TOWS- ES IMEfflSTIEIMD I OOK SNEEI ES 01STREKE1 r. 18 Sen tretsch Meisje. Ds laatste zitting van ta Volksraad der Z.-A. BmMieL Woensdag 18 Juli 1900. Uo. 57. 55e Jaargang. Uitgevers: POUWELS FALKENA, tegenover’tTramstation Sneek. Binnenlandsch Nieuws. FEUILLETON. ek 1 1 4 10 4 ijn I r. y WH Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. deze wjjze uithuwen diging. >Maak je on- Hij had op Sab- -ing ar lui- lie kt, likt lan n- S, et gaan, 01ga?« «Neen, mama, waarvoor toch?* »01ga, mynheer Detzer en mijnheer Gehringer willen niet mee. Niet waar, dat zou jammer zijnGij moet de heeren zeggen, hoe je dat spijten zou.* «Maar, mama, dat ’s mij immers totaal onverschillig. Ieder mag immers doen wat hem bevalt.* Dat klonk zoo trotsch van die roode lippen en op de bleeke wan gen vertoonde zich de kleur van misnoegen. »01ga, gij zijt onuitstaanbaar!* riep mama uit, maar zij bemerkte dat Römer lachte over het onbeleefde antwoord van ’t meisje. Zooveel te beter als Olga’s onwellevendheid hem beviel. «Is ’t u ook onverschillig of ik het uitstapje al of niet meê maak?* vroeg Koppel, die het jonge meisje genaderd was. «Gij Maar gij zijt immers de ontwerper, de leider van ’t feest, die eigenlijk altijd een lint om den arm moest dragen? U kunnen wij immers niet missen!* Het lachje waarmeê zij hem aankeek zou een ander misschien hebben ontmoedigd. Maar Koppel keek zijn vrienden triomfantelijk aan, alsof hij zeggen wilde: Nu, daar hoort gij 't immers! De weg liep eerst door schaduwrijke bosch; artijen. De kleine Eda sprong, naar bessen zoekende vooruit. Mevrouw Weidner hing aan den arm hater jongere zuster. «Ziet ge, 01ga,« zeide zij, »ik heb mama de waar heid niet gezegd toen ik haar vertelde dat de dokter mij hier zoo op eens naar toe gestuurd had. Lichamelijk mankeert mij niets, ’t Zit daar binnen.* Zjj wees op haar hart. «En daarbij kan geen dokter ons helpen. 2 De zusters hadden een zekere gelijkenis in kleur en snede van ’t profiel. Maar Julie, de getrouwde, zag er zacht, bescheiden, bijna min of meer bedrukt uit naast haar jongere zuster, die ’t hoofd zoo trotsch op de slanke schouders droeg met niet te buigen zelf bewustzijn en afstootende ongenaakbaarheid. Men zat nog niet lang aaa ’t ontbijt toen een wiel rijder voor het hötel afsprong, die door de heeren met een luid »hoezeebegroet werd «Römer! gij I Waar komt gij dan toch vandaan Dat’s heel aardig van uriep Koppel hem toe. «Wel! Daar tref ik immers bekenden! Zooveel te beter!* zei de aangekomene aangenaam verrast. »Ik denk namelijk hier te blijven. Mijn koffer moet hier reeds wezen. Verontschuldig mij slechts een paar minuten, om mij wat meer presentabel te maken.* »Wie is dat? Wie is dat?* vroeg mevrouw Wer- holzer, die hem onafgebroken door haar lorgnet had opgenomen, met nieuwsgierige opgewondenheid. »Een opvallend knappe man. Een jonge reus. En daarbij een Italiaansche kop, als ware hij werkelijk een Römer en heette hij niet maar alleen zoo. Ik heb den naam toch wel goed verstaan *4 Eene woordspeling: »Römer Romein.* ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 27, cent. Groote letters naar plaatsruimte. Hulp voor de slachtoffers van een ongeluk te Den Helder wordt door het kamerlid, den heer A. P. Staal man, aldaar, gevraagd. Visschers hadden op de zand plaat Onrust een paar, nog gevulde granaten gevonden. Ter voorkoming van ongelukken is ’t verboden zulke gevaarlijke dingen op te rapen en aan te brengenvindt men ze, dat moet men ze onschadelijk maken door begraving of onderdompeling. Sinds lang stoorden zich daar de Heldersche vletterlieden en visschers niet aan en Novelle van EMMA MERK. in de rij der naties tot eer gebracht.” Een besluit in dien geest werd daarop in de vergadering genomen. Welke eenvoudige Boeren de Transvaalsche raadsleden ook zijn, zij zijn zeer gesteld op hun parlementaire formaliteiten. De Staatspre sident mag alleen de Raadszaal betreden op hun uitdrukkelijke uitnoodiging en is daar al tijd gast met al de beperking van rechten, daaraan verbonden. Bij de opening van de zitting wordt hij naar zijn zetel geleid door een commissie, daartoe gekozen, en hij draagt dan zijn breede, groene sjerp, en zoo’n paar groote witte handschoenen als maar kan. Hij is een oud man nu, Paul Kruger, met een merkwaardig vaal gelaat, die zonder rust voortspreekt met een harde, krakende stem, en als hij zich opwindt, is het of hij iemand aan tast. Zijn stem, vroeger wellicht een goed bas geluid, maar in het veld en op de jacht geroest, is nu een ontstemd instrument. Zijn taal is oude voortrekkerstaai, krachtig, soms schilderachtig, maar verschrikkelijk ongeletterd. Hij kwam nu de Raadszaal binnen met een kort: «Goeden middag, heerenen ging zitten om te luisteren naar het lezen zijner officieele rede. Later sprak hij en hij gat een harts tochtelijk relaas van zijn pogingen om tot vrede te komen en van cte behandeling van het land door de Engelschen. Wat hij zeide, was ons reeds bekend, maar daar was overtuiging in de stem van den ouden man, toen hij donderde »Ik zeg u, God heeft gezegd: Zoo ver zult gij gaan, maar niet verderWij leven in den Heer en wij zullen over winnen.* Wat wij hier aanhalen is bekend. Wy doen ’t enkel, om den indruk van een Engelschman, die aan het ergste anti-Afrikaander blad schrijft, weer te ge ven. De lezer zal toch opmerken, de betrekkelijk groote waardeering, die deze eenvoudige Boeren met hun Pre sident, zelfs hun felsten tegenstander afdwingen. rond, voor een oogenblik met stille verbazing rustende op de schitterende rokken der vreem de consuls en de glinsterende borsten van de militaire attachés, maar het langst verwijlende bij de ledige plaatsen. Slechts twee zetels van den Uitvoerenden Raad waren verder bezet. De heer Reitz, Staatssecretaris, was daar, er gehaast en gedrukt uitziende, diep den tijd betreurende, welke met al het zinledig cere monieel heenging; en dan vice-president Schalk Burger, zwartgallig, gedrukt, vermoeid, de man, die zijn kans heeft laten voorbijgaan, de Ham let van Transvaal. Piet Joubert’s zetel is gewijd door een groo- ten krans van palmbladen, vastgehecht met een lint in de Transvaalsche kleuren. Het is de belooning voor een smetteloos leven in dienst van den Staat. Generaal Joubert mag geen groot tacticus zijn geweest, hij was een eerlijk man, het schoonste grafschrift, dat een man in Zuid-Afrika zich winnen kan. Drie andere zetels van den Uitvoerenden Raad zijn ledigdie van A. D. Wolmarans, die in Europa is; Jan Koek, gesneuveld bij Elandslaagte, en Piet Cronjé. Ook Jan Kock’s plaats is getooid, zooals die van Joubert, met de eereteekenen van een roemvollen dood. Over den zetel van Cronjé is de vierkleur ge drapeerd, en daarop is een eikenkrans gelegd, ter gedachtenis aan den man, die zoo blind het Sedan der Republiek bij Paardeberg be vocht. In de zaal zelf wijzen twee kransen de zetels aan van den heer Barnard, gevallen bij Derde- poort, en van den heer Tosen, gestorven ten gevolge van de ontbering, aan het front door staan. Menig lid, dat zes maanden geleden onafhankelijk en rechtop had geloopen, steunde nu op een kruk. Om eiken hoed was een rouwband, en de hand van den oorlog rustte zwaar op de Vergadering op dien helderen zonnigen namiddag van 7 Mei 1900. Drie leden van de zeven van het Uitvoerend bewind waren over en de President herdacht in zijn redevoering de ledige plaatsen, zeggen de: «Naar mijn meening zou het niet overbo dig zijn, hier uit te spreken, hoe wij de dien sten van deze onze doode broeders weten te waardeeren. De geschiedenis zal het werk van onzen voormaligen generaal-commandant naar waarde schatten. Hij dwong niet alleen den eerbied van den vijand af, maar zijn mensch- lievende, glorierijke daden hebben den Staat «Zeker, mevrouwPaul Römer. Hij is eigenaar van een heel belangrijke kunstzaak, een veelzijdig ontwik keld mensch en een voortreffelijk koopman.* «Die jonge man! 0!« riep mevrouw Werholzer vol bewondering uit. Elk trekje van haar gezicht lachte hem een warm welkom toe toen Römar thans terugkwam, bij hen plaats nam en zich bereid verklaarde het voorgenomen pleiziertochtje meê te maken. «Neen, maar hoe allerliefst, mijnheer Koppel toch weet eiken dag wat nieuws te bedenten! Gij zult eens zien, mijnheer Römer, hoe verrukkelijk ’t hier is! Ik wil maar hopen dat het u zoo goed bevalt als ons Zij was een en al lieftalligheid en lei in hare stem haar innemenste, zachtste uitdrukking. Alleen als zij een blik sloeg op Olga, gleed er iets als een onweersvolk over haar heldere opgewekte gelaatstrekken. Het jonge meisje zat nog stijver en nog meer afgetrokken bij de tafel als anders, zich verdiepende in een brief, dien de postbode gebracht had. «Is er zoo’n haast bij dat lezen vroeg haar mama met moeielijk ingehoudeu ongeduld. Zij zou haar ’t liefst een heftig berispend woord hebben toegeroepen, maar zy wilde den vreemdeling haar weerspannige dochter niet dadelijk op ’t eerste oogenblik van de ongunstigste zijde doen kennen. «Zeker, mamaeen brief mijner vriendin, welke mij byzonder interesseert,* zei Olga, zonder op te kijken. Mevrouw Werholzer getroostte zich niettemin alle mogelijke moeite, de aandacht van ’t jonge meisje van haar brief af te leiden. «Stel je voor, Olga, mijnheer Römer kent onze familie aan den Rijn!* «Zoo, mama.* «Wilt ge u nog niet eerst een beetje verkleeden der wie hij gewenscht had gerekend te wor den: Paul Kruger, Piet Joubert en Nicolaas Smit. Een oorlog, waartegen hij moedig was opgekomen, was tusschenbeide gekomen en had hem uit hun gezelschap gehouden, zoodat aldus eenigszins de glorie van zijn naam ver minderd was. Hij had in het gevecht niet geweifeld, maar hij had zich niet den lijder getoond, dien het volk in hem verwacht had, en zoo was hij een man yan minder betee- kenis, dan toen hij tot voorzitter gekozen werd. Hij was in het vuur beproefd en de burgers waren niet voldaan over de uitkomst. Rechts van hem zat de onveranderlijke Paul Kruger. De oude man met het vaal- kleurige gelaat, hangende in zijn zetel, maakte geen goed figuur naast zijn forschen collega. En toch had hij niets verloren van het ge zag, dat hij bij het begin van den oorlog bezat. Dag in, dag uit had de president onophou delijk, onvermoeid gewerkt. Menig groot ge vecht was door hem ontworpen al het staats- werk was door hem geleid. Hij was onver moeid geweest, werkende tot in den nacht, tot zelfs op Zondag. Ieder beginsel van zijn gewoon leven was op zijde gezet. Op zijn vijf-en-zeventigste jaar had hij gebroken met de voorschriften, die sinds zijn kindsheid aantastbaar waren geweest. bath verre reizen gemaakt, hij had zijn boe- ren-regelmaat in zijn maaltijden losgelaten, hij had arme Tante Sanna wanhopend ge maakt door de onregelmatigheid in al zijn doen. Maar daar steekt een held in Paul Kruger. Hij had een grooten strijd te strijden en met de middelen, die hij had, had hij het goed gedaan. Hij was daar op dien dag de groot ste man van den Staat, zooals hij was, toen hij de voorlaatste maal in de Raadszaal zat. Hij stond vast in zijn geloof^ als anderen wan kelden. Hij was een man, die, als hij in een anderen Staat had geleefd, in de geschiedenis Paul de Groote genoemd zou zijn. Als hij lichamelijk wat meer gratie had en in zijn optreden wat meer waardigheid, zou Paul Kruger ontegenzeggelijk een groot man zijn. Maar hier zittende, saamgezakt in zijn stoel, met zijn hand zonder duim, volgende de noodeloos vervelende ceremonie, geleek hij meer den Boer Geduld, gemaakt tot President. Over alles dwaalden de rustelooze oogen Gy weet niet hoe bang ’t mij te moede is 1 Ik moet iemand hebben voor wie ik mijn hart kan uitstorten «Wat is er dan? Maar, Julie, zeg’t dan toch?* vroeg het meisje verschrikt. «Kyk, ik had verschil met mijn man. Waarover het liep, is geheel bijzaak, ’t Begon met de een of andere kleinigheid. Maar als hij kwaad is dan kan hij zoo spotachtig worden, en dan kan ik altyd uit zijn woorden hooren, dat hij niet heeft vergeten, hoè onze verloving tot stand kwam. Hoe mama hem inpakte! Hoe zij hem aanmoedigde tot hij bijna niet meer anders kon als aanzoek om mij doen. Hoe ik mij eigenlijk aan zijn hals geworpen heb. Mijn God! Ik was zoo ver liefd en ik deed geheel, wat mama wilde. Maar ik verzeker je, thans, achterna als vrouw, schaam ik my ontzettend, en de gedachte dat hy willicht geen aanzoek om my zou gedaan hebben als mama hem de woorden niet in den mond gegeven, hem niet zoo bepaald de duimschroeven aangelegd had, die gedachte bederft totaal mijn huwelyks-gelukToen hem nu bij onze oneenigheid weer eene dergelijke zinspeling ontsnapte, trof zulks mij zoo krenkend, zoo pijnlijk, dat ik zonder verder nadenken mijn koffer pakte en zonder afscheid wegreisde. 0, Olga, ik raad je, laat je niet op deze wyze uithuwen De trotsche jonge oogen flikkerden van verontwaar diging. «Maak je maar niet bezorgd over mij! Ik ben een stekelige brandnetel! Maar gij? 0, gij hadt volkomen gelijkHet verheugt me dat gij dien moed hadt. Hij zal je nu genoeg missen en moeten bedelen om je liefde!* «Prijs my maar niet, Olga. Ik was heden reeds vast besloten, mijn ongeljjk te erkennen en als berouw volle zondares naar huis terug te keeren!* «Neen, neen! Dat moogt gij niet! Dat zult gij niet» De laatste zitting van den Volksraad te Pretoria wordt in de «Daily Mail” door Dou glas Story ongeveer op de volgende wijze beschreven «Zij hebben gezegd, o, God I dat dit de laat ste bijeenkomst van den Volksraad zou zijn. Wij bidden U dit te voorkomen.” Deze woorden kwamen voor in het gebed bij de opening, zoodat allen, die tegenwoordig waren, wisten, dat zij een historische zitting bijwoonden. Een ernst, die tot droefgeestigheid werd, zetelde op het gelaat van elk Raadslid en van de vrouwen in het publiek weenden de mees ten. Allen kenden de onverbiddelijkheid van het noodlot, dat hen vervolgde, ofschoon nie mand haar wilde erkennen. En zij geleek eerder een synode van ouder lingen dan een parlement, deze bijeenkomst van door de zon verbrande mannen in slecht gesneden kleederen. Zij hadden op linksche wijze op hun stoelen plaats genomen, want in de laatste zeven maanden hadden zij geen zachter zitplaats gekend dan een zadel. Hun gebronsde gelaatstrekken staken op vreemde wijze af bij de bleeke bureau-kleur der Hol- landsche klerken, en het gezonde bruin van den voorzitter Lukas Meyer deed het wit van president Kruger’s wangen spookachtig uit komen. Voor een Wetgevende Vergadering waren de leden jongmet slechts twee grijsaards in den Eersten Volksraad. Zacht, eenvoudig van geest, geleken deze Boeren meer geschikt om een collecte te houden, dan om te beraadsla gen over het lot eener natie. Alle mannen in den bloei der jaren, in de kracht van hun leven, was er slechts één invloed, welke hun hartstocht kon breidelen hun eigen mate rieel belang. Vrede had een prijs in deze Transvaalsche V olksvertegenwoordigingde betaaldag was in aantocht en de leden wer den ontstemd, als zij de kosten gingen nare kenen. In den voorzittersstoel zat generaal Lukas Meyer, een groote man, breed van borst en diep van stem, een voortreffelijk man. Links boven hem hingen de portretten van hen, on- OURANT I t. m<v

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1900 | | pagina 1