MW8- M AIlVEfflSTlEBLlD 10011SHEEI EB OlSTfflEJ. De toestand in Zuid-Afrika. Sen trotsch Meisje Woensdag 25 Juli 1900. 55e Jaargang. Ko. 59. Uitgevers: POUWELS FALKENA, tegenover’tTramstation Sneek. FEUILLETON. O J Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. je ziel. .oppel had zich tot ik, of de Novelle van EMMA MERK. ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 27, cent. Groote letters naar plaatsruimte. gen welke men zich voor jou getroost, zjjn te ver geefs. Meent ge soms, dat men elk jaar zoo’n kostbaar zomeruitstapje maken zal «Ik heb nooit geweten, mama, dat men met het oog op de heeren zoo’n zomeruitstapje maakt. Ik dacht altijd dat ’t was om de heerlijke frissche lucht en de mooie natuur!” De lippen van het jonge meisje trilden van innerlijke opgewondenheid; maar tegenover haar erg opgewonden moeder dwong zij zich tot koele bedaardheid. Maar juist die zelfbeheersching en dat spotachtig trekje om haar mond prikkelden mevrouw Werholzer tot losbarstenden toorn. «Gij weet heel goed dat het meer dan tijd voor je wordt om te trouwenTwee en twintig En nog niemand heeft aanzoek om je gedaan, ofschoon men je op bals en in gezelschappen brengt en je de duurste toiletten verschaft. Maar dat ’s immers geen wonderIedereen gaat uit den weg voor zoo’n onbe minnelijk ding, dat de neus zoo hoog opsteekt! Je zuster Julie was op negentienjarigen leeftijd verloofd. Zij was vriendelijk, zacht, bescheiden, en daarom is zij ook een gelukkige vrouw geworden Olga kon niet nalaten met een bitter, vluchtig lachje te antwoorden. Maar zij bedacht, dat zij ’t geheim harer zuster niet mocht verraden, en zei haastig «Haar geluk trekt mij volstrekt niet aan, mama. En buitendien verlang ik volstrekt niet naar trouwen. Ik dien toch eerst een man lief te hebben; maar ook dan nog zou ik mij eerder de tong afbijten, als ’t hem te laten merken. Doch zoo maar op bon avontuur af! Alleen maar om mevrouw te heeten, de een of ander dat zou mjj krankzinnig voorkomen.* «En wat zult gij dan beginnen, dwaas, kinderachtig schepsel, als je arme papa, die zich jaar in jaar uit elkaar afkeurende blikken toe. Vooral Römer scheen ontnuchterd. Het jonge meisje dat zich tegenover hem minder stekelig en grof betoond had als tegenover de anderen, had op hem een heel goeden indruk ge maakt. En nu kwamen in haar wezen tegenstrijdighe den te voorschijn, welke hij niet kon ontraadselen. Dezelfde jonge dame, die millioenen begeerde om ge lukkig te zijn, greep onmiddellijk daarop weer met echt kinderlijk pleizier de roeiriemen om terug te roeien, en deinsde ook niet terug voor eene groote krachtsinspanning, toen hovende toppen der bergen zich eene donkere wolkenmassa samenpakte en een beginnende storm de boot deed wiegelen. Vervolgens sprong zij het weiland in om bloemen te halen en scheen er een bijzonder genot in te vinden, zonder handschoenen, met haar hoed aan den arm, in lande lijke ongedwongenheid in de schaduw voort te slen teren, alleen, allen vooruit, als een echt natuurkind. Hoe rijmden die oorspronkelijke frischheid, dat genot vinden in de eenzaamheid, haar onverschilligheid om trent hare kleeding, haar blijkbare afkeer van alle coquette kleine ijdelheden, waartoe andere jonge meisjes zoo licht vervallen, hoe rijmde dat alles met hare oppervlakkige levensbeschouwingen en geldzuch tige wenschen De saamgepakte wolken boven de bergtoppen dreven weer weg; maar het onweer, dat sedert den namiddag op het voorhoofd van mevrouw Werholzer gedreigd had, kwam na de thuiskomst tot uitbarsting. Zij was haar dochter in de kleine kamer gevolgd, die deze bewoonde, en terwijl Olga de meegebrachte bloemen rangschikte, riep haar moeder met fonkelende oogen: «Op een milllonair zult gij lang kunnen wach ten! Die vliegen niet om je heen als de musschen En gij, gij krijgt in ’t geheel geen man! Alle opofferin- voor je moet afsloven, de oogen eens dichtdoet Van het pensioen, waarvan we dan zouden moeten leven, zoudt ge nauwelijks droog brood kunnen koopen en een zolderkamertje huren. En dan spreekt het verwende dametje verachtelijk van gehuurde woningen met ge verfde vloeren en één meid, en jaagt met haar dwaze pretenties eiken vrijer op de vlucht. O, ik heb ’t heel goed gemerkt, hoe de heeren de schouders optrokken! Men zou zich dood ergeren over jou! Maar je zult ’t ondervinden hoe ’t nog eens met je komt, je zult ’t ondervinden Mevrouw Werholzer sprak nu niet meer op heftigen maar op schreienden toon. De tranen stonden haar in de oogen. Dat deed Olga’s trots buigen. Zij sloeg de armen om den hals harer moeder en zei heel dee moedig: «Vergeef ’t mij, mama! Gij meent het zoo goed! Maar ik kan ’t toch niet helpen dat ik zooiets als schande beschouw. Och, was ik toch maar een jongen geworden.* Olga was gedurende de eerste dagen erg stil en peinzend. De bezorgde blik harer zuster ging haar aan ’t hart. Eiken morgen vroeg zij met meer spanning geen brief En eiken morgen schudde Julie meer ver slagen ’t hoofd. Eene behoefte aan eenzaamheid had zich van het meisje meester gemaakt. Liefst dwaalde zij alleen door ’t plantsoen, lag hier of daar in een hoekje van ’t bosch op het mos met een boek in de hand, waar zij overheen keek, naar boven, naar de toppen der hoo rnen, als zocht zij daar de oplossing van een pijnigende vraagals zou uit den blauwen hemel eene openbaring komen voor den twijfel in haar jong< Niet altjjd bleef zjj alleen. Kc door een flink uitgevoerde manoeuvre den ge- heelen stand van zaken om te keeren, namen wij met leedwezen waar, dat die voorheen zoo dappere strijders uit elkander stoven als kaf voor den wind. Maar evenals vroeger hunne dapperheid, is nu hunne moedeloosheid ook door hunne vijanden overschat; onverschrok ken, ja roekeloos zijn de Engelschen doorge marcheerd, steeds den weg vrij vindend, en nu zij zoover gekomen zijn als het aantal beschikbare manschappen toelaat, bemerken zij, dat de toestand weer veranderd is. Niet alle commando’s zijn opgelost, niet alle Boeren zijn naar huis toe gegaan, velen houden het veld en zij die hun roer niet hebben inge leverd hebben zich geschaard om de meest be proefde aanvoerders, om de presidenten, om Louis Botha, om de Wet, mannen vast beslo ten den krijg vol te houden tot het laatste toe. De besten naar geest en lichaam zijn gebleven en, terwijl Roberts zijne beide handen noodig heeft om zijn hootd te vrijwaren voor de slagen van Botha, moet hij met de beenen krachtig van zich aftrappen om zich de Wet van het lijf te houden, die telkens ingesloten heet, maar steeds door de zoogenaamde linie heen- breekt. Nu weer, Roberts seint het zelf, zijn 1500 man door het kordon tusschen Bethlehem en Ficksburg (ongeveer 90 K. M.) naar Lindley getrokken, waarschijnlijk om weer eens een bezoek aan den spoorweg te brengen. Zij worden achtervolgd door troepen, onttrokken aan de linie van insluiting, die dus wel weer voor andere commando’s den weg zullen heb ben vrijgemaakt. Is het bericht waar, van een overwinning der Boeren op 11 Juli bij Senekal na 3 dagen te voren op de Engelschen bij Lindley 3 kanon nen te hebben veroverd? Zoude hier misschien de colonne aan het werk zijn geweest, waar van Roberts nu eerst gewaagt Het is meer voorgekomen, dat overwinningen der Boeren eerst laat en met een zekere voorbereiding wor den bekend gemaakt, en het dunkt ons vol strekt niet onwaarschijnlijk, dat de troepen, die de Boeren achtervolgden en trachtten in te ha len, bij Senekal met bebloede koppen zijn af gewezen. En wat Buller betreft, die in Pretoria aan gekomen was maar dit weder verlaten heeft, ook hem wordt geen rust gelaten; een com mando uit Barberton (kan dit ook moeten zijn nemende, dat dit bericht juist is, dan komt het ons het waarschijnlijkst voor, dat de Boeren een voorgelegen stelling hebben ontruimd om te rug te trekken op de hoofdstelling, want zon der nu veel waarde te hechten aan de voor spelling van Kruger dat Pretoria binnen een week zal worden hernomen, wil het er bij ons toch niet in, dat de Boeren zoo dicht bij deze stad een stelling zouden hebben ingenomen en versterkt, om haar bij nadering van den vij and, sans coup férir, te verlaten. Trouwens dat dit niet in hunne bedoeling lag blijkt uit Reuter’s bericht van den vol genden dag, waarin wij lezen dat de stellingen van Hutton en Pole-Carew aangevallen zijn, wel is waar werd die aanval afgeslagen, maar het feit alleen, dat die is geschied bewijst genoeg, dat de Boeren hunne hoofdstelling niet ontruimd hebben en dat zij zich sterk genoeg voelen om offensief op te treden, terwijl bovendien de in het telegram vermelde verliescijfers, aannemende dat zij juist zijn, te denken geven. De aanvaller verliest 65, de verdediger 36 dooden en gewonden, zoodat het gevecht of weinig te beteekenen heeft gehad of het getal strijders gering is geweest, maar de verdediger verliest 23, de aanvaller 4 gevangenen, iets dat onwillekeurig de onder stelling wekt, dat het den Boeren wel niet gelukt is de Engelsche stellingen te nemen, maar dat zij ook niet zijn teruggetrokken, zoodat een hernieuwde aanval kan worden tegemoet gezien. Bij Hamanskraal, ongeveer 50 K.M. ten noorden van Pretoria, staan ook nog een dui zendtal boeren. Uit alles valt mijns inziens op te maken, dat de toestand de volgende isDe Engelschen kunnen voorloopig niet verder doordringen en moeten alle krachten inspannen, om het in het bezit genomen terrein te behou den, de Boeren, waarschijnlijk onder Louis Botha, treden aanvallend op zoowel ten noor den als ten oosten van de Transvaalsche hoofdstad. De toestand van Roberts is bepaald niet gunstig. Dit blijkt duidelijk uit hetgeen zijne telegrammen niet vermelden. Er schijnt een nieuwe betere geest onder de Boeren te zijn gevaren. Met genoegen lazen wij dat Snijman van zijn commando is ontheven, de man die een »mea culpa, mea maxima culpamoet uiten als hij aan het ontzet van Mafeking denkt. In de N. Rotterd. Ct. komen van tijd tot tijd militaire beschouwingen voor van den luit.-kolonel C. de Wit, welke doorgaans een beteren blik doen slaan op den toestand en den gang van zaken in Zuid-Afrika. Het laatste schrijven van Zaterdag jl. komt ons belangrijk genoeg voor om het in zijn geheel over te nemen. Van Zaterdag tot nu (Maan dag) is de toestand niet veranderd en schrij vers redeneering dus ook nu van even groote waarde. Luit.-kol. de Wit schrijft dan: Het schijnt dat de Magaliesbergen, bekend uit vroegere worstelingen, omdat Pretorius er een schuilplaats vond toen hij op 29 Augus tus 1848 bij Boomplaats was verslagen en de Engelschen zijne goederen verbeurd verklaard en een prijs op zijn hoofd gesteld hadden, ook in dezen oorlog een gewichtige rol zullen spelen. Wij weten, dat de Boeren op 11 Juli in deze bergen bij Nitralsnek (of Uitvalsnek) een overwinning van beteekenis behaalden, en drie dagen later werd uit Pretoria gemeld, dat zij hunne kampen dichter bij de stad hadden gebracht op een lijn evenwijdig met de Ma galiesbergen en zich uitstrekkende van den Delagoaspoorweg tot aan den spoorweg naar Pietersburg. Van Pretoria af loopt eerstge noemde lijn in oostelijke, laatstgenoemde in noordelijke richting, zoodat die stelling der Boeren een kwartcirkel beschrijft ten noord oosten van de Transvaalsche hoofdstad. De Engelschen weten nu eens waar de Boe ren wel zijn, maar het komt ons voor dat zij nog op andere punten zijn waar wij niet van hoorenzoo rijst vanzelf de vraag waar de overwinnaars van den, ten westen van Pretoria gelegen, Nitralsnek zijn gebleven; waarschijn lijk op hetzelfde punt, waar zij de bezetting gevangen namen en dat een gewichtig punt schijnt te zijn, zoodat wij wel kunnen aanne men dat de Boerenlagers in een halven cirkel ten noorden van de stad liggen. Dit begint zoo langzamerhand op een insluiting te ge lijken. Op 16 Juli telegrafeert Reuter uit Pretoria, eerst dat de Boeren zich ten noordoosten van die stad versterken en later dat zij op de na dering van de Engelschen zonder een schot te lossen de stelling hebben ontruimd. Aan- De Engelsche militaire bladen zien den toe stand ook niet optimistisch in, en de United Service Gazette zegt onverholen, »dat er geen sprake van is om, zooals sommigen meenen, den oorlog als geëindigd te beschouwen, even min als Spanje overwonnen was toen Napoleon Madrid was binnengetrokken. Veel geld en veel menschenlevens zullen nog noodig zijn om de republieken ten onder te brengen en het zoude een onvergeeflijke fout zijn om Ro berts ook maar een enkel bataljon te ontne men, men zou daarmede gevaar loopen den geheelen oorlog weer opnieuw te moeten be ginnen.” Wij gaan verder en blijven nog altijd de overtuiging toegedaan dat wel als zeker kan worden aangenomen, dat de oorlog nog lan gen tijd zal duren, maar dat het volstrekt niet zeker is, dat ten slotte de overwinning aan de Britsche zijde zal zijn. Het kan niet ge noeg worden herhaald, dat wij niet dan zeer eenzijdige berichten onder de oogen krijgen en wanneer af en toe een tipje wordt opge licht van den sluier, die den toestand der Brit sche troepen in Zuid-Afrika bedekt, dan blijkt het, dat die toestand, om het zacht uit te drukken, veel te wenschen overlaat: gedeci meerd, meer door ziekten en vermoeienis, dan noor het vijandelijk lood, dikwijls slecht ge voed, vaak gebrekkig gekleed, met weinig geestdrift bezield, daar de eenvoudige soldaat langzamerhand wel zal gaan inzien, dat hij zijn leven waagt voor een zaak, die noch die van de koningin, noch die van het vaderland, noch de zijne is; zoo kunnen de moreele en phy- sieke eigenschappen van het leger niet te best wezen. Zouden de militaire attaché's ook ver trokken zijn, omdat men liever niet had, dat de getuigen van de nederlaag bij Colenso ook de gevechten bijwoonden, die om en bij Pre toria gestreden zijn en nog gestreden zullen worden Wij zijn nu door de verschillende mailbe richten, en door de brieven van de leden der ambulances vrij goed op de hoogte van den toestand in het kamp der Boeren. De mees ten onzer hebben hen na de eerste krijgsge- beurtenissen op een te hoog voetstuk geplaatst en te veel uit het oog verloren, dat de neder lagen der Britten nog meer aan de onbekwaam heid hunner aanvoerders dan aan de dapper heid hunner vijanden moesten worden toege schreven, en toen het Roberts gelukte om 4 «Gelooft gij werkelijk, juffrouw, dat de levensomstan digheden zoo doorslaggevend zijn voor ’t geluk, of lie ver: dat men weelde, overvloed, een leven op grooten voet met een schaar dienstboden noodig heeft om zich gelukkig te gevoelen vroeg hij op verwijtenden toon. «Zonder eenigen twijfelantwoordde zjj trotsch. «Ik behoor nu eenmaal niet tot de romantische school. Een eenvoudige huishouding in een gehuurde woning met geverfde vloer en één meid voor alles brr Waarschijnlijk ontmoet mij nog eenmaal een leelijke, oude millionairMaar dan met vele millioenen. Een »Mark«-millionair is immers tegenwoordig ook nog een armzalige huishouding Overmoedig keek zij naar de heldere, glinsterende golvenhaar golvende haren fladderden in het zachte koeltje en het zonlicht gleed over haar gladde blanke wangen. Maar een bitter trekje lag om haar mond. Juist te midden dezer grootsche natuur, in ’t gezicht van de met licht overgoten rotswanden, werkten hare woorden, die zoo’n onstuimig verlangen naar rijkdom, zulke overdreven eischen verrieden, nog pijnlijker en meer ontstemmend als wellicht In een salon. De heeren, die niet konden nalaten de bekoorlijke verschoning te bewonderen, zooals deze in haar licht kleedje daar zoo los en slank tegen een dennenboom leunde, wierpen OURANT. 1 F l u

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1900 | | pagina 1