NIEUWS- H AIHE11TEKT1BBLAW
\h
VOOR SNEEk ES M8TKEEEJ.
De Gelukzoekers.
56e Jaargang.
Zaterdag 5 Januari 1901.
ITo. 2.
Wachter, wat is er van den nacht?
(ZANG DES TIJDS).
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Suupmarkt, Sneek.
FEUILLETON.
I
t.
f
Fata morgana op haar pelgrimsweg
Één wiekslag nog dat ’s Notre-Dame de Paris
Wat zaagt gij daar beneên
En ’t christendom
Goede Jezus!
Wachter, wat is er van den nacht?
Sneek, Dec. 1900.
TOUSSAINT BOKMA.
(Ingezonden. Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.)
vaarden.
Roman van Doha. Dunckkb.
ver-
r
Wordt vervolgd.
F"
Gij waart de man niet van een langzame evolutie,
Uw vurig bloed dreef u naar ’t rofflen van ’t „Reveil”
Strijd tegen ’t ongeloof, de spruit der revolutie,
D’ afschuwelijk’ eeuwgeest met zijn glinstrend laagje email.
Een halve-eeuws-vleugelslag.-’t Bazuingeschal verstomde,
De dichter-ziener lei sinds lang het hoofd reeds neer
De menschlijke vulkaan, die toen nog kookte en gromde,
De revolutie-geest, vindt nü geen krater meer
De negentiende eeuw sterft weg.
Blondlokkig kind van lange en bittre barensweeën,
Geboren democraat met vrijhcids-meW. gevoed,
Als zuigling reeds bestormd met vrijheidskrijg-Wo'g&Qè'n
En in de wieg door ’t heerlijk vrijheids-\iQd begroet:
„Libervé, liberté cherië!”;
Zieltogende oude nu, ten dood reeds opgeschreven
Moest zóó uw uitgang zijn na zulk een welkomstgroet?
Als vrijheids-kind gevierd en op het schild verheven
Sterft gij als mammon-slaaf, door ’t gouden kalf gevoed
Bourgeois-aristocraat
Tragedie die de middeleeuwen ons benijden
Een handvol helden, strijdend voor ’t eeuwig ideaal
Der menschheid: Vrijheid, aangevochten door cohorten
Van gouddorst Co., bekende firma onzer eeuw
Van twee kleine staatjes makende één groot knekelhuis
Er snikt een smart- een weekreet door het menschlijk hart,
De vuisten ballen zich in machtelooze woede
En ’t oog wordt vochtig bij zooveel hemeltergend
Onrecht. Helaasde machtigen der aarde zijn doof
Voor jammerkreten van de menschheid, of komen
Met de Kaïns-vraag: „Ben ik mijns broeders hoeder?”
Zieltogende eeuw, waar zijn uw heerlijke idealen?
Zeepbellen, opgelost in nevel en in mist.
De lichtglans ’van ’t genie moge om uw schedel stralen,
Toch knecht van ’t gouden kalf sterft gij als egoïst-
Het ruw geweld ten troon, het menschenrecht vertreden,
De waarheid balling en de vrijheid zoekt een „thuis”
Het menschdom, dwarlend van ’t verleden naar het heden,
Draait steeds in cirkelgang om ’t véélbelovend Kruis;
Dat preekte vrijheid, liefde en christelijke beschaving
De negentiende eeuw sluit af zie, wat ze ons heeft gebracht
Verkrachting van het recht, mammon-dienst met verslaving,
En de adel van den mensch schuilt weg in donkren nacht.
Een nieuwe Aera
Morgenrood
Neen, menschheid wacht!
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS,
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
-
f!
Van trotsche christentempels galmen kerkkloktonen
Langs statige gewelven, in ’t hooge koepeldak
Wegstervend, ruischen ontbloot de hoofden, gij zonen
Der menschheidhalleluja’s, de blijde boodschap
Brengend „Vrede op aardeIn menschen welbehagen-
Geslachten, eeuwen gingen heen, die nimbus-groet
Leeft voort als hoogste ideaal der menschheid, gedragen
En gekweekt in ’t hart van de eêlsten onzer. Helaas,
Misschien was ’t slechts een sussend wiegelied, gezongen
Voor de arme menschheid om haar langen lijdensnacht
Te korten met sprookjes, liefst van vriendlijke englentongen,
Een blik in vogelvlucht op ’t christelijk Euroop:
Van ’t Vaticaan St. Petrus-zetel naar ’t Esouriaal
En dan langs ’t oude rijksgebied van Charlemagne
Naar ’t Kremlin, mystieke veste van ’t reusachtig
Czarenrijk. Dan voort weer, naar ’t grootsche mausoleum,
Naar de Abdy van Westminster, der Britten roem en trots.
Afschuwelijke eeuwgeest met uw huichelend mom!
Dat leutert van vooruitgang en beschaving, hangt
Den mantel om van humanisme en speelt Congresje;
Toost dan met oesters en champagne en laat fanfares
Schettren ter eer van ’t „grootsche werk,” volbracht tot heil
Der menschheid; riddert de een den ander, blijft diligent
In menschenmin, en kijkt met handen in de zakken
Als gold het een ballet, een féerie in de opera
Het bloedig schouwspel aan, dat ginds wordt afgespeeld
Sonoor bazuingeschal klonk in uw wondre zangen
da Costa, boetgezant, bestrijdend d’ongodist,
Als ’t westersch kleed, dat soms als dwangbuis scheen te prangen,
Profetenmantel werd van d’ oosterschen psalmist.
Het christendom psalmeert, snijdt Christusbeelden, knutselt
Met traktaatjes, breit negerkousjes, zingt van „Vrede
Op aarde!”, stuurt zendelingen van de firma „Godsdienst
En beschaving” naar ’t Oosten, om er ’t Evangelie
Van de liefde te importeeren gesteund door bajonet
En Krupp-kanon in ruil voor later te eischen land
En glinstrend heidensch goud voor christelijke beurs
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
In de Steinmetzerstraat werd met hoogen druk ge
werkt en in voortdurenden onrust geleefd.
De stille, ordelijke, kleine huishouding was sedert
veertien dagen niet meer te herkennen. In alle ver
trekken lagen geheele- en half-klaargemaakte kleding
stukken met de daarbij behoorende kanten, linten en
garneersels. Aan de wanden kleefden schouwburg-
programma’s. Onophoudelijk werd aan de schel getrok
ken, bestellingen werden gedaan en pakjes afgegeven
van schoenmakers, winkeliers in linnengoederen en
confectie-artikelenKlara kwam het huis niet meer
uit. Zij had op zich genomen, de vier toiletten, die Meta
voor haar debut noodig had, zelf klaar te maken. Haar
vader, die op zich genomen had al de boodschappen te
doen, nam bijna geheel alleen de huishouding waar,
want Meta zag men bijna niet meer. Overdag studeerde
zij in haar klein kamertje of was zij naar de repetitie,
en ’s avonds bezocht zij den een of anderen schouwburg,
om van deze of gene nog gauw een voorbeeld met het
eigenaardige daarvan in zich op te nemen.
Eindelijk was de groote dag gekomen. In den nacht
dien er aan voorafging, was er bij de Horn’s van slapen
niet veel ingekoraen. Klara kon geen oog toedoen,
Meta had onrustig een beetje gesluimerd, en zelfs de
anders gewoonlijk onverstoorbare nachtrust van den
vader was nu zoo slecht geweest, als hij zich sedert
lang niet herinnerde.
Na een haastig ontbijt waren de zusters anderhalf
uur vóór den aanvang der matinée naar den schouw
burg gereden. Er bleef nog bijna een uur over vóór
den aanvang der voorstelling.
Nadat Meta in de garderobe-vertrekken verdwenen
was, verwijderde Klara zich uit de onmiddellijke nabij- I buiten op straat in het volle daglicht. Ook gaf
Wat is er van den nacht?
Hoort
18
Intusschen had Eberstein met een handdruk zwijgend
afscheid van Martha genomen. Hij was bang, zelfs
met een enkel woord, hoe onbeteekenend dan ook, te
zullen verraden, dat het een afscheid was voor ’t
leven.
Dienzelfden nacht schreef hij inderdaad nog aan
Friedberger, doch hij stuurde den volgenden morgen
den brief, nadat hij dien eerst nog eens had overgelezen,
niet weg, maar verscheurde dien in duizend stukken.
De kleine agent zou hem ongetwijfeld naar een krank
zinnigengesticht hebben willen sturen, als hij dien
brief vol bittere zelfbeschuldigingen, vol heftige ge
wetenswroegingen in handen gekregen had.
Toch nam Eberstein een besluit. Hij wilde nog heden
avond óp reis gaan en ondanks de totale breuk met
zijn broeder een laatste poging doen, dezen vriendelijker
voor hem te stemmen. Als hij te bewegen was hem
nog eenmaal uit den dringendsten nood te redden, dan
zou hij Friedberger eene schadevergoeding geven en hem
de overeenkomst opzeggen. Als dat gebeurd was, kon
hij Martha Haland weder onder de oogen komen, en
dat vooruitzicht alleen woog op dit oogenblik bij hem
op tegen al de millioenen van andere vrouwelijke
huwelyks-candidaten. Dat scheen hem een doel te zjjn,
waardig den strijd om ’t bestaan nog eenmaal te aan-
hare gestalte, als de heel eenvoudige donkere hoed en
het donkere jacquet zulks buiten hadden toegelaten.
Zonder eigenlijk mooi te zijn, oefende het meisje een
sterke aantrekkingskracht uit op den advocaat. Terwijl
hij haar opmerkzaam door zijn tooneelkijker gadesloeg,
zag Martha met haar scherpe oogen, die geen kijker
noodig hadden, rusteloos zoekende ’t gebouw rond.
Eberstein had sedert zijn stom raadselachtig af
scheid in den zoölogischen tuin niets meer van zich
laten hooren. Ook had men hem nergens gezien; en
een brief, dien haar vader hem in zake de Potsdam
mer aangelegenheid geschreven had, was onbeant
woord gebleven. Wat zou er met hem gebeurd zijn?
Te vergeefs had Martha naar eene oplossing van dit
raadsel gezocht, dat haar wellicht niet zooveel te den
ken zou gegeven hebben, als Eberstein op dien middag
in den zoölogischen tuin zich niet zoo zonderling ge
dragen had. Zjj hoopte bepaald, hem nu heden in den
schouwburg te zullen aantreffen. Zij had van Meta
zelve gehoord, dat Eberstein ’t geweest was, die haar
den weg naar het tooneel geopend had. ’t Was niet te
denken dat hij bjj het eerste optreden van zijn bescher
meling afwezig zou blijven. En toch scheen ’t wel zoo,
want tot nu toe had zij niets van hem kunnen ont
dekken.
Vrede op aarde
Dan bruiste en ruischte ’t voort als machtige orgeltonen
Het heerlijk-schokkend lied, dat ons de dichter bracht,
En angstig fluisterend herhaalden Neêrlands zonen
De sombre vraag: „Wat, wachter, is er van den nacht
heid van den schouwburg naar de Alexanderstraat. Als I haar vol, prachtig blond, als goud glinsterend haar,
bruisende golven sloeg het op dit vroege voormiddag- de violetkleurige blouse, die zjj droeg, meer kleur aan
uur bijna beangstigend verkeer haar tegemoet. Met
vermoeide, angstige oogen staarde zij in dien chaos,
’t Scheen haar een symbool te zjjn van de ziekelijke
dolle jacht naar geluk, waardoor Meta thans ook bevan
gen was. Bleek en zwijgend stond zjj daar te midden van
het gewoel, moeite doende met zoekende oogen volgens
orde en systeem door dien chaos heen te dringen. Hare
lippen mompelden iets, waarvan zij zelve niet wist of
’t een klacht of een gebed was. Zoo diep was zij in
hare droefgeestige gedachten verzonken, dat zij er niets
van zag of hoorde, hoe Martha Haland haar in een open
rijtuig rakelings voorbijreed en haar een vriendeljjken
groet toeriep. Naast Martha zat haar broeder, de advo
caat. Zijn blikken hadden die van zijne zuster gevolgd
en rustten nog, achterwaarts gericht, op het bleeke
blonde meisje, nadat Martha ’t al lang had opgegeven
Klara’s opmerkzaamheid te trekken. Toen zij uitstap
ten, vroeg hij: >Wie was dat bleeke meisje met dien
eigenaardigen blik, dat gij straks aanriept
Martha keek haar broeder eenige oogenblikken
wonderd aan.
»Ja, ’t is waar ook, gij kent mijne vriendin Klara
Horn immers nog in ’t geheel niet, ’t Wordt echter
noodig tijd, dat ik u met elkaar in kennis breng. Wel
licht doet de gelegenheid zich heden voor.” Daarmeê
liep zij hem vooruit den schouwburg binnen.
Martha zat met haar broeder reeds in een der orkest-
loges links, toen Klara haar zitplaats aan den tegen-
overgestelden kant in een der voorste parket-rijen
naast haar vader innam. De advocaat had haar terstond
bemerkt en zjjn kijker op haar gericht. Bij het kunst
licht van den schouwburg zag zjj er niet zoo bleek uit
Daar woelt en werkt en slaaft als groote mierenhoop
Het genus mensch, half dier, half engel. Daar leven,
Strijden, lijden zij, de millioenen kindren
Onzer eeuw sterk in haar willen, weten, kunnen,
Zoeken, vinden en practisch-toovrend toe te passen
Wat menschelijk genie en scheppend brein zich dacht;
Zwak, waar zij staat voor d’ eisch naar hooger aspiraties
Dan die materie geeft: naar voedsel voor het hart.
Daar wriem’len hare kindren nijvre bij en hommel
Door elkaar, wroetend in de eerste plaats voor mogol maag,
Daarna, als ’t kan, ook nog voor hoogre levenseischen.
’t Gegons van ’s menschen bijenkorf wordt overstemd
Door stoomgesis en zware mokerslagen. Stoomhamer
Klopt materie ijzer. H’j smeedt het materiaal
Dat koppelteeken wordt van middeleeuwsch geweld
En negentiend-eeuwsche vrede. Ziet, daar staan zij,
De kindren Krupps en Co., met hun metalen monden
Dicteerend: „Vrede op aarde!” Millioenen hommels
In slagers-uniform, als parasieten levend
Van wat de werkbij in haar honigkorf vergaarde,
Zij worden afgericht voor ’t vak „Das Militar”
Moderne minotaurus, milliarden vretend
En daarbij met menschenlevens spelend als ’t kind
Met pepernoten. Speelpoppen van de vorsten
En dommekrachten in de handen van ’t gezag,
Dat cynisch decreteert, dat „macht gaat boven recht,"
Versmoren zij zelf kindren van ’t volk de vrijheidszucht
En ’t heiligst recht der volkeren in bloed en tranen.
2
0 U RANT.
X