KIEUWS- ES IIIVEIHWIEIILIII
ÏOOR SNEER ES MSTIIEEES,
De Gelukzoekers.
Voorzorg.
Ko. 49.
Woensdag 19 Juni 1901.
56e Jaargang.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Officieele Advertentiën,
Uit Engeland over Z.-Afrika.
FEUILLETON.
BEKENDMAKING.
Invoer van Vee enz. in Belgie.
PROCES-VERBAAL
-
J- T.
kunt, dan werken en
e
Hit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per p o t f 0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
1.
2.
3.
n
Roman van Dora Dunckib.
ter Secretarie der gemeente voor een ieder ter inzage
is nedergelegd afschrift van het Proces-verbaal der zit
ting van het Hoofdstembureau, waarbij is vastgesteld
de uitslag der op 14 Juni jl. plaats gehad hebbende
stemming ter verkiezing van een lid van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal in het kiesdistrict Sneek.
Sneek, den 15 Juni 1901.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
JAC. van der LAAN, Setretaris.
De BURGEMEESTER van Sneek maakt naar aan
leiding eener bij hem ontvangen missive van den heer
Commissaris der Koningin in Friesland, dd. 14 Juni
1901,3e afdeeling Statistiek no. 470, bekend:
dat Baerle-Hertog, van den 15 dezer af, voor invoer
van melkkoeien, schapen, geiten, paarden, geslacht
vleesch en afval, is geopend den 1 en 14 van iedere
maand van 8 tot 10 uur, in plaats van 9 tot 11 uur,
en dat invoer van paarden is toegelaten alle werk
dagen, mits voorbericht van 24 uren aan Huynen, vee
arts voor het contröle te Turnhout.
Sneek, den 17 Juni 1901.
De Burgemeester voornoemd,
ALMA.
uitslag der Stemming van een lid van de
Tweede Kamer der Staten Generaal.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente
Sneek;
Gelet op de eerste zinsnede van art. 98 der Kieswet;
Brengen ter algemeene kennis, dat is aangeplakt en
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 27, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
II.
>Die zijn gezin niet verzorgt, is minder dan
een heidenaldus drukt zeker geacht schrijver
zich uit. Veel, zeer veel waarheid schuilt in
deze woorden.
Het gezin toch is in het gezinshoofd begrepen;
en deze overziet zooveel hij vermag niet slechts
het heden, maar ook de toekomst. Hij zoekt
zich niet alleen voor het tegenwoordige te dek
ken, maar kent de oogenblikken, waarin hij tot
zich-zelven inkeert, en de bange vraag zich aan
hem opdringt, wat zal het zijn, wanneer ik eens
plotseling wordt weggerukt. Wat wordt er als
dan van mijn gezinin welke bedding stroomt
dan de opvoeding mijner kinderen Ernstig is
deze gedachteneen, schud ze niet van u af,
zeg niet, ik ben jong en sterk, ’t leven lacht
mij nog te veel aan om daaraan te denken.
Gij kent immers ’t rijmpje:
Heden rood, morgen dood.
Neen, al zijt ge jong en sterk, zie deze vraag
onder oogen, en bepaal hun lot, zoo gij dat be
palen kunt. Zijt ge ambtenaar, of geniet ge een
zoudt toekeeren, maar gij staakt mij de hand toe. De
verzoeking was te groot, daar ook uw vader mij niet
van u wees ik bezweek er voor, want ik beminde u.
Dat gij mij niet koudet beminnen dat gij in ons hu
welijk mij schuw ontvluchtet, was eene rechtvaardige
maar vreeselijke vergelding. Ik wrokte tegen u, ik
werd boos op u en haatte u somsik trachtte mij
schadeloos te stellen, afleiding te verschaffen, ik
kon niet. Alles walgde mg ik beminde u, slechts
Toen kwam het kind, myn trots, gij z weegt er
over, maar ik weet het nu en begrgp het volkomen
uwe vernedering.
Als’t u eenigszins tot verzachting kan dienen, weet
dan, dat op het oogenblik dat u tegen uw wil tot
moeder maakte, geen vrouw ooit vuriger bemind werd
dan gij
Haland hield op. Hij keek naar zijne dochter, die stil
met saamgevouwen handen voor hem zat. Niets aan
haar bewoog zich, slechts in hare oogen schitterde eene
groote stralende hoop.
Opnieuw nam hij het velletje papier op.
>Wat komen moest, kwam. Daar ik de moed niet had,
zelf haar te voorschijn te roepen, werd de ontwarring
gebracht door een ander en daarraeê het einde. Ik
stond weder daar waar ik tevoren gestaan had: voor
den loop van de revolver of het verhuizen naar Ame
rika. De revolver lei ik aan kant, daarop had ik
het recht verbeurd. Ik begreep dat het mijn plicht
was te leven, om te verzoenen, voor zoover eene ver
zoening mogelijk was, door u nog eenmaal de vol
doening te geven, dat de vader van uw kind toch niet
geheel de ellendeling is die bij scheendat hg niet
geheel onaangeroerd gebleven is van de louterende
gemeenschap met udat iets van den geest der Halands,
dien hij vaak blind en onnoozel gelasterd heeft, ook
64
»Waarde doctor, zoudt gij mij wel een half uurtje
met Martha alleen willen laten?*
De doctor antwoordde niet dadelijk. Hij keek Haland
ongerust aan. Wat zou de gemartelde vrouw nü weer
te hooren krijgen? Hij durfde echter niet vragen, om
zich niet te verraden, en trad, na even met het hoofd
geknikt te hebben, door den voortuin naar buiten.
Martha was opgestaan en had de lamp opgestoken.
Vervolgens ging zij tegenover haar vader bg de kleine
tafel zitten, waarop de lamp stond.
Haland had een brief uit den zak gehaald en voor
zich neêrgelegd. Martha zag op ’t eerste gezicht, dat
deze van Eberstein kwam. Zij schrikte niet. Iets
ergers als wat hg haar had aangedaan kon ook deze
brief niet behelzen.
»Een brief van Lodewgk, papa?*
»Ja. mijn lief kind. Ik vond dien ginds op mijn kamer.
Ik zie dat gij ’t kalm opneemt, en ër bestaat ook geen
reden het anders op te nemen. Bij onze laatste ont
moeting, in Mei van 't vorige jaar, verzocht ik Eber-
stein zich niet anders als door mij met jou in relatie
te stellen. Hij heeft woord gehouden en, zendt thans
een eerste teeken van leven. Op zgn verlangen, uitge
drukt in eenige bggevoegde en voor ,mij bestemde
regels, heb ik den brief aan jou voeraf gelezen. Wilt
VERGADERING van den Gemeente
raad van Sneek, op Vrijdag, den 21 Juni
1901, des namiddags ten 67, ure-
Punten van behandeling:
Resumtie der notulen.
Mededeeling van ingekomen stukken enz.
Aanwijzing van Commissiën inzake reclames
tegen den Hoofdelijken Omslag, dienst 1901.
4. Vaststelling Programma Gymnasium, cursus
1901/1902.
5. Alsvoren Hoogere Burgerschool, cursus 1901/
1902.
6. Missive van HH. Gedeputeerde Staten betreffen
de eene afgraving bij de Spoorbrug alhier, langs de
Sneeker-Harlinger vaart.
7. Adres van 8. Rollema om dispensatie van eene
bepaling der Bouwverordening.
8. Eervol ontslag-aanvraag van den Leeraar M. O.
J. Groene velt Jzn.
9. Adres onderwijzeres W. Pelsma inzake tracte-
mentsregeling.
10. Tractementsregeling van den nieuw te benoe
men Waag meester.
11. Nader adres van R. Paehlig, met overlegging
van teekeningen, tot herziening der beschikking op
vroeger ingediend adres genomen.
12. Vaststelling eener verordening Hoofdelijken
Omslag.
13. Wjjziging jaarwedde van den Secretaris-Boek-
houder bij het Burgerlijk Armbestuur.
14. Voorstel tot versterking van het Personeel
ter Secretarie.
15. Af- en overschrijving en betaling uit den post
onvoorziene uitgaven, dienst 1901.
16. Bespreking over de al dan niet gunning van
den bjjbouw aan School no. 2.
dan geen tal van ongelukkigen, die gij zoudt
kunnen gedenken?
Ook voor u, gezel, is hier een terrein om
te werken, ’t zij gij straks tot een trouwdag
komt, ’t zij u dat voorrecht niet beschoren is.
Vervul uw plicht, gij althans kunt het. ’t Is
alsof plotseling een menigte stemmen zich ver
dringen en ’t verontschuldigingen regent; want
’t is, helaas, een waarheid, er zijn zooveel dek
mantels, om plichtverzuim te dekken. We wil
len u echter te woord staan, en zien eens wat
van uw bezwaren waarheid blijkten komt ge
dan tot de overtuiging, dat gij roekeloos met
de belangen der uwen hebt gespeeld, ga dan
en verzeker u.
L.
De Londensche correspondent der N. Rott.
Crt. schrijft het volgende
Zelfs reeds de perslitteratuur over den oor
log wordt gaandeweg zóó overweldigend, dat
het onmogelijk wordt het oog erop te houden,
laat dan staan alles, ook in hoofdzaak, te ver
melden.
Op twee zaken in de kranten van heden
zou ik toch even de aandacht willen vestigen.
Vooreerst op het interview, in de Morning
Leader met een hier teruggekeerden Nieuw-
Zeelandschen fuselier, die geruimen tijd op het
oorlogsveld heeft doorgebracht, en eenig licht
laat schijnen op de Britsche helden en hun ver-
goding hier te lande. Het belangwekkendste
in ’s mans ontnuchterende mededeelingen is
wel zijn onthulling nopens Mafeking. Gevraagd,
waarom Baden-Powell zoo op den achtergrond
geraakt is, hij, de groote man van een groot
jaar geleden, gaf hij ten antwoord, dat de ge-
heele Mafeking-episode een leelijk fiasco ge
bleken was. Baden-Powell en zijn »benard<
garnizoen heeten allerlei ontberingen te hebben
ondergaan. Intusschen hadden zij nog voedsel
voor een geheel jaar over, toen zij zoogenaamd
ontzet werden. Men kan nagaan, hoe prettig
Plumer dat vond, die zijn troepen geruimen tijd
op half rantsoen liet stellen, om zijn voorraad
beschikbaar te houden voor de suitgehonger-
den« van Mafeking. Plumer, zegt de Nieuw-
Zeelander, was buiten zichzelf van woede En
voor zoo’n man als Baden-Powell, nu aan de
spits der nieuwe politiemacht in Zuid-Afrika,
ge hem thans hooren.
Martha knikte en Haland begon
Chicago, 10 Juli 1899.
Lieve Martha. Nadat het mij gelukt is hier bij een
groot handelshuis geplaatst te worden en daarbij eene
betrekking te krijgen welke niet alleen mij zelf, maar,
naar ik geloof, ook mgn chef reden geeft tot tevreden
heid nadat ik mgn uiterlijken levensloop dus weer op
effen banen gebracht heb, is ’t mij een dringende be
hoefte, alvorens geheel met het verleden af te sluiten,
een woord van afscheid en van dank tot u te richten,
’t welk gij mg toenmaals met volle recht niet kondet
en wildet vergunnen. Ik zal niet trachten uwe ver-
vergiffenis te verkrijgen voor eene onvergeeflijke
daad, maar ik zou u toch graag eenige mededeelingen
willen doen, en ik bid u die te gelooven, ook zonder
nadere betuigingen en eeden. Ik heb door de groote
leugen mijns levens, dietallooze kleinen na zich sleepte,
het recht verbeurd, een blind geloof aan mgn woord
te verlangen. Als ik dus in dit uur van afscheid voor
mjjne laatste woorden aan u daarom toch verzoek,
dan voel ik, dat gij mij dit slechts door uw eigen on-
vergelgkelijke grootmoedigheid kunt verleenen.
Nadat ik u op dien avond van het bal in het »Kai-
serhof* voor de eerste maal gezien had, stond mgn be
sluit vast, dadelijk elke verbintenis met u af te breken,
die schandelijke overeenkomst ongedaan te maken,
welke aangegaan was alvorens ik u kende. Ik was
tegenover u zoozeer vervuld van pijnlijke schaamte,
dat het mij moeielijk viel de oogen tot u op te slaan.
Gij verwonderdet u toen over de verlegenheid van
den man die voor een geslepen diplomaat gingik
z.ag ’t aan uw blik.
Den volgenden dag wilde ik alles ongedaan maken.
Om mijne gedachten vooraf goed bgeen te hebben en
vast inkomen, met uw verscheiden is dat voorbij;
wat wacht uw gezin Zijt ge koopman, en hebt
ge uw zaken zooveel mogelijk uitgebreid, ja,
wellicht een vet boek bekomen, zeg mij, kunt
gij zonder meer aan uw heengaan denken?
Zijt ge huurboer, eigen boer, vervener of wat
dies meer zij, gij kent de eigenaardige zorgen
aan uw bedrijf verbonden, en weet te wel, hoe
mannenkracht onontbeerlijk is in uw bedrijf;
wat zal het zijn, indien gij er niet meer zijt
»Ja maar,* hoor ik mij toevoegen: »wij werken
en zwoegen van den morgen tot den avond; zijn
geen verkwisters en trachten zooveel mogelijk
voor vrouw en kinderen weg te leggenwat
kunnen wij meer?* ’k Bewonder uw ijver, gij,
die aldus zoekt getrouw te zijnen ’k betwijfel
geenszins de oprechtheid uwer bedoelingmaar
hebt gij daarmee genoeg gedaan? Gij spaart,
maar hoe belegt ge uw penningen Is het om
straks, wanneer de nood een weinig prangt, u
met het geld te kunnen redden? Ja, maar eilieve,
wat heeft uw gezin aan zulk sparen, wanneer
gij er niet meer zijt?
Weet ge wat ge meer
sparen
Doe met uw leven, wat ge met uwe bezitting
gedaan hebt. Gij naamt uw voorzorgsmaatregel
om u tegen brandschade te dekken, welnu dek
uw gezin zooveel gij kunt tegen de financiëele
gevolgen van uw heengaan. Of is uw leven niet
meer dan uw bezitting? Is uw werkkracht niet
meer dan huis of schuur? Welnu elke solide
maatschappij van levensverzekering biedt u
gaarne de hand, om u dit grootsche levensdoel
te doen bereiken. Gij, die het wel meent met
vrouw en kinderen, wacht niet langertast toe,
nu het nog in uwe macht is; morgen kan het
te laat zijn. »Ja maar,* hoor ik mij toeroepen,
>dat is goed voor een getrouwdeik heb vrouw
noch kinderen, ik heb dus den tijd nog.* Meent
ge dat in ernst Of is uw werkkracht niet waard
verkapitaliseerd te worden, omdat ge onge
trouwd zijt? Weet ge dan niet, dat vaak en
dikwijls juist de leeftijd, de premie, zulk een
verzekering moeielijk maakt? Denk om uw
ouden dag. Als ge moe en mat van ’t werken
uw stramme leden buigt, zou dan eenig kapi
taal niet een welkom middel zijn En zoo ge
eens geen ouden dag kreegt, hebt ge dan
niemand onder de uwen, die ge beweldadigen
wilt? Hebt ge dan wellicht geen instelling van
barmhartigheid of weldadigheid, die ge de vruch
ten van uw leven wilt doen plukken Zijn er
eene nieuwe richting te geven, reed ik ’s morgens
buiten. P*“'!1--
blikken bracht ik aan uwe zijde door, en moeielgker
werd mij door die ontmoeting het losrukken gemaakt.
Het kwam mij voor als eene blasphemie, na die uren
Daarbij wist ik, dat in plaats
zou
eene andere verbintenis moeten aangaan en mij daar-
scheiding voor eeuwig, en stelde den brief
reking uit. Daarop volgde de kleine dienst
vader als geringe dank voor zijne gastvrij-
1_Lt_ -2l_aï_ J«1Z
schen tuin en daar het zwggend afscheid nemen voor
was. Dienzelfden nacht nog schreef ik aan Friedber-
morgen verscheurde ik den briefik had, ongeschikt
verliezen, mijn innerlijkste gewaarwordingen voor dien
Friedberger als vrij
man
want ik voelde eiken dag meer, dat ik buiten u niet
leven kon. 1'"
terug naar Friedberger, om mij op
manier van hem los te maken. Ei
1 naar
Daar trof ik u. Onvergetelijk heerlijke oogen-
werd mij door die ontmoeting het losrukken gemaakt.
Het kwam mij voor als eene blasphemie, na die uren
ook slechts uw naam tegenover Friedberger aan te
roeren. Daarbij wist ik, dat in plaats van den uwe
dan een anderen genoemd zou moeten worden ik
c-j--J
door voor altijd van u losgemaakt hebben. Ik sidderde
voor die f
of de bespreking uit. Daarop volgde de kleine dienst
dien ik uw
heid had mogen bewijzen, zijn invitatie in den zoölogi-
l.,:_j1l-.zj 1zj
altijd. Gij zelve voeldet dat~dit geen gewoon afscheid
1- -1AJ-la-1-e ±1_--
ger er moest nu een einde aan komen. Den volgenden
1
tot geregeld denken bij ’t vooruitzicht u te moeten
1: _sj_ j? J»
man blootgelegd. Ik reisde naar mijn broeder; hij moest
mij helpen, mij losmaken van
wilde ik u tegemoet treden en aanzoek om u doen,
l
Mijn broeder weigerde mij alles. Ik reed
1 de een of andere
Ér moest toch een
uitweg gevonden worden. Hij was op reis en werd
pas over twee dagen terugverwacht. Twee dagen
uitstel, en dan een kogel of Amerika! Gedurende die
twee dagen trof ik u in den tuin van Bellevue voor
het oude tuinhuis. Uw medelijden, uwe goedheid
overmeesterden mij, ik werd zwak en bekende u al
les, behalve dat ééne. Ik dacht, dat gg mij den rug
i.
3,
r
e
n
n
OURANT.
VAN DEN
F| -
_u::j1x_l 1lin_