t)
VOOR SWKk 1 «I8TRM.
J1EIIWS- ES AIIÏEIITESTIEIILJII
I.
De Gelukzoekers.
L
Zaterdag 16 Februari 1901.
56e Jaargang.
Iff o. 14.
I!
Binnenlandsch Nieuws.
j
4
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Suupmarkt, Sneek.
i.
M. C. N.
De Telegraaf van gisteren
FEUILLETON.
-
I
I
Penningen op Friezen en door
Friezen.
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
Roman van Dora Duncker.
en glasen onder de mantel
in ’t drincken niet vergeten
t een gemeen burger
nooden heeft ten
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 2*/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
dringend een kleinen intiemen kring gewensclit en de
directeur was haar met volle overtuiging bijgevallen.
Het afscheid van een kind uit het ouderlijk huis moest
nooit tot een schouwspel voor vreemden verlaagd wor
den.
De bloedverwanten uit Breslau, een paar moeielijk
te passeeren landeigenaars uit de buurtschap, de domi-
né en zijn vrouw, de oude huisdokter van Lindenhaus
en de eerste geëmploieerden van Haland.
Ernst kwam pas den avond voor de feestelijkheid.
Hij had tot het laatste oogenblik gehoopt, de reis in
gezelschap van Klara Horn te mogen maken. Maar
Klara kwam niet. Zij had afgeschreven onder het voor
wendsel, dat zij haar vader niet alleen kon laten, daar
Meta een engagement had voor den zomer. De eigen
lijke reden van dat bedanken was de bezorgdheid ge
weest, dat de advocaat zich in den kring zijner fami
lie en vrienden misschien zou hebben kunnen schamen
over de kennis die hij aan haar had. En zij zou die
vernedering voor zich-zelve niet hebben kunnen verdra
gen zij bleef dus maar liever geheel weg.
Martha scheen op haar trouwdag de belichaamde
poëzie. Zij zag er verrukkelijk uit. Een heerlijker
bruid kon men zich niet denken. Toen zij de tuinzaal
binnentrad, waarvoor de bruidkoets stond, ging Eber-
stein getroffen een stap achteruit. Hij had Martha
steeds bewonderd. Maar dat zij zóo schoon was, had
hij niet geweten. Zijn bloed begon onstuimig te gisten.
Al de droomen, die hij indertijd gedroomd had teen
hij rusteloos en zonder hoop voor de spiegelruiten van
Berlijn heen en weerwandelende en dit heerlijk schepsel
in zijne verbeelding met de prachtigste sieraden getooid
had, ontwaakten opnieuw. Een gloed brandde in zijne
oogen, heden mocht hij dien laten branden. Hij had
het doel zijner wenschen bereikt.
Met een ernstigen, voor hem raadselachtigen blik had
den Martha’s oogen bij het binnenkomen aan hem ge
hangen. Thans week zij, door den verzengenden
gloed van zijn blik als ’t ware lichamelijk gekwetst,
voor hem terug.
Zonder dat een woord tusschen hen gewisseld was
geworden, stapten zij in het rijtuig, hetzelfde, dat
Haland’s kinderen reeds ten doop gereden had. Er zat
in dat Lindenhaus, niettegenstaande zijn eigenaar een
der trouwste pilaren van het liberalisme was, toch nog
een goed stuk feudalisme.
Met voldoening werd deze omstandigheid opgemerkt
door Eberstein daar zij hem, naast het geld van Haland,
ook in zijn carrière slechts van dienst kon zijn.
De bruiloft liep in tegenstelling met de meeste brui
loftsfeesten op het land tamelijk stil af. Jongelui waren
er bijna niet. Een paar niet leelijke Breslauer nichtjes
konden den advocaat het gemis van Klara niet ver
goeden. Anders zoo levendig, was hij heden erg stil en
droomde zich gedurende het grootste gedeelte van het
diner in. Ebersteins plaats: voor het eere-geschenk van
de buren uit den omtrek op het zilverfeest zijner ouders,
een zwaar zilveren tafelservies. Op Martha’s plaats zag
hij Klara’s blond kopje, haar lief, open gezicht; maar het
keek niet zoo ernstig en vragend als dat zijner zuster,
maar zag hem met een vertrouweljjk lachje aan. In
gedachten verzonken hield hij het fijne champagneglas
zóo vast tusschen de vingers geklemd, dat het brak.
Klara’s afzegging zag er niet naar uit als een schoon
beeld der toekomst.
Wordt vervolgd.
De tentoonstelling van antieke goud- en zil-
versmidswerken, te Leeuwarden in den zomer
van 1900 gehouden, waarover wij reeds ’t een
en ander in ’t midden brachten, was zeker ook
hierom merkwaardig, omdat zij ons een aan
schouwelijk beeld gaf van de vorderingen, die
de medailleerkunst in den loop der eeuwen
maakte.
Terwijl in het midden der 15e eeuw de beste
medailleurs in Italië gevonden werden, zag men
later de goudsmeden in Duitschland en de
Zuidelijke Nederlanden zich op het slaan van
penningen toeleggen. Zoo wilde men b.v.
Adolphus Occo, die in 1503 stierf, door een me
daille eeren. Hij was een bekend geneesheer,
die te Oosthuizen geboren werd. Om zijn
beeltenis op den penning, die waarschijnlijk door
Comelis Floris te Antwerpen gemaakt werd,
leest men dat hij een Fries was, en aan de
keerzijde: Werpt Uwe zorgen op den Heer,
want Hij zorgt voor U, althans zoo is de ver
taling van ’t Latijnsch omschrift.
Uit wat lateren tijd is de portret-medaille
van den beroemden Wigle van Aytta van
Zwichem, Voorzitter van den Geheimen Raad
des Keizers. Deze penning heett tot omschrift,
alweer vertaald: Het leven der menschen is
een nachtwake. Naar men zegt sloeg Jacques
Jonghelinck, alweer een Antwerpenaar, dien.
Nu moeten wij tot 1656 overspringen om
weer een Frieschen gedenkpenning te ontmoe
ten. Toen werd de trekvaart van Dokkum
naar Groningen, onder bescherming van Wil
lem Frederik van Nassau, Stadhouder van
Friesland en Groningen, aangelegd, en de voor
zijde van dezen penning is wel karakteristiek.
Onder het wapen van Dockum ziet men een
landschap met trekschuit en watermolenmen
bemerkt, dat men toen ook al zoo wat aan
symboliek deed. Nu is de medailleer-kunst
gekomen op het toppunt van bloei. Op elk
meer of minder gewichtig feit wordt een pen
ning geslagen. Tijdstippen voor den mensch
van belang, als geboorte, huwelijk en dood,
ook van den eenvoudigen burger, worden ver
eeuwigd vroedschaps-leden bij hun aftreden
met een penning in goud of zilver vereerd,
29
Eberstein was met eene beweging van ongeduld op
gesprongen. Hij had er al lang berouw over, dat in
dringend mensch te hebben toegelaten.
«Luister eens, Friedberger. Geen penning vóór den
termijn.*
De kleine had zich met moeite, bijna waggelend op
gericht. Hij hield zich aan den rand van de tafel
vast, als iemand die duizelig is. Was de kerel dron
ken Hij had tot nu dien indruk niet gemaakt.
»Nu, wat scheelt er aan, Friedberger
De kleine had zich al weer hersteld.
«Niets, nieti, heer baron. Mijnheer de baron heeft
gelijk, ik heb heden nog geen aanspraken. Dus den
vijfden, heer baron Hij kromp ineen als een geran
selde hond.
«Den vijfden ’s avonds verzend ik het geld
Üw kwitantie stuurt gij naar
Maar in een couvert zonder firma, als ik verzoeken mag
«Zooals mijnheer de baron beveelt.*
De kleine man stond al bij de deur te buigen.
Eberstein keek niet meer naar hem om.
»Bah!< zeide hij, »’t zal mij geen displeizier doen
als ik dien kerel niet meer behoef te zien.*
Hij belde om hoed en stok en verliet het hotel om naar
Schmidt «Onder de Linden* te gaan. Hij bestelde een
menichmaal kannen
en hoyck mede om
te worden, in voegen, dat
tot een begrafenisse van
minste een aem wyns en sommige vrij wat
meer, verbieden, dat niemand voortaan, soo
groot als klein, edel ofte onedel, direct of in
direct, voor of nae de begrafenisse, sal vermo
gen wyn, bier of stercken dranck te doen schen
ken bij poene van f 50; 1667, tegen ’t ijdel
zweren en vloeken; 1671, tegen de ongere
geldheden en ’t slechte gedrag van knechts en
meiden.
per post.
Weeneu, Hotel Imperial.
den naar Prinses Albertine afgevaardigd om
haar van den treurigen toestand op de hoogte
te stellen. Maar op 12 Juli vergaderden te
Leeuwarden ook 160 predikanten, die bij monde
van Bekker aan de Staten te kennen gaven
«dat het verval van den Staat voornamelijk
was veroorzaakt door den ambtverkoop, waar
door de gemeenten werden uitgeput en de
rijkdommen gebracht onder eenige weinige per
sonen die aan het roer der regeering zaten,
zoodat er grietmannen waren, die drie of vier
van de aanzienlijkste ambten bekleedden; dat
men zoo de betrekkingen gaf niet aan de be-
kwaamsten maar aan de rijksten, ja zelfs aan
kinderendat kunsten en wetenschappen wer
den verwaarloosd, waarom men zoo spoedig
mogelijk tot de aanstelling van een hoofd
moest overgaan.* Men weet, dat Hendrik
Casimir toen ook heel spoedig tot Stadhouder
is benoemd.
Bekker werd in 1679 te Amsterdam beroe
pen en heeft daar veel aan de volksontwikke
ling gearbeid. Hij bestreed het volksgeloof
omtrent de kometen, die voorboden zouden
zijn van rampen, en gaf in 1691 zijn beroemd
geworden boek «de betoverde Weereld* uit,
.dat in bijna alle talen van Europa werd over
gebracht, waarin hij het bij-geloof aan duivels
kunstenarijen en tooverij scherp hekelde.
Het kon wel niet anders, of de regeering
die zoo aangevallen werd, moest op tegenweer
bedacht zijn. Zij vaardigde tallooze plakkaten
uit tegen heerschende gebreken en misdrijven.
De bekendste Friesche plakkaten uit dien tijd en
enkele tientallen jaren er voor, zijn: 1619, ver-
hooging der strafbepaling op overspel1622 te
gen het mesvechten en doodslaan 1629, tegen
luie bedelaars, landloopers en deugnieten «schade-
lijck geboefte*, die ’t land zóó onveilig maakten,
dat toen de jacht met geweer, die men op hen
maakte, niet meer hielp, men een tuchthuis voor
hen oprichtte1652, tegen het haarplukken en
doodslaan; 1654, tegen brandstichters; 1661,
tegen ’t onbehoorlijk drinken op de lijkmaal-
tijden. Dit plakkaat hield inDe Staten van
Frieslant, insiende het schandelijck en godsloos
misbruick van ’t suypen en slempen, dat dae-
gelyks en dickmaels bij de begrafenissen der
dooden gepleegt word van allerhande soorten
van menschen, en hetwelck soo groff gaet dat
menich droncken bout in het sterfhuis vertoeft
tot 9 a 10 uyren in den avond, en haer alsdan
als beesten laten nae huis leyden, nemende
Inhoud van het Friesche Tijdschrift «Sljucht en
Rjucht* van 16 Februari 1901.
Mar-sicht, M. Miedema. Blêdfolling. Fen in rike
keapman en in earme stakker, J. Gylstra. De Terhern-
ster katten, fen Willem, Johannes en Th. v. d. Schaaf.
Briefwiksel, W. D. Koartswyl, B. Forkeard bisoarge
(mei plaetsjès).
Het vermiste meisje.
meldt hieromtrent:
Aan alle vermoedens omtrent het verdwijnen van
Naatje Krijnen, aan alle geruchten als zou zij in en
buiten de stad gezien zijn door kennissen, is thans
een einde gekomen. Haar lijk is hedenochtend om
streeks half tien drijvende gevonden in de Brouwers
gracht.
Een man in een schuitje zag tusschen Heeren- en
Keizersgracht een lijk drijven en waarschuwde eenige
voorbijgangers, die op hun beurt de politie aan het
posthuis Heerenmarkt kennis gaven van het feit.
Met een dreg werd het lijk voorzichtig aan den wal
(stille zijde) gehaald, waarbij bleek dat het ’t lijk eener
vrouw was, dat in verregaanden staat van ontbinding
verkeerde en vermoed werd onmiddellijk dat het lijk
dat zou zijn van Naatje Krijnen. Daarom werd de heer
Fundter, commissaris van de sectie, gewaarschuwd die
onmiddellijk ter plaatse kwam.
De heer Fundtergaf last ten einde het lijk zoo on
beschadigd mogelijk te houden, de lijkenmand onder
het lijk te brengen in het water waarna het naar de
overzijde werd gesleept en daar met een kraan van het
Kaarselade-veer op den wal gedraaid.
Aan het bovengenoemd Posthuis, werden de broeder
van het meisje en een kennis ontboden die haar da
delijk beslist herkenden, ook aan de kleederen.
Het lijk werd toen verzegeld en naar het schouwlo-
kaal aan het Wilhelmina-Gasthuis overgebracht. Het
bruidsbouquet voor den prjjs van vijftig mark. Dit
maal betaalde hij niet contant.
Dadelijk nadat Eberstein op Lindenhaus was aange
komen had de directeur hem op de meest verschoonende
wijze zijn besluit medegedeeld omtrent zijne disposities
betreffende de huwelijksgift. Aanvankelijk was Eber
stein erg verschrikt geweest, maar hij had zich spoedig
hersteld. Nü, op het laatste oogenblik zich toch nog
niet verraden; nü toch geen wantrouwen, geen ver
denking meer opgewekt! Nu, op het laatste oogenblik
niet het hoogste geluk prijsgegeven, dat hij in Martha’s
bezit zag! Snel overdacht hij, dat de hem op den trouw
dag verstrekte rente tot een bedrag van twintig
duizend mark de schuld aan Friedberger dekken en
voor de huwelijksreis en de kosten der huishouding ge
durende de eerste weken voldoende zou zijn. Het
overige zou zich wel schikken, als hij maar eerst
Martha’s man was. Hij nam gelaten en zonder be
zwaar te maken Haland’s voorstellen aan, en de di
recteur was bijzonder voldaan over zijn voorname
houding.
De vijfde Juni brak aan, triest en regenachtig.
Den vorigen dag had het erg geonweerd, maar de
lucht was er niet door gezuiverd. Een trieste mistige
vochtigheid, die nu zwaar en melancholiek neerdrup
pelde, hing in de lucht. Het dienstpersoneel van Lin
denhaus vatte dien regen als een geluk voorspellend
voorteeken op«Regendroppels in den bruidskrans
beteekenen geluk.* Daarmee troostte zich ook de kleine
Eva, die op ’t punt had gestaan, ’t den hemel na te
doen, omdat zij nu van ’t pleizier beroofd werd, haar
geliefde Martha den weg naar de kerk, dien men te
voet dacht af te leggen, met rozen te bestrooien.
Er waren niet veel gasten genoodigd. Martha had
zooals men weet, dat ook te Sneek gewoon
te was.
Natuurlijk dat de Friesche Stadhouders tel
kens hun penning kregen; wij hadden reeds
gelegenheid dit op te merken. Toen Alber
tine Agnes, gemalin van Willem Frederik van
Nassau-Dietz in 1696 op Oranjewoud over
leden was, werd een fraai gedreven medaille
geslagen. Maar ook Friesche patriciërs wil
den hun penning hebben. Zoo is er een be
kend op ’t overlijden van Anna Maria van
Vierssen, echtgenoot van jhr. Hessel Vegelin
van Claerbergen, Grietman van Haskerland.
Het omschrift is wel kernachtig: Mijn ziel in
vrede te bezitten is mijn wenschen ook
mijn schat is in den hemel. In 1708 maakte
Laes Beunigh, goudsmid te Leeuwarden, een
medaille ter eere van Johan Willem Friso,
toen hij het stadhouderschap over Friesland
en Groningen aanvaardde. Dit is een zooge
naamde landdagpenning. Van denzeltden gra
veur was de penning die in 1675 geslagen
werd op ’t feit, dat het stadhouderlijk bewind
over Friesland en Groningen erfelijk werd ver
klaard en opgedragen aan Hendrik Casimir II.
En toen deze in 1696 overleed, maakte Dra-
pentier een landdagpenning, die aan de Staten
van Friesland werd uitgedeeld.
Uit denzelfden tijd is de medaille op den
beroemden, beruchten zei men in dien tijd,
Balthasar Bekker, die in 1634 te Metslawier
geboren werd.
Hij leefde in een tijd, dat in godgeleerde
geschriften een treurig tafereel van de zede
loosheid der natie werd opgehangen. Maar
de predikanten deden niet veel om daaraan
paal en perk te stellen; zij preekten slechts
eens op den Zondag en hielden in ’t geheel
geen cathechisaties om de kinderen op wat
schoon is en goed, te wijzen. Van daar hun
haat tegen Bekker, die met dit stelsel brak
en als predikant te Oosterlittens in 1662 ver
scheidene leerboekjes uitgaf.
Later, in 1672 werd hij meerbekend. Toen
de Bisschop van Munster in Juli van dat jaar
’t sterke Koevorden had overgegeven, weet de
burgerij de onverdedigbaarheid des lands aan
de stedelijke maar ook de lands-regeering.
Op 6 Juli kwamen zestig burgers op de stads
schuttersdoelen te Leeuwarden bijeen en stel
den daar vast, wat, naar zij meenden, veran
derd moest worden om den ondergang van
den Staat te voorkomen. Eenige hunner wer-
't
k
- i