t> MEÜWS- H mmWBLID VOOR SOEK ES MSTIlEffl. „HEKSENGOÜD. w. Hel geslacht Rengers. ie D I Zaterdag'7 Juli 1900. XTo. 5-1. 55e Jaargang. Uitgevers: POUWELS FALKENA, tegenover’tTramstation Sneek. Officieele Advertentiën. KENNISGEVING. BEKENDMAKING. lie. FEUILLETON. T Brandgevaar door Hooibroeien. E. :n. bij eer- jele- Ver- Het gemeentebestuur van Sneeft, brengt ter voldoe ning aan de missive van den Commissaris der Konin gin van den 23 Mei 1900, le afdeeling A. no. 625, Pro vinciaal blad no. 54, ter kennis van belanghebbenden, dat voor de provinciën Friesland en Groningen, ter standplaats Leeuwarden, als Rijkstuinbouwleeraar is benoemd de heer J. LEENDERTS Cz., tot wien zij zich om inlichtingen betreffende den tuinbouw kunnen wenden. Sneeft, 2 Juli 1900. 7/el gemeentebestuur voornoemd, ALMA, Burgemeester. JAC. van der LAAN, Secretaris. gevaar voor een ander ontstaat, en met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar, indien het feit iemands dood tengevolge heeft. Sneek, 4 Juli 1900. - Dit blad, verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f 0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. L ;baar. rEN brie- van zijn De Burgemeester voornoemd, ALMA. Am- dam, A. 'den, ïma 1MA L r bij dene Et- BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Sneek herinneren, naar aanleiding van artikel 18 der wet van 4 December 1872 (Staatsblad no. 134), de inge zetenen dat steeds aan degenen, die zich daarvoor aanmel den ter Secretarie der gemeente, gelegenheid wordt gegeven tot kosteloone inenting en her inenting. Sneek, den 6 Juli 1900. Burgemeester en Wethouders voornoemd, ALMA, Burgemeester. JAC. VAN DER LAAN, Secretaris. Roman van E. WERNER, Schrijfster van «Aan het Altaar«, «Fata Morgana*, »De Alpenfee* enz. «Oom Treumann, gij doet precies als de meikevers als zij willen opvliegen!* Thans draaide het rijtuig de allee in, reeds van verre met gewenk en het zwaaien van zakdoeken begroet, en eenige minuten later werden de thuis komenden met enthousiasme ontvangen. «Men kan ’t je aanzien dat je van de huwelijksreis komt. Je ziet er beiden nog zoo echt bovenaardsch uit!* zei de majoor lachende, terwijl hij zijn vriend de hand schudde. Edith had intusschen haar nicht omhelsd en wendde zich tot Liesbeth, die hare schuw heid voor haar mooie, deftige tante scheen te hebben afgelegd, ’t Scheen wel, dat tante van haar kant ook haar koele voornaamheid had afgewend, zij sloot de kleine wildzang althans hartelijk in hare armen. Daarna kwam de notaris aan de beurt, die inderdaad nog wankelde tusschen de vertrouwelijkheid van den oom en het respect voor de rijke erfgename, maar de innemende vriendelijkheid «zijner nicht* stelde het respect al heel spoedig op den achtergrond. Zij be loofde morgen naar Heilsberg te zullen gaan om zijn huis eens te bekijken; Ernst had haar veel verteld van het oude interessante gebouw. Vervolgens ver langde zij van «oom Treumann*, dat deze haar Edith noemen zou en bood hem haar wang aan om te kus sen. Dat was te veel voor den ouden heerhij kuste haar wel is waar, maar schreide daarbij van ont roering. De jonge vrouw met haar stralende bruine oogen was inderdaad eene andere als de verwende erfdoch ter, die men slechts voor het gezellig leven had op gevoed en die dat op twintigjarigen leeftijd reeds zoo ledig en onbeduidend vond. Thans had zij de kern van 't leven gevondendat kon men zien aan ’t stralen harer oogen, als zij die van haar echtgenoot ontmoette. ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. L De BURGEMEESTER van Sneek, Gelet op eene missive van den heer Commissaris der Koningin in deze Provincie, dd. 29 Juni 11., le Afd. A, no. 765 (Prov. blad no 61); Herinnert belanghebbenden aan art. 114 der Alge- meene Poli tie-Verordening dezer gemeente, waarbij is bepaald, dat wanneer hooi begint te broeien, de eigenaar daarvan terstond kennis moet geven aan de Politie en de door deze te bevelen maatregelen van veiligheid onverwijld moet op volgen, en dat overtreding dezer bepaling wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes dagen of geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden. Voorts wordt in herinnering gebracht art. 158 van het wetboek van strafrecht, houdende bepaling, dat hij, aan wiens schuld waaronder te verstaan is verzuim, nalatigheid, onvoorzichtigheid, gebrek aan voorzorg, achteloosheid enz., brand te wijten is, wordt ge straft met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoog ste drie maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden, indien daardoor gemeen gevaar voor goederen ontstaat; met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste zes mu inden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden, indien daardoor levens- 49 «Respect?* herhaalde Treumannhalf beleedigd. »Ik kon mijn nicht toch niet naderen op dat groote schit terende feest. Ik heb van ’t begin af voor haar ge dweept, dat weet gij wel vanaf onze ontmoeting op den Burgtberg.* «Maar toenmaals geloofdet gij in vollen ernst, dat die domme jongen, die Max, den prjjs zou behalenriep de majoor lachende uit. «Die tracht thans in Karlsbad van den schrik te be komen. Gal-aandoening 1 zoo schreef hij althans aan Ernst, door wien hij zich natuurlijk het reisgeld liet geven.* «Dat heeft mijn man op zijn geweten,* zei Wilma op verwijtenden toon tot den notaris. »Wjj waren juist in Berlijn toen Ernst zich verloofde en kwamen Max op straat tegen. En toen vertelde Arnold hem het nieuwtje zoo maar zonder eenige verschooning «Excuseer, mijn kind, dat hebt gij verkeerd verstaan,* viel Hartmut in. «Ik was integendeel uiterst feeder en verschoonend. Ziet gij, Max, zoo gaat het! zei ik troostend. Gij hadt al lang afgedaan met de toe komst van je broeder indertijd in Heilsberg, toen je om de millioenen-dame vrjjdet en nu krijgt hij het Het schijnt, dat de eerst bekende stamvader van het geslacht Rengers, Dithmar, behoorde tot den Frieschen volksadel. Deze onderscheidde zich in den vroegsten tijd door beschaving en rijkdom weinig van de andere vrije Friezen. Eenvoudig van levenswijze, muntten zij hierin uit, dat zij al hun best deden de nationale zelf standigheid te bewaren. Zij regeerden zóó, dat Friesland van een woest een vruchtbaar landschap werd, met bloeiende steden en dor pen, de grond, waaraan nu nog zijn bewoners zoo gehecht zijn. Niets natuurlijker dan dat in den loop der tijden verschillende vorsten^ trachtten vasten voet in Friesland te krijgen, want zooals v. Halmael Ats Bonninga doet zeggen Ons Friesland was een maagd, die, schoon wat stug [van aard, In veler vorstenband een gloed van lusten baard’, Die lust wekt list, en om de maagd tot vrouw te [maken, Ontzag zich geen van hen haar d’ anderen te ont schaken. De zoon van Dithmar, Johan, was burge meester van Groningen. Hij was gehuwd met Ompta van Ompteda, een geslacht dat in Duitschland als von Ompteda bekend is. Het is niet ons plan na te gaan hoe het geslacht Rengers zich in Groningen, maar wel, hoe het zich in Friesland verder ontwikkelde. En dan moet zeker melding gemaakt worden van Edzart Rengers, gehuwd met een Friesche vrouw, de tweede stamvader van zijn geslacht. De takken der familie toch, nu nog in wezen, zijn alle uit hem ontsproten. Maar nog een anderen Edzart Rengers noemen wij. Hij ver liet het voorvaderlijk erfgoed te ten Post in 1693 en vestigde zich in het door de Ripperda’s gestichte slot te Farnsum. Zijn beide zonen, Egbert en Albert Aemilius Lamoraal trouwden met Friesche jonkvrouwen. De eerste, geb. op 4 Nov. 1687 huwde in 1712 Titia Barbara van Burmania, en kreeg een zoon, wien hij de voor namen Sjuck Gerrolt gaf, en die de geslachts namen Juckema en van Burmania bij den zijnen voegde. Zijn vrouw stierf reeds een jaar na de geboorte van haar zoon. In 1720 huwde Egbert met Bauwina Tjarda van Starkenborgh en bleef tot zijn dood in 1745 in Groningen gevestigd, evenals zijn zoon Lammert Schotto. Sjuck Gerrolt heeft zeker geen reden tot het volgende rijmpje gegeven Groningen is een zoeter dal, Die er komen, blijven er al. millioen en die mooie vrouwZij houdt nu eenmaal van Ernst en ze kon jou niet uitstaan. Maar, troost je, je zult hier of daar ook wel een echtgenoot vinden. En toen werd hij eerst groen, toen geel, mompelde zooiets van «verraad* en stormde weg als een bezetene en nu drinkt hij bronwater, om zich die k leuren - wisseling weer af te wennen, ’t Zal mij verwonderen hoelang Max met zijn knap gezicht en zijn domheid nog huis aan huis zal moeten loopen. Hij zal ten slotte wel onder de pantoffel komen!* Treumann haalde slechts met een verachtelijk ge baar de schouders op. Hij hield er niet van dat er over «dat mensch* gesproken werd, dien hij niet meer voor zijn neef erkende. Hij had hem nu eenmaal in den ban gedaan en bleef op dat punt onbuigzaam. Daar kwam Liesbeth de trap opstormen en riep ge heel achter adem: «Zij komen! Zij komen! Ik kan den wagen al zien!* Men kon werkelijk, zij ’t dan ook nog op verren af stand, een rijtuig bespeuren. Dat konden slechts de verwachte gasten zijn en mijnheer de notaris sloeg dadelijk weder tot een opgewonden stemming over. «Ja, zij komen!* herhaalde hij, «Onze Sint George! Dat woord heb ik overigens uitgevonden en vervol gens werd het spreekwoordelijk voor de geheele pers in het proces-Ronald. O, onze ridder George zal nog wel andere gevechten hebben door te staan als hij eerst maar eenmaal in den Rijksdag zit! Zij willen hem al candidaat stellen bij de eerstvolgende verkiezing. Ja, dergelijke redenaars behooren dan ook in het par lement! Als Ernst gekozen wordt reis ik naar Ber lijn en woon alle zittingen bij, geen enkele zal ik verzuimen!* En de oude heer wipte van pleizier op zijn stoel op en neêr, wat Liesbeth aanleiding gaf tot de neuswijze opmerking: Edith Marlow was een mooi, koud meisje geweest, dat het volstrekt niet de moeite waard achtte, aan den een of ander eenige attentie te schenken of iemand een stap tegemoet te komen. Edith Raimar bezat diè innemende lieftalligheid, die zoo gemakkelijk valt aan een mooie, gevierde vrouw. Zij had dit buitenge woon snel geleerd, sedert zij geleerd had lief te hebben. Ernst had een geheele reeks jaren vooruit op zijne jonge vrouw, maar dat merkte men nauwelijks bij den man die thans in de volle kracht van ’t leven stond, bezield en opgebeurd door zijn succes endoor het bewustzijn van zijn eindelijk veroverd levensgeluk. De tienjarige «verbanning* naar Heilsberg was uitge- wischt en met haar de bleeke, ernstige droomer van toén. Thans stond hij te midden van ’t leven en stre ven en putte daaruit dagelijks nieuwe kracht. Wilma geleidde de jonge vrouw thans naar de logeerkamer en was haar daar behulpzaam bjj ’t af doen van haar reiscostuum. «Ik vind dat ge nog mooier geworden zijt, Edith!* zeide zij met oprechte bewondering. «Arnold heeft gelijk, gij ziet er nog altijd niet uit als gewone menschen.* «Wij hebben dan ook zoo pas een stukje eden doorwandeld, uiterlijk en innerlijk,* antwoordde Edith opgewekt. »’t Was voor de eerste maal dat wjj elkaar geheel alleen mochten toebehooren, en hoe lang hebben we daarop gewacht!* Slot volgt. Want door zijn grootouders op Epema-State te IJsbrechtum opgevoed, volgde hij op 19- jarigen leeftijd Sicco van Goslinga als grietman van Franekeradeel op. Later ging hij ook op Epema-State wonen, toen hij grietman van Wymbritseradeel was geworden, onze «lange Sjuck*, want hij had een lengte van 1.90 M. In 1713 droeg hij zijn verschillende ambten (wat een gulden tijd was het toen nog voor de regenten!) over aan zijn oudsten zoon Egbert Sjuck Gerrolt, als vurig Oranjeklant bekend geworden, wat de heftige patriot Valckenaer deed wenschen, dat diens slot met den grond mocht gelijk gemaakt worden. (Voor eenige jaren is dit pas in vervulling gekomen, althans Epema-State is als verjongd). In 1795 werd Egbert Rengers (zijn vader was juist overleden), opgedragen om met de Franschen te onder handelen, wat echter geen goeden uitslag had, want de oude regenten werden afgezet. Eg bert zag zich op een nacht te Epema-State op gelicht en werd op ’t blokhuis te Leeuwarden gevangen gezet. Later werd hij echter in zijn eer hersteld. Uit het huwelijk van Albertus Aemilius La moraal Rengers, bovengenoemd, met Frouck van Aylva sproten drie zonen. Hijzelf werd grietman van Oostdongeradeel, overleed op 25 Sept. 1729 te Leeuwarden en werd te Holwerd begraven. Zijn drie zoons traden in krijgsdienst. Hans Willem, gehuwd met A. de Beaufort, was een waardig naamgenoot en ach terkleinzoon van den «ontzaglijken* generaal v. Aylva, en overleed in 1786 als luitenant- generaalUlbo was spoedig soldaat af en ves tigde zich op ’t Huis Rijs in Gaasterland, hem aangekomen door zijn vrouw N. van der Haer. In 1785 werd hij door zijn zoon als grietman opgevolgd. Diens dochter huwde in 1830 met jhr. G. R. G. van Swinderen. De derde zoon, evenals zijn vader, Albertus Aemilius Lamo raal geheeten, overleed in 1763 als majoor van de Friesche garde op Aebinga State, onder Huizum. Twee kleinzonen van pasgenoemde Hans Willem Rengers zijn in de geschiedenis bekend geworden Willem Frederik Bodewijk is o. a. gouverneur (commissaris des Konings) in Gro ningen geweest. Zijn jongere broer Lamoraal Hans Willem Rengers trok in 1813 als student uit en onderscheidde zich eervol. Hij maakte ook den slag van Waterloo mede en was vol gens zijn krijgsmakkers «een gedistingueerd Voor eenige jaren werd door mr. W. J. van Welderen baron Rengers aan zijn vrienden een keurig gedrukt quarto-boek aangeboden, met portret en afbeeldingen van wapens ver sierd. Ook door den fraaien rooden rand die iedere bladzijde omgeeft en het stevig Oud- Hollandsch papier, is dit boek een lust dér oogen. Het zal zeker menigeen belang inboezemen hieruit het een en ander over dit geslacht te vernemen, omdat de Rengersen te Sneek en in den omtrek zoo bekend zijn, getuige, be halve Epema-State, de gedenksteenen in ver schillende torens van de gemeente, eertijds grietenij, Wymbritseradeel, gemetseld. Toch kan het boekje geen uitgebreid ge slachtsregister heeten, en daar is het blijkbaar ook niet op aangelegd. Er is hier en daar nog wel eens een hiaat en van verscheiden Ren gersen zou veel meer te zeggen zijn dan wij hier opgeteekend vonden. Om nog niet eens van den schrijver of althans aanbieder van het werkje te spreken. Zijn naam is in de ge schiedenis van ons land van de laatste tien tallen jaren zoo goed bekend, dat het wel jammer is, dat wij te zijnen opzichte niet van ons principe kunnen afwijken, om niet het leven van de Friezen die nog onder ons verkeeren, te beschrijven. Wat wij wel kunnen doen is hier en daar aanvullen. 31 p; I f R COURANT,

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1900 | | pagina 1