ÏMll Mllk ES 018TRM.
WW8- EÜ JHÏEK1W1BLJ1)
Zij.
MrijvM voor de Nationale Mie,
Invoer van melkvee in België.
81
De Gelukzoekers.
Woensdag 5 December 1900.
55e Jaargang.
KENNISGEVING.
BEKENDMAKING.
XTo. 97.
Uitgevers: POUWELS FALKENA, tegenover’tTramstation Sneek.
Officieels Advertentien.
FEUILLETON.
fl
We
2.
Roman van Doha Duncker.
Dit blad, verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,60.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
die zich, met 1 JANUARI a. s
op dit blad abonneeren, ontvan
gen de nog vóór dien tijd ver
schijnende nummers gratis
DE UITGEVERS.
LICHTING 1902.
De BURGEMEESTER der gemeente Sneek, brengt
naar aanleiding eener bij hem ontvangen missive van
den Commissaris der Koningin in de provincie
Friesland, d.d. 30 November 1.1. ter openbare kennis
dat de invoer van melkvee langs Santvliet en de
Clinge met ingang van heden weder is toegestaan.
Sneek, den 1 Deo. 1900.
De Burgemeester voornoemd,
ALMA.
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 27, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
10
»Als ik jou was, Klara, begon ik niet in ’t klein. Men
moet de menschen tegenwoordig stormenderhand en
bij verrassing inpakken. In de costumen-naaister Klara
Horn in de Steinmetzerstraat, drie trappen hoog, stelt
niemand vertrouwen, behalve wij, een paar ingewijden,
die weten wat ge kunt. Zet ge echter hier of daar op een
goeden stand een deftig atelier op, neemt er een dozijn
meisjes in en organiseert de zaak op grooten voet, dan
zijt gij binnen een paar jaar binnen kort zou ik kun
nen zeggen er boven op en kunt werkelijk een
steun zjjn voor de uwen. In kleine, bekrompen om
standigheden zoudt ge uwe krachten slechts verspillen
en uitdrogen, zonder ’t tot eenig succes te brengen.*
Klara schudde angstig het hoofd. Zij begreep heel
goed, waar Martha naar toe wildemaar juist dat wat
haar vriendin in den zin had, streed tegen haar be
scheiden aard. De zorg, dat de onderneming zou kunnen
mislukken en het geld van een ander alzoo verloren
gaan, zou haar reeds vooruit beroofd hebben van haar
vrijen vleugelslag, van haar opgewekte werkkracht.
«Gij zijt heel vriendelijk, lieve Martha, mij dezen
raad te geven, maar wij zullen om te beginnen ’t maar
bij mijn kleine eenvoudige plannen laten. Als ik er
werkelijk voor berekend ben, dan zal ’t zóó ook wel
gaan. Ik heb altjjd ondervonden, dat als men dadelijk
te veel op ééns begeert en het geluk al te onstuimig
najaagt, het ons den rug toekeert. Maar als ge ’t goed
vindt, keeren we thans terug. Ik zou, zooals je weet,
graag om één uur thuis willen zjjn.«
»’t Is jammer dat we nu al weer moeten scheiden.
Wij moeten dadelijk afspraak maken, besteliever voor
vandaag als morgen. Ik heb je namelijk een heel groot
verzoek te doen.*
Klara begon ongeloovig te lachen.
«Werkelijk, Klara, een heel groot verzoek. Papa
wenscht namelijk, dat ik op ons bal op den achttienden
een bijzonder mooi, smaakvol toilet dragen zal. Hij
beweert, dat men in Berlijn niet zal mogen zeggen dat
zijn dochter er als een landmeisje uitziet en zich door
ieder Berlijner gansje de loef zal laten afsteken. Dat
je zelf iets voor mij maakt, kan ik natuurlijk niet ver
langen, maar je zult mij uit oude vriendschap toch je
raad wel willen geven
Klara antwoordde niet dadelijk. Zij vertrouwde ’t
zich wel toe, voor dit mooie schepsel iets bijzonders te
maken. Maar kon zij hare hulp wel aanbieden zonder
onbescheiden te schijnen, daar het rijke meisje immers
overal terecht kon Of was misschien Martha’s vraag
expres zóo gesteld, dat Klara zich-zelf zou aanbieden,
omdat men uit kieschheid haar er niet direct om vragen
wilde
«Gij zegt hoegenaamd niets, Klara.*
«Ik denk er over na, hoe men iets heel bijzonders zou
kunnen maken en of, als ’t jou goed was, ik ten
slotte zelf
«O, Klara, zoudt ge dat willen? Gij zoudt u-zelf de
moeite willen getroosten?*
«Als gij mij iets bijzonders wilt toevertrouwen, ja,
gaarne 1 ’t Zou mij immers slechts geluk kunnen aan
brengen, als gij mijn eerste klant waart.*
«Dan dank ik je reeds bij voorbaat recht hartelijk en
neem je aanbod met vreugde aan. Mag ik morgen bij
je komen om al ’t verdere te bespreken?*
«Ik kan immers wel bij jou komen
«Wel neen, je kunt je tijd beter gebruiken als ik,
leegloopster. ’t Zal mij buitendien pleizier doen, de
bekende woning eens weer te zien, waar wjj de Zon
dagen vaak zoo gezellig hebben doorgebracht met je
vader en Meta.«
Het rijtuig reed de Potsdammerstraat in. Aan een
gesprek viel niet meer te denken. Het plaveisel
ratelde en dreunde onder haar; suizend vlogen de
electrische wagens haar voorbij, de paardentram
men kwamen achterna. Langzaam sukkelden de omni
bussen en huurrijtuigen er tusschen door en stuurden
hunne paarden behendig door ’t gewoel. Vervolgens
hield het rijtuig stil in de Steinmetzerstraat voor het
groote sembere huis, dat zelfs bij het heldere zonlicht
van dezen prachtigen Februari-dag er zoo duister en
onvriendelijk uitzag.
Alhoewel ’t nog een minuut of wat vóór één uur was,
was de heer Fiebig al boven en las met luid klinkende,
reeds op de trap hoorbare stem Meta voor uit zijn stuk.
Toen Klara binnenkwam, sprong Meta met opgezette
wangen op.
«Een prachtige, goddelijke rol,* riep zij haar toe; «als
ik die spelen mag, is mijn fortuin gemaakt.*
De magere heer ging gevleid opstaan, maakte eene
buiging voor de dames tegelijk en stelde zich voor aan
de binnenkomende.
«Ik bid u, laat ik u niet storen.*
Klara sloeg een enkelen langen blik op den uitge-
hongerden man. En toen lachte zij in stilte. Neen,
diè kon voor Meta onmogelijk gevaarlijk worden, en de
twee mark die hij gister voor Meta uitgegeven of
wat haar waarschijnlijk voorkwam aan den kelner
schuldig gebleven was zou hjj zich in elk geval met
vreugde laten terug betalen.
De voorlezing wilde aanvankelijk niet meer vlotten.
Meta had al te veel op haar hart.
«Het stuk van mijnheer Fiebig,* vertelde zij, «zal
opeen matinee gegeven worden, in ’t midden van Maart,
in den kleinen schouwburg. Leininger arrangeert alles.
De hoofdrol is eigenlijk voor zijn verloofde bestemd;
die is tooneelspeelster te München hoe heet ze ook
weer, mijnheer Fiebig?*
«Miezi Röttig een lief talent.*
Dat kwam er echt van de hoogte uit. «Maar deze rol
is niet geschikt voor haar.<
«Ziet ge, Klara, mijnheer Fiebig meent dat deze
rol niet voor haar geschikt is, en daarom wil hij ze met
mij instudeeren. Als wjj slagen, krijgt zij geen ver
lof en mag mijnheer Leininger blij zijn, als hij mij
heeft.*
«Dat ’s inderdaad mijne meening,* zei de magere vol
zelfgevoel. «Maar, dames, mijn tijd is beperkt. Mag ik
u dus verzoeken plaats te nemen.*
Daar mijnheer Fiebig slechts diè tooneelen las welke
voor Meta's rol van belang waren, was de lezing binnen
een goed uur geëindigd.
Na eenig over en weêrpraten werd een nieuwe bijeen
komst afgesproken, waarin dan de ernstige bestudee-
ring van de rol beginnen zou. Vervolgens haalde
Klara haar portemonnaie uit den zak en overhandigde
den dichter zonder veel complimenten de twee mark,
die hij gister voor Meta had uitgeschoten. De magere
nam het geld zonder eenig ernstig verzet aan en liet
het in zijn vestzakje glijden. Daarop nam hij afscheid,
maar niet zonder een verlangenden blik op de reeds
voor ’t eten gedekte tafel. Klara had opzichtens den
vreemd land woont, in de gemeente, waar zijn vader of
voogd het laatst in Nederland gewoond heeft.
Art. 17. Voor de militie wordt niet ingeschreven
1. de in een vreemd Rijk achtergebleven zoon van
een ingezeten, die geen Nederlander is
2. de in een vreemd Rijk verblijf houdende ouder-
looze zoon van een vreemdeling, al is zijn voogd in
gezeten
3. de zoon van den Nederlander, die ter zake van
’s lands dienst in 's Rijks overzeesche bezittingen of
koloniën woont.
Art. 18. Elk, die volgens art. 15 behoort te worden
ingeschreven, is verplicht zich daartoe bij Burgemeester
en Wethouders aan te geven tuschen den Isten en den
Sisten Januari.
Bij ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis is zijn
vader, of, is deze overleden, zijne moeder, of, zjjn beiden
overleden, zijn voogd, tot het doen van die aangifte
verplicht.
Art. 20. Hij, die eerst na het intreden van zijn 19de
jaar, doch vóór het volbrengen van zijn 20ste, ingezeten
wordt, js verplicht, zich, zoodra dit plaats heeft, ter in
schrijving aan te geven bij Burgemeester en Wethouders
der Gemeente, waar de inschrijving, volgens art. 16,
moet geschieden.
Daarbij gelden de bepalingen der 2de en 3de zinsnede
van art. 18.
Zijne inschrijving geschiedt in het register van het
jaar, waartoe hij volgens zijnen leeftijd behoort.
Naar aanleiding van bovenstaande bepalingen maken
Burgemeester en Wethouders verder bekend, dat op
Woensdag den 2den Januari 1901 ten Gemeentehuize
alhier eene bijzondere zitting zal worden gehouden tot
inschrijving der mannelijke ingezetenen, die op den
Isten Januari 1901 hun 19de jaar waren ingetreden, en
die alzoo geboren zijn in 1882.
Terwijl overigens de inschrijving ter Secretarie dezer
gemeente kan geschieden van ’s morgens 9 tot ’s na
middags 1 uur.
Sneek, den Isten December 1900.
Burgemeester en Wethouders voor noemde
ALMA, Burgemeester.
JAC. van der LAAN, Secretaris.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Gemeente
Sneek,
Gelet op art. 19 der Wet op de Nationale Militie
Brengen ter openbare kennis, dat bij Hoofdstuk III
dier wet, handelende over de inschrijving voor de
militie, onder anderen voorkomt het navolgende
Art. 15. Jaarlijks worden voor de Militie ingeschreven
alle mannelijke ingezetenen, die op den Isten Januari
van het jaar hun 19de jaar waren ingetreden.
Voor ingezeten wordt gehouden
1. hij, wiens vader, of, is deze overleden, wiens moe
der, of, zijn beiden overleden, wiens voogd ingezeten
is volgens de wet van den 28sten Juli 1850 (Staatsblad
no. 44)
2. hij, die, geen ouders of voogd hebbende, gedurende
de laatste, aan het in de eerste zinsnede van dit artikel
vermelde tijdstip voorafgaande, achttien maanden in
Nederland verblijf hield
3. hij, van wiens ouders de langstlevende ingezeten
was, al is zijn voogd geen ingezeten, mits hij binnen het
Rijk verblijf houdt.
Voor ingezeten wordt niet gehouden de vreemde
ling, behoorende tot eenen Staat, waarde Nederlander
niet aan den verplichten krijgsdienst is onderworpen of
waar ten aanzien der dienstplichtigheid het beginsel
van wederkeerigheid is aangenomen.
Art. 16. De inschrijving geschiedt:
1. van een ongehuwde in de gemeente, waar de vader,
of, is deze overleden, de moeder, of, zijn beiden over
leden, de voogd woont;
van een gehuwde en van een weduwnaar in de
gemeente, waar hij woont;
3. van hem, die geen vader, moeder of voogd heeft
of door dezen is achtergelaten, of wiens voogd buiten ’s
lands gevestigd is, in de gemeente, waar hij woont
4. van den buiten ’s lands wonenden zoon van een
Nederlander, die ter zake van ’s lands dienst in een
genezen werd de kwaal daardoor niet. En
toen was ’t dat generaal Van den Bosch het
eenige jaren vroeger geopperde denkbeeld
tot het zijne maakte, om een maatschappij op
te richten tot werkverschaffing, den behoeftige
te voeden en op te voeden door den arbeid,
hem door den arbeid eene zelfstandige plaats
in de samenleving te doen innemen. Hij ijver
de er voor, dweepte er mee en ontving krach
tige ondersteuning. De regeering, de Vorste
lijke familie en vele rijke particulieren gaven
groote sommen gelds, zoodat reeds in 1818
de eerste steen van de eerste woning kon
worden gelegd. De M. v. Weid, kwam tot
stand; prins Frederik, de broeder van Koning
Willem II, werd haar eerste-voorzitter.
De vraag deed zich op, waar de stichting
moest gevestigd worden. Het moest zijn in
eene gezonde streek, waar de bodem geschikt
was tot ontginning. Het landgoed Wester-
beek, tusschen Steenwijk en Vledder in Drente
gelegen en 600 H. A. groot, werd aange
kocht. De heidegrond, bestaande uit zand,
leem en merger, was vrij geschikt voor land
en boschbouw. Later werd meer grond
aangekocht en daarop zijn de drie plaatsen
gesticht, nl. Frederiksoord in Drente, Wil
lemsoord in Overijsel en Wilhelmina’s oord in
Friesland. Ofschoon in verschillende provin
ciën gelegen, zijn ze toch in eikaars nabijheid
en door smalle strooken ontgonnen land tot
één geheel verbonden.
Zetten we nu onze wandeling voort. Aan
weerszijden van den weg zien we, eene minuut
gaans van elkander, eenvoudige arbeiderswo
ningen, steeds tegenover elkaar en alle naar
hetzelfde model gebouwd. Zij bestaan uit eene
woonkamer met een schuurtje er achter, ’t
Zijn de woningen der arbeiders met hunne
gezinnen. Vóór ieder ligt een tuin van onge
veer 12 Meter breedte. Deze tuintjes zijn
over ’t algemeen netjes onderhouden, ten deele
moestuinen en verder met bloemen en hees
ters beplant. De kolonist ontvangt werk van
de Maatschappij; het arbeidsloon wordt naar
tarief of per stuk uitbetaald. Meestal wordt
het werk door de Maatschappij uitbesteed, zoo
dat het van de arbeiders zelve afhangt, of ze
veel of weinig verdienen. Wanneer een huis
gezin in de stichting wordt opgenomen is het
in den regel van alles ontbloot. Voor Wee
ding, bed, huismeubels en gereedschappen zorgt
De Maatschappij van Welda
digheid,
Ons land is rijk aan liefdadige instellingen
en onder deze mag de Maatschappij van Wel
dadigheid genoemd wordenvelen zullen ze
een der nuttigste en doelmatigste achten. Iedere
medaille heeft een keerzijde, zegt het spreek
woord en dat is misschien ook op deze instel
ling van toepassing. Toen, een paar jaar ge
leden, overal gelden verzameld werden voor de
kolonie, hoorden we een enkele stem»Ja,
wij zullen wel wijzer zijn, iets te geven. Den
vrijen werkman doen ze in een enkel vak een
doodende concurrentie aan, hoewel in niet zoo
sterke mate als de gevangenisarbeid.*
Doch hierover willen we niet twisten,
willen schrijven over deze Maatschappij, die
haar ontstaan dagteekent uit het begin dezer
eeuw. Haar doel was en is: Vermindering van
armoede door werkverschaffing, en werkver
schaffing zooveel mogelijk door ontgin
ning van den gronddoch thans alleen voor
wie dat ten volle waard zijn; want met de
Rijkswerkinrichting te Veenhuizen voor bede
laars en landloopers heeft de M. v. Weid, se
dert ruim 40 jaren niets meer te maken.
Het is de moeite waard een bezoek aan
deze grootsche stichting te brengen. Van
Steenwijk uit kan dit zeer gemakkelijk ge
beuren. Wie geen gebruik van den omnibus
wenscht te maken, komt na een wandeling van
anderhalf uur ter plaatse, waar een bord ter
zijde van den grindweg aanwijst, dat men zich
op het terrein der Maatschappij bevindt. Links
van den weg zien we aan ’t einde eener sier
lijke laan een net heerenhuis, en we vernemen,
dat in dit huis de stichter der Koloniën, de
generaal J. van den Bosch, eenmaal gewoond
heeft.
Maar eerst in ’t kort de geschiedenis der
Koloniën.
Verplaatsen we ons in de jaren 1814 en’15.
Ofschoon in de rij der onafhankelijke Staten
teruggekeerd, was Nederland nog in geenen
deele van de groote uitputting bekomen, het
gevolg van de gewelddadige overheersching
der Franschen, De handel stond nog bijna
geheel stil; de nijverheid vroeg weinige han
den. Overal werkgebrek; overal groote ben
den bedelaars. In sommige steden moest l/3
der bevolking op algemeene kosten onderhou
den worden. Er werd veel gegeven. Maar
COURAN
1
S’