t) OHiciêele Engelsche getallen. ÏÖOK U El MSTIM. De Gelukzoekers. a. BTo. 47. Woensdag 12 Juni 1901. 56e Jaargang. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. FEUILLETON. ;ts. ige be- Van Hit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. 2 38 33 3 oe- en .N- voor. 4. Ki ng- kei 35 Memorie van gevangen Boerenofficierea Meer verbrand te Dullstroom, Nov. 1900 Iloman van Doha Duncker. Wij, die zooveel belang stellen in den oor log, thans in Zuid-Afrika gevoerd, moeten ons geregeld verlaten op Engelsche telegrammen, van de generaals, van ’t Reuter-office, van dé dagblad-correspondenten en van de Engelsche regeering. De drie soorten telegrammen, die we 't eerst noemden, zijn ons reeds keer op keer onbetrouwbaar gebleken. Altijd door worden verkeerde getallen opgegeven. Moes ten we die getallen gelooven, dan was er al lang geen Boer meer in ’t veld geweest en zouden Botha en de andere helden met nega tieve machten strijden. We zijn dan ook steeds, bij elke belang rijke gebeurtenis, wachtende geweest op de oificiëele regeeringstelegrammen. Vooral de officiëele verlieslijst geeft veel te denken. Maar of die officiëele getallen altijd te ver trouwen zijn? Niet altijd! We zullen eens een paar getallen nemen. Volgens officiëele opgave, door ’t departe ment van oorlog verstrekt, zijn tusschen 1 Aug. 1899 en 31 Juli 1900 naar Z.-Atrika ge zonden of daar aangeworven 265.132 officie ren en minderen, met inbegrip van 9940 of ficieren en minderen, die voor ’t uitbreken van den oorlog reeds in de Kaapkolonie of Natal in garnizoen lagen. Van 1 Aug. 1900 tot 30 April 1901 zijn gezonden of aangeworven 83.529 officieren en minderen, zoodat in ’t geheel 347.661 man te gen de beide Republieken te velde zijn ge trokken. Hiervan bevonden zich 31 Mei jl. nog 249.416 officieren en minderen in Zuid-Afrika. Deze getallen zullen wel goed zijn. Alleen zijn er niet bij genoemd de mannen, die in verschillende Kaapsche steden een soort van burgerwacht vormen en ook niet de Ka irs, die tegen de Boeren gebruikt zijn en ze er nog gebruikt worden. Maar ook niet zeker zijn de getallen ove de verbrande Boerenwoningen. Terwijl de officiëele Engelsche cijfers spreken van 630 brandstichtingen, weet men den minister voor te rekenen, dat hij zich zeker een 200 wonin gen vergist. Zou die minister zich een weinig schamen, om ’t juiste getal dier woningen te noemen :ht, :te, er- de door den mond haars vaders op haar trouwdag tot hen gesproken had. Maar niet als een wensch klonken ze, maar als eene ernstige vermaning, ja, als eene drei gende profetie»Moge het geluk, dat zij zoeken, bereik baar, moge ’t een gezond geluk blijken te zijn. Mogen zij het niet najagen met dolzinnige haast, maar het stil en gelaten tot zich laten komen en als ’t er is, het met reine, krachtige handen vasthouden; mochten zij boven alles het rotsvaste vertrouwen hebben, dat het geluk slechts uit de diepte der eigen persoonlijkheid opgroeien en gedijen kan Het schrale gezicht in de opgeheven handen ge leund, de oogen zeewaarts gericht, zat Martha daar te peinzen. Zwaar als hamerslagen dreunden de woorden van den vreemden man haar in ’t oor, gaven haar ant woord op een wereld van vragen, waarmeê zij geduren de haar huwelijk en na het plotselinge afbreken daar van zich gekweld en gemarteld had. Thans, met één slag, stond het antwoord groot en onmiskenbaar duidelijk voor haarhet geluk, dat bode wijk gezocht had, moest onbereikbaar blijven, daar het op een leugen gebouwd, met dolle haast nagejaagd en veroverd geworden was; zjj-zelf echter moest schip breuk lijden, omdat wat haar tot het huwelijk had ge dreven onduidelijk en ongezond geweest was. Nooit had zij zóó duidelijk gevoeld als op dit oogenbiik, niet alleen dat zij bodewijk nooit bemind had, maar dat zij hem ook nooit zou hebben kunnen beminnen. Onduidelijke, vage begrippen hadden haar tot zijn vrouw gemaakt: medelijden, hulpvaardigheid, alge- meene menschenliefde. Geen sterk sprekend persoonlijk gevoel, geen uit de diepte der eigen persoonlijkheid opkomende sterke, door niets neder te drukken be hoefte. Zij waren beide op verkeerde wegen geweest, beide kusten, wiens kennismaking Martha zelfs de moeite waard zou vinden, en dan zou ook hij van de partij zijn Twee dagen later kwam een telegram voor Haland- Dit was gevolgd op een brief, naar aanleiding waarvan hij die geheimzinnige toespelingen tegenover Martha gemaakt had. Brief en telegram kwamen van doctor Steffens. Na lange afwezigheid was hij weder op vader- landschen grond aangekomen. Hij had in de eerste plaats zijne moeder te Breslau opgezocht, was toen eenige dagen in Berlijn bij Ernst geweest en kwam nu tot diens vader met de vraag, of hij voor een paar dagen welkom zou zijn. Toen Martha hoorde, welke ontmoeting haar te wach ten stond, was haar eerste impulsie te vertrekken al vorens Steffens er wezen kon. Zij had een gevoel alsof ’t onmogeljjk was hem onder de oogen te komen. Toen zij echter zag, hoe harteljjk haar vader zich verheugde, begreep zjj, dat zjj geen gevolg mocht geven aan die impulsie. Sedert jaren reeds hadden Ernst en haar vader gewenscht, haar in kennis te bren gen met den man, dien beiden zoo buitengewoon hoog stelden. Nu was dan eigenlijk het oogenbiik daarvoor gekomen. En het zou een slechte dank geweest zijn voor de levenslange goedheid haars vaders, voor de trouwe vriendschap van haar broeder, als zjj hen die vreugde vergald had! ’t Was een heerlijke, heldere zomermorgen blauw de hemel, blauw de zee waarop de doctor verwacht werd. Haland was met de kleine Eva naar de landingsbrug gegaan, om zijn jongen vriend daar te ontvangen, ter wijl Martha thuis het oog hield over het klaarmaken van een ontbijt. De tafel op de tegen de zon beschermende warande aan ’t dwalen geraakt. Hy uit dringende nood, xij ten gevolge een half wankelend gevoel, waarmee men wel een aalmoes geeft maar niet zich-zelve wegschenkt. Brandenden dan ooit steeg de blos der schaamte in haar fijn mooi gelaat. In dien zieletoestand vond de directeur zijne dochter toen hij op een Juli-avond bij haar kwam. Bleek en overspannen, steun en bescherming zoekende, vloog zjj in zijn armen en drukte zich aan zijn borst. Hij had het anders verwacht en was zeer teleurge steld in plaats van te heelen, schenen de wonden op nieuw opengebroken. Hjj dacht na over de mogelijke oorzaak van deze ommekeer ten slechte. Wellicht had hij verkeerd gedaan, Eberstein elke schriftelijke toenadering te ontzeggen. Wellicht dat eene latere verklaring veel had kunnen doen om een einde te maken aan dat zelfkwellend getob, dat Martha’s ge nezing tegenhield. Toen Martha bespeurde hoezeer haar vader al trachtte hij ’t dan ook zooveel mogeljjk te verbergen leed onder hare gemoedsstemming, ontworstelde zij zich met alle macht aan hare doffe overpeinzingen waartoe zij weder vervallen was. Zij begon hem te vergezellen op zijn lange wandelingen langs de kust; zfi spoorde hem aan bekenden op te zoeken, nieuwe kennismakingen te doen. Haland wilde van dat alles niets hooren. Hij vroeg nu niet naar andere menschen; hij was hier ter wille van Martha gekomen en met Martha wilde hij zich lang bezighouden. Op zekeren dag kwam ze er weer op terug. Het pijnigde haar, dat de frissche gezonde man zoo een tonig met zijn beide kinders leven zou. Ditmaal wees hij haar niet ernstig af; ditmaal ginnegabde hij even en zei, dat hij vooraf niets wilde beloven. Wellicht kwam er werkelijk wel eens iemand aan de groene ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1OOO regels 27» cent. Groote letters naar plaatsruimte. 62 Martha was erg bewogen. »Arme man, daar zit hij nu in eeuwige duisternis stompzinnig onnoozel »En is wié kan ’t weten? wellicht gelukkiger te noemen als wij, die ons af tobben in den onbekroonden strijd om het geluk.* »O, Ernst, hoe kunt gij zooiets zeggen; een mensch voor wien het edelste en hoogste verloren ging het werktuig om tot in de zaken des levens door te drin gen «Felix qui potuit verum cognoscere causas zei Ernst nadenkend. >Ja, gij hebt gelijk ondanks alles zou ik niet met hem willen ruilen.*- Toen Ernst vertrokken was en Martha weder alleen aan ’t strand lag, ging wat zij bij de gesprekken met haar broeder overdacht had nog lang in haar om. Iets vreemds, erg neerdrukkends rees, hoe langer zij er over nadacht, bij haar opMeta, Walter Grund, Klara en Ernst, zij-zelf en degene die kort geleden nog haar echtgenoot had geheeten, zij allen hadden het geluk gezocht en niet één had ’t gevonden I Waren zjj allen op verkeerde wegen geweest Allen op een dwaalspoor geraakt? En plotseling, na twee lange jaren, hoorde zij weder zoo duidelijk als klonken ze haar zoo pas in ’t oor, de woorden die Max Steffens De N. R. Crt. schrijft daaromtrent: De heer A. Marks gaat in de «New Age* van 6 Juni na, hoe onvolledig de officiëele op gaven omtrent het verbranden der hoeven in Transvaal en Oranje-Vrijstaat zijn. In ant woord op verschillende opmerkingen over het verbranden der hoeven zeide Brodrick, minister van oorlog, den 11 Dec. in ’t Lagerhuis het volgende >Ik kan niet zeggen of de mededeelingen over dit verbranden voor het einde der zitting kun nen worden overgelegd; zulke kwesties behoo- ren met groote nauwgezetheid te worden be handeld.* Vijf maanden na deze verklaring werd het Witboek overgelegd, dat door den heer Marks genoemd wordt een der meest doorzichtige vervalschte dokumenten die ooit onder verant woordelijkheid van het Britsche ministerie zijn uitgegeven. Vervalsching no. 1De statistiek zelf bevat 35 gevallen van brandstichting meer, dan het aantal, vermeld in de opsomming. Vervalsching no. 2: De statistiek verzwijgt alle brandstichtingen voorde maand Juni 1900. Vervalsching no. 3: De statistiek vergeet bekende gevallen van brandstichting binnen het tijdsverloop van Juni 1900 tot Januari 1901. Vervalsching no. 4: De statistiek geeft slechts in één geval een huis op, waar brandstichting in het groot openlijk erkend is. Hieronder volgt het bewijs dezer bewering. Vervalsching no. 1. Als het eindcijfer wordt opgegeven 630. Dit cijfer moet zijn 663, waar toe men komt door optelling der verschillende getallen in de uitvoerige statistiek. Vervalsching no. 2. Het verzwijgen van brandstichtingen voor Juni 1901. Voor deze gevallen was de heer Marks natuurlijk afhan kelijk van brieven van oorlogsverslaggevers, van officieren en soldaten. De bijzondere verslaggever van de Times telegrafeerde 11 Jan. van de Modderrivier «Generaal Babington vond en verwoestte 3 groote hofsteden, behoorende aan Lubbe, (com - mandant van district Jacobsdal), en twee zijner zonen.* 23 Febr. 1900 stelde J. O’Connor een vraag in het Lagerhuis betreffende een brief van den soldaat G. Benton, van’t 12e regement lanciers, aan zijn vader, wonende te Whaplode, waarin hij zegt dat het 12e lanciers huizen door de Vrijstaters verlaten, verbrand en in de lucht 8 15 140 Dit zijn dus 140 gevallen. Telt men de brandstichtingen van French, Carew en Rundle daarbij, dan zal ’t getal 200 zeker niet te hoog zijn. Het aantal brandstichtingen klimt hier door reeds van 630 tot 830. En hoeveel gevallen zijn dan nog niet aan gehaald hebben laten vliegen. Deze brief werd 19 Jan. geschreven van ’t kamp van Enslin. De heer E. W. Smith, verslaggever van een Engelsch blad, vermeldt in een schrijven van 29 April 1900 (zie «Moming Leader* van 21 Mei 1900) het verbranden van een huis. Hij schrijft verder»Generaals French en Pole Carew rukken aan het hoofd der garde en der 18e brigade het land in en verbranden feitelijk alles op hun weg.* Nog verder zegt hij»Vandaag hoor ik, dat generaal Rundle op zijn weg naar De Wets- dorp alles verbrand heeft.* De verslaggever van de «Manchester Guar dian* schrijft 8 Mei 1900: «Over een uitge strektheid van 10 mijlen hebben wij niet min der dan 6 hofsteden verbrand.* John Stuart schrijft aan de «Morning Post* het verbranden van 2 huizen. Van Mafeking meldt hij 18 Mei: »De naturellen uit den om trek hebben al de meubelen gestolen en zon der bevel heeft iemand het huis in brand ge stoken. Een van de opstandelingen heeft zijn loon gekregen.* Hij vermeldt nog een geval in deze woorden«En weer had ik het genoe gen den rook uit het huis van een opstande ling te zien opslaan Vervalsching no. 3. Thans komen wij tot de gevallen van brandstichting in Juni 1900 of later, die in de officiëele opgaven zijn weg gelaten. De eerste proclamatie van Roberts betref fende het verbranden van hofsteden werd den 16 Juni 1900 uitgevaardigd. In de South- Africa-News van 5 Sept, komt een proclama tie voor, uitgevaardigd te Bloemfontein en ge nummerd 602. De proclamatie, zooals zij is openbaar gemaakt, draagt geen dagteekening, maar J. M. Robertson zegt in de Westminster Gazette (22 Nov. 1900) dat zij in den loop van de maand Juni werd uitgevaardigd. De procla matie eindigt: >Derhalve wordt thans hierbij kennis gegeven, dat de volgende vonnissen zijn uitgesproken in verband met vernielen van eigendommen, spoorwegen, enz. in de Oranjerivier-kolonie en bekrachtigd zijn door veldmaarschalk Roberts.* Dan volgt een lijst van 38 personen, wier plaatsen verbrand zullen worden. Het werkelijke aantal huizen, die verbrand zijn, schijnt twijfelachtig, want er wordt ge sproken van «Prinsloo’s hoeven* en »J. Besters hoeven,* wat er op schijnt te wijzen, dat er in elk dezer twee gevallen meer dan één huis be doeld wordt. 21 Juni 1900 haalt de Cape Argus (een Kaapsch jingoblad) uit de South Africa News het volgende aan: «Tusschen Bloemfontein en Boshof zijn 30 a 40 huizen verbrand.* In December 1900 zonden de officieren der Boerenkrijgsgevangenen te Groenpunt (bij Kaapstad) een memorie aan Sir Milner betref fende het verbranden van huizen van krijgs gevangenen. In deze memorie werden 10 ge vallen in district Winburg opgenoemd, deze 10 gevallen komen slechts 2 in de statis tiek der regeering voor. Vervalsching no. 4. Hieronder moet ge rangschikt worden het beruchte verbranden van Dullstroom. Generaal Smith Dorrien schreef aan de Times dat hij daar alleen de kerk en 4 huizen gespaard had. De officiëele opgave geeft 11 verbrande huizen op voor Dullstroom. Voeg hierbij de 4 gespaarde huizen, dan krijgt men 15 huizen, terwijl Dullstroom er 30 had. Er moeten dus 15 meer opgegeven worden bij ’t getal aldaar verbrande huizen. Onder deze rubriek van vervalsching behoort ook ’t geval door Joshua Rowntree in zijn brief aan de «Dq^ly News* van 18 Mei aange haald, waarbij hij 20 gevallen van huizen ver branden opgeeft. Er zullen nog wel meer gevallen zijn. Wanneer men nu de bovengenoemde geval len samentelt, krijgt men ’t volgende overzicht van weglating in de officieele opgave: Vervalsching in ’t eindcijfer (verschil tusschen statistiek en opsomming Generaal Babington, Januari 1900 Soldaat Benton, Januari 1900 French en Carew, April 1900 Rundle, April 1900 Verslagg. «Manchester Guardian*, Mei 1900 6 John Stuart in de «Morning Post*, Mei 1900 Op bevel van Roberts, Juni 1900 Tusschen Bloemfontein en Bashof, Juni 1900 OURANT.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1901 | | pagina 1