ÏWK Sli'l.k 0 OflSTKEkE.1 WW8- ES JIHEIITBTBLA1! Nog eens over De Wet. De Gelukzoekers. i I woensdag 13 Maart 1301. No.21. BEKENDMAKING. S6e Jaargang. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Suupmarkt, Sneek. Officieele Advertentiën. FEUILLETON. 4 4 ziel was van Herziening van de Belastbare Opbrengst der Gebouwde Eigendommen. Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. VERKIEZING VOOR den GEMEENTERAAD. Roman van Dom Duuckkr. Verschillende anecdoten doen weer in de Engelsche bladen de ronde In Mei 1900 trachtte De Wet met transport bij Standerton Noordwaarts op te rukken. Een groote Engelsche macht lag hem in den weg. In ’t donker gaat hij nu langs den hoofd weg met zijn wagens recht door het Engelsche kamp. Hij werd aangeroepen en ondervraagd over een verder afleggend Engelsch kamp en kon toen ongemeoid verder gaan, 't Eenige was, dat een groepje Eng. officieren, dat dicht bij den hoofdweg dineerde, klaagde over het stof, dat de wielen der wagens maakte. Men zag hen dus voor Engelschen aan. Toen De Wet, ten W. van Pretoria, den weg van Rustenburg had overgestoken, werd hem 18 mijl ten N. van Warmbad, de terugtocht afgesneden. Men dacht, dat hij naar ’t Z. niet kon ontsnappen, ’s Nachts alle Eng. troepen onder de wapens. Men hoorde een aanhoudend gedruisch van wapens, geschreeuw van kaffer bedienden. De Boeren schenen op weg en ver dwaald. Ieder oogenblik zouden ze op de voor posten moeten stooten. En wat zag men, toen de zon opging? Een veertigtal leege wagens met afgeleefde ossen er voor, hadden den ge- heelen nacht in een cirkel rondgereden. Een 20 kaffers en een 6-tal blanken was de buit. De Wet was ontsnapt en had de lichte karren meegenomen. Twee nachten later werd een schildwacht, De BURGEMEESTER der gemeente Sneek, Gezien art. 26 der Wet van 2 Mei 1897 (Staats blad no. 1241; Brengt ter kennis van belanghebbenden dat eene al- gemeene opgaaf van den inhoud der kennisgevingen, bedoeld bij gemeld art. 26, omtrent de herziening van de belastbare opbrengst der gebouwde eigendommen in de kadastrale gemeente Sneek, onder bijvoeging van den kadastralen legger en de plans, op de Secretarie der gemeente is nedergelegd ter kostelooze inzage van belanghebbenden gedurende twintig dagen na heden. Afgekondigd te Sneek, den 8 Maart 1901. De Burgemeester voornoemd, A L M A. Op Maandag, den 18en Maart 1901, zal door de Com missie voor het schattingsdistrict Sneek, of door een of meer harer leden, van des voormiddags 9 ure tot des namiddags 5 ure zitting worden gehouden in het Gemeentehuis te Sneek, tot het geven van mondelin ge inlichtingen aan hen, die zich alsdan daarvoor aan melden. 36 En juist dAt had hem zoo opgewonden gemaakt. On afgebroken hare schoonheid, haar bekoorlijkheid te zien, hare nabijheid te gevoelen, en toch te weten, dat aan elke liefkozing paal en perk gesteld werd ’t Hartelijkst was Martha met hem geweest in ge zelschap van anderen. In ’t eerst had hij gedacht, dat zij zich zoo hield om de menschen zand in de oogen te strooien. Al heel spoedig echter had hij ingezien, dat dergelijke uiterlijke beweegredenen geheel vreemd waren aan haar karakter. Zij gaf zich hartelijker en vrjjer, omdat zij zich in gezelschap van anderen veiliger voor hem gevoelde, omdat de aanwezigheid van anderen natuurlijk een slagboom stelde, zoodat zij-zelve deze niet eerst behoefde te stellen. De weg, dien zij langs reden, was bijna geheel verlaten. Niets leidde Eberstein af van zijne bittere gedachten. Met lange tusschenpoozen reden wielrijders hem voorbij. Af en toe kwam hen in sukkeldraf een spandauer wagen met koop waren tegen en deed een lastige stofwolk opdwarrelen. Op de kronkelend door elkaar loopende voetpaden tusschen de boomen bewoog zich niets. Eerst kort voordat zij de Havel afwaarts langs reden, kwamen hen twee jonge menschen tegen. Een pas ontloken ding, de kinderschoenen nauwelijks ontwassen, en een jonge ling van nog geen twintig, in arbeiderskleeren. Hij had den arm om de kleine heengeslagen. En dan bleven zij plotseling staan en kusten elkaar. Lang en begeerig, zonder op hem, die hen juist op dat oogenblik rakelings voorbijreed, te letten. ’t Gaf hem een steek door ’t hart. Hoeveel gelukkiger was hij geweest, toen hij, lichtzinnig als die knaap, nog de bloemen aan den weg plukte, die zich hem hadden aangeboden. Een gevoel van toornige trots kwam bij hem op. Wat belette hem, dat thans weder te doen Martha wellicht? Martha, die hem niet beminde? Hier bleef hij reeds steken. Beminde zij hem werkelijk niet, of beminde zij hem wel maar week zij schuw terug voor de wijze waarop hij zijn liefde uitte? Stiet de man als zoodanig haar af, of stootte slechts zijn bijzondere manier van doen haar van hem af? Er waren oogenblik- ken waarin hij op Martha’s liefde zou gezworen hebben, en andere de meeste trouwens waarin hij over tuigd was, dat zij niets, ook niet het geringste voor hem gevoelde. Bewijzen er voor of er tegen had hij niet. Zij hield hare gewaarwordingen als achter een ijzeren slot verborgen. Kende hij hare gewaarwordingen niet, de zijne kende hij des te beter. Hij beminde zijne vrouw, be minde haar met een verterenden gloed, met een harts tocht, waartoe hjj zich-zelf niet meer in staat gerekend had. Hjj begon bitter te lachen, ’t Was bepaald kinder achtig, ongehoord kinderachtig, zich op deze wijze tot slaaf eener vrouw te maken, die men door een huwe lijksmakelaar gewonnen had En toen brak zijn lachen eensklaps schril af. ’t Was of hem een ijskoude rilling door de leden ging, Als Martha eens vermoedde, eens wist; als deze of gene eens ’t een of ander gezegd, hem verraden had, ’t deed er niet toe wie en wat! Dan, ja dan zou op eens haar af- maakt. Zóó kon Martha er niet uitzien, als zij ook slechts vermoedde op welke wijze men zich in haar bezit had gesteld. Nog was zij voor hem niet verloren, nog kon hij trachten haar te winnen Hjj kustte haar de hand en schoof haar arm door den zijne. Lang liepen zij onder de schaduw der breede platanen heen en weer. Zij spraken niet veel, maar allengs viel de druk van hen af, die tusschen hen lag. Zij schepten beide weer nieuwe hoop, alleen met dit onderscheid, dat het doel, waarnaar die hoop zich richtte, Ijjnrecht tegenovergesteld was. Gedurende de eerstvolgende weken broeide eene bijna onuitstaanbare hitte boven Berlijn. Meer als ééns had Eberstein voorgesteld, naar Lindenhaus te gaan, maar Martha sloeg dat telkens af, hoe dringend hare ouders haar ook uitnoodigden en de tijd ook drong, want de Halands waren zelf nog van plan in de tweede helft van Augustus een uitstapje te maken. Martha voelde zich mat en vermoeid en hield zich overtuigd, dat haar bezoek voor hare ouders eene teleur stelling wezen zou. Maar daarom kon Lodewijk er wel naar toe gaan. Hjj zou vader zeker genoegen doen met zijn gezelschap. En Lodewijk ging werkelijk. De brandende hitte van het door de groote wereld verlaten Berlijn; de stilte en eenzaamheid van de villa bij den Thiergarten; Martha’s gelijkmatig vriéndelijke, voorname houding, die al zijne grillen wist te beteugelen, dreven hem van huis. Hij voelde, dat hij er uit, dat hjj andere lucht inademen, andere gezichten zien moest, ’t Liefst zou hij naar eene in de mode zijnde badplaats of naar eene buitenlandsche zeebadplaats gegaan zijn, waar iets te zien en te beleven was, maar daaraan viel niet te denken. De procenten aan Friedberger hadden een al De Burgemeester brengt hierbij in herinnering art. 151 der Kieswet luidende als volgt: Hij, die eene opgave, als bedoeld in art. 51 inlevert, wetende dat zij voorzien is van handteekeningen van personen, die niet bevoegd zijn tot deelneming aan de veikiezing, waarvoor de inlevering geschiedt, terwijl zonder die handteekeningen geen voldoend aantal voor eene wettige opgave zou overblijven, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of eene geldboete van ten hoogste honderd twintig gulden. Met gelijke straf wordt gestraft hij, die wetende dat hij niet bevoegd is tot deelneming aan fle verkiezing, eene »oor die verkiezing ter inlevering bestemde op gave, als bedoeld bij art. 51, heeft onderteekend. Voorts maakt hij bekend dat, zoo noodig, de stem ming en de herstemming resp. zullen geschieden op Woensdag, 3 April en Maandag, 15 April d. a. v. Sneek, den 8 Maart 1901. De Burgemeester voornoemd, ALMA. ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 2’/, cent. Groote letters naar plaatsruimte. keer, haar stil wanhopig verzet opgehelderd zijn. Maar dan ook was zij voor hem verloren, voor altijd, dan kon niets, niets haar tot hem terugbrengen. Naar huis! Hij moest zekerheid hebben tot eiken prijs. Hij zou haar vragen: weet gij iets? En als zij niet ant woordde, haar het antwoord uit ’t hart persen. Hij wilde weten, weten 1 «Omkeeren, Frits De koetsier keerde zich, verschrikt door den toon zijner stem, op den bok om. Maar er was niets bijzon der merkwaardigs, wat hij daarbij te zien kreeg. Mijn heer de baron zag er een beetje bleek uit, waarschijnlijk door de middaghitte, en daarbij wa-t onvriendelijk en somber, wat hij trouwens vaak was. Hij keerde om en reed, zoodra de weg het toeliet, in vluggen draf naar huis. Eberstein vond Martha in den tuin. Zij bekeek den nieuwen aanleg, waarop de tuinier haar opmerk zaam gemaakt had. Toen zij Lodewijk zag aankomen, liep zij hem tegemoet. Haar aangeboren goedheid, haar zachte gemoedsaard drongen tot verzoening. Het veroorzaakte haar telkens groote smart, als zij hem leed had moeten doen. En vooral gisteren, nadat hij eene bekentenis had afge legd, welke hem zwaar genoeg moest gevallen zijn. Wel is waar, nadat hij haar vader had voorgelogen! Maar thans, geen woord daarover; nu wilde zij slechts trach ten dat het weder vrede werd tusschen hen. Zij was nu eenmaal zijne vrouw. Hij beminde haar. Zij mocht zijn vertrouwen niet afschrikken; hij mocht niet weder terugvallen op de verkeerde wegen, die hem aan den rand van den afgrond gebracht hadden alvorens hjj haar gevonden had. Uit hare oogen, uit haar lachje begreep hij op het eerste gezicht, dat hjj zich over niets had beangst ge- Ziehier ongeveer wat Jean Carrère in de Fransche Matin schrijft: In Juni 1900 hoorde ik te Bloemfontein voor de eerste maal over De Wet. Pretoria was toen in handen der Engelschen. Dit scheen een spoedig einde van den oorlog aan te dui den en de kurken sprongen van de cham- pagne-flesschen, om de eindoverwinning te vieren. »Haast u,« zeiden de Eng. officieren, »men zal weldra te Pretoria een gelijke plechtig heid vieren als hier; gij moet daarbij zijn.» Ik vroeg dus verlof daarheen en mijn ver trek werd op een Donderdag vastgesteld. Maar plotseling, op Woensdagmorgen, komt kapi tein Crookshauk, met wien ik in de club zou ontbijten, met een tijding, die aan alle tafels opschudding veroorzaakt. Een spoortrein, van Pretoria komende, is in ’t station Bloemfontein met bommen beschoten, »Gij kunt niet vertrekkener is bevel gege ven, dat niemand, behalve de troepen, in den trein plaats mag nemen,* zei kapitein Crooks hauk. »En de annexatie,* vroeg ik. De officieren lachten en een zei: »Men is altijd rustig in Hr. Ms. Kolonie.* En door de rijen der aanwezigen ging een gemompel van: »De Wet.* Ik vernam toen, Intusschen wist ik de >rustige kolonie* door te reizen en na 4 dagen kwam ik te Pretoria en wilde dadelijk inlichtingen over De Wet. »Wel*, vroegen mij dadelijk de officieren, die ik ontmoette, »hebt gij De Wet gezien?* >In ’t geheel niet en ik zou wel willen weten, waar hij is?* >En wij wilden ’t u juist vragen.* Ik ontmoette den Franschen Consul en ver scheidene oude bewoners van Pretoria. »Welnu En De Wet De BURGEMEESTER der Gemeente Sneek, Brengt ter algemeens kennis, dat eene verkiezing van een Lid van den Raad dezer Gemeente zal plaats heb ben op Vrydag 22 'Maart e.ks, dat op dien dag, van des voormiddags NEGEN uur tot des namiddags VIER uur, daartoe bij hem kunnen worden ingeleverd opgaven van Candidaten. Deze opgaven moeten iahouden den naam, de voor letters en de woonplaats van den Candidaat en onder teekend zijn door ten minste drie en twintig kiezers, bevoegd tot deelneming aan deze verkiezing. De tot invulling bestemde formulieren voor deze op gaven zijn kosteloos ter Secretarie dezer gemeente verkrijgbaar en wel op de gewone bureau-uren gedu rende veertien dagen vóór en op den dag der verkiezing. De inlevering der opgaven moet geschieden persoon lijk door een of meer der personen, die haar hebben onderteekend. De Candidaat kan daarbij tegenwoor dig zijn. aan den spoorweg, 12 mijl ten W. van Johan nesburg, aangesproken door een soldaat in de uniform van Eng. bereden infanterist, die hem den weg vroeg naar een station. De schildwacht keerde zich om, een revolver werd hem voor gehouden en de vermeende Tommy zei: »Houd je bedaard en je blijft ongedeerd,* nam hem zijn geweer af en floot driemaal. Dadelijk ver schenen mannen uit een schuilplaats en even later kwam een bereden colonne, gevolgd door een langen trein. Een half uur duurde ’t, voor zij voorbij waren, naar schatting 2000 man met 80 karren. Toen allen voorbij waren, zei de bewaker tot den wacht: Binnen een uur zal er ontzet voor je komenmaar als je je 5 minuten voor dien tijd verroert, ben je een lijk. Je kunt tegen je officier zeggen, dat Christiaan de Wet hier 20 min. voor één gepasseerd is. En even voor 't oogenblik, dat ’t ontzet opdaagde, hoorde de wacht een ruiter van de vooraf aangeduide schuilplaats weggaloppeeren. Zoo konden we meer aanhalen. weg de takken van een zeldzamen boom heeft afgerukt, zoekt men in de omstreken naar sporen van De Wet. Een geheel leger is met geheimzinnigen schrik vervuld door een man, gevolgd door eenige partijgangers, alsof hij de ongrijpbare ziel was van een weer opstaand land. dat al die opschudding een duivel van een kerel, Chr. de Wet, gold, die nu eensklaps eene schitterende bekendheid had verworven en wien de Engelschen sportlieden als zij zijn hun bewondering niet onthielden. Die De Wet, van wien de een zei, dat hij een slager van Pretoria was en de ander be weerde, dat hij als rechtsgeleerde te Londen opgevoed moest zijn, terwijl no. 3 volhield, dat hij een rijke boer uit den Vrijstaat was, verscheen als een meteoor. Volgens sommigen was hij jong, volgens anderen oud met witten baard, van Kruger’s leeftijd, wat mij betreft, ik hield hem voor een mythe. Een officier, uit Boeren-gevangen- schap ontsnapt, verzekerde mij echter dat hij uit vleesch en been bestaat, dat hij slank on bruin is, met mooien baard, schitterende oogen en een spottend lachje om den mond; dat hij beleefd is als een volmaakt gentleman, als een Napoleon over zijne mannen heerscht en 35 of 40 jaren oud is. Voor hij verscheen, had men, behalve natuur lijk, als de elkaar vijandige troepen in botsing kwamen, gewoonlijk een betrekkelijke rust, ’s Avonds kon men, zij het met een vermoeid lichaam, toch met een gerust hoofd tot den ochtendstond rusten. Maar nu, als men in ’t duister onbekende geluiden hoort, liggen de soldaten te luisteren en men hoort ze fluisteren: »Dat is De Wet* Als nu in de hoogte, op de kopjes, onver wachts een licht verschijnt, ziet men elkaar aan, zeggende: >De Wet.* Als de wind langs den i I 0 U RA NT. 1 k 4 r

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1901 | | pagina 1