r.
It
positie.
Zonder verleden.
Woensdag 3 October 1300.
Ho. 73.
55e Jaargang.
Officieele Advertentie.
ik
VERKIEZING
van Leden der Kamer van Koophandel en
Fabrieken te Sneek.
Uitgevers: POUWELS FALKENA, tegenover’tTramstation Sneek.
FEUILLETON.
EN.
ijn
ng
Novelle van Clara von Dincklage.
J
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 8 maanden,
franco per post f 0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
Tl-
s,
et
ct.
lui-
lie
.kt,
likt
lan
n-
De koele vriendelijkheid waarmee zij de haar hart
koud latende huldebewijzen ontving, zonder een enkele
harer vereerders te bevoorrechten, verhoogde slechts
hare lieftalligheid.
Het ijverigst dong George Glanmoor om de gunst
zijner nicht, en juist tegenover hem voelde het meisje
eene aan afkeer grenzende onverschilligheid.
Eenmaal hadden graaf Fahrbach en zijne zuster
lady Anna op eene verbintenis hunner kinderen, An
tonio en Mabel, gehoopt. Door den dood van den
jongen graaf waren die plannen reeds in den knop
gestorven.
Glanmoor was een der rijkste pairs uit den omtrek,
een schitterende, algemeen begeerde partij. Lord
Palmrose en zijne echtgenoote bemerkten met stille
voldoening zijne openlijke pogingen om Mabels gunst
te verwerven.
Lady Anna weigerde echter eenigen drang op de
gevoelens of de houding van het jonge meisje uit te
oefenen. Haar schoonzuster, die zich beklaagde over
Mabels afwijzende koelheid tegenover de gloeiende
vereering van haar zoon, antwoordde zjj:
»Laten wij ’t aan de jongelui zelf over, hun ver
houding tot elkaar te regelen. Zjj hebben daarvoor
overvloedig gelegenheid. De wijze waarop jonge meis
jes uitdrukking geven aan de gevoelens van haar hart
is immers niet te berekenen. Haar liefde kleedt zich
even vaak in strenge ontwijking, als in vriendelijke
tegemoetkoming.*
Daar viel niets tegen in te brengen. Lady Glan
moor moest er zich voorloopig meê tevreden stellen,
haar oudste dochter naar wensch te verloven wat
met groote praal plaats had.
IX.
De tentoonstelling der schoonheden in de balzalen
was voor dit jaar weer afgeloopen, maar werd met
de naderende lente in Hydepark voortgezet.
De dragers van adellijke namen wedijverden met de
niet minder trotsche geldaristocraten in elegante equi
pages en volbloed paarden.
Mabel was een goede rijdster en vond pleizier in
beweging in de open lucht. George Glanmoor bevond
zich steeds aan hare zijde, maar zij stond hem geen
andere rechten toe als die van neef.
Ondanks de eischen van het gezellig verkeer, vond
lady Anna nog altijd tijd voor hare vrijwillige
plichten.
Alle tot nu aangewende pogingen om de afkomst
van haar beschermeling gewaar te worden, waren zon
der gevolg gebleven. Nu werd eene oproeping ge
plaatst in de meest gelezen duitsche bladen, teneinde
zoo mogelijk daar nog in leven zijnde bloedverwanten
op te sporen.
Hoevele verloren zonen in het duitsche vaderland
waren, bleek uit de talrijke informaties die op de
annonce inkwamen. Maar geen der opgegeven perso
nen paste op het hier bedoelde geval.
Een nieuw doodsbericht uit Helfenstein maakte voor
de Palmrose’s een plotseling en droevig einde aan de
wintervermakelijkheden.
Niet de oude zwakke graaf Hugo had de moede
oogen gesloten; neen, ook zijn tweede zoon had door
een ongeluk plotseling het leven verloren.
Tegen het verbod zijns vaders besteeg de jonge over
moedige graaf Humbert een vurigen wilden hengst.
De ruwe kracht zegepraalde over de bekwaamheid van
den ruiter. Het mooie gelaat met bloed overstroomd,
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Sneek,
Gelet op artikel 10 van het Koninklijk Besluit van
den 4 Mei 1896 {Staatsblad no. 76);
Brengen ter openbare kennis: dat ten Gemeente-
huize op Maandag den 19 November 1900, van des
voormiddags 11 tot des namiddags 1 uur, eene ver
kiezing zal plaats hebben van drie Leden der Kamer
van Koophandel en Fabrieken alhier, wegens pe
riodieke aftreding met 1 Januari 1901.
Sneek, den 2 October 1900.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
JAC. van der LAAN, Secretaris.
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
Er is in de laatste dagen veel, zeer veel
geschreven over het aanbod van de Neder-
landsche regeering, over het zenden van de
Gelderland naar Lorenzo Marquez, om den
grijzen president Kruger naar Europa te
brengen.
Over ’t algemeen kan men zeggende pers
in Nederland is er over tevreden, dat de Ne-
derlandsche regeering eens toont initiatief te
bezitten; de Engelsche pers toont zich boos
en durft Nederland dreigementen naar het
hoofd te slingeren, plannen van wraak, de tijd
zal wel eens komen, vervullen de hersenen
van enkele jingo-schrijversde andere pers, de
Duitsche, Fransche, Belgische, Russische prijst
Neêrlands optreden.
Dit is ongeveer de totaal-indruk, die men
krijgt over al het geschrijf in de verschillende
toongevende bladen. Als opmerking kan er
nog bijgevoegd worden, dat, wat het oordeel
der Engelsche pers aangaat, men niet moet
vergeten, dat de schrijvers daar heet geba
kerd zijn, wat erg brutaal zenuwachtig.
En Nederland moet zoo voorzichtig zijn.
Wij behoeven ons gelukkig nog niet te
rekenen onder de «stervende natiën,» waartoe
de Engelsche minister eens Spanje rekende.
Ons volk behoort tot den krachtigen Germaan-
schen stam, die de erfenis van den Romaan-
schen stam heeft aanvaard, de erfenis, waarbij
hem de opdracht is verleend, als regelaar en
beheerscher van de politieke en oeconomische
geschiedenis van dezen tijd, een erfenis, die hij,
naar sommigen beweren, eens, na verloop van
lange jaren, zal moeten afstaan aan het Slavi
sche ras.
Wij kunnen ons verheugen, te behooren tot
dien krachtigen stam.
Maar toch moeten wij voorzichtig zijnvoor
zichtiger dan andere kleine natiën.
We willen over staten als Servië, Bulgarije
en Griekenland niet spreken. Die ontleenen
hun recht van bestaan aan hunne bevrijding
van het Turksche juk en kunnen, al zijn ze maar
derde-rangs-mogendheden, vrij wat drukte
maken, zonder dat één der groote Staten er aan
denkt, hun bestaan, als zelfstandige rijken, op
te heffen.
Vergelijken we ons met Zweden en Noor
wegen, dan komen we ook niet verder. Deze
schandinavische rijken hebben een zóó afge
zonderde ligging, dat zij reeds daardoor alleen
hunne vrijheid behouden. Het zou Rusland
veel waard zijn, dit schiereiland te bezitten,
maar de bevolking zou niet te onderwerpen
zijn en het belang van Engeland en Duitsch-
land zou een krachtig steunen van de beide
Noordsche rijken eischen.
Maar vergelijken we onzen toestand met
die van België.
Dit land is een onzijdige staat. Of dit veel
beteekent voor zijne veiligheid In ieder geval
is het zeker, dat België beter voor zijn veilig
heid zorgt dan Nederland. Wel heeft ’t land
geen oorlogsvloot, maar zijn leger is grooter
en in de laatste jaren is ook voor doode weer
middelen gezorgd. België, of liever zijn vorst,
heeft eene groote bezitting in Afrika, den
Onafhankelijken Congo-Staat. Het zou, werd
deze bezitting bedreigd, ze niet kunnen be
schermen tegen een machtigen Europeeschen
vijand. Het daar aanwezige Belgische leger
telt lang niet zooveel blanke soldaten als ons
Indisch leger. Maar lo. is die Congo-Staat
niet te vergelijken met ons Indië, wat rijkdom
van producten aangaat en 2o. vormt hij een
Maar nu de afzonderlijke ideeën in de Ne-
deriandsche pers. De Standaard schrijft, dat
het niet meer dan voegzaam is, dat het Ne-
derlandsche oorlogsschip, zoolang het. den
Transvaalschen president aan boord heeft, ook
de Transvaalsche vlag in top moet hebben.
Het grootste deel der bladen ontraden dit
ten sterkste en noemen het Standaardplan ge
vaarlijk, uitdagend en onnoodig voor de eer
van Nederland en President Kruger. Men
wijst op het aantal Engelsche oorlogsschepen,
dat onophoudelijk voor Lorenzo Marquez kruist
en booze plannen omtrent den president heet
te hebben.
Ook geeft de quaestie, of de Gelderland
ook goud en staatspapieren mede zal voeren,
veel drukte, denkelijk overbodige drukte. De
kommandant van ons oorlogsschip zal wel zorg-
hebben en de
regeering wel andere vervoer-
om naar Europa te vervoeren,
noodig acht voor de actie van
9
Toen lady Palmrose haar jongen vriend wederzag,
kon nog geen merkbare verandering bij hem gecon
stateerd worden.
Met groote spanning had Anton op haar bezoek ge
wacht en. zioh zelfs toegelegd op eene kleine toespraak,
die hij met een dankbaar hart tot haar wilde richten.
Toen zij dan nu werkelijk kwam, liep hij haar vol
blijdschap tegemoet, maar reeds bij de eerste woorden
bleef hij in zijn toespraak steken en eene groote te
leurstelling teekende zich af op zijn gelaat. Hij had
er zoo vast op gehoopt dat Mabel ook ditmaal hare
moeder vergezellen zouzij was immers in ’t hospi
taal ook bij hem geweest. En thans, nu hij na het
gemeenschappelijk gevierde feest zich zoo oneindig
veel nader tot haar gevoelde, bleef zij weg.
Hij was niet in staat te begrijpen, dat hunne weder-
zijdsche verhouding geheel veranderd was sedert het
oogenblik dat men hem het recht had toegekend op
een hoogere plaats in ’t maatschappelijk leven.
De belangstelling van misz Palmrose in haar red
der was niet verminderd, maar de maalstroom van
het leven in de wereldstad sleepte haar meê en nam
haar geheel in beslag. De lieftallige natuurlijkheid
van haar wezen verhief haar tot eene der meest ge
vierde schoonheden van ’t seizoen.
bracht men den erfgenaam van Helfenstein bij zijne
ouders terug.
Zij konden niet gelooven dat hun laatste levens
hoop vervlogen was. Volgens hunne geheel verschil
lende karakters droegen zij deze smart ook ieder op
zijne wijze. Terwijl graaf Hugo zich in zijne vertrek
ken opsloot en daar in stomme smart verzonken ne-
derzat, klaagde Bianka God en de menschen aan over
haar gruwzaam lot. Urenlang vertoefde de ongelukkige
moeder bij het lijk van haar zoon. Zij bezwoer het
levenlooze lijk tot het leven terug te keeren, haar
met liefdearmen te om vangen. En dan gaf zij zich
weder aan de grootste wanhoop over.
Toen de eerste vreeselijke opgewondenheid had uit
gewoed, was echter ook deze smart niet overweldigend
genoeg om de zelfzucht der gravin naar den achter
grond te dringen.
Tegelijk met haar kind begroef zij den erfgenaam
van Helfenstein, haar hoop op een schitterende toe
komst.
Als gelijk te voorzien was in een niet ver
verwijderd tijdstip haar sukkelende echtgenoot ook
naar den gi af kelder zijner vaderen zou worden over
gebracht, dan verviel Helfenstein aan de eenig leven
de zuster van den graaf, aan lady Palmrose. De
weduwe kreeg wel een aanzienlijke apanage, maar toch
altijd te weinig om een rol in de wereld te spelen.
Hier, waar zij thans gebiedster was, zouden de gehate
engelsche bloedverwanten alsdan den baas spelen en
zou zij dus den tweeden rang moeten innemen?
Dat nooitzij moest haar intrigeerenden geest inspan
nen om een uitweg te vinden.
Plotseling beurde zij het bleeke hoofd op en zeide
•nog is het tijd tot handelen. Graaf Fahrbach leeft
nog.«
vuldig overwogen instructies
Transvaalsche
gelegenheden,
wat zij daar
den president.
Een enkel blad vindt zelfs de aanbieding
van ons oorlogsschip reeds een groote dwaling
en zeggenMen moet, als kleine mogendheid,
geen prikkelbare grootmacht sarren door der
gelijke openlijke en officieele partij kiezing.
Wat wij van dit alles denken? Wij vinden,
dat Nederland genoeg gedaan heeft in dezen.
Zijn sympathiseeren met de Boeren is bekend
genoeg, het zelf ontkennen van dit nationaal
gevoelen zou dwaas en laf zijn. Onze minister
De Beaufort heeft, naar veler meening, lang ge
noeg zich onbetuigd gelaten, al zal men
moeten erkennen, dat zijne houding ten opzichte
der behandeling-van Nederlandsche onderdanen
door Engelschen, niet best »meer hande
lend* kon geweest zijn. Dat wij onze bekende
sympathie laten blijken door een daad als nu
geschied is, een handelende en toch tegelijk
lijdelijke daad, vindt bij ons instemming.
Maar meer doen?
Particulieren in ons lafid mogen veel doen,
hebben veel gedaan en hadden misschien nog
meer kunnen doen door daadwerkelijken steun
te verleenen. Zij kunnen hun gang gaan, zoo
lang hun optreden geen verwikkelingen tus-
schen de regeeringen ten gevolge heeft.
Maar de officiëele regeering kan zoo niet
handelen, moet officiéél neutraal blijven, al
komt ook het gemoed in opstand tegen een
onrecht, als in Zuid-Afrika wordt gepleegd.
minder begeerlijke buit voor een op statenroof
belust zijnden vijand.
Nederland heeft koloniën en bezittingen,
die eene onschatbare waarde hebben, én door
hare uitgestrektheid, én door hare rijkdom
men, én door hare ligging. Hoe duidelijk
blijkt in den laatsten tijd het groote belang
van het bezit van kolenstations in alle deelen
der wereld. We zullen van West-Indië, van
weinig belang in verhouding tot Insulinde, niet
eens spreken. Maar hoe gaarne zou Engeland
ons Indië, dat een schakel vormt tusschen En-
gelsch Indië en de Engelsche kolonie Nieuw-
Holland, willen inpalmen. Wat zou de Duit
sche energie een groot, rijk arbeidsveld vin
den. Frankrijk, Japan, Amerika, wat zouden
ze zich haasten, een stuk van de Oostindische
taart te nemen, als ’t eenmaal aan ’t deelen
toekwam. Indien Engeland ons in Indië aan
tastte, zouden we dadelijk de telegrafische ge
meenschap met onze prachtige bezitting mis
sen. Ons Indisch leger, hoe flink ook, zou
niet bestand zijn tegen een zeer groote En
gelsche macht. Onze vloot in Indië heeft te
weinig gevechtswaarde in een strijd tegen een
sterk escader eener groote mogendheid.
Veronderstellen we eens, dat én België en
Nederland hunne koloniën en bezittingen misten.
België is machtig en rijk door mijnbouw en
fabriekswezen. Het zou ’t gemis zijner Congo-
staat wel voelen, maar ’tzou geen) onherstel
baar verlies zijn.
Nederland daarentegen heeft te veel belang
bij zijne bezittingen. Al zullen we geen gul
den onrechtvaardig verkregen, aan Indië toe-
behoorende, in onze staatshuishouding gebrui
ken, toch trekken onze ambtenaren, onze han
delaars, onze reeders, onze fabrikanten zóóveel
voordeel uit Insulinde, dat wij, bij ’t verlies
daarvan een knak zouden krijgen, door geen
energie te herstellen.
De hoofdoorzaak van onzen volksrijkdom, de
bron, waaruit we eeuwen achtereen putten, zou
verdwijnen, plotseling opdrogen.
Wat ons rijk in Europa betreft, als Indië
gercofd werd, ware ’t voor ons misschien ’t
beste, dat Duitschland ons maar in zijn staten
bond opnam.
’t Is waar, onze industrie zou zich zeer kun
nen uitbreiden, wij zouden de Limburgsche ko
lenrijkdom beter kunnen benuttigen. Maar
dat is niet direct geschied.
België heeft reeds in Europa zijn rijk be-
voor swi i o»™.
in
jr