WOK Uk M OISTKKES.
51EIIWS- ES JIIÏEKTE5TIEBLAI)
4
1
De Gelukzoekers.
Zaterdag 25 Mei 1301.
56e Jaargang.
No. 42.
BEKENDMAKING.
t
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Officieele Advertentie.
FEUILLETON.
Hit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
Roman van Dora. Duncker.
I-
1
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
De vacantie bij de rechtbanken hielden de oorspron
kelijk verwachte, spoedige ontwikkeling van het schei-
dingsproces op. Pas tegen midden November was de
laatste beslissende termijn bepaald.
Vóórdien tijd was Martha niet te bewegen geweest,
naar Berlijn terug te keeren. Tot in ’t laatst van Sep
tember was zij met Klara in Thüringen gebleven. In
de Steinmetzerstraat had Fransje Müller intusschen de
teugels van het bewind in handen genomen en den
ouden heer daar met groote toewijding verzorgd.
Klara had die lange verwijdering uit Berlijn, dat
samenzijn met Martha, dat verblijf in de zuivere lucht
en vrieüdelljke stilte, na al den strijd, dien zij in Ber
lijn had moeten doorworstelen. oneindig goed ge
daan. Aan de stille berusting, waarmee Martha haar
lot droeg, sterkte zij zich en richtte zich op.
Wordt vervolgd.
67
»Neen, ofschoon ook dat zeer verkeerd was, althans
tegenover u gij hebt, zooals ik zie, de zaak ernsti
ger opgenomen als zjj bedoeld was; zet u dat weer
uit het hoofd.’’
Zij maakte eene heftige, afwerende beweging.
.Nooit, nooit 1 Sedert gij niet meer bij mij gekomen
zij tsedert den dag waarop uw kleine jongen op de
wereld kwam, voelen weet ik ’tnooit, nooit 1”
Hjj streek haar «acht over de hand, die slap en
koortsachtig heet bij haar neer hing.
•Arm kind, arm kind
Een oogenblik kwam de hoop bij haar opeen oogen-
blik strekte zij de armen verlangend naar hem uit;
een oogenblik dacht hij er aan, haar aan zijn borst te
trekken, in den zwijmel dezer jonge liefde, die vurig
en onverwacht hem tegemoet kwam, vergetelheid te
zoeken maar ook slechts een oogenblik. Toen rees
Martha’s beeld foor hem op, en alles was dood in
hem, alles, tot aan de troostelooze zekerheid, haar
te hebben verloren, tot aan den vurigen wensch, haar
nog te zullen kunnen bewjjzen, dat hij niet geheel en
al de on waardige was, voor wien zij de vlucht geno
men had.
Verslagen en hulpeloos stond Meta naast den som
ber kijkenden man en keek hem stil, vragend, verwij-
FcrJ
VERGADERING van den Gemeenteraad
van Sneek, op Zaterdag 18 Mei 1901, des
namiddags ten 6 ure.
Slot.
VIL Alsvoren van S. Noordhof, om restitutie van
betaald schoolgeld.
De zoon van adressant, sedert 1 Mei schrijver aan de
gevangenis te Breda, was tot dien datum leerling der
H. B. School. Op grond van vertrek vraagt adressant
restitutie. B. en W. stellen voor afwijzend op dit ver
zoek te beschikken, welke afwijzende beschikking ge
heel berust op het Reglement voor Schoolgelden van
de H. B. School.
VIII. Adres van D. Henstra, alsvoren.
Besloten wordt conform het voorstel van het Dag.
Best, om aan adressant, wegens vertrek naar Enkhui-
zen, eene restitutie van betaald schoolgeld 1. o. te ver-
leenen van f4.
IX. Alsvoren van G. 0. van Gorkum, alsvoren.
Wegens vertrek naar Nijmegen wordt aan adres
sant eene restitutie van betaald schoolgeld 1. o. ver
leend van f 10.66.
X- Rekening van de Armvoogdij, dienst 1900.
Namens de Commissie voor het nazien van Reke
ningen en Begroetingen brengt de heer R. S. H. Visser
rapport uit. Op voorstel van den heer Visser wordt
besloten de rekening, groot in Ontvang en Uitgaaf
f 17.137.31“ met eene subsidie uit de gemeentekas van
f 16.025.70, goed te keuren.
De heer Visser vond het niet ongewenscht dat B. en
W. inde volgende Verg, met een voorstel kwamen om
de jaarwedde van den boekhouder met f 100 te verhoo-
gen, waarvan door B. en W. nota genomen zal worden.
XI. Adres van het Hoofdbestuur van den Frieschen
Wielrijdersbond betreffende hinderpalen op de wegen.
De Voorz. zegt, daar veilig mag geconstateerd wor
den dat pleinen en wegen in deze Gemeente zich in
voldoenden toestand bevinden stellen B. en W. voor
aan dat Hoofdbestuur in dien geest een schrijven te
richten, verder daarin meldende dat voor veiligheid
wordt gezorgd en het Bolwerk met zijne steile hel
lingen ter voorkoming van ongelukken niet geschikt
is voor wielrijders.
XII. Alsvoren van B. Kuik tot het in gebruik be-
waarop nu veemarkt gehouden wordt en de gasfabriek
staat.
De kamer der diakenen schijnt eerst gebleven te
zijn in het Weeshuis want artikel 4 van het compromis
van 10 November 1841 luidt, dat de diakenen op den
12den November 1841 het stadsweeshuis zullen ont
ruimen en zitting nemen in een vertrek van het nieuwe
armhuis op de Koemarkt daartoe door B. en W. aan
gewezen.
In 1861 was er een geschil tusschen B. en W. en
de diakenen over deze kamer. Bij missive dd. 20
April 1861 No. 618 geteekend Wouda en Haga wordt
door B. en W. aan den kerkeraad bericht dat de Raad
van meening is, dat aan diakenen de vrije beschik
king behoort te worden gelaten over de kamer; die
hun van wege het bestuur is of wordt aangeboden
tot hunne samenkomst en verrichting hunner zaken.
Diakenen hebben op dat schrijven vertrouwd en in de
•fgeloopen veertig jaar is er niets geschied, dat aanlei
ding kan geven, dat de tegenwoordige Raad zich niet
meer gebonden acht aan de-opvatting van den Raad in
1861. Nu wordt, zooals ik veronderstel, zonder hun
verlof in die kamer genees- en heelkundige praktijk
uitgeoefend ten bate der algemeene armen. Natuurlek
dat de kerkeraad zich thans namens diakenen wendt
tot den Raad en handhaving der vrije beschikking
verzoekt.
In het ontwerp besluit wordt gezegd, dat het zitting
houden van den dokter in bun locaal voor de diakenen
niet hinderlijk is. Dat staat niet ter onzer beoordeeling.
Wanneer men eene huishouding eene kamer afstaat ter
vrije beschikking, maar men gebruikt die tevens als
pakhuis voor zijne meubelen, dan beklaagt die huishou
ding zich met recht. Zoo ook hier. Ik zou dus wen
schen voor te stellen, dat aan den kerkeraad wordt be
richt, dat de Raad, gezien het overgelegl schrjjven d.d.
20 April 1861, diakenen verzoekt alsnog de kamer te
willen afstaan ter uitoefening van de heel- en genees
kundige practjjk in het armhuis.
De heer Beekhuis vindt ook dat de vrije beschikking
veel te wenschen overlaat. Genees- en heelkundige
hulp wordt in die kamer uitgeoefend, terwijl het lokaal
ook anders wel gebruikt wordt. Z. i. moest men de
zaak in der minne trachten te schikken en ’t recht van
diakenen afkoopen.
De heer Veen kan zich ook niet vereenigen met het
concept-besluit van B. en W. Spreker wijst op de vele
colleges, die daar vergaderen en vond het gewenscht,
dat die andere ruimte zochten.
De heer Pijttersen wil ook het recht gehandhaafd
zien. Moet de kamer voor andere doeleinden gebruikt
worden, dan dient daarvoor aangevraagd te worden.
Hij begrijpt niet wat vroeger altjjd goed wa«, nu niet
meer kan.
De Voorz. herinnert dat hem niets bekend is, dat de
kamer gebruikt werd door anderen, als diakenen en
hunne vrouwen wilden vergaderen om hun dienstwerk
te verrichten. Wel is die kamer gebruikt op den huwe
lijksdag van H. M. de Koningin, voor berging van
boonen, spek, enz. voor de uitdeeling, doch de komst
van diakenen dien dag was alleen om dat op te merken.
Verder laat de netheid en properheid niets te wenschen
over, wilde men andere stoelen, dat kon in orde ge
bracht worden.
De heer Fennema vindt dat het fondament van Me
komen van terrein der Gemeente-reiniging.
B. Kuik vraagt een deel van genoemd terrein aan,
om daarop een hok te bouwen teneinde daarin varkens
te mesten. B. en W. vinden het ongewenscht bij de
vele gebouwen aldaar, nog meer te bouwen.
Zonder discussie en hoofdelrke stemming wordt con
form besloten en afwijzend op het verzoek beschikt.
XIII. Alsvoren van den Kerkeraad der Ned. Herv.
Gemeente, betreffende het geheel ter vrije beschikking
stellen van een kamer in het Armenhuis.
Adressanten meenen in hunne rechten verkort te
zijn en beroepen zich’ op eene overeenkomst gesloten
volgens ’t resolutieboek 27 Nov. 1773, waarbij ter ver
richting van hun dienstwerk een kamer wordt afgestaan
voor diakenen en hunne vrouwen.
B. en W. stellen voor eenige faciliteiten aan te bren
gen en door samenwerking de bestaande toestand te
bestendigen.
De heer Paehlig zegtM. de Voorz. 1 ’t Concept be
sluit sluit mijns inziens niet met de houding door den
gemeenteraad in April 1861 aangeaomen. Een kort
overzicht, voornamelijk geput uit de boeken »eene Wees-
huis-quaestie van Mr. E. Bergsma Ao. 1870« en »de Cro-
niek van Sneek van E. Napjus Ao. 1772« meen ik, zal
tevens doen zien dat er gronden bestaan om aan de
diakenen de vrije beschikking over de kamer te laten.
Het weeshuis werd gesticht in het begin van 1581.
Volgens een afschrift, dat omstreeks 1637 gemaakt
schijnt te zijn, luiden de drie artikelen waarop ik de
aandacht wil vestigen:
[1]
In den Eersten hebben Burgemeysteren, Schee
penen ende Raeden voorz. orborelyck ende Goodt-
lyck bevonden te ordonneeren ende stellen zeeckere
Weeshuyse inde convente van de Cruyscebroede-
ren omme int tzelve metten opcompsten vandien
ende meede van Groendyck ende Nazareth te
onderhouden alle zoo veele arm me weesen geboe-
ren van Burgeren der voorz. steede als d’opcomsten
van de drye voorz. conventen zullen moegen lyden
ende draegen, rnidts nochtans datten conventuelen
van denselven convente ende oock den proeveniers
eerst ende vooral zullen hebben en de genietten
eerlyck onderhoudinge van cost ende dranek ge-
duyrende dtyt haar levens.
[2]
Item zullen telckens nae versterven van eenige
conventuaelen ende proeveniers weder andere wee
sen bij den Weesmeysters tot discretie van de voorz.
raadt daerinne gestelt worden.
PJ
Item een sail geen meer dan een knechtyen ofte
meysken vuyt een huys ofte van een vaeder ende
moeder int voorz. Weeshuys accepteert worden.
De twee eerste artikelen strijden eenigszins met het
zevende; In de twee eerste artikelen wordt het wees
huis zoo ver mogelijk opengezet, sterven er personen,
die van een der conventen trekken, dan zullende open
gevallen plaatsen door andere weezen worden inge
nomen.
Volgens art. 7 wordt slechts een wees van een vader
en moeder toegelaten.
Bij resolutie van 15 Januari 1700 werd da stichtings
brief vernieuwd; Het onderhoud van conventualen
en proveniers en artikel 2 werden weggelaten; Ar-
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente
Sneek, brengen ter openbare kennis, dat ter Secretarie
dezer gemeente, voor den prijs van 25 cents per stuk,
afdrukken verkrijgbaar zjjn van het aan den Gemeente
raad aangeboden Verslag van den toestand der gemeente
over 1900.
Sneik, den 24 Mei 1901.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
Jac. van der LAAN, Secretaris.
tend aan.
Zijn na al ’t voorafgegane erg overspannen zenuw
gestel geraakte bij dien blik geheel van streek.
Nam zij ’t werkelijk zoo ernstig of speelde zij hem
een kleine comedie voor Hij zou het laatste heel graag
geloofd hebben, maar ’t zag er niet naar uit.
Daar Eberstein niets meer zeide, nam zij haar ma
trozenhoedje van de tafel en zette ’t op haar krullend
haar terecht.
»Wij zullen elkaar dus niet wederzien
»Dat ’s zeker het beste.”
Dat had zij niet verwacht.
Een gesmoorde kreet kwam over harelippen, steun
zoekende viel zjj met den rug,tegen de deur.
>Om Godswil, Meta
•Laat maar, ’t zal wel over gaan.”
Zij ging op een stoel zitten, verborg het gezicht in
beide handen en begon op nieuw te snikken.
•Wat moet ik beginnen, wat moet ik beginnen
Zij sloeg het met tranen overstroomde gezicht naar
hem op. »De hoop op u heeft mij staande gehouden,
nu zal ik te gronde gaan.”
Met oprecht medelijden vervuld trachtte hij haar
gerust te stellen; hij bad haar, hem alles te zeggen,
wat haa> drukte; als hij helpen kon, dan zou hij ’t
zeker doen.
•Ik sta geheel alleen, ik heb mij losgemaakt van
allen, die ’t goed met mij meenden ik ben niet meer
bestand tegen hen, die ’t slecht met mij meenen
klaagde zij.
Hij begreep en trachtte haar op te beuren, haar
i moed in te spreken.
i »Gjj hebt uwe kunst.*
I Zij begon bitter te lachen.
Mijn kunst, jawel, waarbjj ik verhonger, waarvoor ik
mij-zelf heb wijs gemaakt het talent te bezitten, of ’t
mij liet wijsmaken. Bij haar heb ik al mijn geluk ge
zocht, zij beeft mij bedrogen, of ik haar 1 Wat doet
het er toe. Laat mij gaan, daarheen, waar ik behoor!»
Zij sprong op en stormde naar de deur. Maar hij
wilde haar zoo niet laten gaan, hoe graag hij eindelijk
ook alleen zou geweest zijn. Hij wilde die verantwoor
delijkheid niet op zich nemen.
•En uwe vrienden: I'
Zij krulde verachtelijk
•Mejo? Gelooft gij werkelijk, dat die ooit eenige
vriendschap voor mij gevoeld heeft? Ik al lang niet
meer. Ik was voor hem een voorwerp van studie, zoo
als hij er hier velen hebben moet. Wat hij aan ons en
ons gelijken te bestudeeren vindt, ik weet het niet.
In elk geval moet hij met mij zeker klaar gekomen zijn,
want hij heeft mij al lang over boord geworpen.»
•En Fiebig?»
»Bah die werd geplaagd door grootheidswaan.
Dientengevolge meende hij zich ten slotte alles te
mogen veroorloven, nadat hij jaar en dag een eerlijk
masker gedragen had. Wij meisjes, of zooals hij ’t
uitdrukt »de vrouwen» zijn in zijne oogen er slechts
voor bestemd, hem den »mooien waanzin* voor zijn
kunst te verschaffen. Toen hij ’t met dien mooien waan
zin bjj mij nog wilde probeeren, heb ik hem buiten de
deur gezet. Nu, en Leininger?
•Ja, Leininger?*
•Die heeft veel te veel met zich-zelven te doen, om
iets voor anderen te kunnen zijn. Hij peinst er nog
altijd over, waar voor hem en zijn verloofde de ware
weg tot geluk en roem te vinden is en óf deze wel
te vereenigen zjjn.«
•Hij is een gek. Als twee menschen elkaar zóó lief
hebben als die beiden, moeten zjj elkaar zoo spoedig
en volkomen mogelijk toebehooren, en zich aan elkaar
vasthouden. Hij zal, als menigeen, te laat leeren be
grijpen, dat al het overige geld, roem, positie, succes,
waan en leugen is. Eerst als men met die booze
geesten het geluk voor altijd over zijn drempel ge
jaagd heeft, ziet men in, welk een verschrikkelijke
dwaas men geweest is.
Hij had meer tot zich zelf, als tot Meta gesproken.
Ja, hij had gedurende eenige oogenblikken hare te
genwoordigheid geheel vergeten, zoozeer was hij ver
diept in wat hjj zelf op ’t spel gezet en verloren had.
Eerst thans, nu zy hem de hand tot afscheid toestak,
dacht h;j weder aan Meta.
Ditmaal liet hij haar gaan. Hjj had met dat alles
afgedaan. Hjj wilde en mocht daarméé niets meer te
doen hebben. Hij had andere plichten te vervullen.
tikel 7 bleef.
Den 5den December 1739 werd dit nog versterkt; in
het Burgerweeshuis kan alleen het jongste kind wor
den ongenomen, wiens vader of voorouders uit het
Burgerboek bewezen zal kunnen worden, burgers van
onze stad geweest te zijn of aangetoond kan worden,
dat de ouders 50 jaar aan een in deze stad gewoond
en publieke winkelnering en negotie hebben gedaan.
In 1772 verscheen, zooals ik zeide. de historische
Chronyk van oud en nieuw Sneek door Eelco Napjus en
daarin las men op pagina 144 de namen der kinderen
die op 29 Maart 1581 door Burgn., Schepenen en Ra
den naar het weeshuis waren geleid.
Syds 16 en Sy 14 jaar Romke Smids Dogteren.
Durkjen 14 en At 18 Seuke Oppe Toornwagter
en nog acht anderen.
’t Séheen dus wel, dat de magistraat in 1581, waar
van de 12 kinderen acht ieder uit eene huishouding
vier uit twee huishoudingen kwamen, meer gelet had
op de eerste artikelen van den stichtingsbrief dan op
artikel 7, wanneer dat artikel 7 al in het origineel
mocht voorkomen.
De regeeringszaken werden in die dagen altijd zoo
geheim triogelijk behandeld, maar wat door den druk
gemeen goed was geworden, werd besproken en had
gevolgen.
Het drijven van den magistraat om het weeshuis
schaars bevolkt te houden, werd opgegeven.
De diakenen en de stad hadden ook hunne weezen
en waarom konden die niet in het weeshuis? in 1581
had men immers meer dan óen uit eene huishouding
toegelaten.
In 1675 hebben de diakenen aan de zuidkant van
,het kerkhof nabij de Latijnsche school eenige, in 1616
'gebouwde kamers, veranderd en ingericht tot een dia
conie weeshuis.
Den 27sten April 1688, dus 13 jaar later, besluiten
Magistraat en Vroedschap een weeshuis op te rich
ten of het diaconieweeshuis over te nemen met al
deszelfs weeskinderen en toebehooren.
Noch het een noch het ander is geschied, er is eene
gemeenschappelijke huishouding in ’t diaconieweeshuis
gevoerd, zooals blijkt uit een opdracht van den magi
straat aan sommige harer leden op den 4den Decem
ber 1704 »om met diakenen staat en liquidatie te ma-
•ken nopens de gemeene huishouding in het diaconie-
•weeshuis eenigen tijd gehad.”
In 1722 werd een binnenvader en moeder van het
Stads- en Diakonieweeshuis door den Magistraat
aangesteld. ’t Was dus eene massale onderneming ge
worden. In 1773 besluit de Magistraat, resolutie 27
November, in overleg met diakenen tot opheffing van
het Stads- en Diaconieweeshuis, de dertien weeskinde
ren worden naar het Old Burgerweeshuis bij de kleine
kerk gebracht om verder met de daar aanwezige tien
weezen te’ worden opgevoed. De diakenen dragen aan
de stad den eigendom en possessie van het Stads- en
Diaconieweeshuis en den tuin daarnaast over.
Diakenen werden daarvoor ontheven verder de wee
zen te onderhouden, welk onderhoud toch mijns inziens
ten laste van het Old Burgerweeshuis kwam en kregen
recht op eene kamer voor hunne samenkomsten en ver
richten hunner zaken.
De stad kwam zonder geldelijke opoffering in het
bezit van het gebouw en een gedeelte van het terrein,
Mejo, Leininger Fiebig?*
jk de lippen.
vriendschap voor mij gevoeld heeft?
>rp
W:
NEEKER COURANT