r De Steenkolen in Znid-Limburg. Bekendmaking Hinderwet. I I 2 BEKENDMAKING. J "7) nen St in de L. E. SCHIETOEFENINGEN 1 I t) tot verhaoging van 's Lands Weerbaarheid. Protest tegen ien oorlog in Sujd-Afrika. I van i J (vc der »Ai G. sm len INGEZONDEN. (Buiten verantwoordelijkheid der Hedactie.) Mynheer de Redacteur! De opname van het volgende stukske zult gij mij zeker niet weigeren. Het ia een poging om, ter versterking van wat door u in uw gewaardeerd blad reeds herhaalde malen ten voordeele van mijn land en volk is gezegd, nog eens de aandacht te vestigen op wat door de Nedeilandsche regeering verzuimd is te doen ten bate der Boeren-Repu blieken in Zuid-Afrika. Ik doe dat in verband met de aanstaande groote protestvergadering in Amsterdam, te houden in het «Paleis voor Volksvlijt*. Reeds eens is daar in «Frascati* eene dergelijke ver gadering gehouden. Toen bleek de zaal veel te klein. En het comité, hetwelk dtór de leiding had, meent nog- i onze verbeelding een bezoek brengen de reeds bestaande mijnen, ’t Reisje is niet: gebied Har [De l. hout I* doei die’ N gem de J Boo duii met nister I aan de l een w I lieden invalii Ver i dienst I dan f begint Werk] preml i De (benec preml rente kende De millio venini Prins eerste Dez badpl badpl loopt form dat pl wand Pri hoofd In de vorige week beraadslaagde de Tweede Kamer over de steenkolenmijnen in Limburg. Zouden alleen concessies aan particulieren wor den gegeven, zou staatsexploitatie voor een klein of een groot deel worden toegepast Eene groote vergadering in ’t steenkooldistrict gehouden, drong aan op particuliere exploitatie. BURGEMEESTER eu WETHOUDERS van SWc; Gelet op de desbetreffende bepalingen der HIN DERWET Brengen bij deze ter openbare kennis, dat ter Secreta rie dier Gemeente ter visie ligt een bij hun college ontvangen verzoekschrift met bijlagen van de Firma J. VEEN Co. te Sneek, «trekkende tot het erlangen van vergunning tot uitbreiding harer Ca cao- en Chocoladefabriek, gedreven door stoom, ka dastraal bekend Gemeente Sneek Sectie B, nos. 3135 en 3136. staande aan de Groote Kerkstraat, wijk 7 nos. 21 en 22. Dat op Woensdag, den 22 Mei e.kdes middags te 12 uur, ten gemeentehuize aldaar gelegenheid zal worden gegeven om tegen het gedaan verzoek be zwaren in te brengen en deze mondeling of schriftelijk toe te lichten en dat zoowel de verzoekster als zij, die bezwaïen hebben in te brengen, gedurende drie dagen voor evengemeld tijdstip ter Secretarie der gemeente, in de gewone bureau-uren, van de ter zake ingekomen schrifturen kennis kunnen nemen. Sneek, den 8 Mei 1901. Burgemeester en Wethouders voornoemd, ALMA, Burgemeester. JAC. VAN DER LAAN, Secretaris. I De BURGEMEESTER van Sneek maakt bekend, na volgende bij hem ontvangen kennisgeving Ter kennis van belangstellenden wordt gebracht dat in de maanden Mei—September van dit jaar eiken Woensdag van 12 uur ’s middags tot zoo noodig 7 a 8 uur namiddags onder leiding van een officier van het leger op de schietbaan te Sneek gelegenheid zal bestaan om zich geheel kosteloos te oefenen in het schijfschie ten voor le. Miliciens van alle wapens mits met groot verlof 2e. Personeel behoorende tot het Reservekader ins gelijks met groot verlof 3e. Alle jongelieden van 1624 jaren. De deelnemers zijn geheel vrij in de keuze van het uur waarop zij willen komen schieten mits dit binnen de boven aangegeven tijdstippen valt. Zij kunnen ieder van 5—15 patronen verschieten. Zij die nooit «an schietoefeningen deelnamen, zullen eerst voorbereidend schietonderwijs ontvangen. Miliciens en Kaderreser visten moeten bij de eerste oefening hun zakboekje medebrengen. Zij die tot het leger hebben behoord moeten een pas poort of ander bewijsstuk kunnen vertoonen ten bewijze dat zij gediend hebben. Bij de eerste oefening wordt aan ieder deelnemer kosteloos een schietboekje uitgereikt, waarin de gedane schoten worden aangeteekend, dat bij iedere volgende oefenening dient te worden medegebracht. Zooveel mogelijk zullen de oefeningen zoodanig wor den geregeld dat hij d:e zich op de baan aanmeldt, zonder lang verwijl gelegenheid vindt tot schieten. Voor verdere inlichtingen wende men zich op de schietbaan tot den Officier met de leiding der oefe ningen belast. De oefeningen zullen aanvangen den 8en Mei e.k. De Commandeerende Officier het le Regiment Infanterie te Leeuwarden, De Majoor, (get.) F. W. WEVE. Sneek, den 7 Mei 1901. De Burgemeester voornoemd, ALMA. genaderd zijn. Treden we het groote gebouw binnen. Daar staan de machines, waardoor de geladen bakken omhoog getrokken en de ledige naar beneden gelaten worden; dit heeft tegelijk plaats en geschiedt in de eene schacht. De andere schacht geeft aan ’t mijngas gele genheid te ontsnappen en strekt tot ’t oppom pen van ’t mijnwater. (Mijngas en mijnwater zijn de twee gevaarlijkste vijanden van den mijnwerker.) De schachten zijn vierkante ko kers van 260 meter diepte. Mocht, door welke oorzaak ook, de eene mijnschacht onbruikbaar worden, dan kan men zoo spoedig mogelijk door de andere hulp verschaffen. Het diepste deel der mijn ligt 330 meter beneden den be- ganen grond en dus veel meer dan 200 meter beneden de oppervlakte der zee. De werklui worden in bakken, die aan een sterken kabel van aloëbast hangen, naar beneden gelaten. We maken ’t tochtje mee; gevaar is er niet; de kabel is sterk genoeg en bovendien zijn er vangtoestellen in de schacht. Ongelukken ko men hier hoogst zelden voor. Eer we gaan in de diepte, moeten we in een daartoe be stemd kamertje een werkmanspakje aantrek ken: ’n blauwe linnen broek, ’n dito buis en een ronde leeren pet. Zoo uitgedost en van een lantaarntje voorzien, stappen we in >de kooi.* Daar klinkt ’t sein. Langzaam gaat ’t naar be neden. Bij ’t lantaarnlicht zien we, dat we ver schillende aardlagen voorbijgaan; nu glinstert de steenkool, dan weer is de tint dofgrijs van de kolenkalk. Op een vrij ruime, opene plaats stappen we uit. Dat is de ladingplaats. Uit ver scheidene gangen voeren de wagentjes hier de kolen aan; in een reusachtige zeef worden dikke brokken en gruis van elkaar geschei den in verschillende bakken, ieder van 10 HL., geladen en omhoog getrokken. Boven stort men de bakken om. In de onderscheidene gangen^ die op de ladingplaats uitkomen, liggen rails. Juist komt er een kolentrein aan, door een paard getrokken. Wordt maar niet bang; een weinig slechts op zij in een der holten van den muur en ge kunt de wagentjes voorbij zien gaan. De gangen, door sparstut- ten of metselwerk ondersteund, om ’t instorten te voorkomen, zijn niet overal zoo hoog en breed als hier. Meest moet de mijnwerker in gebogen, soms zelfs in liggende houding werken. Die arbeid is natuurlijk zeer ver moeiend. Veel gebruik wordt in de mijnen van buskruit gemaakt. In een dik brok steen kool boort men een diep gat en vult dit met kruit, dat door middel van een lange lont wordt aangestoken. Met een doffen slag ontploft het kruit en als we nader treden, vinden we den grond met stukken kool bezaaid. De inrichting dezer mijnen is uitstekend. Een machine voert steeds versche lucht aan, zoodat we vrij kunnen ademen. Verder vindt men er waterleidingen, waarlangs ’t water in een grooten vergaarbak vloeit, uit welken stoom pompen ’t naar buiten voeren. In de mijn wordt altijd door gewerkt. Er zijn ruim 300 werklieden, die een flink loon verdienen, zoodat er een goede geest onder hen heerscht en van ontevredenheid en staking geen sprake is. De mijnen beslaan een oppervlakte van 506 H.A., waarvan een deel onder Daitschen grond ligt. (Dit is bepaald doqr ’t Weener congres in 1815 en T6; de bovengrond, die ook bij Limburg behoorde, kwam aan Duitschland, maar de mijnrechten bleven aan de Neder- landsche mijn.) Als we alles bij ons lamplicht bezien hebben, gaan we weer naar boven en trekken ons mijn pakje uit. Fooien mogen we niet geven aan de werklui; wel is er een bus, waarin men iets kan werpen. Dit geld strekt dan tot onder steuning van werklieden, die voor den arbeid ongeschikt zijn geworden. De uitgegraven kool is uitstekend en bevat 90°/0 zuivere kool. Een groot deel er van wordt in de omliggende plaatsen aan de be woners verkocht; het debiet reikt noordwaarts niet verder dan Roermond; een ander deel der kool gaat naar Belgische fabrieken en spoor wegmaatschappijen Moge eens een goed deel van Limburg een flink kolendistrict zijn I maals een zeer groot publiek in staat te moeten stellen zich uit te spreken over de barbaarsche wijze van oorlogvoeren door Engeland in practijk gebracht en door een indrukwekkende samenkomst uiting te geven aan wat allerwege leeft onder het volk: het misnoegen over de laksche houding van de Nederlandsche Regeering. Het comité ad hoe meent echter dat ook buiten Amsterdam veel sympathie met zulk een volksuiting zal bestaan en heeft daarom de volgende bewijzen van instemming terteekening allerwege door het land gezon den. Wie ze niet heeft ontvangen, kan ze bij mij aan vragen of hieruit overschrijven. Geteekend moeten ze worden toegezonden aan den heer R. W. Posthumus Meijes, secr. van de vereen, tot Handhaving van het Holl. Afrik, element, Rozen gracht 14, Amsterdam. De ondergeteekenden, allen inwoners van diep beteurende den oorlog in Zuid-Afrika en de wijze waarop deze door de Engelschen gevoerd wordt, van meening zijnde, dat de Nederlandzche regeering niet alle middelen tot hare beschikking heeft aangewend, om ten bate van de Boeren tusschenbeide te komen, geven hunne adbaesie te kennen met de protest- vergadering in het »Paleis voor Volksvlijt* te Amsterdam. Veel hieraan toe te voegen is niet noodig. Wanneer de protestvergadering zal gehouden worden, is nog niet vastgesteld. In elk geval spoedig, zoodat spoedige op zending der bewijzen van instemming gewenscht is. Toch kan het zijn nut hebben, hoewel ik weet, dat zeer velen het eens zyn met wat ik boven zei, dat de Nederlandsche Regeering te laksch is geweest, om voor die enkele voorzichtigen nog even op te noemen wat door haar is verzuimd en niet nagelaten had mogen worden Ik wil niet als Transvaler zelf hierover het woord nemen, want dan zou ik volstaan met te zeggen zie, wat Steyn met zijn Vrijstaters gedaan hebben voor hunne broeders benoorden de Vaalrivier. Laat echter een Nederlander, prof. mr. de Louter te Utrecht u zeggen wat de Nederlandache Regeering had kunnen en moeten doen. In een redevoering, door zijn Hooggel. den 2en October 1900, dus tijdens den Zuid-Afrikaanschen oor log gehouden, lezen we dit: «Indien geschillen over rechtsvragen ontstaan, welke niet binnen de rechtsbe voegdheid van een enkelen staat vallen en mitsdien niet uitsluitend door dezen kunnen worden beslecht, dan mogen andere staten niet onverschillig blijven en lijdelijk toezien.* «Staten, die de grondslagen, waarop hun bestaan en toekomst rusten, stilzwijgend laten ondermijnen, ver zuimen hun plicht en graven hun eigen graf.* En nu zegge men niet, dat het handhaven en ver dedigen van het internationaal recht een taak der ster keren is. «Onwaar en onwaardig 1” roept prof, de Louter uit. «Immers het is duidelijk, dat een kleine staat veel meer belang heeft dan zijn sterkere nabuur, dat het recht heersche over geweld en willekeur.* Wat Nederland dan had kunnen doen? Hoor ver der wat Z.H.G. zegt: «Gelegenheden om zijn stem te doen hooren zijn legio. Het internationaal recht verbiedt interventie in de bin- nenlandsche aangelegenheden van een anderen staat, alsmede schennis van de plichten der neutraliteit in geval van oorlog. Het verbiedt in geenen deele het geven van ophelderingen, het bestrijden van dwaling en misverstand, het uitspreken van wenschen, gevoelens, overtuigingen in een der gebruikelijke vormen van het diplomatiek verkeer* en verder «De Regeering kan zich wenden tot de geschilvoe- rende partijen, hetzij om hare goede diensten, hetzij om bare bemiddeling aan te bieden.* «Zij kan zich evenzeer wenden tot andere regeerin- gen om tegen schennis van hel volkenrecht teprotesteeren en deze te bewegen tot hetgeen zijzelve niet vermag of zonder vrucht heeft beproefd. Dit alles is haar recht en plicht en kan telkens in andere vormen worden herhaald.* En wat heeft de Nederlandsche Regeering van alles, wat prof, de Louter hier opsomt, gedaan? En hoe vaak is dat herhaald? Ja, aan Transvaal is een waarschuwing toegezonden dat Europa niet zou helpen. Is er ook aan Engeland een waarschuwing gezonden, dat het onrecht ging plegen? Is er ooit geantwoord op de vele klachten van onzen president en van president Steyn aan de consuls, óók aan den Nederlandschen consul te Pretoria over het ver breken van de conventie van Genève? Heeft ééne Re geering ooit een weerklank gegeven op de roerende proclamatie van president Steyn en generaal C. de Wet van 14 Januari j. 1.? Nog éénmaal haa] ik de woorden van prof, de Louter aan: «Betreuren wij het diep, dat de stem van het be- leedigd volksgeweten zich niet krachtig genoeg deed hooren om de Nederlandsche Regeering te nopen open lijk in de bres te springen voor het geschonden recht en met woord en pen rusteloos te ijveren voor een volkomen herstel van het gepleegde onrecht.* En ik voeg er aan toe: Nög is het niet te laat. Nóg worstelt het Nederlandsche rasin Afrika. Nög is de zege niet door Engeland bevochten. Nög is er hoop en dus tijd om de oorlogsweeën te temperen. Wie aandachtig leest en zich indenkt in wat daar ge- geschiedt, hij weet dat daar door Engeland wordt ge tracht «in naam der beschaving* een natie te vermoorden. Een Hollandsche natie! Mag dat? Wie neen zegt, steunt deze protestbeweging, steunt straks een nog machtiger adresbeweging en vraagt nieuv de M troos, spoor Ov straat was Sta kendi stemi troon dezer Ve te Ro glaze Ee Nede jaar So werk Ee achtj I ren 1 geko merk de v reed: Ei Maai Bust was baar Ri den oord herz moe’ een t trek: niet jarei om Ir bij d De Tweede Kamer heeft echter juist anders om beslist’t zal hoofdzakelijk staatsontgin- ning worden en daarbij zal de regeering slechts geleidelijk met de werkzaamheden voortgaan, om niet plotseling eene toevloed van eene internationale werklieden-massa naar Zuid- Limburg te krijgen. Ieder Nederlander zal de exploitatie toe juichen. Ons land heeft voor een goed deel een vruchtbaren bodem, maar bijna nergens bevat hij onderaardsche rijkdommen, die aanmoedi gen om egge en ploeg ter zijde te stellen en naar het houweel te grijpen, ten einde er dieper in door te dringen en van onder zijn oppervlakte de ertsen of de kolen uit te hak ken. In Overijsel, Drente en Gelderland zijn velden met een laag ijzeroer, doch dit is niet zeer rijk aan metaal en de oergraverij is dus niet buitengewoon loc nend. Alleen Zuid-Limburg bevat, zoover we we ten, (sommigen vermoeden ook in den Achter hoek steenkolenlagen,) steenkolen en slechts te Kerkrade is men sedert jaren aan ’t ont ginnen dier lagen. Doch in slechts drie mij nen wordt daar gewerkt. En verschillende boringen hebben aangetoond, dat de steenko- lenlaag zich ver naar het noorden, misschien voorbij Roermond tot Venloo, uitstrekt. Enkele jaren geleden werd begonnen met ,de ontginning van nog een mijn, de Oranje- Nassaumijn bij Heerlen en het resultaat is tot nu toe gunstig. Een belangrijke quaestie is nog deze: Welk soort van steenkolen vindt men? Want steen kolen en steenkolen, daar is verschil tusgehen. De in Limburg en in vele andere streken ge vonden kolen zullen bv. nooit gebruikt wor den door de oorlogsmarine en voor de snel varende zeekasteelen, die tegenwoordig in de vaart zijn. Die moeten juist kolen uit Wales, (ook bij New-Castle weg,) hebben. De kolen in Limburg zijn zg. vlamkolen, goed geschikt voor ’t verwarmen der stoomketels. We willen hopen, dat we spoedig en met recht van ons Limburgsch mijndistrict kunnen spreken, zooals we reeds ons Brabantsche en Twentschenijverheidsdistrictenhebben en zullen nu in aan wel de moeite waard; in alle opzichten. De reis er naar toe gaat door de mooiste streek van ons land, en ’t eigenlijke mijnoord is zoowel boven als onder den grond merkwaardig. We zijn reeds te Maastricht en kunnen nu niet beter doen dan van Maastricht door het Geuldal naar Aken te stoomen. Vandaar gaan we per spoor langs het dal der Worm naar Kloosterrade, gewoonlijk Rolduc genoemd. Een enkele kenner van de kaart zou meenen, dat zoo’n omweg niet noodig is en ons ’t lijntje SimpelveldKerkrade aanwijzen; maar dat lijntje dient niet voor personenvervoer. In de laatste jaren is er eene betere verbin ding gekomen. We kunnen nu, van ’t Noorden komende, de zijlijn SittardKerkrade nemen en zijn er dan spoedig. We zijn dan te Rolduc, waar we ons in de heerlijke omgeving kurfnen verlustigen. We vinden er eene bij de Katholieken van gansch Nederland bekende onderwijs-inrichting, die een uitstekenden naam bezit. Er is een eigen aardige Kerk, zooals we er in ons land geen tweede vinden en eene oude abdij, waarin nu een seminarie gevestigd is. We willen nu echter over de oudheid dier abdij en over die merk waardige Kerk niet spieken, want we zijn nu bij de mijnen. De monniken van het klooster hebben eeuwen lang de groeven bewerkt. Uit de klooster archieven is gebleken, dat hier reeds in 1113 steenkool werd gewonnen. Tot 1795 behoorden de Domaniale mijnen aan de abdij Klooster rade. In dat jaar werden zij tot domeingrond (vandaar de naam) gemaakt en dus Staats eigendom. Vooreerst hield nu de ontginning op, In 1830 bleven de mijnen in handen der Belgenin 1839 ontvingen wij ze in ontred derden toestand terug. Zes jaren later zijn ze onder zekere voorwaarden voor den tijd van 99 jaren afgestaan aan de Aken-Maastrichtsche spoorwegmaatschappij. Die voorwaarden zijn: 1. Jaarlijks mag niet meer dan 45 millioen K.G. steenkool gedolven worden. 2. Zonder toestemming der Regeering mag de prijs der kool niet boven een vastgesteld maximum. 3. De Nederl. Staat ontvangt een evenredig aan deel van de winst. 4. De maatschappij is ver plicht een spoorweg aan te leggen van Kerk rade naar Simpelveld aan de lijn AkenMaas tricht. (Zooals we reeds zagen, ligt er slechts een lijn voor kolen- en goederenvervoer.) Een paar reusachtige vierkante schoorstee nen, een groot overdekt gebouw voor de ma chines en ketels, de woning van den directeur, kantoren en bergplaatsen en verder hoopen kolengruis, kruiwagens en gereedschappen, zware paarden en zwarte mannen wijzen ons voldoende aan, dat we den ingang der mijn weerkracht te'rekenen, moeten zij echter strijdvaardig en, om te beginnen, althans schietvaardig zijn. Om daartoe te geraken wordt in de maanden Mei. Juni, Juli en Augustus van dit jaar minstens één dag per week op alle schietbanen in het land, waarover de beschikking kan worden verkregen, van 12 uur ’s mid dags tot 7 a 8 uur ’s avonds, gelegenheid gegeven om zich geheel kosteloos in het schijfschieten te oefenen aan le. Miliciens van alle wapens, mits met groot verlof 2e. Personeel van het Reservekader, insgelijks met groot verlof 3e. Alle andere jongelieden van 16—24 jaar. De oefeningen zullen plaats hebben onder leiding van officie ren van het leger en zijn niet alleen toeganke lijk voor ingezetenen van de plaatsen waar de schiet banen beschikbaar zijn gesteld, maar ook voor hen uit de omliggende steden en dorpen. Voorde regeling der oefeningen zooals die oa. zul len worden gehouden op de schietbaan te Sneek zie men de biljetten. De oefeningen worden gehouden des Woensdags van 12 tot zoo noodig 7 a8 uur’savonds.* Sneek, den 7 Mei 1901. De Burgemeester voornoemd, ALMA.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1901 | | pagina 2