o IWK 8MK EJ MSÏIiEkiA 8IKUWS- ES .IIIÏEliTEJTIEBLAD I Het eiland Marken. Schutterij De Gelukzoekers. Woensdag 24 April 1901. 56e Jaargang. BEKENDMAKING. 1 SSTo. 33. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Suupmarkt, Sneek. Otficieele Advertentie. FEUILLETON. f 4 4 1 meer buiten L ;e r. Ie I Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. t, e, Roman van Doha Duncksr. dat eindelijk een ieder, die binnen deze gemeente niet geboren is, wordt aangemaand zich tijdig van een geboorteakte te voorzien en zich alzoo van hunnen juisten ouderdom te verzekeren, teneinde de inschrij ving naar behooren geschiede. Smeek, den 23 April 1901. Burgemeester en Wethouders voornoemd, ALMA, Burgemeester. JAC. van der LAAN, Secretaris. 48 Na een korte poos, terwijl ook mevrouw Haland geen woord gezegd had, wendde hij zich weder tot haar. .Wanneer verwacht Martha het kind?« »In Maart.* Een wolkje vloog over zijn gezicht. Zóólang reeds droeg zij dus hare verwachting met zich om en had er hem geen deelgenoot van gemaakt, had zich schuw van hom terug getrokken? Mevrouw Haland ried zoo ongeveer, wkt in haar schoonzoon omging. «Gij moet haar dat niet kwalijk nemen, Lodewijk. Zij is bepaald anders als andere vrouwen.* Hij knikte toestemmend. En toen kuste hij zijn schoonmoeder op het voorhoofd. »Ik dank u, lieve mama. Zonder u had ik het groote nieuws wellicht in lang nog niet vernomen*- Weer liep hij met groote stappen zijn kamer op en neer. Eindeloos duurde de tijd, tot Martha terugkwam. Waarom ontvluchtte zij hem? Vermoedde zijde waar heid? Voelde zij, dat het minder het verlangen naar het kind was, wat hem trof, als wel de triomf dat zij nu toch geheel de zijne geworden was? En ontvluchtte zij hem daaromhad zij daarom zoo lang gezwegen, om ten slotte haar moeder inplaats van haar-zelf te laten spreken? Richtte dat, wat anderen samenbracht, BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Sneek roepen bij deze op: alle manspersonen, binnen deze gemeente woonachtig, die op den 1 Januari 1901 hun 25ste jaar zullen zijn ingetreden en mitsdien allen, die geboren zijn in het jaar 1876, om zich voor den schutterlijken dienst te doen inschrijven, waartoe ter Secretarie dezer gemeente zal worden gevaceerd op Woensdag 15 Mei 1901. Verder wordt ter kennis van belanghebbenden ge bracht dat diegenen, welke vroeger in andere gemeenten ingeschreven, sedert de inschrijving van het vorige jaar, binnen deze gemeente zijn komen wonen, zich insgelijks op dien dag zullen moeten laten inschrijven, in het register, loopende over een der jaren 1867 tot en met 1875, waartoe zij volgens hun ouderdom be hooren, dat een ieder, hetzij hij al of niet vermeent tot de vrijgestelden of uitgesiotenen te behooren, tot deze inschrijving verplicht is; dat voor ingezetenen worden gehouden alle Neder landers, alhier hun gewoon verblijf houdende, alsmede alle vreemdelingen, binnen deze gemeente woonachtig, welke hun voornemen, om zich binnen het Rijk te ves tigen, zullen hebben aan den dag gelegd, hetzij door eene uitdrukkelijke verklaring, hetzij door het werkelijk overbrengen van den zetel van hun vermogen of de hoofdmiddelen van hun bestaan dat zij, die in meer dan eene gemeente hun gewoon verblijf houden of den zetel van hun vermogen hebben gevestigd, tot de inschrijving verplicht zijn binnen die gemeente, alwaar een dienstdoende schutterij aanwe zig is; dat de registers ter inschrijving vanaf 15 Mei tot 1 Juni e.k. zijn geopend en dat allen, die bevonden worden, zich alsdan niet te hebben doen inschrijven, volgens art. 9 der wet op de schutterijen, door het Gemeentebestuur ambtshalve zullen worden ingeschre ven en door de» Schuttersraad tot eene geldboete ver wezen, terwijl zij bovendien zonder loting bij de schut terij zullen worden ingelijfd, indien het zal blijken, dat er tijdens de verzuimde inschrijving, geene redenen tot uitsluiting of vrijstelling te hunnen aanzien bestonden De echtgenoote had hij niet voor zich gewonnen, en nu wilde hij zich althans een beeld trachten te vormen van het kind, dat hem eenmaal schadeloos kon stellen. Op zijn heeschen opgewonden toon, waarmeö hij vroeger gewoon was zijne liefdebetuigen tegen Martha lucht te geven, sprak hij over de houding, den gang, den blik van het Kind, over zijne kordaatheid en zijn moed. Hoe de knaap met hem te paard zitten, hoe hij de wapens hanteeren, hoe hij de wereld met hem door reizen en, waar ’t noodig was, Let gevaar onder de oogen zien zou. Als een breede glinsterende stroom gleed zijne rede- neering haar voorbij, golf öp, golf neer, en daar boven een verblindend lichtgeflikker, dat het oog pijn deed. ’t Begon Martha te duizelen. Langzaam ging zij opstaan. .Neem me niet kwalijk. Ik ben doodmoe, ik wil graag een beetje slapen.* In haar slaapkamer voelde zij zich wat beter. De stilte, die haar omgaf, deed haar goed en kal meerde haar. Terwijl zij haar prachtig haar losmaakte en in een vlecht samenbond, dacht zij nog eens na over het verloopen uur. Zij voelde zooiets als berouw. Lodewijk had zich ingetogener betoond als zij van zijn temperament had kunnen verwachten, maar zij had ’t hem slecht dank geweten. Zij had zijn begrijpelijke blijdschap terneer gedrukt en door hare matte onverschil ligheid er alsem in gegoten. Dat knaagde haar als eene onrechtvaardigheid, als iets dat hg niet verdiend had. Vrijwillig was zij zijne vrouw geworden. Dat dit een treurige dwaling harerzijds geweest was, moclit zij hem dit nü nog, nu zij moeder van zijn kind gewor den was, laten ontgelden? Zij had hem omtrent zijn levenswijze thans niets meer te verwijten. Sedert die laatste leelijke geldzaak, waarmee hij haarvader had ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 27, cent. Groote letters naar plaatsruimte. Hij bedwong zich en ging naast haar zitten en begon over het kind te spreken. Toen keerde haar kleur terug, de oogen verloren hun strakke uitdrukking en er kwam wat beweging in haar vermoeide, gebogen gestalte. »0 ja, het kind,* zeide zij met vriendelijke zachtheid, ,,’t zal, hoop ik, een goed en gezond kind en eenmaal een flink mensch worden.* .Een jongen natuurlijk,* viel hij levendig in, »de dra ger en erfgenaam van mjjn naam.« Zij keek hem getroffen aan. Hij drukte volgens zijn gewoonte de tanden in de onderlip. Daar had hjj al weer iets gezegd dat niet in den kring harer beschouwingen paste! Bij de .vrij zinnige* inzichten, waaronder zij groot geworden was, had zij er natuurlijk geen zin voor, of de naam en het geslacht der Ebersteins al of niet werd voortgeplant. Zij voelde dat zij hem gekrenkt had en trachtte het te herstellen. Zooals ’t nu eenmaal tusschen hen stond wilde zij trachten, zooveel ’t in haar macht stond, on aangenaamheden te vermijden. »Als een jongen je nu juist zooveel pleizier zou doen, dan hoop ik ’t van harte .Een jongen is het eenige ware. Een knappe, flinke jongen. Hij moet jou schoonheid en mijne gezondheid hebben, dan komt er iets goeds van hem.* Zij wildeer bij voegen: en vóór alles een braaf hart en een eerlijken eenvoudigen aard,maarzij zweeg. Zooals altijd waren zijne gedachten slechts bij het physisch gedeelte, bij datgene wat den uiteihjken in druk van den mensch maakt: naam, schoonheid, ge zondheid. Als het kind zjjn aard had, hoe zou zij zich dan als moeder ooit in hem terugvinden?! Hij sprak nog een heele poos door, alleen maar om te praten, om zijne teleurstelling meester te worden. tusschen hen een nieuwen slagboom op? Slechts kort voor het eten het diner was op zeven uur besteld kwam Martha in gezelschap van haar vader terug. Zij bemerkte reeds op ’t eerste gezicht, dat haar moeder gesproken had. Lodewijk echter scheen kalm te zjjn. Niets gaf blijk van eene uitbun dige vreugde, die zoo weinig in overeenstemming zou zijn met haar eigen gevoel en waarvoor zij zich zoo be angst gemaakt had. Zij haalde dan ook ruimer adem Na het eten bleven de echtgenooten alleen. Martha was stil en bleek op een stoel bij den haard neergevallen. Een oogenblik heerschte een diep zwij gen tusschen hen. Toen wierp Eberstein zich aan hare voeten neder en bedekte hare handen met kussen. »Ik dank je, ik dank je. O, als je wist wat dat voor mij is!« Zij trachtte zich uit zijne haar omklemmende han den los te maken. »Ga toch opstaan,* zeide zij gedrukt, »ik bid je, sta toch op.« Hare handen waren ijskoud en haar gezicht en hare lippen bijna bloedeloos. Hij had haar losgelaten en was opgestaan. Bezorgd en verschrikt keek hij haar aan. »Wat scheelt je, Martha?* Hij wilde den arm om haar heenslaan. Zij ontweek hem. »0 niets, niets.* Een gevoel van doffen toorn rees in hem op. Dat was dezelfde toon van matte onverschilligheid, dien zij sedert die ontmoeting met haar broeder tegen hem had aangenomen. Niets, niets had zich in haar ten zijnen gunste veranderd. Zij voelde ook ter wille van het kind niets warmers voor hem. Wellicht was zij zelfs boos op hem, dat zijne liefde haar dien last had opgelegd! en de vuurplaat raakt meer en gebruik. In een hoek staat in de ouderwetsche wo ningen een Friesche koekoek-klokde meeste woningen hebben thans een staande Noord- hollandsche klok. In een ander deel van het vertrek, door een lossen wand van de woon kamer gescheiden, is de hooge bedstede; alleen door stoel of trap kan men zich te bed bege ven. In alle huizen vindt men nog een zgn. pronkbed met mooi overtrek en eigenaardige sloopen. In enkele huizen vindt men nog kostbaar porselein en oud meubelwerk, dat van ouder op kinderen overerft en alleen in de uiterste noodzakelijkheid verkocht wordt De huizen zijn zeer ongeregeld gebouwd. Dus geen eigenlijke straten, die ook niet noodig zijn, omdat er geen paarden en rijtuigen pas- seeren. Het hooi wordt in bootjes van ’t land naar de haven gebracht. Er zijn ongeveer 1300 menschen op Mar ken, dus lang niet zooveel als op Urk. Slechts enkele, de dokter, de twee predikanten, een paar neringdoenden en soms ook de burge- gemeester, zijn niet op ’t eiland geboren. Alle Markers zijn dan ook aan elkaar verwant. Vertrekken naar buiten doet ’n Marker niet en vastelanders vestigen zich niet op ’t eiland. Zoodoende blijven de oude zeden bestaan en weet men niets van de mode. De ouderwet sche kleeding bestaat bij de mannen uit een nauwsluitend lakensch buis met twee dichte rijen zilveren knoopen en lagen kraag, waar aan een paar gouden of zilveren knoopen; verder een extra wijde broek, die tot over de knieën reikt, dikke zwartwollen kousen, lage schoenen of pantoffels en een ruige wollen muts of een platten vilten hoed. De vrouwen- kleeding is vreemd: Een mijtervormige muts met kant en borduursel, in den hooitijd over dekt met een lap gebloemd katoen, zondoek genaamd, waaronder een paar lange haarlok ken aan weerszijden van ’t gelaat; ’t rijglijf van voren rood, van achteren groen, met rood- en witgestreepte mouwen, waar over heen roode overmouwen tot aan de handen reiken; dan de overrok, van boven wit en blauw, van onderen donkergrijs of zwart met een dubbelen rooden rand. Ziedaar de klee- derdracht zoowel van ’t kleinste meisje als van ’t oudste moedertje. De vrouwen zijn bij vreemdelingen een wei nig bedeesd en terughoudend, doch niet men de bodem. De aarden dijk van één meter hoogte kan niet beletten, dat ’t eiland her haaldelijk overstroomd wordt, maar daar door blijft ’t weiland, (bouwland kan er niet zijn,) vruchtbaar. Er is zoo wat 269 HA. gras land. Runderen zijn er niet veelvandaar de uitvoer van hooi. Boomen willen niet op 't eiland; ’t ziet er dus kaal uit. Vanaf den vasten wal moeten alle levensbehoeften aangevoerd worden, visch en melk uitgezonderd. Enkele jaren geleden, er woonde geen bakker, geen verver, geen schoenmaker, kwam de eerste bakkerij. Zoo langzamerhand zullen zich wel meer ambach ten eigenen op ’t eiland. Ieder draagt klompen; slechts op Zon- en feestdagen lage schoenen of pantoffels. Ieder verft zijn eigen huis; groen en rood zijn ge liefde kleuren. De Marker woningen zijn bijna alle op heu vels gebouwd. Er zijn 8 heuvels op ’t eiland; op 7 er van staan woningende achtste is de doodenakker. Enkele woningen staan op hooge palen. Men vindt dus op Marken 7 gehuchten, bij overstrooming dus 7 eilandjes. De huizen zijn van hout. (De woningen van dominé’s, den onderwijzer en den dokter, de kerken en de school zijn van steen opgetrok ken.) Bij sommige huizen zijn de planken ge schaafd, netjes naast elkander gepast en ge verfd andere bestaan slechts uit ruwe plan ken, over elkaar gelegd als de pannen van een dak, en met teer bestreken. De huizen heb ben alle ’t zelfde model’t laag afhangend dak is met roode pannen gedekt. De herberg en nog een enkel gebouw hebben een verdieping. We treden één der oudste huizen binnen. Vóór de deur staan juist zooveel paar klom pen, als er menschen in huis zijn. Het vertrek is slechts matig verlicht door de kleine ramen. Langs de wanden houten rek ken met borden van allerlei kleur en vorm. De vloer van hout. Geen plafond of zolde ring. Boven ons ’t dak, waaraan netten en eetwaren hangen. Geen kachel of schoorsteen. In ’t midden van ’t vertrek een groote vuur plaat, waarop ’t hout- of turfvuur wordt onder houden. In 't dak is een gat, waardoor de rook kan ontsnappen, als hij er trek in heeft. Ondanks den rook toch zindelijkheid! Zoo waren de woningen vroeger algemeen thans zijn in de meeste huizen schoorsteenen Wie een stuk oud-Nederlandsch leven wil zien, wie gewoonten wil opmerken, die reeds eeuwen oud zijn, eene kleeding van op z’n laatst de 16e eeuw, wie in één woord zich enkele eeuwen terug wil verplaatsen, moet niet naar de steden, zelfs niet meer naar de meeste dorpen. Maar zeer weinige deelen van ons land hebben niet meegedaan aan de gestadi ge wisseling van kleeding, woningsvorm, enz. En langzamerhand worden die deelen ook aangegrepen door de zucht naar verandering. Hindelooper kamers bestaan niet meerde Volendammers dragen al telkens minder klom pen en ruige mutsen en slaapmutsen, de ouder wetsche blinkende knoopen verdwijnenook op andere plaatsen verdwijnen langzamerhand de oude toestanden. Een der plaatsen, waar het oude ’t meest is bewaard gebleven, is ’t eiland Marken, dat daarom zelfs eene wereldvermaardheid heeft en een der oorzaken is van de scheeve voor stelling, die men zich in ’t buitenland van de Nederlanders maakt. Maar daarover bastalaten we daarover niet uitweiden We zullen Marken bezoeken en zeilen met het postscheepje, of nu met een der snelzei lende botters van de N. Holl. tramwegmaat- schappij van uit Monnikendam over de Gouw zee. We bereiken den ingang der haven, juist groot genoeg, om niet meer dan één schip tegelijk door te laten. Door deze smalle opening is de haven veiliger. We zijn in Juli Augustus en vinden vrij wat bedrijvigheid aan de haven. Op den wal zijn vrouwen in haar eigenaardig kostuum en enkele mannen bezig met het aandragen van hooi, ’t eenige product van ’t eiland. Zoo zijn we dan op Marken, een groene oase te midden der wateren. Vlak en laag is 0 U RA NT, k I y ZOO S- n I-

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1901 | | pagina 1