t) MMS- M ADVERTENTIEBLAD Sen iietseh, Meisje. ÏWR BH KJ tlISTlllffi. Twee weken bedelaar. m. BTo. 60. Zaterdag 28 Juli 1900. L, öBe Jaargang. Uitgevers: POUWELS FALKENA, tegenover’tTramstation Sneek. FEUILLETON. k if le •EN. in 10 El in »- I. Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. Novelle van EMMA MERK. En dat laat zich, zelfs na veertien dagen den bedelaar gadegeslagen te hebben, niet doen, daarvoor moet men jaren lang vertrouwd zijn met de paupers in hun doen en laten Eh kan het ook zijn, zoo dachten wij, dat, waar een redacteur van de .Nieuwe Rotterdammer* zijn «Van af- tot aanmonsteren*, schreef, na het leven van den zeerob in de havensteden mee geleefd te hebben, een redacteur van «de Tele graaf* niet minder wilde doen, en zoo, op dezelfde wijze onderzoekend, de levenswijze van zoo heel andere menschen beschreef, een uitstekend reclame-middel voor zijn blad? M. C. N. 5 Koppel overtrof zichzelf met zijne afwisselende uit- spanning-programma’s. Eene verlichting van het meer bij avond, waarbij de tooverachtige schoonheid van het bosch-landschap be paald zinsverrukkend werkte, volgde op een bekoorlijk uitstapje naar het heldal. Men kookte in het bosch op een open vuur onder allerlei moeilijkheden, die de algemeens vroolijkheid opwekte, het koffiewater men klauterde op de heuvels en zocht aardbeziën, die’s avonds voor een heerlijke bowl gebruikt werden. Er volgden kegelpartijtjes, wandelingen in den maneschijn, berg- partijtjes met het grappige overnachten in «Sennhütten*. Elke dag bracht een ander origineel feest. Op een uitgezochten mooien dag zou ook een reeds lang besproken uitstapje plaats hebben naar Lermoos, dat even over de Tiroler grenzen ligt. Het gezelschap reed in twee rijtuigen en er ontstond een lang over- en weerpraten omtrent de geschikste verdeeling der plaatsen. Eerst had men lang moeten wachten op me vrouw Rudhart, die voor geen geld alleen met een heer in het rijtuig wilde waarmee zij gekomen wastoen ontbrak Julie, die zich eindelijk verontschuldigde met hoofdpijn en thuis wou blijven. Gehringer was in middels te voet vooruit geloopen. Koppel drong op vertrekken aan en wist ’t in der haast zóo te schikken, dat hij met Olga alleen in het kleinere rijtuig kwam te zitten, terwijl mevrouw Werholzer, mevrouw Rud hart, Römer en Detzer in de landauer plaats kregen. Olga echter, die met innerlijke verontwaardiging be merkte dat haar moeder hoegenaamd niets inbracht tegen haar urenlang alleenzijn met Koppel, stond er op, de kleine Eda meê te nemen. Het kind kwam aanhuppelen, met speelbal en pop beladen. Een paar traantjes, vergoten over het aan vankelijk moeten thuisblijven en die nog in de oogen stonden, waren spoedig opgedroogd, en ook Olga’s ver drietige stemming verdween onder het heerlijk ritje langs de flikkerende, wild borrelende bergbeek, onder heerlijk geboomte, waarvan nog heldere droppels ne- dervielen in het verrukkelijk morgenlicht. Zij voelde zich zoo ruim, zoo gelukkig te midden dezer grootsche schoone natuur, dat het gebabbel van haar geleider haar nauwelijks hinderde en zij even helder lachen kon als het kind. In het tuintje van de post-herberg te Lermoos, waar men het middagmaal gebruikte, groeiden allerlei bloemen bontkleurig door elkaar’t was een mengeling van scherpe geuren, zooals slechts uit dergelijke land- tuintjes stroomt; van anjelieren, reseda, boonenkruid, salie, rozemarijn en geraniums. Wit als sneeuwvelden glinsterden de rotswanden in den zonneschijn. Mevrouw Rudhart had zich verkleed als tirolerin en speelde haar rol met veel succes. Zij had voor ieder een geestig woordjede heeren kregen op de rij een aardig complimentje, alleen Olga kreeg met goed ge speelde landelijke naïviteit een boosaardige houw. .Ziet ge, ik heb er nu wel niet het rechte verstand van,* zeide zij in het harde dialect, dat zij vrij goed sprak, .maar mij dunkt, als ik een man was, dan.zou ik bang voor u zijn, hoe mooi gij ook zijt. Als men zoo jong al zoo scherp is, dan wordt men in latere jaren een bittere kruiderij, zooals de mirikwortel.* Römer scheen door dien uitval pijnlijk getroffen. Hij was een veel te fijngevoelig mensch om iemand op de een of andere manier te laten beleedigen. .De edele druif is ook wrang gedurende de gisting,* zeide hij. .Toch komt daaruit de heerlijkste wijn!* De tirolerin rimpelde het voorhoofd onder haar breed geranden hoed en hare oogen flikkerden toornig. Maar ook dadelijk daarop barstte zij in een uitbundig gelach uit. »0, dat is een verstandige mijnheerJa, tegen zoo’n stadsheer kan iemand van ons slag ’t niet houden.* Zij begon nu verschillende voorvallen te vertellen en wist met haar uitgelaten levendigheid het kleine gezelschap zoodanig te beheerschen, dat er buiten haar bijna niemand aan ’t woord kwam. Olga zou op den terugrit haar plaats naast Koppel graag aan een der heeren hebben willen afstaan. Maar de kleine Eda wilde bepaald bij tante blijven, en mevrouw Rudhart beweerde, dat zij vermoeid was en het kind haar zenuwachtig zou maken. En zoo bleef het jonge meisje met haar beschermelinge dus niets anders over, als weer in het zelfde rijtuig plaats te nemen. Het paard scheen ook moê; ’t liep veel slechter als gedurende den morgen; de landauer was al heel spoedig een eind vooruit. Eda zat op Olga’s schoot en viel al heel spoedig in slaap. Koppel was vastbesloten het meisje met wie hij zich nu reeds sedert weken bemoeide, een vriendelijk woordje, een kleine gunst af te vleien. Hij vond dat het inderdaad meer dan tijd werd zich tegenover zijne vrienden op eenig succes te kunnen beroemen. Maar als hij zjjn kleine oogen ook slechts met eene uitdrukking van innige bewondering op Olga rusten 85e SYNODE DER NED. HERV. KERK, ZITTINGEN VAN 20—25 JULI. Vrijdag jl. werd een drietal opgemaakt ter voorzie ning in de vacature van den Secundus-Secretaris en daarop geplaatst de H.H. Ds. van Popta, pred. te Pa- pendrecht, Ds. J. A. Bruins, pred. te Idaard en Ds. J. Knottenbelt, pred. te Groningen. Maandag 23 Juli werd daaruit de heer Knottenbelt gekozen. Verder werden ae zittingen bijna geheel alleen gewijd aan de behandeling van allerlei finantieele aangelegenheden. De Synode heeft verschillende fondsen onder haar be heer. Dat deze om verre het meerendeel in niet gun stige omstandigheden verkeeren, blijkt uit de feiten, dat uit het Weduwen- en Weezenfonds geen grootere toelage kon worden verstrekt dan van f 172,50tot een bedrag van slechts f 825 kon aan eenige jongelui, op Gymnasium of Universiteit, een bijdrage van f25 f50 of f 75 worden verstrekt. Aan zeer enkele eme- viti, die een pensioen van f 600 genieten, werd eene toelage van f 110 toegezegd. Van de vele verzoeken om hulp uit noodlijdende gemeenten, konden betrek kelijk slechts weinige worden ingewilligd, ofschoon meerdere dan in het vorige jaar. Maar nu de Generale Kas? Niettegenstaande de oppositie in vele gemeenten is voor deze Kas toch reeds f 30.000 bijeen. Deze gelden mogen niet geka pitaliseerd, maar moeten verdeeld worden. Over de wijze waarop dit zou moeten geschieden ontspon zich eene breede discussie. Eindelijk werden allen heter over eens dat wij ons te houden hadden aan het thans nog vigeerend reglement. Dit schrijft voor dat geene aanvragen in behandeling mogen komen dan op voor dracht der Synodale commissie, die vooraf de Classi cale en Provinciale Besturen hoort. Nu waren er slechts zeer enkele aanvragen ingekomen en van deze nog eenige, die om gebreken in den vorm, niet in overweging konden genomen worden. Het einde van de zaak was dan ook dat over slechts f 425 werd be. slist. Voor de verpleging van een jong krankzinnig predikant werd f 250 bestemd eene arme kerkvoogdij ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3- cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. 't den, dat zich evenwel niet altijd tot geven liet verleiden. Ja, vaak moest deze strompe lende man heel wat aardigheden te zijnen koste hooren, meestal uit den mond van meer gegoeden. De heer Canter had zóó zijn dagen ingedeeld, dat hij ’s nachts in een der bekende slaapste den sliep, meestal voor een kwartje, met al lerlei individuen. Orgeldraaiers, venters, pa- pieren-doozen-plakkers, papieren-bloemen-ma- kers, al deze menschen kwamen daar, den geheelen dag loopend, bedelend of hun waar te koop biedend, en dan ’s avonds weer neer hurkend in de gelagkamer om hun aardappe len met vet te nuttigen, of roode kool met nu en dan een stukje paardevleesch te eten. En dan strompelde alles naar boven, langs de krakende trap, om op een slecht verlichten zolder waar reien bedden met lakens die naar bleekpoeder roken, stonden, te gaan slapen. Maar de rust zweefde daar niet zoo spoedig binnen, want, evenals in een groot hotel, wa ren er nakomers, die de trap deden kraken en vloekend hun bed opzochten. Maar ook hier, in deze wijkplaatsen der armoede, gunde men zijn naaste nog niet altijd de zuur verdiende centen, want soms sloop een man de bedden langs om zijn hand in den broekzak te laten glijden en te onderzoeken of zich soms met een dubbeltje verstopt had. En dan was het om 6 uur opstaan (sommi gen waren echter reeds vroeger de deur uit) en werd een boterham met een zilt nat ge reikt. Ook maakte men dan zijn bedelplan op. Onze pseudo-bedelaar had dit vóór boven zijn mede-lotgenooten, dat hij een bevriend huis had, waar hij ’s middags eten kon, om dan, zonder dat men er erg in had, ’s avonds weer in de slaapstee te verschijnen. Maar wel vreemd is het o. i., dat hij alles maar kon afwij zen met een beroep op z’n maagpijn men scheen er geen gedachte van te hebben, dat een bedelaar toch ook eten moet, wil hij niet verhongeren. Het kan ons doel niet zijn den «bedelaar van veertien dagen* op zijn tochten te ver gezellen, want dit is alles veel te levendig in zijn boekje beschreven, maar een greep willen wij hier en daar toch doen, om naar voren te doen treden de lichtpunten, maar ook te wij zen op de zwakke zijde van dit onderzoek, omdat wij meenden te bemerken den toeleg van een tendenz, den opzet van een systeem. een pluimpje te geven, waar die, vooral in ons land, zoo heel dikwijls miskend wordt, zijn werkje «Twee weken bedelaar* komen aan den anderen kant uitspraken voor, die wij niet zonder protest mogen laten. In zijn «inleiding* wijst hij er op, dat prac- tische menschenvrienden zich beijveren om niet zonder onderzoek wel te doen en anderen te I waarschuwen, toch vooral niet op straat aan bedelaars te geven. De bedelaar toch is de dief van den arme. Hij weet meestal wel zooveel op te halen, dat een flink werkman jaloersch van hem zou worden. En nu moge de heer Canter dit door de dingen die hij zag, en ook ondervond, wat heel kras uitgedrukt vinden, ’t is zeker niet zoo heel erg mis gezien, alweer door die zelfde practische men schenvrienden, dat zij de kwalen, waarmee de bedelaar bij ’t publiek medelijden tracht op te wekken, geheel of ten deele voorgewend vin den. Als voorbeeld noemen wij den heer Canter zelf. Op den 14en November 1899 toch, na eenige weken buitenslands vertoefd te hebben, waar hoofdhaar en baard tot flinke afmetingen wa ren aangegroeid, ging hij zich in den Haag zóó vermommen «dat zelfs de hardvochtigen een oogenblik medelijden met hem, toonbeeld van ellende, zouden hebben Een kaalgesle- ten pilow-pantalon, afleggertje van een knecht, een wollen trui, een vetvlekkerig vest zonder knoopen op drie na en nog wel van verschillend soort, een paar turftrappers met touwtjes vast gemaakt en lange bruine overjas, waarvan een handbreed afgescheurd werd, een paar onmo gelijk gestopte kousen en vettig gedeukt hoedje, vormden het toilet. Een ouden rood wollen omslagdoek en rood-katoenen zakdoek mochten echter niet ontbreken. Wat alles door een uitdrager voor f 5.geleverd werd. Maar, nu moest het uiterlijk hiermede in overeenstemming zijn. Daarom wreef deze pseudo-bedelaar gezicht en hals met asch goed in, zoodat zij een heerlijke vaalbruine kleur kregen. De handen werden flinkweg in een bak cokes gestoken en konden toen niet pre cies meer op den naam van «blank* aanspraak maken. Toch zou deze man nog niet het medelijden van de voorbijgangers opwekken en daarom werd een kruk gekocht en onder den oksel van den rechterarm geplaatst. Het nasleepehd been zou het overige doen. En de voorbijgangers hadden medelij- liet, dan keek zij van hem af naar de rotstoppen en zij schoof van hem af, als hij, onder het voorwendsel, te willen zien of het kind ’t ook warm had, hare handen aanraakte. «Gij moest altijd wit dragen, juffrouwdeze japon staat u verrukkelijk,* zeide hij? Zij begon luidkeels te lachen met haar beleedigende, gewone onverschilligheid. Nu begon hij van zijne woning te vertellen; van de prachtige, ouderwetsche meubels en tapijten, die hij bezat en die nog niet goed tot hun recht kwan en, om dat hij tot nu toe geen eigenlijk thuis had, niet meer als een pleisterplaats voor den ongedurigen vrijgezel. Daaruit ontspon zich een gesprek over inrichting, over stijl en smaak, waaraan Olga, die daarin levendig belang stelde, meer deel nam als tot nu. Koppel echter dacht in stilte zij wil zich alleen ver zekeren of ik ook ernstige plannen heb. Mijn hemel, ik heb immers ook al zoo velen het hof gemaakt en mij weder teruggetrokken, ’t Is dus niet te verwonderen dat zij geen vertrouwen in mij stelt, Maar als ik haar het vooruitzicht open, mijne vrouw te worden, dan zal zij wel andere snaren opzetten De zon was ondergegaan. Maar boven het boschachtig dal, waar zij doorreden, gloeiden de ver verwijderde toppen van het Karwiindelgebergte, eerst in zacht rosé en vervolgens in vurig purper, dat allengs tot violet verbleekte. Toen men in de nabijheid der grenzen en het tolstation Griesen kwam, herinnerde Koppel zich dat hij een kistje Oostenrijksche sigaren had meegenomen, die hij nu verbergen moest. Wordt vervolgd. I. Het was misschien wel wat veel gewaagd van den redacteur van «de Telegraaf*, B. Can ter, zij het ook in de verte, ’t voorbeeld na te volgen van Paulian, die in zijn bekend werkje «Het bedelend Parijs,* ernstige mis standen in die cosmopolis aan ’t licht bracht. Het bleek, dat daar een goed georganiseerd gilde van beroepsbedelaars bestaat, dat zijn school heeft, waarin den jongeman geleerd wordt, hoe met den besten uitslag gebedeld kan worden. Niet slechts, dat men er inlich tingen krijgt over de meest goed-geefsche menschen, maar ook worden daar die bedel brieven opgesteld, welke het meeste, succes beloven. Nu, men behoeft nog niet eens naar Parijs te gaan om daar onderricht te krijgen in ’t opstellen van bedelbrieven, te Rotterdam b.v. zijn er ook velen, die daarvan werk ma ken, getuige het pakket dat in het archief van de Vereeniging tot verbetering van Armen zorg berust. Het is wel opmerkelijk, dat de schrijver zich dikwijls zelfs geen moeite gaf, om, waar toch zeker na verloop van maanden eenige verandering in zijn toestand gekomen was, hetzij door ziekte of door vermeerdering of vermindering van gezin, daarop te wijzen in zijn epistels, die van vóór een jaar dikwijls precies zoo luiden als de nu verzondenen. Maar, een bedelaar, recht van lijf en leden, zal niet zooveel krijgen als een mismaakte, en daarom moet getracht worden ’t werk der natuur te verbeteren en zoo een indruk te doen ontstaan van groote zwakte, van diepe ellen de, van lichamelijk gebrék. Kan de bedelaar zelf, gezond als hij is, zich niet als hopeloos zwak voordoen, dan zullen allicht eenige zijner of anderer, gehuurde, kinderen, hem helpen. Want op die arme stumperds kijken heel veel menschen met een diep gevoel van medelijden neer, en is eenmaal ’t medelijden opgewekt, dan vindt de hand spoedig den weg naar de beurs. Moet men nu aan den eenen kant er den heer Canter dankbaar voor zijn, dat hij, door gedurende twee weken van November 1899 in ’s Gravenhage als bedelaar rond te zwer ven, veel misstanden aan ’t licht heeft ge bracht, en ook, dat hij, al is dit maar bijzaak, gelegenheid vond het gezag, in casu de politie, 6- l- e i T t, 5, RCOURANT

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1900 | | pagina 1