VOOR SIM II OJISTREkB
I
„HEKSEWGOÜD.”
I
'F
MEIIWS- H lliïERlWIERLlIl
Zij
Kleine vijanden.
M
Woensdag 20 Juni 1900.
55e Jaargang.
No. 49.
c.
Uitgevers: POUWELS FALKENA, tegenover’tTramstation Sneek.
Binnenlandsch Nieuws.
FEUILLETON.
k
ijn
ss
N.
>g
n
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f 0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
tingen aanrichten,
sen, kevers, enz.
In Gelderland
Roman van E. WERNER,
Schrijfster van «Aan het Altaar», «Fata Morgana»,
«De Alpenfee* enz.
e,
e
44
«Neen, Ernst is hier niet geweest,* antwoordde
de notaris opkijkende. «Gij stoort mij volstrekt niet,
ik ben dadelijk klaar, nog slechts een paar minuten.»
«Vermoedelijk het laatste bericht voor de «Burg-
wacht*, zei Arnold, maar de oude heer schudde het
hoofd en antwoordde met een zware grafstem:
«Neen mijn testament!»
«Wat? Ik dacht, dat dit al lang gemaakt was, en
als gij er werkelijk een codicil aan wenscht toe te voe
gen, dan heeft dat toch nog wel den tijd tot gij weder
te Heilsberg zijt.»
«Neen, dat heeft géén tijd. Ik kan van daag of mor
gen sterven, ik meende gisteravond reeds een beroerte
te zullen krijgen, en ik wil althans rustig in mijn graf
liggen!»
Treumann keek den majoor daarbij zoo boos aan, dat
deze behoefte gevoelde, zich te verdedigen.
«Welnu, ik verhinder u daarin toch niet, hoop ik,« zeide
hij. «Maar wat is er dan toch eigenlijk gebeurd? Gis
teren verkeerdet gij in een voortdurenden toestand van
zaligheid over Ernst’s overwinning en zijn succes, en
heden denkt gij aan den dood en maakt een testament.*
«Frans Philip Treumann puntDe notaris zette
Opheffing der Indische Instelling. Het Dag. Bestuur
van Delft heeft het voorstel gedaan tot opheffing van de
Indische Instelling. In hunne toelichting herinneren
B. en W. aan de mislukte pogingen om op de Indische
begrooting een hooger bedrag ten behoeve der gemeente
te doen uittrekken, dan waartoe de regeering zich in
het jaar 1894 verbond. Sedert zijn de omstandigheden
der Instelling nog ongunstiger geworden, en uit de door
den minister te kennen gegeven voornemens omtrent
de uitzending van ambtenaren voor den Indischen dienst
blijkt, dat zich in het vervolg wel niemand meer voor
die loopbaan zal bekwamen. Van de gemeente, die reeds
zoovele offers aan de instandhouding der Instelling
bracht, kan moeilijk worden verwacht, dat zij onder
de gegeven omstandigheden hare hopelooze taak langer
zal voortzetten, te meer daar met de zaak te groote
geldelijke belangen gemoeid zijn.
Voor het tijdstip der sluiting komt 1 September
1901 aan Burg, en Weth. het meest geschikt voor en
zij vragen dan ook machtiging van den Raad om de met
het rijk bestaande overeenkomst op te zeggen en aan
den minister te vragen, dat de gemeente niet langer
gehouden zal zijn in Sept. a.s. leerlingen voor het
eerste jaar aan te nemen.
De overige punten van het voorstel betreffen de
wijze waarop de gemeente de financieele gevolgen der
opheffing voor de docenten zal kunnen regelen. De
billijkheid brengt mede, dat hiermede met eenige vrij
gevigheid word gehandeld.
Omtrent het bedienend personeel en de bestemming
aan het gebouw, de bibliotheek en de ethnologische
nauwelijks selterswater drinken, en nü viert hij ze
met champagne.»
«Max betaalt immers alles van m ij n geldriep
Treumann uit, terwijl hij zenuwachtig begon te lachen.
«Drink maar, mijn jongenzeide hij. «Dat gaat al vast
van de erfenis van den ouden fossiel, ik heb daarop
een wissel genomen; ’t is te hopen dat hij spoedig
inrukt, de oude en daarop hebben ze geklonken.*
«Schandelijk!* stoof Arnold op, ditmaal werkelijk ver
ontwaardigd, terwijl de oude heer verder vertelde:
«Zij waren beide al zoover heen, dat zij niet eens
merkten dat ik bij de deur stond te luisteren. Max
wist hoegenaamd niet meer wat hij zeide, maar in den
wijn zit de waarheidDit oude spreekwoord werd hier
weder eens bewaarheid. «Dan trekt gij ten slotte zeker
naar Heilsberg?* zei zijn boezemvriend. Dat moest een
geestigheid beduiden en Max schudde daarbij van ’t
lachen. «Denkt gij dat ik van plan ben te beschim
melen in de historische rommelkamer?» riep hij uit.
«De oude woont natuurlijk ook in zoo’n uit het lood
hangend, middeleeuwsch gebouw, als de vos in zijn hol,
maar één ding is er toch goed en weleen tamelijk
goedvoorziene wijnkelder. Dien drinken wij eerst samen
leeg, vriendje, en dan wordt de geheele historische
rommel verkocht; ik ben toch eenige erfgenaamGij
kunt in elk geval onder de hand wel eens in Neustadt
rondzien, of gij daar soms een kooper kunt vinden.»
Een Neustadter in mijn huis! Nu kon ik mij
niet langer inhouden nu kwam i k
«Als een engel der wraak; dat kan ik mij voorstel
len wierp Hartmut, die met het grootste pleizier zat
te luisteren, er tusschen.
«O, neen, ik was heel kalm maar verpletterend.
Max heb ik trouwens geen woord waardig gekeurdik
wendde mij tot den redacteur en zeide«Mijnheer, dit
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
die zich met 1 JULI a. s. op dit
blad abonneeren, ontvangen de
nog vóór dien tijd verschijnende
nummers gratis.
DE UITGEVERS.
een dikke punt achter de pas geschreven onderteeke-
ningen beschouwde vervolgens met blijkbare voldoe
ning zijn werk. «Waarom ik testeer, wilt gij weten?
Omdat ik een verstandige erfgenaam hebben wil, en
dat is Max niet. Max is een lummel! Een uitge
maakte lummel!»
«Dat klopt,antwoordde Hartmut doodkalm. «Ernst
en ik hebben die bedroevende ontdekking al lang ge
maakt; maar hoe zijt gij daar dan toch achter gekomen?»
De oude heer hikte een paar maal heftig, zooals
zijn gewoonte was als hij zich in uiterst opgewonden
stemming bevond, maar toen barstte hij los:
«Ik ben reeds heel veel te weten gekomen, want
ik heb Max’ kostvrouw onder handen genomen, en toen
kreeg ik fraaie dingen te hooren. Maar ik dacht dat
hij slechts lichtzinnig geweest was hier in deze groote
stad en dat hij spoedig weder solied en verstandig
worden zou, als hij eenigen tijd thuis kwam. Ik wou
hem meenemen naar de historische rommelkamer,
waar de menschen verschimmelen dat's namelijk
HeilsbergEn naar den ouden fossiel dat ben ik!«
Nu begon de majoor toch beangst te worden over
het verstand van den testateur; hij wilde hem juist
bjj den pols pakken, toen de volgende woorden hem
gelukkig weer gerust stelden.
«Zoo zegt Max namelijk! Zoo spreekt hij over zijn
woonplaats en zijn oom! Ik wilde hem gisteren avond
nog spreken en trof hem niet thuis; maar ik ken het
lokaal waar hij gewoonlijk uithangt, en daar vond
ik hem dan ook met zijn boezemvriend, den Neustadter
redacteur. Zij zaten in een afzonderlijke kamer en
dronken daar champagne!»
«Die redacteur schijnt toch een zeer lichtzinnig
mensch te zijn,* zei Hartmut. «Gisteren, den dag
van de schandelijke nederlaag van zijn chef, durfde hij
gen hare eitjes midden tusschen een hoop
bladluizen; komen die eitjes uit, dan kan de
made terstond beginnen te eten; ze zuigt de
luizen uit en laat de ledige huid liggen. Er
is een sluipwespje, dat hare eitjes in het lichaam
van een bladluisje legt, waardoor dit later bij
levenden lijve door haar kostgangster wordt
uitgevreten.
Wa| kan de mensch doen?
Geheele velden met insectenpoeder «bebla-
zen” of besproeien met een aftreksel van vlier-
bloesem, ware misschien afdoende, maar
practisch onuitvoerbaar. Zuiver houden van
onkruid is een voorbehoedmiddel, omdat som
mige soorten bladluizen veel leven op allerlei
wilde planten. Bij de boonen bevindt men
zich in de tuinen het best bij het zg. «toppen”
of «koppen”, mits het bijtijds gebeurt.
Iedereen weet trouwens wel hoe overvloe
dig de bladluizen kunnen voorkomende groene
op de erwten, de zwarte op groote, duive- en
paardeboonen, de grijze op kool en koolzaad
en nog meer andere op allerlei boonen en
heesters. Hare legerscharen van millioenen
bij millioenen zuigen stengels en bladeren uit,
zoodat de aangetaste planten geen voedings-
sappen meer overhouden. Komen ze op de
boomen voor, dan hinderen ze zelfs planten,
die laag bij den grond staan en waarop ze
niet zitten. Ze scheiden n.l. een kleverig vocht
af, dat in ontelbare druppeltjes neerdruipt, door
den wind meegevoerd, op bladeren van lager
staande planten neervalt en die geheel dicht
smeert, vooral als er nog stof en vuil bij komt.
De fijne poriën der bladeren, de eigenlijke
«mondjes» van den plant, waardoor deze adem
haalt, gaan dicht door dezen «honingdauw» en
doen dus geen dienst.
Wat middel is er tegen de bladluizen De
krachtigste verdelger is de natuur. De mensch
is wel de heer der schepping, maar hij alleen
zou ’t tegen den kleinen vijand afleggen. Hij
zou van het aardrijk verdreven worden.
Bedenkt men, dat de bladluizen, die uit
eitjes komen, die overwinterden, alle wijfjes
zijndat zoo’n wijfje 90 kindertjes krijgt per
keer en dat 10 tot 15 geslachten elkaar per
jaar opvolgen, dan begrijpt men, dat één enkel
bladluisje in een jaar tijds zijne familie tot mil
lioenen heeft uitgebreid. Tegen den herfst
worden eitjes gelegd, die onder gunstige om
standigheden den winter doorkomen.
Hoe wordt nu de vermenigvuldiging tegen
gegaan
Als in den voorzomer de eerste exemplaren
komen, werpt een flinke storm of nog beter
een zware regenbui er duizenden op den grond;
slechts weinigen blijven leven.
Verder zijn de bladluizen zeer hokvast. Al
leen in ’t najaar, als er exemplaren met vleu
gels geboren worden, gaan deze de wijde we
reld in; de andere,blijven bij moeders pappot.
Hebben zij echter de plant, waarop zij zitten af
gevreten, dan sterven ze den hongerdood.
Verder hebben zij vele vijanden. Insecten
etende vogels azen er op; de spreeuwen lus
ten ze zóó gaarne, dat zij er zelfs de kersen
voor laten zitten. De lievenheersbeestjes of
zg. «engeltjes” eten veel bladluizenook leggen
ze eitjes, waaruit maden komen, die nog veel
meer bladluizen verslinden. Vele vliegen leg-
mensch was tot nu toe mijn neef hij is ’t voortaan
niet meer! Om een kooper voor den «historischen
rommel* behoeft gij geen moeite te doen, want ik maak
morgen een nieuw testament en benoem mijn nu nog
éénigen neef Ernst ook tot mijn éénigen erfgenaam.
En om mijn wijnkelder behoeft gij u ook niet te be
kommeren; dien zal Ernst in gezelschap van zijn vriend
den majoor Hartmut leegdrinken ik zal hun dat tes-
tementarisch tot plicht stellen. En breng nu dat
mensch daar naar huishij heeft te veel gedronken
«Bravoriep de majoor. Dat was grootsch’t Is
waarlijk treffend dat gij daarbij ook mij bedacht en
mij testamentarisch zoo’n hoogst aangenamen plicht
hebt opgelegd. Max zal echter wel deê- en weemoedig
vergiffenis komen vragen, als hij weer nuchter ge
worden is.«
«Dat moet hij eens wagen Treumann richtte zich
strijdlustig op. «Ik smijt hem de deur uit! Heden heb
ik, voor alle mogelijke gevallen, het testament ge
schreven, en in Heilsberg zal ik het, ten overstaan
van getuigen, plechtig deponeeren. Onaantastbaar zal
het worden, opdat dat mensch er niet tegen op kan
komen. Waarvoor ben ik anders notaris!*
Hij vouwde het testament dicht en sloot het weg;
toen sloeg zijn stemming plotseling tot het elegische
over.
«En ik heb toch zooveel van dien jongen gehouden
zeide hij weemoedig. «Van zijn kindsheid af heb ik
hem verwend en vertroeteld en de grootste verwach
ting gekoesterd van hem en zijn talent. Ik heb altijd
een geopende hand voor hem gehad, en nu word ik
er zóo voor beloond!*
Een paar tranen rolden langzaam over de wangen
van den ouden man, maar de majoor lei hem troos
tend de hand op den schouder.
kroos en waterplanten heen te trekken en zoo
den anderen kant te bereiken; maar anderen
kropen weldra over haar heen, zoodat de eerste
zonken en aldus een dam vormden, waarover
de volgende rupsen heen trokken, (’t Was dus
dezelfde geschiedenis als de overtocht der
Franschen over de rivier, de Beresina, in het
jaar 1812, toen Napoleon uit Rusland moest
vluchten. De achtersten dreven de voorsten
op, die een dam van lijken in de rivier vorm
den, waarover de achtersten heentrokken.) De
rupsen kon men overal bij handen vol opra
pen. Een landbouwer, die wilde probeeren ze
te doen wegvangen, liet van één hectare gronds
niet minder dan vier wipkarren vol wegvoe
ren, zonder dat hij nog kon zeggen, dat hij
’t land nu geheel en al gezuiverd had. Een
andere landbouwer meldde, dat de rupsen hem
in weinige dagen 14 bunders zomerkoolzaad
geheel hadden afgevreten. De schade, door
dit gedierte in den zomer van 1829 in de
provincie Groningen teweeggebracht, werd
door het gewestelijk bestuur op meer dan
300.000 gulden begroot.
Nog een voorbeeld. In de provincie Zee
land, waar gemiddeld op 10.000 hectares boo
nen worden geteeld, bedroeg in 1878 de ge
middelde opbrengst 19 hectoliter per hectare,
tegen 24.4 hectoliter gemiddeld in de jaren
1871 tot 1877. Dat is dus per hectare 5.4
hectoliter minder, of op de 10.000 hectares
eene winstderving van 54.000 hectoliter. Den
prijs der paardeboonen op f 7.55 stellende
want zoo hoog was in 1878 de prijs ziet
men, dat in dat jaar de boonen in Zeeland
meer dan 4 ton gouds minder opbrachten dan
gemiddeld in de vorige zes jaren. Deze ver
mindering van opbrengst moet misschien ten
deele aan ongunstig weer (vooral gedurende
den bloei) worden toegeschreven; maar zij
komt voor verreweg het grootste gedeelte op
rekening van de bladluizen, die in 1878 in
Zeeland op de boonen zoodanig huis hielden,
dat in de verslagen van 7 3 van de 110 Zeeuw-
sche gemeenten, waar dit gewas werd ver
bouwd, ernstige klachten over deze nietige
diertjes werden aangeheven.
Ook de stroo-oogst was zeer gering in quali-
teit en quantiteit. Het kon alleen in den mest
verwerkt worden de dieren wilden het niet
eten. Leverde in Friesland een hectare boo
nen 2900 K,G. stroo op en in N.-Holland 2800
K.G., in Zeeland slechts 2200 K.G.
Lezen we in aardrijkskundige verhalen over
de verschrikkelijke verwoestingen, die door
insecten in de warme landen worden aange
richt, over de sprinkhanen, die heele landstre
ken ongelukkig maken, over de tsetse-vlieg
in Zuid-Afrika, dan prijzen wij ons gelukkig
te wonen in een land, waar zulke plagen niet
voorkomen. En toch laten we ons niet te
veel verblijden. Ook in ons land kan de kleine
vijand van den mensch ontzettende verwoes-
Wij hebben hier onze rup-
heeft men geregeld met de
meikevers te kampen, en hoe talrijk deze kun
nen zijn, wordt eenigszins duidelijk, als men
weet, dat in- 1875 in de naaste omgeving van
Wageningen 556 HL. kevers werden bijeen
gebracht. Daar er in een liter ongeveer 400
kevers gaan, maakte dat te zamen 22'/3 mil-
lioen van deze schadelijke vernielers.
In 1808 werden er op last van de regeering
in Gelderland 100 millioen gedood en het vol
gende jaar 250 millioen; en toch hielp dat
maar bitter weinig.
In de jaren 1844 en 1845 hield de ge
streepte dennenrups in Gelderland en Utrecht
op verschrikkelijke wijze huis; alleen in eerst
genoemde provincie werden 2270 hectares
dennenbosch aangetast en daarvan 985 hec
tares geheel vernield.
Professor Ritsema Bos geeft in zijn bekend
werk «Insectenschade” sprekende voorbeelden
over de schade die de tallooze kleine vijan
den den landbouwer kunnen aanbrengen.
In de maand Juli van ’t jaar 1829 was in
verscheidene streken van de provincie Gro
ningen, met name in de veenkoloniën en in de
nabijheid van Onderdendam en Uithuizen, een
aantal rupsen te vinden, zóó groot, dat zij in
één enkelen dag heele stukken lands kaal
vraten en daarna in scharen naar de aangren
zende akkers trokken. Heggen konden de
vernielsters niet tegenhouden; ja zelfs geen
slooten. De voorste rupsen trachtten over
n,
t,
MEEKER COURANT.