ft
MMS- H AfflfflfflEBLil)
)0.
85.
55.
s,
Generaal J. H. de la Rey.
P.
Een. tootsch Meisje.
1B.
Woensdag 29 Augustus 1900.
No.69.
Officieele Advertentie.
KENNISGEVING.
55e Jaargang.
4!
UitgeversPOUWELS FALKENA, tegenover ’t Tramstation Sneek.
FEUILLETON.
we Zater-
I
ir.
Novelle van EMMA MERK.
elk
ijk,
ld,
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
J
:eerd,
.20
.10
voor
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
Zij vloog naar hem toe en wilde hem de hand op den
mond leggen, om hem het zwijgen op te leggen.
Maar hij had haar arm gegrepen en hield haar van
zich af met achterover gebogen hoofd en sombere
blikken.
»lk beschouw uw huwelijk thans in een ander licht,
mevrouw,* zei hij ijskoud.
Hij had zich plotseling Rudharts woorden herinnerd
gij kent mijne vrouw niet! Thans begreep hij, dat een
heftige, opvliegende man door deze vrouw tot woede
geprikkeld kon worden; dat hij tegenover haar teugel -
loozen aard alle zelfbeheersching verliezen moest.
Zij voelde, dat zij zich door hare jaloerschheid al
te zeer had laten meêsleepen, viel in een stoel neêr
en barstte in krampachtig snikken uit.
«Vergeef ’t mij, vergeef ’t mijIk ben ongelukkig 1
Ik heb u liefik lijd
Maar die woorden, die tranen konden hem niet
meer treffen. Niets dat hem meer tegenstond, dat hij
meer haatte als een teugelloos temperament, als een
hartstochtelijk losbarsten in toorn. Als kind had hij
veel geleden onder de aanvallen van woede bij zijn vader
en had juist door dat af schrikkend voorbeeld geleerd,
elke heftige gemoedsuiting te onderdrukken en zich te
beheerschen, al vloog het bloed hem dan ook warm
naar ’t hoofd.
En daar hij zweeg, geen enkel woord tot troost zei
en haar met geen teedere bede tegemoetkwam, werd
het schreien en snikken van Liesbeth zoo wild en
krampachtig, dat hij verschrikt naar de telefoon liep
om een dokter te roepen. Deze kwam dan ook bin
nen eenige minuten, voelde den pols, schreef een kal-
meerend middel voor, dat haastig uit de eerste de beste
apotheek gehaald werd, sprak van een erg overspan
nen zenuwgestel en bood aan, de dame in zijn rijtuig
Gedurende dezen oorlog met de Britten
hebben zich onder de Boeren der twee repu
blieken generaals gevormd en anderen, die ’t
reeds waren, zich door hunne onbekwaamheid
doen afzetten. Een Snijman bv., die Mafeking
belegerde, verloor het vertrouwen der Boeren,
Botha, de Wet en De la Rey verwierven het.
Alle drie hebben zich een onsterfelijken roem
verworven. Over Botha hebben we reeds
vroeger geschreven. Zijn roem, bij Colenso
behaald, heeft hij gehandhaafd en zal hij, naar
wij hopen, steeds handhaven.
Wanneer de oorlog is afgeloopen en, naar
wij hopen, de Engelsche indringers uit de re
publieken gedrongen zijn, zullen eerst recht
zijne daden kunnen beoordeeld worden; zal
blijken, waarom hij wijs deed Pretoria in den
steek te laten, om de Britsche hoofdmacht
steeds dieper het land in te lokken.
Over Chr. de Wet is de geheele wereld,
Engeland incluis, een en al verbazing. Hij, de
van het vorige jaar. Generaal Cronjé en zijn
staf waren op hun ochtendinspectie bij het la
ger van majoor Albrecht aangekomen, waar
ik dien nacht de gast der Vrijstaatsche artil
lerie was geweest. Oom Piet was met zijn
officieren Spionskopje opgeklommen, van waar
zij met hun kijkers het Britsche kamp te Twee-
rivieren inspecteerden. Ook Koos de la Rey
bleef met mij praten. Hij had een wit zijden
das om den hals en den grooten grijzen flam
bard op het hoofd, in de linkerhand een stukje
biltong en in de rechter een vervaarlijk groot
zakmes, waarmee hij het in de zon gedroogde
vleesch in schijfjes sneed, die hij met den duim
op zijn mes vasthoudend, naar den mond
bracht. Drie of vier bommen waren een hon
derd tree van ons gebarsten, want de Engel-
schen brachten hun morgengroet. Ik vond de
plek wat «unheimisch* en kon in elk geval niet
de gewenschte aandacht aan het gesprek be
steden. De Transvaalsche generaal had van
het vallen der granaten heel weinig notitie
genomen: hij was te zeer in het onderwerp
van het gesprek verdiept.
Ons onderhoud liep over de ontruiming der
posities te Tweerivieren, waar generaal de la
Rey het bevel had over die stellingen, welke
de Engelschen het hardnekkigst bestookt had
den. De avond was gevallen en de vijand had
voor de eerste maal, sedert zijn optrekken tot
ontzet van Rhodes, o, pardon van Kim
berley, de burgers niet tot wijken kunnen
brengen. De Engelschen trokken terug toen
plotseling de onbegrijpelijke order van gene
raal Cronjé, den opperbevelhebber der veree-
nigde Republikeinsche strijdmachten, kwam om
de positie te ontruimen. Woedend riep de la
Rey uit: »Maar zie jelui dan niet dat wij het
slagveld behouden hebben?* Oom Piet, hard
nekkig als altijd, bleef evenwel op zijn stuk
staan. Het Fauresmith-commando was uit zijn
stelling verdreven en dit maakte, zijns inziens,
een langer standhouden te Tweerivieren on
mogelijk.
Aan de order van den opperbevelhebber
werd ten slotte voldaan, doch toen den vol
genden morgen bij het aanbreken van den dag
een paar der Boerenwachten de verlaten stel
lingen bezochten, was er nog geen Engelsch-
man te ontdekken.
«Mijn zoon is daar gesneuveld”, aldus gene
raal de la Rey, >maar dit verlies heeft mij niet
zooveel tranen gekost als het opgeven der
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Sneek,
Gelet op art. 9 van het Koninklijk Besluit van den
4den Mei 1896 (Staatsblad no. 76);
Brengen ter openbare kennis
dat de door hen definitief opgemaakte Lijst van Kies
gerechtigden voor Leden der Kamer van Koophandel en
Fabrieken, dezer gemeente, te rekenen van 1 Septem
ber e. k., acht dagen ter gemeentesecretarie alhier voor
een ieder ter inzage is nedergelegd en dat gedurende
dien tijd bij den Gemeenteraad bezwaren tegen die
lijst kunnen worden ingebracht, hetzij die den klager,
hetzij die andere personen betreffen.
Sneek, den 28 Augustus 1900.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
JAC. van der LAAN, Secretaris.
14
>0, kunt gij dat nog vragen? Gij misleidt, ge be
driegt mijGij lacht mij in mijn ongeluk uit met dat
hoogmoedige, onbeschaamde juffertje, dat zich bij u
indringt en achter haar trotsch gezicht slechts haar
vermetele bedoelingen verbergt 1 En dan vraagt gij mij
nog met onschuldige oogen, heel koel, als aan een
vreemde wat beteekent dat, mevrouw? Dat be-
teekent, dat ik recht heb op uw trouw, op uwe liefde
dat ik voor u mijn huwelijksrust, mijn positie heb
opgeofferd en niet dulden zal dat gij met verbluffende
onbeschaamdheid uw beminde bij u in huis neemt
onder een gezochten titel: boekhouderes, correspon
dente, of weet ik wat Maar gij zult mij toch wel niet
voor zóó blind aanzien, dat ik mij omtrent dit nieuwste
liefdesavontuurtje misleiden laat!*
«Ik moet u dringend verzoeken, u te matigen,* zei
hij op streng bevelenden toon. «Op mijn kantoor worden
geen liefdesavonturen afgespeeld, en gij hebt al een
zonderling begrip van de plichten van het hoofd eener
zaak, als gij meent, dat ik op mijn kantoor tijd en
gelegenheid had voor beuzelarijen. Elke beleediging
tegen juffrouw Werholzer moet ik persoonlijk opnemen
als eene beleediging tegen mijn huis, tegen mij-zelf
«0, gij moogt haar niet verder verdedigen! Gij
moogt niet! Ik kan haar naam niet meer hooren!*
convooinemer, is de schrik der Engelschen
hij is overal en nergens; hij weet precies,
waar de vijand is en wat deze wildie vijand
weet niets van hem en heeft altijd de idee,
dat De Wet hem ieder oogenblik een acci
dent* kan berokkenen. De Wet is de Vrijstaat
sche held bij uitnemendheid. Hij is een robust
man, niet groot van stuk, met een uiterlijk,
dat zich weinig van dat van andere Boeren
onderscheidt.
En De Ia Rey zouden we de Transvaalsche
De Wet kunnen noemen. Hij strijdt sedert
het begin van den worstelkrijg en verwerft
altijd meer het onbepaalde vertrouwen zijner
burgers. Met Grobler is hij nu maanden lang
bezig, den Engelschen generaals ten westen
van Pretoria, bij Rustenburg en Zeerust en
andere plaatsen het hoofd te bieden en met
immer stijgend succes. Op dit oogenblik be-
heefscht hij daar den toestand.
Met onverholen genoegen lazen
dag jl. het volgende;
KRUGERSDORP,
thuis te brengen.
Römer verzocht hem wel zoo goed te willen zijn,
niettegenstaande Liesbeth hem met brekende oogen
aankeek als een stervende op het tooneel.
Op dit oogenblik was er dan ook werkelijk iets tus-
schen hen gestorven. De deelnemende vriendschap,
die hij voor haar gevoeld had en die misschien tot
liefde had kunnen rijpen, had zij-zelf den doodsteek
gegeven.
Nog dienzelfden dag schreef zij hem een briefje;
zij overstelpte hem met brieven, met uitnoodigingen.
Zij vertoonde zich daarin van haar innemensten, be-
minnelijksten kant. Maar hij had altijd door de
razende, dreigende, scheldende vrouw voor zich, en de
huivering, die hem toen voor haar bevangen had,
bleef hem onvergetelijk.
De wintermaanden gingen voorbij. Olga was een
enkele maal in gezelschap geweest en had op een bal
ook haar kennissen van den zomer weer ontmoetme
vrouw Rudhart, die zich door Gehringen op opvallende
wijze het hof liet maken en het jonge meisje met uit
dagende onbeleefdheid door haar lorgnet fixeerde;
Koppel, die alle moeite deed, ongekunsteld vriendelijk
te zijn maar toch op onmiskenbaar medelijdenden toon
vroeg, hoe ’t haar in hare betrekking beviel, ’t Kwam
hem bepaald krankzinnig voor, dat het jonge meisje
liever in betrekking gegaan was, als met hem het heer
lijk leventje te deelen, ’t welk hij haar had kunnen
aanbieden.
Olga moest ’t bepaald voelen, dat zij in de gezel
schapskringen niet meer dezelfde rol van vroeger
speelde. Zij was als mooi meisje gevierd geworden,
24 Augustus. Een
groote macht Boeren onder de la Rey is ver
schenen te Bank, een station aan den spoorweg
van Johannesburg naar Potchefstroom, en som
meerde de bezetting, die uit vrijwilligers van
de Londensche City bestond, om zich over te
geven. Deze weigerde. Later trok de Wet
den spoorweg over op weg naar den Vrijstaat.
Blijkbaar was de la Rey’s sommatie slechts
een krijgslist om de .Wet’s beweging te be
mantelen.
Dit telegram teekent de beide helden. Door
een brutale list hielp de Transvaler den Vrij-
stater zijn doel te bereiken.
Frederik Rompel, redacteur van de nu opge
heven Volksstem, waaruit we zoo dikwijls oor
logsnieuws putten, heeft in het ^Bandelsbladi
verschillende portretten gegeven over de be
kendste Boerengeneraals. Rompel was altijd
op het oorlogsterrein en bij de aanvoerders,
om zoodoende nauwkeurige verslagen aan zijn
blad te kunnen zenden. We vinden hem in deze
beschrijving bij Oom Koos (Jacobus de la
Rey) op het beroemde slagveld van Magersfon-
tein, waar het beroemdste Engelsche leger
corps, de Schotsche Zwarte Wacht, bijna geheel
vernietigd werd.
«Generaal zal ons niet lieverst ievers anders
verder gesels?*
Het was te Magersfontein op een heerlijk
frisschen morgen in het laatst van December
Tweerivieren-stellingen. Waren wij er geble
ven, dan hadden de Engelschen zich gedwon
gen gezien tot aan Grootrivier terug te trek
ken; want tusschen Modderrivierstate en de
Oranjerivier is geen voldoende water. Waren
zij eenmaal zoover terug, dan hadden wij ge
makkelijk een vereeniging kunnen bewerken
met onze strijdmachten onder Grobler en Hen
drik Schoeman te Colesberg.”
Dit onderwerp stemde Oom Koos nog zoo
droevig en greep hem nog zóó aan, dat hij de
barstende bommen niet hoorde.
De la Rey, zegt Rompel, heeft het eerste
succes in dezen oorlog behaald: de verove
ring van den gepantserden trein te Kraaipan.
Hij werd ook naar de westelijke grenzen ge
zonden, toen daar geen samenwerking was
onder de aanvoerders der Boeren. De la Rey
kon niet beletten, dat de burgers door Methuen
(op diens tocht ter bevrijding van Kimberley)
bij Belmont en Rooilaagte verdreven werden.
Alleen aan dit laatste gevecht nam hij deel.
Maar met welk een gelukkigen uitslag hij
deelnam aan het gevecht bij Tweerivieren
(Modderrivier) is hier boven gezegd. Aan hem
was het ook te danken, dat bij Magersfontein
«slooten* werden gegraven en men zich, tegen
Cronjé’s raad in, niet opstelde op de kopjes.
Ook de beroemde draadversperring te Magers
fontein was een vinding van Oom Koos.
Verder zegt de heer Rompel van hem:
Te Colesberg liet generaal Schoeman zich
alle mooie posities ontnemen en liep deze alle
kans omsingeld te worden. Weer werd
generaal de la Rey daarheen gezonden en
spoedig werden alle verloren stellingen her
wonnen.
Maar nog had hij geen rust. Magersfontein
was ontruimd, Kimberley ontzet, Cronjé om
singeld. Oom Koos kreeg instructie ook daar
weer zijn talent te toonen. In Bloemfontein
kwam echter oponthoud en Cronjé had zich
overgegeven voor de la Rey met zijn beste
commando’s ter plaatse kon zijn. Bij Abrahams-
kraal stuitte generaal French op de nu vereenig-
de machten van de twee vriendenDe Wet
en de la Rey en al zat de paniek er in, toch
wist de laatstgenoemde zijn burgers bij elkaar
te houden. Generaal French moest ook hier
weder, evenals te Colesberg, de la Rey’s mees
terschap erkennen
De plaatsing zijner Burgers toont altijd zijn
grondige menschenkennis. Op de gewichtigste
en ofschoon de heeren zich dan ook ergerden over
haar manier van doen en zich boosmaakten over haar
onbeleefdheid, zoo had ’t toch tot den goeden toon be
hoord, met juffrouw Werholzer te dansen. Sedert zij
in betrekking was, werd zij niet meer gerekend tot
den kring der jonge balschoonen die men onderscheidde.
Ja, het gebeurde zelfs, dat zij gedurende een wals
niet eens ten dans werd gevraagd. Haar moeder
voelde deze verontachtzaming harer dochter veel
erger als het jonge meisje zelf. Zij zat daar met haar
verschrikkelijkst gezicht, vuurrood van toorn en snui
vende van woede. Olga ging naast een paar getrouwde
vrouwen zitten, babbelde vroolijk met haar en toonde
zoo’n opgewekt humeur, dat een harer vroegere vrien
dinnen haar verwonderd aankeek en fluisterde:
«Och, arme! Zijt ge niet erg ongelukkig? Ik zou
’t niet kunnen overleven als ik één dans zitten bleef
«Als men voortdurend voor zijn doodvonnis sidderen
moet, dan wordt zoo’n bal toch wel een erg treurig
genot!* antwoordde Olga lachende.
Sedert zij geen tijd meer had, den namiddag met
hare vriendinnen te verpraten, was zij geheel buiten
haar gedachtenkring geraakt. Zij begreep niet meer,
hoe men een bal zoo ernstig kon opvatten. Midden in
de feestzaal verheugde zij er zich eigenlijk over, dat
zij morgen weer op haar stil kantoor zou zijn; maar zij
was, misschien juist omdat zij die drukte om haar
heen onverschillig opvatte vriendelijker en opgewek
ter als vroeger.
«Juffrouw Werholzer is in haar voordeel veranderd 1*
luidde het oordeel der heeren in de rookkamer. «Vroeger
had zij veel van een wilde kat. Men was altijd bang
dat zij opvliegen en blazen zou. Nu krabt en bijt zij
niet meer.*
Ja, zij was kalm, harmonisch en beminnelijk gewor-
iwi —ii ii 11 a -i «i 1— ni.i.r m i.i ir
OU RAM
ma sum es onsimei
:s,
naal-
■rnetie
3MA-
0, bij
f