!O0
MJW8- EJi ADlEMnlEBLID
m.
165.
1
ts
Een trotsch Meisje.
VOdR SM EJ 0KMM.
e
Uitgevers: POUWELS FALKENA, tegenover’t Tramstation Sneek.
IS,
Officieele Advertentie.
BEKENDMAKING.
FEUILLETON.
55e Jaargang.
Zaterdag 25 Augustus IS O O.
lets over Friesland’s handel in
het begin dezer eeuw.
KENNISGEVING.
ÏÏK.
M. C. N.
Wordt vervolgd.
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS,
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
ïerd.
10
'O
voor
Novelle van EMMA MERK.
D. Wanjon. Geschiedenis van den Nederl. Han
del sinds 1795. Haarlem. Erven Bohn.
Zjjn zachtmoedig hart kwam in opstand tegen de
mishandeling waaraan hij die teedere vrouw blootgesteld
zag, en eens sprak hjj den schilder Rudhart er ook
over aan.
.Waarde Römer, gij kent mijn vrouw niethad
deze hem geantwoord. »Ik ben een heftig, opvliegend
mensch, dat geef ik toe. Maar Liesbeth weet zulks.
Waarom mij dan tot woede te prikkelen!*
Römer had Liesbeth steeds lachende, vergenoegd
gezien, stralende van lieftalligheid. Hij kon dus geen
geloof schenken aan die beschuldiging en kwam alzoo
meer en meer tot de overtuiging, dat hier weer eens
een arm, goed vrouwelijk wezen het slachtoffer ge
worden was van een brutalen tiran.
Toen mevrouw Rudhart hem op zekeren dagmeê-
deelde dat haar man zijn nachten doorbracht op de
gemaskerde bals, dat zij de bewijzen had van zijn
ontrouw en dat zij van plan was zich van hem te
laten scheiden, had hij haar zulks niet kunnen afraden.
Hem had dat ongelukkige huwelijk al lang tegen de
borst gestaan. Rudhart was dadelijk tot scheiden
bereid: zij pasten eenvoudig niet bij elkaar en hoe
eerder hij van haar af kon komen, des te beter.
En nu zat de vriendin met wie hij zooveel kom
mer gedeeld had, voor hem als gescheiden vrouw en
keek hem met verwijtende, geheel ontstelde blikken
aan.
«Ik ben nog totaal verslagen, waarde vriend, van
die ontmoeting daar in uw kantoor. Mejuffrouw Olga
Werholzer in uw werkkamer! In eene betrekking
waardoor zij voortdurend in uwe nabijheid moet zjjn
maar dat vind ik dan toch erg ongepast.*
»Maar, waarde mevrouw, gij zult tegenwoordig in al
le zaken vrouwelijk personeel aantreffen. En wie een
goed inzicht heeft in .ons ernstig, modern arbeidsleven,
«Och ja, er vielen soms heftige tooneelen tusschen
ons voor dat gebeurt in elk huwelijk. Maar zij
werden pas ernstig en gevaarlijk, toen mijn man wist
dat ik aan een ander de voorkeur gaf boven hem
dat ik een ander liefhad.*
Met toenemend misnoegen stond Römer tegenover
de opgewonden vrouw. Het krenkte hem, dat zij met
zooveel nadruk rechton op hem deed gelden, zoo be
slist een beroep durfde doen op eene liefde, waarvan
tusschen hen nooit sprake geweest was en waarom
hij, volgens zijn gevoelen, in de eerste plaats had
moeten vragen en bidden.
»En na alles wat ik verdragen en geleden heb
wilt gij mij niet eens het pleizier doen, een uwer on
dergeschikten te ontslaan, wier tegenwoordigheid in
uw kantoor mij mishaagt.*
Hij trok de schouders op.
Deze ontkennende beweging en zijn zwijgen brach
ten haar buiten zichzelve.
Een stroom van verwijtlngen, van beschimpingen
en bedreigingen tegen Olga vloeide haar van de lip
pen en wel met zoo’n razenden hartstocht en zoo’n
vreeselijk geweld, dat hij haar met verschrikte oogen
ontsteld aanstaarde als een krankzinnige.
«Wat beteekent die scène riep hij, eindelijk het
geduld verliezende, verstoord uit, daar zij op steeds
luider en schriller toon hem toeschreeuwde.
13
»Ik wou u dadelijk een bezoek komen brengen in
uw kantoor, in uw heiligdom,* zei mevrouw Rudhart
zenuwachtig gejaagd. »Maar ik bemerk dat gij niet al
leen zijt.*
Hij deed de deur van de spreekkamer open, waar
geen bezoek was, en verzocht haar binnen te gaan.
Zij nam plaats in een der fauteuils en zei met een
diepen zucht
»’t Is gebeurd, mijn vriendIk ben vrij van mijn
ongelukkig huwelijk
Hij had veel medelijden met haar gehad toen hij een
paar jaren geleden met de Rudharts in hetzelfde kleine
hotel te Meran woonde. Op zekeren dag was hij door
heftige stemmen verschrikt gewordenboven hem wer
den stoelen heen en weer gesmeten en deuren dicht ge
slagen. Toen hij in de gang kwam om naar de oorzaak
van dat lawaai te zien, kwam mevrouw Rudhart hem
tegemoet met loshangende haren, vluchtende als een
vervolgde.
«Ik dacht dat hij mij vermoorden zouzeide zij
sidderend. Hij had haar den arm aangeboden en haar
naar een stil plekje in den tuin van het hotel gebracht
om daar te kunnen uitschreien. Geduldig had hij ge
luisterd naar hare klachten over haar ruwen echtgenoot.
Niet voor de eerste en niet voor de laatste maal.
dien zal ’t niet in den zin komen, daarin iets onge
past te vinden.*
»’t Een of ander onbeduidend, leelijk schepsel, dat
gaat nog! Maar een mooi meisje, dat toch reeds tot
de gezellige kringen behoord heeftNeen, gij hebt
niet nagedacht over den indruk dien zooiets maken
moet. En, niet waar, waarde vriend, als ik ’t u har
telijk, dringend verzoek, dan zult gij de juffrouw wel
ontslaan
Zij keek hem aan met haar liefste blikkenhaar
kleine mond bad en vleide als een lief kindorbekje
en de handen in licht gekleurde lederen handschoe
nen werden met smeekend gebaar ineen geslagen.
»Het spijt mij, mevrouw, dat ik aan dat verzoek
onmogelijk voldoen kan,* zei Römer met een min of
meer verlegen lachje. »Ik heb juffrouw Werholzer
zelf die betrekking gegeven en zij heeft deze boven
alle verwachting uitstekend waargenomen. Er bestaat
dus hoegenaamd geen reden voor een ontslag, inte
gendeel zou ’t een verlies zijn.*
«Natuurlijk een verlies voor uviel zij hem met
een spottend lachje in de rede, terwijl hare oogen een
sombere uitdrukking aannamen. »U is heel openhar
tig, mijnheer Römer. Maar mij dunkt dat ik toch wel
eenige aanspraak had op consideraties van uw kant,
nadat ik u zoo’n groot offer gebracht heb!*
«Welk offer, mevrouw?*
«Maar, mijn hemel! Gij weet toch heel goed dat
mijn huwelijk door u vernietigd werd!« zeide zij op
somberen toon.
«Door mij Maar mijn waarde mevrouwRoep
uw geheugen dan toch te hulpIk leerde u immers
kennen toen gij in wilde wanhoop vluchttet voor den
toorn van uw man. Reeds toenmaals, te Meran, scheen
uw huwelijk niet gelukkig.*
In April 1898 werd door het Nederlandsch
Genootschap van Accountants een prijsvraag
uitgeschreven over de Geschiedenis van onzen
handel van 1795 tot nu. De prijs is onlangs
toegewezen, en het boekje ligt nu voor ons.*)
De reden, dat wij hierover ’t een en ander
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeen
te Sneek, brengen ter openbare kennis, de volgende
De COMMISSARIS dek KONINGIN in de provin
cie Friesland,
Gelet op art. 11 der wet van 13 Juni 1857 (Staats
blad no. 87);
Brengt ter kennis van belanghebbenden:
dat, ingevolge besluit van Gedeputeerde Staten, van
9 Augustus 1900, no. 68, le afdeeling J, de opening
van alle jachtbedrijven, - genoemd in art. 15 dier wet,
zal plaats hebben op Zaterdag 15 September e. k., met
zonsopgang, uitgezonderd de jacht op grof wild én op
hazen en fazanten, waarvan de opening wordt bepaald
op Maandag 1 October d. a. v., met zonsopgang, een
en ander onder bepaling:
lo. dat het jagen met geweer met of zonder staande
honden of brakken en het schieten van waterwild
slechts drie dagen der week zal zijn geoorloofd, nl.
Maandags, Dinsdags en Zaterdags, uitgezonderd van
Woensdag 24 October tot en met Vrijdag 16 Novem
ber e. k., gedurende welken tijd genoemde jachtbe
drijven dagelijks, behalve Zondags, zullen mogen wor
den uitgeoefend;
2o. dat de lange jacht slechts twee dagen der week,
namelijk Dinsdags en Zaterdags, zal mogen worden
uitgeoefend.
En zal deze op de gebruikelijke wijze worden af-
gekondigd en aangeplakt.
Leeuwarden, den 17 Augustus 1900.
De Commissaris der Koningin voornoemd,
(get.) Van HARINXMA thoe SLOOTEN.
Sneek, den 23 Augustus 1900.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
JAC. van der LAAN, Secretaris.
Frankrijk en de veroverde landen ingevoerd
worden, mits zij een gelijke hoeveelheid manu
facturen, voor een derde uit zijde bestaande,
uit Frankrijk uitvoerden, ’t Gevolg was, dat
bv. de Franschen, die met hun koren, zijden
stoffen in Engeland (daar verboden) wilden in
voeren, deze laatste aan smokkelaars over deden.
Wilden deze er niet aan, dan wierp menig
schipper zijn Fransche manufacturen in volle
zee overboord of gaf ze aan de Engelsche
tolbeambten over tot het bedrag der inkomende
rechten. De heer Eekhoff, deelt in zijn
«Friesland in 1812< mede, dat een handelshuis
te Workum verplicht werd om bij een lading
boter naar Londen een aanzienlijke partij zij
den stoffen en horloges mede te nemen, maar,
daar men ze in Engeland niet kon invoeren
(om de verzachte acte van navigatie) ze over
boord wierp. Ook werden te Lyon stoffen
van geringe waarde geweven, welke, zwaar
ingepakt, het schip weldra voor een derde
vulden, zoodat aan de voorschriften voldaan
was. De waardelooze stoffen werden natuur
lijk in zee geworpen. In ons land schijnen
gansche ladingen precken dienzelfden weg ge
gaan te zijn.
De Friesche handel leed door Napoleon’s be-
»luit enorm, vooral de buitenlandsche. Voor
binnenlandsch gebruik deden eenige groote
graankoopers te LeeuwardenOene Wopkes
Gorter, Joh. Romkes, Biets Pieters en Zonen,
Jentje Cats, Claas Corn. Feddes soms een be
langrijken uitvoer. De buitenlandsche handel
had vooral te Harlingen zijn zetel, toen de
kofvaart vernietigd was. Licenses werden daar
verleend aan Freerk Dirks Fontein voor het
schip «Jacomina Catharina*, waarmede hij boter
en klaverzaad verzond. H. Wennekers en
Zonen zonden de «Twee Gebroeders* naar
Londen met boter, en brachten goud terug.
Dirk Cornelis Zylstra bevrachtte »de Jonge
Dirk* met boter, kaas en klaverzaad en «de
Jonge Cornells* met kaas, waarvoor zij goud en
zilver mee terug namen. Barend Visser en Zonen
kregen twee vrijstellingen voor «de jonge Ba
rend* en de »Juno,« waarmede zij kaas, linnen
en koffie naar Londen verscheepten. Wieger
Harmens en Zoon voerden boter en kaas, kla
ver, mosterdzaad en koren naar Engeland, en
kwamen met goud, zilver en lood-erts terug.
K. E. Brunger en Co. te Workum vervoerde
kaas naar Londen en bracht goud terug. Wig le
en Anne Visser en Zonen te Heeg en Mans
veld en Co. te Gaastmeer hadden licenses voor
paling. De eerste firma voer met drie, de
laatste met twee schepen die 7500 K.G.paling
inhielden, een waarde van 4000 frs. vertegen
woordigende, die in staven gouds uitbetaald
werd.
De algemeene toestand was ellendig. De
boter kon J/4 vat slechts f 14 doen, wat ten
gevolge had een verminderde waarde van wei
landen, wier huurders de pacht niet konden op
brengen. Daar de koffie tot f 5.40 per K. G.
verkocht werd, nam de verbouw van chicorei
toe, omdat deze, met gebrande pepernoten of
rogge vermengd, de koffie moest vervangen.
Ook de beetwortel werd veel verbouwd, om
dat suiker voor een onontbeerlijk levensmid
del werd gehouden. Een keizerlijk decreet
van 15 Febr. 1812 had nl. bevolen, dat in
Friesland daarmede 1000 H. A. land van de
10,000 over geheel Holland, bezaaid zouden wor
den. Bovendien werd aan drie ingezetenen van
Holwerd door den Minister van manufacturen
en koophandel vergunning verleend tot op
richting van een fabriek ter bereiding van sui
ker uit mangelwortelen, maar er is niets van
gekomen. Omdat de tabaksverkoop een regie,
een regeeringsmonopolie was, waarvoor twee
fabrieken, te Amsterdam en te Rotterdam wer
den opgericht, die de tabak van inlandsche
planten maakten, moest de mindere man een
surrogaat hebben, omdat zij dat geurig kruid,
dat 23 sts. ’t pond kostte, niet kon betalen.
Hij rookte veel gedroogde bladeren. Op straffe
der galeien mocht geen andere tabak dan der
regie verkocht worden. Er is ook een plan
gevormd om op het lustslot Oranjewoud, dat
domein geworden was, een departementale
boomkweekerij aan te leggen, maar daar is
niets van gekomen. Misschien was men anders
ook wel tot den aanleg van een koffie-plantage
gekomen, want te Amsterdam werd opgericht
een fabriek van kunstkoffie, door drie medische
hoogleeraren als onschadelijk geprezen.
Dat Friesland niet zooveel als andere de
partementen van de keizerlijke besluiten had
te lijden, heeft het zeker te danken gehad aan
den humanen, eerlijken Prefekt Johan Gil
bert Verstolk, reeds vroeger in anderen samen
hang genoemd.
wenschen te schrijven is, dat reeds lang de be
hoefte gevoeld werd om de oudere leerlingen
onzer hoogere burgerscholen een blik te gunnen
in die geschiedenis, welke tot nog toe vrijwel
een gesloten boek was, daar niemand zich tot het
schrijven van een beknopt overzicht gezet had.
En toch is dit een zoo uiterst belangrijk iets,
vooral voor koopsteden als Amsterdam en
Rotterdam, maar ook voor kleinere, als Dord
recht en Sneek, om met die geschiedenis wat
vertrouwd te raken. En nu hebben wij in een
kort bestek veel wetenswaardigs bij elkaar.
Toch meene men niet, dat er nog niet veel
meer over te zeggen zou zijn. De schrijver
klaagt zelf in zijn voorrede er over, dat hij
zich zeer moest beperken. Want in een 140-
tal bladzijden moesten behandeld wordende
gedwongen belemmering van den handel
(1795 1813), de vrijwillige belemmering (1813
1850) en de vrijheid (1850heden.)
)ver dit eerste hoofdstuk wenschen wij ’t
een en ander in ’t midden te brengen, omdat
daarin o. a. behandeld wordt het continentaal
stelsel, ook voor Friesland van zoo groot
gewicht.
Men weet het; in October 1805 had Nelson
bij Kaap Trafalgar Frankrijk ter zee vernie
tigd, en Napoleon was er toen alles aan gele
gen ook Engeland zijn macht te doen gevoelen.
Daarom besloot hij op 21 Nov. 1806, dat de
Britsche eilanden in staat van blokkade zouden
worden verklaard, en alle handel daarmee ver
boden zijn. Koning Lodewijk, die getracht
had de uitvoering van ’t besluit tegen te hou
den, moest eindelijk toegeven, en zoo bepaalde
hij op 15 Dec. 1806, dat de havens van het
Koninkrijk voor alle schepen zonder onderscheid
gesloten zouden worden.
Toch wist men weldra ^licenses*, vrijstellin
gen, te verkrijgen, waardoor kapiteins van sche
pen inbreuk konden maken op de blokkade en
uitzeilen en binnenkomen met anders verboden
waren. Maar deze vergunningen werden door
den Minister van manufacturen en koophandel
te Amsterdam uitgereikt en kwamen den aan
vragers op tien of meer gouden Napoleons
te staan.
Die vrijbrieven werden de oorzaak van een
oneerlijken handel.
Engelsche koloniale goederen, met uitzon
dering van koffie en suiker, mochten, zegt de
beroemde A. Thiers in zijn «Historie du consulat
et de 1’ Empire* door de houders der licenses in
1
i
i
s,
naai-
nede
•MA-
bij
COURANT.