t)
VOOR SOI 1OMSTREKK
MEIWS- E5i OVEfflfflBLAD
De oorlog en de hooge politiek.
De Gelukzoekers.
I
Kt
Woensdag 6 Maart 1801.
Ö6e Jaargang.
Jffo. 18.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Suupmarkt, Sneek.
Binnenlandsch Nieuws.
FEUILLETON.
uit die hoogere politiek
zoo goed het geld
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor S n e e k f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
bitter weinig begrijpen, zal daarna ook nog
wel werken.
Roman van Dora Dukcker.
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 2*/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
en aan het souper r.oodigde. Hij bedacht zich niet
lang. Als zij hem hebben wilden, wat kon hem dan
aangenamer zijn, als Martha heden nog in de armen te
sluiten en zich van haar geluk te overtuigen.
Zij wachtte reeds in den voortuin onder de groote
platanen op hem en hing hem aan den hals, alvorens
hij haar in het schemerlicht van den voorbjjgaanden zo
meravond eigenlijk nog goed in de oogen gezien had.
Even als zij als kind deed, zóo ook drukte de slanke
vrouw zich vast en teeder aan zijn borst. Het duurde
een heele poos, alvorens zij woorden vond om hem te
bedanken en opnieuw te bedanken voor zijn prachtig,
véél, véél te kostbaar geschenk, voor het gezellige thuis,
dat hij haar bereid had. Hoe zij ooit zou kunnen ver
goeden, wat hij voor haar deed
Hij sloeg den arm om hare schouders.
»Wees gelukkig, mijn kind, dat is de eenige dank
dien ik begeer.»
Zij antwoordde niet en keek hem ook niet aan. Eerst
na een poosje, toen zij reeds vlak voor het huis ston
den, zeide zij
«Vindt gij niet dat het plotseling koel geworden is?«
En nu zag hijdat zij erg bleek was en rilde alsof
ze ijskoud was.
Eberstein wachtte zijne vrouw en zijn schoonvader
op het terras af.
Men zou dadelijk aan tafel gaan. Hij begroette Ha-
land hartelijk. Hij was buitengewoon vroolijk en lei
zoo’n innemende be minnelijkheid aan den dag, dat hij
den directeur in een ommezien had ingepakt. Hij ver
telde levendig en luimig van hunne reisavonturen en
kennismakingen.
En daarmeê ging hij maar in éen adem door, zonder
een enkele maal op te houden, alsof hem er alles aan
gelegen was, dat niemand buiten hem aan ’t woord
34
Zij verlieten samen de kleine konditorei. Hij verge
zelde haar nog tot aan de paardentram, trotsch, aan de
zijde van zoo’n allerliefst schepseltje te mogen loopen.
Eerst toen zij al lang uit zijne oogen verdwenen was, dacht
hij weder na over de door hem aangegane verplichting.
Tweehonderd mark waren een vermogen voor den
armen onderwijzer. Waar zou hij die vandaan halen?
Toch moesten ze er in elk geval komen. Hij had zijn
woord gegeven en Meta mocht niet langer in zoo’n pijn
lijke verlegenheid blijven, om ten slotte misschien nog
maals aan zoo’n schandelijke verzoeking blootgesteld
te worden als in Helmstedt. Zij had zich dapper ge
houden. Zij bezat toch karakter; hij had ’t altijd ge
zegd. O, en hoe bekoorlük zü was, hoe onweerstaanbaar
bekoorlijk!
Twee uren liep hij in de straten rond, tot hij ein
delijk iets meende gevonden te hebben. Ja, zóó zon
’t gaan, ’t Zou wel is waar hooge rente moeten kosten,
maar voor Meta viel geen offer hem te zwaar.
Werkelijk bracht hij den volgenden middag de beide
blauwe bankbriefjes meê. Hoeveel moeite en zweet
daaraan kleefden, verzweeg hij Meta, die hem met een
vluchtigen handdruk en een blik dankte, die niet half
zoo warm was als die waarmee zij gisteren gebeden had.
Haland had zjjn schoonzoon in Lindenhaus laten be-
looven, hem vier en twintig uren vóórdat hij met
Martha weder te Berlijn zou terugkomen, te telegra-
feeren. Hij wilde dan, voor ’t geval zooals hij onder
stelde de Rijksdag reeds gesloten zou zijn, voor een
dag te Berlijn komen, om de laatste hand aan het huis
in de Thiergartenstraat te leggen, dat voor Martha
immers eene verrassing worden moest.
Tot groote verbazing van den directeur kwam reeds
in de eerste dagen van Juli, pas vier weken na het
huwelijk, een telegram uit Traffoi de aankomst van
het jonge paar tegen den volgenden avond melden.
Te Lindenhaus waren tot nu slechts zeldzame en
korte berichten gekomen. De directeur had dit heel
natuurlijk gevonden.
Op zijn huwelijksreis heeft men gewoonlijk wel wat
beters te doen, als brieven schrijven. Nu, hij wilde zich
er thans het hoofd niet over breken. Binnen twee
dagen zou hij immers weten, hoè alles stond.
Een paar uren later reed hij naar Berlijn. Hij ver
heugde zich er zoo innig in, hoe allerliefst en gezellig
het huis in de Thiergartenstraat er na de voltooiing
uitzag. Met het stille geluk van den gever doorliep hij
de verschillende vertrekken.
Een voldaan lachje lag op zijn verstandig, flink ge
sneden gezicht en in de staalblauwe oogen, waaruit
zooveel echte menschenliefde straalde. Als zijne kin-
ders het geluk, elkaar gevonden te hebben, meê naar
huis brachten, dan was hun een plekje bereid, waar
het verder gedijen en heerlijke vruchten dragen kon.
Nadat hij zich zoo een poosje stil aan zijne gedachten
had overgegeven, riep hij het dienstpersoneel bij elkaar.
Den tuinier droeg hij op, al de vertrekken te versieren
met bloeiende planten en met zooveel afgesneden
bloemen, als de schalen en standers zouden kunnen be-
ken eigenaardige kwee tie. Uit Ubbergen wordt aan
de »N. R. Ct.< gemeldEr heeft zich in de laatste
dagen hier een eigenaardige grensquaestie voorgedaan.
Een wijk van het dorp de Smoorhoek wordt gevormd
door een reeks huisjes langs de Hollandsche zijde van
den straatweg naar Wjjler en Kleef. De bewoners
behooren allen tot de arbeidende klasse en beoefenen
het vak van bleeker, hier »waschboer« geheeten.
Genoemde straatweg is echter tot aan de muren
der huizen Duitsch grondgebied en tevens de eenige
toegang tot die huizen. Sedert onheugelijke jaren
is die weg door de douanen beiderzijds als neutraal
terrein beschouwd en gingen de waschboeren onge
hinderd tweemaal ’s weeks met hun karren met was-
schen en hun winkelwaar uit Nijmegen over dat stukje
Duitschen straatweg naar hun woningen, tot enkele
dagen geleden plotseling een van hen een
oogenblik, vóór hij met kar en paard weer zijn erf
en dus Nederlandsch gebied wilde betreden, aangehou
den, bekeurd en naar het naaste belastingkantoor te
Wijler opgebracht werd. Daar werd zijn te Nijmegen
gekochte winkelwaar geconfiskeerd, zijn kar, paard
en wasschen tot nader order in verzekerde bewaring
gehouden en hem een vrij groote boete opgelegd.
Daar hij geheel te goeder trouw het eerste slachtoffer
was, is hem dit alles later op voorspraak der Neder-
landsche autoriteiten gerestitueerd, met de bijvoeging,
dat een volgende maal aan alle bepalingen streng
de hand zou worden gehouden.
Sedert zijn de Smoorhoekbewoners, circa 240 zielen,
verdeeld over 44 gezinnen, in zak en asch, daar, zoo
deze toestand voortduurt hun bestaan met ondergang
bedreigd wordt. Zij zitten, om hun eigen uitdrukking
te gebruiken, op een eiland. Zij helpen zich door
hun zaken achterom op Nederlandsch gebied over
weilanden te dragen of te kruien, doch dit zal ’s
zomers natuurlijk verboden worden, terwijl dat terrein
’s winters dikwijls onder water staat.
Men heeft zich tot de Duitsche autoriteiten gewend,
die toegeven dat de toestand onbestaanbaar is,
doch ziek achter ontvangen levelen verschuilen.
Het spreekt van zelf, dat bij den Commissaris der
Koningin en het Ministerie van Buitenlandsche Zaken
stappen gedaan zijn om verandering in dezen onduld-
baren toestand te krijgen. Zoo deze al tot het ge-
wenschte doel leiden, bestaat toch de gegronde vrees,
dat dit zeer lang zal duren.
De geheimen der hoogere diplomatie zijn
voor ons, lagere stervelingen, onbegrijpelijk
en ondoorgrondelijk. Van enkele dingen be
gint men echter meer en meer overtuigd te
worden. B.v.
De kleine mogendheden worden overgesla
gen en de groote tellen ze alleen mee, als ze
te gebruiken zijn. De bewijzen hiervoor zijn
er. Toen de ruzie in China begon, zonden de
grootmachten allen soldaten en oorlogsschepen.
Zelfs Italië, de arme stakkerd, zond, omdat ’t
een grootmacht is, troepen. Omdat ’t dus mee
telt onder de groote mogendheden, moet ’t
meedoen, al heeft 't geen lire te missen.
Een klein land, België, jong en krachtig,
bloeiende door industrie en landbouw en mijn
wezen en handel, wilde ook meedoen. Door
particulier initiatief werd de zaak begonnen.
En België kan zoo iets wel betalen. Maar
zoodra ’t een vast plan was, die zending
der Belgische soldaten, liet de groote buurman,
Duitschland, dat juist de oppermaarschalk had
benoemd, weten, dat men de Belgische troe
pen als niet bestaande zou beschouwen. En
België was gedwongen zijn troepen terug te
houden. België had anders meer belangen in
China te verdedigen dan Oostenrijk en Italië,
want daar is een belangrijke Belgische spoor-
weg-concessie.
Portugal is op ’t oogenblik wel in tel. Niet
bij Frankrijk, want ’t komt zijn verplichtingen
niet na. Maar Frankrijk is niet de op den
voorgrond tredende mogendheid van weleer.
Portugal is in tel bij Engeland en misschien
bij Duitschland, in ieder geval bij den Duit
schen Keizer. Waarom ’t Heeft bezittingen
die voor Engeland van belang zijn, ’t Kon
in Lorenzo Marquez neutraal zijn, de Boeren
in de hand werken of de Engelschen steunen,
't Steunt Engeland en heet nu Engelands
bondgenoot en Koning Carlos komt met
Duitschlands Keizer naar Londen, om Victoria
de laatste eer te bewijzen, ’t Blijft Engelands
bondgenoot, totdat Engeland ’t niet meer noo-
dig heeft, of ’t komt en blijft geheel onder
Engelands plak. Uit handels- en industrieel
oogpunt beschouwd, is Portugal reeds lang
bij Engeland ingelijfd. ’t Andere kan dus
gemakkelijk volgen.
vatten. Aan de keukenmeid gaf hij de gerechten op
voor het souper, uitsluitend lievelingsgerechten van
Martha, en vermaande den bediende en het kamermeisje
voor frissche lucht en eene feestelijke verlichting te
zorgen.
•Mijnheer de directeur komt toch zeker ook aan ’t
souper?» vroeg de bediende, een Lindenhauser kind.
Haland ginnegabte.
•Alleen als men mij bepaald hebben wil, Peter. Mijn
dochter weet wel waar ik logeer en de telefoon is in
huis.»
Peter grijnsde.
•Mejuffrouw Martha mevrouw de barones zal
mijnheer de directeur wel willen hebben.»
Haland klopte den jongen man lachend op de
schouders.
•Afwachten, mijn waarde,» zeide hij.
Alvorens het huis te verlaten, scherpte hij Peter nog
maals in, vooral op tijd aan ’t station te zijn, en den
koetsier, voorzichtig te rijden, daar de Lindenhauser
vossen nog altijd niet aan de drukte eener groote stad
gewend waren.
•Mijnheer kan er zich op verlaten. Voor alles zal de
beste zorg gedragen worden.»
Haland had zich voorgenomen, twee uren lang na
aankomst van den trein in het hotel op een bericht zij
ner binders te zullen wachten. Als hem dan nog geen
boodschap bereikt had, kon hij aannemen dat langer
wachten niet meer noodig was en beiden wat eigen
lijk ook het natuurlijkste was den eersten avond in
hun eigen huis zich-zelf genoeg waren. Juist wilde hij
het hotel verlaten, om den warmen avond alleen hier
of daar in de buitenlucht door te brengen, toen hij aan
de telefoon geroepen werd. ’tWas Martha zelf, die
met innige woorden van dank hem hartelijk groette
Nog iets begint ons
duidelijk te worden.
’t Woordje recht schijnt niet meer te bestaan.
Dat is te zeggenDe groote mogendheden
gebruiken dat woord alleen, als ’t in hun
kraam te pas komt. Vooral Engeland kan er
dan mee omgaan. Maar als ’t niet in hun
kraam te pas komt, wordt dat woordtje richt
verdrongen door andere als paramount pover,
sfeer van invloed, enz.
Er schijnt in de laatste jaren een geheime
overeenkomst gesloten te zijn tusschen de op
den voorgrond tredende grootmachten, ’t Is
alsof Amerika en Engeland ’t eerst eens zijn
geworden en daarna Duitschland er bij gehaald
is.
Hoe anders de gebeurtenissen der laatste
jaren te verklaren.
Amerika doet Spanje den oorlog aan met
’t kennelijk doel Cuba, Portorico en de Philip-
pijnen te veroveren.
Iedereen denktEr zal wel worden tusschen-
beide gekomen. Duitschland en andere landen
zullen Amerika zoo’n vetten buit wel niet gun
nen. En daarbij komt nog De regeeringen
van Duitschland, Frankrijk, enz. zouden hunne
volken achter zich hebben, want ze konden
schermen met ’t woordje recht. Dat kwam
dan in hun kraam te pas.
Maar Duitschland en de anderen lieten
Amerika begaan het mocht Spanje verplet
teren en den vetten buit van 't overwonnen
land overnemen.
Dat de Cubanen en Philippino’s zich niet
goedschikt onder de star and stripes, de Unie-
vlag willen neergeven, is natuurlijk een bij
komende omstandigheid.
’t Was in dezen oorlog net, alsof Engeland
achter Amerika stond en de andere daardoor
niet konden of durfden doen, wat ze misschien
wel zouden willen, ’t Schijnt ons nu toe, alsof
Engeland met Amerika eene overeenkomst
gesloten heeft. Amerika zou, met den zede-
lijken steun van Engeland, Spanje van zijn
Koloniën en bezittingen berooven, en Engeland
later de vrije hand krijgen in Zuid-Afrika.
Duitschland schijnt er ook bijgehaald te zijn.
Dat was voor de beide Angelsaksers veiliger.
De Duitsche Keizer kon ’t niet in Duitschlands
belang achten, dat Amerika zulke prachtige
eilanden veroverde, die voor de Duitsche in
dustrie een ruim afzetgebied vormden.
Nog meer moest Engeland zich in acht
nemen. Want Wilhelm had, na Jameson s
mislukten inval, zijn sympathie aan de Boeren
getoond en het Duitsche volk was beslist voor
de Boeren.
De oorlog begon. Hevig was de wijze, waarop
ook de Duitsche bladen tegen de Engelschen
te keer gingen. MaarWilhelm bracht
kalmpjes een bezoek aan Grootmama Victoria,
tegen den zin van zijne 58 millioen onderdanen.
Zelfs kon Engeland ongestraft een drietal
Duitsche booten onderzoeken, die misschien
contrabande voor Transvaal inhadden.
En ondanks ’t algemeene Pro-Boer-zijn der
vastelandspers gaat Engeland voort met den
oorlog.
Dat de Boeren zich zoo maar niet laten rin-
gelooren, is een bijkomende omstandigheid.
Nu moeten we eerst dezen oorlog zien ein
digen en daarna zal zeker Duitschland’s beurt
komen.
We moeten echter eerst dezen oorlog zien
eindigen.
Want uit is hij nog niet en door Engeland
gewonnen noch minder.
De Boeren treffen ’t niet. Hadden ze met
een ander land dan Engeland te doen gehad,
dan ware deze vijand al lang uit Zuid-Afrika
gejaagd. Geen ander land had zóóvele schepen
kunnen charteren, om bijna 300,000 man bijna
naar ’t andere einde der aarde te vervoeren,
ze daar te voorzien van ammunitie, paarden,
voedsel en wat niet al.
Geen ander land kan
vinden voor een zoo duren krijg.
Maar Engeland treft ’t ook niet. Want nog
nooit, sedert den oorlog tusschen Perzen en
Grieken, is ’t gezien, dat een zoo talrijk leger
niet in staat is een volk te onderwerpen, dat
zoo weinig talrijk is.
De oorlog is reeds in October uit gezegd.
Dat hij niet uit is, weet ieder.
Dat Engeland hem nog lang niet als geëin
digd beschouwd, blijkt ook duidelijk.
Immers, voor «Oorlog» is dit jaar op de
Engelsche begrooting flink over de 1000 mil
lioen gulden uitgetrokken, (ongeveer evenveel
als de geheele Nederlandsche Staatsschuld).
En van die ruim 1000 millioen gulden zijn er
700 millioen alleen voor den oorlog in Zuid-
Afrika.
Wanneer zal deze oorlog uit zijn?
En wat zullen we dan beleven
Want die hooge politiek, waarvan wij zoo
OURANT.
r