grond bevestigd en ter onder
scheiding van afstand tot afstand van drijf-
bakentjes voorzien,
Staan alle netten, dan is er voor zeilende sche
pen bijna geen, ruimte. Vooral wanneer een
schip laveeren moet, is er veel kans, dat een
netje vernield of gehavend wordten ’s nachts
zijn ook de drijfbakens of joonen niet te onder
scheiden. Ook hebben deze joonen vaak een
averechtsche uitwerking. Vele schippers toch
zijn in den waan, dat zij, door juist tusschen
deze bakentjes door te houden, de minste scha
de aan He netten zullen doen, terwijl daar juist
de meeste kans voor bestaat. De bakentjes
toch zijn geplaatst op de samenkoppeling van
twee netten, en wijl tusschen deze netten eeni
ge ruimte wordt gehouden, zal men het best
doen over of rakelings langs deze bakentjes
VERGADERING van den Gemeenteraad
van Sneek, op Donderdag, den 14 Juni 1900,
des namiddags ten 6'/, uur.
Resumtie der Notulen.
Mededeeling van ingekomen stukken enz.
Benoeming van een tijdelijk leeraar in plant-
dierkunde a/h Gymnasium en de H. B. School.
4. Alsvoren van eene Gemeente-vroedvrouw.
5. Aanwijzing van Commission inzake reclames
tegen den Hoofdelijken omslag, dienst 1900.
6. Vaststelling Programma Gymnasium, cursus
1900/1901.
7. Alsvoren Hoogere Burgerschool, cursus 1900/1901.
8. Nader schrijven v/d Commandant, le regiment
Infanterie, betreffende gebruik der gemeentelijke
schietbaan.
9. Af- en overschrijving op de Gemeente-begrooting
dienst 1899.
10. Adres van Jacob Fokkema, inzake gedeeltelijke
terugbetaling van voldaan schoolgeld.
11. Alsvoren van Jan G. Vogelsang, ter bekoming
van pensioen of van eene gratificatie.
12. Adres van W. Damsma Pz. betreffende ver
goeding voor op last van H.H. Armvoogden vernie
tigde goederen.
heen te varen. Dit beschadigen van netten
geeft natuurlijk vaak aanleidingtot onaangename
standjes tusschen visscher en schipper. Zeer
nuttig zou dus zijn, zooals dit ’t vorige jaar op
de algemeene vergadering van >Schuttevaer«,
alhier gehouden, werd besproken, wanneer
tijdens de ansjovisvangst van rijkswege werd
gesurveilleerd. Zijn de netjes gesteld, dan blijven
veelal de groote vaartuigen in de nabijheid ge
ankerd; alleen bij bestendig en stil weer blijven
ook de kleinere daarbij en vertoont de zee
alsdan ontelbare lichtjes, zoo talrijk, dat het
moeite kost een kustvuur daarvan te onder
scheiden. Meestentijds zoeken echter de kleinere
vaartuigen des avonds een veilige reede in de
haven.
’s Morgens zeer vroeg een burger noemt
’t nog nacht verlaat men weer de haven
en zeilt naar zijn netjes, om deze te lichten of
binnen te halen. Bij slecht weer is dit een heel
karwei. De boot wordt erg heen en weer ge
slingerd en is, behalve met de twee of drie
zich daarin bevindende personen, belast met een
aantal natte netjes en ankertjes plus de vangst.
Meermalen wordt in één vangst voor f 100
tot f 150 opgehaald; een enkele keer zelfs
voor f 800, maar dit is iets buitengewoons.
Bij zoo’n vangst telt men de gedane moeite
niet. Maar wanneer de vangst zeer gering is
of de netjes gehavend of weg, dan is het harde
werken niet pleizierig.
Is de vangst binnengehaald, dan weer
fluks naar de haven. Daar moeten de vischjes
en daarna gekopt en geteld wor-
ze aan den zouter worden over-
Wat de peeëntijd is voor de binnen scheep
vaart, is de ansjovistijd voor de visscherij.
Wordt bij de schipperij den ganschen zomer
gehoopt op den peeëntijd, de betaling van
menige rekening aan zeilmaker of hellingbaas
uitgesteld tot aan het peeën varen, ditzelfde
vindt men bij onze ’visschersvloot ten opzich
te van de ansjovis. Houdt de peeënvaart
voor een goed deel de binnenschipperij op de
been, onze visschersvloot drijft hoofdzakelijk
op de ansjovis. Evenals in den peeëntijd een
deel der visschersvloot van Ouddorp, Brou
wershaven, Bruinisse, enz, zich in de peeën
vaart begeeft, zoo gaat ook in den ansjovistijd
een deel der binnenschipperij zich op de vangst
OURANT.
<E
i
L
t
f
j
j
t,
5,
Punten van behandeling: