m.
MMS- EU JIIÏEOTTIEIIL1D
ÏWK SM» EN «ISTMM.
1
fka trotsch
BIJNAMEN.
ITo. 61.
Woensdag 1' Augustus 1600.
55e Jaargang.
Officieele Advertentie.
Uitgevers: POUWELS FALKENA, tegenover’tTramstation Sneek.
KENNISGEVING.
FEUILLETON.
Kantongerecht te Sneek.
Zitting van 25 Juli 1900.
Sr
I
Ima-
per
:ek;
i.
Iy
I.
t.
3.
"aaf,
;g’s-
llen
eks
aal,
van
of
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
2e
d 4
mi
ens
■hooi
o en
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 2*/2 cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
Novelle van EMMA MERK.
geweest.
Olga was vuurrood van opgewondenheid toen zij naar het
tolkantoor vloog, met de laatste hoop dat de kleine
misschien Koppel was nageloopen.
Hij kwam haar al voor het huis tegemoet en keek
het opgezette, radeloos naar hem toevliegende meisje
hoogst verwonderd aan.
«De kleine Eda? Ja, mijn hemel, waar kan dat
kind dan toch zijn? Ik was daarbinnen in ’tkantoor
en praatte met den beambte. Ik heb haar niet gezien.»
Zij gingen nu samen aan ’t zoeken in de houtves-
terswoning, in hof en tuin, in den stal, in alle hoeken en
gaten. De gasten, de kastelein, de dienstboden begon
nen zich ten slotte ook ongerust te maken over het
verdwijnen van ’t kind en allerlei vermoedens te op
peren, welke Olga nog maar angstiger en nog meer
verslagen maakten.
Een meid herinnerde zich dat een paar boerenkin
deren met aardbeziën voorbijgekomen waren, en dacht,
dat de kleine misschien met hen zou zijn meêgeloopen.
Olga vloog de kinderen achterna, die nog al ver
weg waren. Zij wist wel dat het dwaasheid wasEda
kon zich niet hebben aangesloten bij de vreemde,
vuile boerenkinderen, wier taal zij nauwelijks ver
stond. Maar in haar wanhoop, in haar radeloosheid
klemde zij zich aan elke hoop vast- ja, ’t was voor
haar eene behoefte zich op te winden, haastig voort
te stormen, opdat ze maar niet zou behoeven te denken.
Het duurde geruimen tijd alvorens zij, ondanks haar
haastig loopen, de kleine aardbeziën-zoeksters had
ingehaald. De kinders keken haar met open mondjes
en groote ronde oogen aan en wisten niet wat zij be
doelde. Eda was in elk geval niet bij hen. Zij kon zich
niet verscholen hebben.
En zoo keerde zij dan weer terug met zoo’n drukkend
«Gij zult wel even op de kleine passen, niet waar
Ik kom dadelijk terug.»
De koetsier echter voelde, toen hij van dorst hoorde
spreken, plotseling ook zoo iets droogs in de keel,
dat hij door een «kikkertje* in het tuintje wilde ver
drijven. Hij bond de teugels aan een staketsel voor het
huis vast en liep haastig de herberg in.
In de gelagkamer zaten verscheidene hongerige
toeristen, die bediend wilden worden. Het duurde ge
ruimen tijd alvorens Olga een meisje vond dat beloofde
haar een glas te zullen brengen. Zij bleef ongeduldig
in den gang wachten tot dit eindelijk gebeurde. Ver
volgens moest zij naar de pomp zoeken en een poosje
pompen en spoelen. Weer verliepen eenige minuten
alvorens zij de gevraagde suiker kreeg en betaald had.
Toen zij met haar vol glas buiten kwam, dacht zij
eerst dat het rijtuig weggereden was. Maar een beetje
verder vond zij het voertuig waarin haar goed lag. Maar
:t was ledig, de koetsier weg en ’t kind weg. Haastig
liep zij het huis in en riep den man, die heel rustig
onder zijn borreltje zat.
«Ik heb je immers gezegd dat je bij ’t rijtuig blijven
moest en op het kind passen,» riep zij hem toe.
«Och komHet kind zal niets overkomen,» antwoord
de hij dood phlegmatiek. Mijn paard is mak als een
lam.»
«Maar waar is het kind? Heeft mijnheer Koppel het
uit ’t rijtuig genomen?»
«Dat weet ik niet. Toen ik naar binnen ging zat
het heel rustig in den wagen.»
Vreeselijk ontsteld liep Olga overal rondzij vroeg
de voorbijgangers, vroeg de menschen die in het tuintje
in ’t prieel zaten.
Zij hadden geen kind gezien. Een paar rijtuigen
waren voorbijgereden. Overigens was ’t heelemaal stil
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente
Sneek, brengen ter openbare kennisdat het le Sup
pletoir-Kohier van den Hoofdelijken Omslag, dienst
1900, goedgekeurd door heeren Gedeputeerde Staten
van Friesland, aan den Gemeente-Ontvanger ter in
vordering is ter hand gesteld en een ieder verplicht is,
zijn aanslag op den bij de wet bepaalden voet te
voldoen
dat een afschrift van dit Kohier vanaf 1 Augustus
e.k. gedurende vijf maanden ter Secretarie dezer ge
meente ter inzage is nedergelegd, alle werkdagen van
’s morgens 9 tot ’s namiddags 1 uur.
Sneek, den 28 Juli 1900.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
JAC. van dek LAAN, Secretaris.
Bij de heden gehouden zitting van het Kantonge
recht, gepresideerd door den kantonrechter, den heer
Mr. K. Klein, Ambtenaar van het Openbaar Ministerie
de heer Mr. C. L. van Harinxma thoe Slooten, werden
de volgende zaken behandeld
1. Rimb. Jos. de Vr., 56 jr., timmerknecht te Heeg
tegen wien verstek werd verleend wijl hij den 19den
Juni 1900, des avonds omstreeks half negen te Heeg,
zonder daartoe gerechtigd te zijn, heeft geloopen door
een steeg, toebehoorende aan Taede Visserman, althans
aan een ander dan hem beklaagde, tot welken grond
de toegang op eene voor hem blijkbare wijze door mid
del van een bord, waarop stond te lezen «Verboden
Toegang», door den rechthebbende was verboden.
’t Is eene kwestie van ouden datum, onlangs werd
beklaagde voor hetzelfde feit bij het kantongerecht al
hier deswege tot een boete veroordeeld.
Getuige laede Visserman, visscher te Heeg, ver-
o
Een eigenaardige gewoonte van den tnensch,
niet alleen in onze provincie of ons land, maar
overal, op de geheele wereld, is het geven van
bijnamen aan één of meer anderen.
Geheele volken hebben bijnamen, menschen
uit een provincie, een stad of dorp hebben ze,
particuliere personen houden er ieder voor
zich een op na. Die namen zijn vaak kenschet
send, geven ’t karakter van dat volk, die pro
vincialen, die stedelingen, dorpelingen of par
ticuliere personen aan.
Soms zijn ze gemakkelijk te verdragen, door
den belanghebbende, soms zelfs zal hij er trotsch
op gaan. Maar dikwijls ook zijn ze beleedigend,
hinderlijk, hatelijk en geven slechts een enkele
karakteristieke eigenschap aansoms zijn ze
niets dan een beleediging, zonder eenige andere
beteekenis. Zoo zouden we kunnen voortre-
deneeren, wat niet ons plan is. We noemen
alleen enkele bijnamen.
De Engelschman heet John Buil, de Ame
rikaan: Broeder Jonathan. Twee namen, die,
gevoel als zou zij liever willen sterven als aan haar
zuster bekennen«Ik heb het kind niet meer. Ik weet
niet, waar ’t is
’t Was inmiddels donker geworden. Maar de ge
dachte aan de thuiskomst was zoo verschrikkelijk voor
haar, dat zij al ’t geld wat zij bij zich had ’t waren
trouwens maar enkele markstukken besteedde, om
naar alle kanten boden uit te sturen. Als het kind eens
weggeloopen en in de beek gevallen wasOf in de kolk
achter ’t huis!
De voeten weigerden haar den dienst. Zij viel neer
op een bank voor het huis en wrong de handen. Koppel
liep dienstvaardig heen en weer, en als hem de een of
andere nieuwe mogelijkheid inviel om de kleine terug
te vinden, dan werd hij beloond met een vriendelijken,
warmen blik.
«Rijdt gij naar huis terug,zei Olga eindelijk geheel
ontmoedigd. «Ik blijf hier. Ik heb de moed niet voor
mijne zuster te verschijnen zonder het kind.»
«Houdt gij mij voor zoo onmanierlijk, dat ik U hier
alleen, zonder bescherming zou achterlaten? Buiten
dien zal ook binnen eenige minuten het onweer los
barsten, dat boven de bergtoppen samenpakt. Hoor
maar! Te Leermoos dondert ’t al.»
Olga hoorde nauwelijks, wat hij zei. Zij was totaal
stompzinnig omtrent alles wat om haar heen gebeurde.
Ja, zij verlangde bijna naar een bliksemstraal, die haar
doodde, opdat zij het gejammer van haar zuster niet zou
behoeven aan te hooren.
De neerstortende regen dreef haar in huis. De uit
gestuurde boden waren allen teruggekomen zonder
een spoor van het kind ontdekt te hebben. Bij de vol
slagen duisternis en het losbarstende onweder viel
aan verder zoeken ook niet meer te denken.
De koetsier kwam naar haar toe en zeide»U moet
een wortel. Een bok, die heel attent dit op
merkte, maakte van de gelegenheid gebruik
en at de lekkernij op. De vijand nam de stad.
Waarom heeten de inwoners van Opper
does Turken. De echte Turken waren vroeger
oorlogzuchtig van aard en de schrik van Europa.
De Opperdoezers waren ’t vroeger ook; nu
zijn ze precies andersom. Maar vroeger? Kwam
een Opperdoezer in aanraking met een Medem-
blikker dan moest hij vechten. Ontmoette hij
een Twisker, onrriiddellijk weer vechten.
De Twiskers zijn gladooren, de Schagers
roodjes. Er is een appelsoort die Schagerrood-
jes heet. Zouden de inwoners daaraan hun
bijnaam ontleenen?
De Wieringers, die veel schapen er op na
houden, hooren zich schapen noemen.
Bij wilde volken bestaat veel de gewoonte
iemand een naam of bijnaam te geven, doe
lende op een of andere eigenschap. Hij die
de boeken van Aimard en anderen over de
Roodhuiden heeft gelezen, weet hoe mooi deze
lieden, namen als Glazenoog, Vrijkogel, enz.,
enz. uitvinden.
Maar we hebben hiermede genoegzaam aan
getoond, hoezeer ’t in de natuur der menschen
ligt om bij- en scheldnamen te geven. Wie
b.v. vindt beter en spoediger zoo’n naam als
een straatjongen.
Zou de beschaving het geven van bijnamen
doen ophouden? We denken het niet. Wel
worden misschien ander soort qualificaties uit
gevonden dan vroeger en nu nog bij de min
der ontwikkelden.
6
«Als de beambte mjj vraagt, of wij iets bij ons heb
ben, dat moet worden aangegeven, dan zeg ik ’t hem!»
zei Olga half schertsend, half ernstig, want zij vond
't bepaald pijnlijk, te liegen.
«Wenscht u dat ik de sigaren aangeef? Is u zoo’n
goede staatsburgeres, dat het uw ge weten bezwaart als ik
het tolkantoor voor een paar mark te pakken neem
«Ik zou ’t niet doen,« zei het jonge meisje. «Ik weet
wel dat het dikwijls gebeurt, maar ik vind ’t niet goed.«
«Uw wensch is voor mij een bevel, juffrouw. Ik zal
het inkomend recht betalen. U ziet hoe ik onder uw
pantoffel zit.«
Kort daarna hield het rijtuig stil voor de houtvesters-
woning te Griesen, waar voor voorbijkomende reizigers
wijn en bier en koud gebak te verkregen was. Koppel
sprong uit het rijtuig om zijn kistje sigaren bij het
tolkantoor aan te geven.
i! Het kind werd wakker en was een beetje verdrietig.
«Wat scheelt er aan, mijn schat?* vroeg Olga.
«Ik heb zoo’n dorst! Eda wil graag wat drinken
hebben.»
«Wacht maar even, ik zal je wat halen. Maar dan
moet je ook heel zoet wezen en daar stil blijven zitten.*
Zij stopte het half in den slaap verwarde kind in
den hoek van ’t rijtuig en riep den koetsier toe
keerd is ook wat weerd.»
Of ’t waar is, moet de lezer zelf maar eens
onderzoeken.
Dat de lieden uit de Zaanstreek evenals de
Amsterdammers veel van koek houden, bezorgde
hun den naam van koeketers, of in den volks
mond koekvr De Assendelfters ‘heeten
kiplanderszeker omdat een der middelen van
hun bestaan is ’t opfokken van kippen. Maar
waarom heeten nu de bewoners van Benning-
broek speelmakkers Dat men de bewoners
van Ooster- en Wester-Blokker, tusschen Hoorn
en Enkhuizen, met den naam van boonen be
titeld, is nog toe te geven immers boonen
en meer andere producten groeien hier in over
vloed. Maar waarom heeten de menschen van
Binnenwijzend, vlak bij Blokker, nu juist thee-
kistenl Zoek daar eens de reden van? De
Edammers en Volendammers heeten mosselen
gemakkelijk te begrijpen, want de Volendam
mers zijn visschers. Maar hoe komen de Enk-
huizers aan den naam van vijgen
De Hagenaars zijn de ooievaars. Deze lente
bode komt op hun wapen voor, maar of daar
hun bijnaam door is ontstaan
Vroeger was de Heer-Hugowaard (in N.-H.)
me drassige en moerassige uitgestrektheid,
waarin de blauwe reigers zich hartelijk thuis
gevoelden. Thans is deze waard eene vrucht
bare droogmakerijde inwoners krijgen zoo
nu en dan den bijnaam blauwe reiger te
hooren.
De Hoornsche bakkers waren, in den tijd
toen krentenbollen nog een uitgezóchte lek
kernij waren, bekend als de eerste en voor
naamste krentenbollenbakkers. Als een boer
met moeder de vrouw naar stad reed en goede
zaken maakte op de markt, kon hij geen beter
geschenk mee naar huis nemen dan een partij
krentenbolletjes. Naar deze vermaardheid noemt
men de Hoornschen nog altijd krentenbollen.
De Leidenaars mogen graag visschen en
worden daarom veelal peueraars genoemd, wat
zij liever hooren dan hondendooders of blauw-
mutsen zooals ze ook wel eens genoemd worden.
De bewoners van Medemblik hooren zich
Medemblikker bokken noemen. Volgens een
oud verhaal hadden ze eens oorlog met de
Enkhuizers, die zoo snel oprukten, dat de Me-
demblikkers geheel en al het hoofd verloren.
De poorten moesten onmiddellijk gesloten wor
den. Maar in hunne verbouwereerdheid staken
zij niet een ijzeren pin door de krammen, maar
onder een teekening geplaatst, eerst waarde
krijgen en bij ieder, die ze gebruikt, dezelfde
gedachte doen oprijzen.
De Duitsche Hans Michiel of Hans Worst
heeft een bijnaam, die niet goed meer past,
die vroeger, toen het rijk nog sliep, uitstekend
was, maar, nu het ontwaakt is en krachtig wak
ker is ook, volstrekt niets karakteriseert. Maar
Duitschland is nog maar zoo kort ontwaakt,
dat er nog geen tijd geweest is, om een ge-
schikten naam te vinden.
De Fransche Jean Potage is ook een weinig
zeggende naarr. Deze duidt enkel aan, dat de
Franschman lichter kost gebruikt dan de Ger
maan en veel van soep houdt.
De Nederlander? Zou hij Jan Salie moeten
heeten, sedert Potgieter zijn bekende familie
van Jan's de wereld heeft ingezonden en Jan
Contant en Jan Companie en de andere Jan’s
minder talrijk zijn dan in vorige eeuwen?
Plaatselijke bijnamen zijn er bij manden vol.
De Sneeker is een klokke diep, zoogoed als
de bewoner van Franeker, Delfzijl en Oude-
water. Zoo’n ordinaire naam, en dan nog sa
men parten.
De namen der bewoners van andere Friesche
steden zijn te b.ekend om hier te herhalen.
We willen alleen zeggen, dat de Molkwerumers
tjoensters heeten, zeker wegens hun vroeger
geloof aan heksen en kollen. Oudtijds hielden
ze er in Molkwerum dan ook heksen op na,
welk geslacht nu is uitgestorvenhetgeen be
wijst, dat ze in dit dorp ook wijzer worden.
Men meene nu echter niet, dat alleen in
Friesland bijnamen aan verschillende plaatsen
en hare bewoners gegeven worden. Volstrekt
niet.
De bewoners van Aartswoud (N.-Holl.) hee
ten wel eens blootbeenen of blootbeenlanders.
Waarom? Dit dorp grenst aan de zee; een
deel der bewoners waren grondwerkers en
dezer kinderen liepen vaak barrevoets langs
’s Heeren straten. Zou de naam hierdoor ont
staan zijn?
De Amersfoorters staan bekend onder den
naam van Keientrekkers. Ergens in die stad
lag, naar men vertelt, een zware kei met het
volgende opschrift; «Lees, wat hier van ach
teren staat.* De bewoners, al even nieuws
gierig als alle kinderen van Adam en Eva,
gingen met mannenmoed aan den arbeid, om
dien achterkant naar voren te brengen. Ein
delijk gelukte hun dit en zij lazen: «Omge-
1
4
t
200
ill
it
m
sr
It
’5
to
g-
p
p
K
3
P
D
O U RA NT.
1