8IIBDWS- EN AIIVËKTEiWlEELiD
De inboorlingen en de Boeren.
4=
5445 5IOTI5.
VOOll MS'Wffi.
L.
Woensdag 21 Augustus 1901.
No. 67.
56e Jaargang.
u
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Officieele Advertentie.
BEKENDMAKING.
FEUILLETON.
I
1
15
V.
t.
t.
-oLJo-
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
I
Novelle van E. Mekk.
IV.
Vervolg).
«Gij stelt je alles al heel eenvoudig voor, mijn kind.
Gij zeult heel graag met een ander willen trouwen hé?
met dien deftigen mijnheer met donkeren baard, met
wien men je in den schouwburg heeft gezien? Heel
onschuldig en naïef zoudt gij een tweede huwelijk aan
gaan. Maar dat ’s in strijd met de strafwet, mijn beste.
Ik heb veel meer ervaring; ik wil niets met den straf
rechter te maken hebben. Ik mag dus geen nieuwe
verbintenis aangaan, want ik weet nu dat mijne vrouw
leeft. Scheiding onder deze omstandigheden is niet best
mogelijk. Gij zoudt dan althans moeten toegeven, dat
ge geen weduwe, dat ge niet mevrouw Ella Hoffman
waart. Eene vrouw moet ik hebben, zooals ik zoo pas
reeds opmerkte; eene andere is onmogelijk dus jou!
»Helene Hermanns is begraven,» zeide zij met een
laatste poging den strijd tegen hem op te nemen. «Hoe
zult gij bewijzen dat die doode leeft, dat ik niet Ella
Hoffmann heet? Mijn naam stond zonder mijn toedoen
in de krant, op de lijst der dooden. Ik heb het blad
goed bewaard.»
Hij begon te lachen. «Gij zijt altijd wel een beetje
onpractisch geweest, waarde Helene. Ik heb immers
getuigen de familie Symons. Ik behoef immers maar
een paar personen van de «Silesia» te laten komen,
die bevestigen zouden, dat gij voor een jaar en drie
weken de overtocht hebt gedaan. Ook de Hamburger
familieleden, die Ella goed kenden, zijn te bereiken. En
gij zijt zeker niet goed op de hoogte, wat het voor jou
beteekent, als je mij dwingt de zaak door den rechter
te laten beslissen. Vervalsching bij persoonlijke aangifte;
onderteekening met een anderen naam valschheid
in officieele stukken! Daarop, mijn lieve, staat in
Duitschland gevangenisstraf.»
«Liever in de gevangenis, als bij jou! Liever op de
bank der beschuldigden, als terug in jou huisriep zij
wanhopig uit.
«O, ik wed dat je je toch nog wel zult bedenken.
Morgen zult gij wel verstandiger zijn. Ik blijf natuur
lijk hier.»
«In mijn huis?« Die vraag klonk als een angstkreet.
«Maar dat spreekt immerslachte hij spottend. «Dit
huis is immers ook het mijne, lieve Helene. Bedenk
dat toch. Ik zal je nu nog wat tijd laten om tot je-zelve
te komen. Ik ga maar even naar de herberg in het dorp,
waar ik mijn goed gelaten heb, om te zeggen dat men
den koffer hier naartoe brengt. In dien tijd kan mijn
kamer in orde gebracht worden, niet waar
Met een spottend lachje ging hij heen.
Uitgeput, doodsmoê bleef zij achter als eene over
wonnene. Óp dit oogenblik kon zij heel kalm aan den
dood denken.
Er bestond immers geen andere uitweg. Wegloopen,
vluchten kwam haar nutteloos voor. Zij voelde zich
in zijn macht en niet sterk genoeg voor den strijd.
Toen vervolgens in de diepe stilte de klok sloeg,
sprong zij plotseling met wilde ontzetting op.
Slechts zijne nabijheid niet meer verdragen! Slechts
geen oogenblik meer als dit!
Zij riep haar hond uit den hof en nam hem mee in
De heer J. H Janson Jr., vroeger plaatse
lijk bestuurder in ’t Lijdenburgsche, in’t ver
woeste Dullstroom, schrijft een belangrijk
artikel over de verhouding tusschen Boeren
en naturellen in Zuid-Afrika, waaraan wij ’t
volgende ontleenen
Toen 20 jaren geleden de Boeren moeite
hadden met de groote Kafferstam, de Maka-
teezen, mengden zich de Engelschen (die im
mers altijd voor de verdrukten optreden) in
de zaak. Een poosje waren de Engelschen
meester en zetten den koning der Makatee-
zen, Secoecoenie geheeten, gevangen. Den 8
Aug. 1881 kregen de Boeren na den Amajuba-
strijd hunne onafhankelijkheid terug; te Pre
toria werd de vierkleur weer ontplooid en
Secoecoenie werd, nadat hij zich overtuigd
had, dat de Boeren weer baas in eigen huis
waren, losgelaten. Dit feit heeft een niet uit
te wisschen indruk op de inboorlingen ge
maakt, die ongetwijfeld van hoogst gunstigen
invloed is op hunne houding in den tegen-
woordigen strijd. In deze en dergelijke om
standigheden is door de Boeren altijd de
striktste rechtvaardigheid in acht genomen 'Selieka en zijn «indunas
in verband met de wetten en gebruiken der
Kaffers en het thans levend geslacht is onder
den sterken indruk daarvan ppgegroeid. Ik
heb bijna 20 jaren in de nabijheid der Maka-
teezen geleefd en al die jaren daar mijn boer
derij bewerkt, meest met werkvolk uit den
stam der Makateezen, maandenlang soms een
hunner kapiteins als een soort opzichter over
dat werkvolk op mijne plaats gehad. Van ver
schillende stammen hebben inboorlingen, meest
Swazies, als politiedienaren onder mij gediend
en mijne kinderen spreken de Kaffer talen als
hun moedertaal. Op grond van dit alles ben
ik vast overtuigd van twee dingen. Het eene,
dat in weerwil van de duizenden Engelsche
troepen, waardoor de inboorlingen Transvaal
nu zien verwoesten, hun vaste geloof en ver
wachting is, dat de Boeren, als in 1881, in ’t
eind meester zullen blijven. Het andere, dat
de Kaffers, ter wille van hunne vrijheid en
welvaart en hunne vrouwen, vurig haken naar
’t oogenblik, waarop de Engelschen weer zul
len verdwijnen en dat zij zeer gaarne een
handje zouden willen helpen om dat oogenblik
te verhaasten.
Deze verwachting verklaart de rustige hou
ding, tot dusverre door hen aangenomen te
midden van tooneelen van misdaad en gru
welen, die eigenlijk juist geschikt zijn om het
dierlijke in de natuurvolken op te wekken, den
ouden moordlust te laten botvieren. Ik ben
verzekerd, dat duizenden Kaffers de verwoes
ting der Engelschen met verkropte woede
aanzien, omdat zij huizen, boomen, landen,
klipmuren beschouwen als het werk, dat zij
met hun baas samen hebben gemaakt en dat
zij hebben lief gekregen. Men vergete niet,
dat duizenden Kaffers van verschillende stam
men op de plaatsen der Boeren geboren zijn
en zich als kinderen der plaats beschouwen.
Overbekend is ’t bij allen, die veel met in
boorlingen hebben omgegaan, dat deze
soms ondanks zich zelf een groote gehecht-,
heid betoenen aan de Boeren en dezen als
een superieur ras onder de blanken beschou
wen. Tegenover de blanken is een Kaffer altijd
partijdig voor een Boer.
Ik herinner mij in ’t jaar 1889, ongeveer
een jaar vóórdat Rhodes zijn moordtocht in
Matabelenland (Rhodesia) liet ondernemen,
een gesprek te hebben gehad met kapitein
of onderkapiteins
in zijn hoofdstad, gelegen aan de samenvloeiing
van Palala- en Liinpoporivier. Selieka is de
broeder van Khama, het hoofd eener andere
Kafferstam, die eenige jaren geleden Enge
land bezocht. Om een of andere reden had
Selieka die allesbehalve Engelschgezind
was verschil gekregen met Khama, die
op een goeden dag trachtte hem al zijn vrou
wen en vee te ontnemen en hem-zelf van
kant te maken, op z’n Kaffers uitgedrukt «op
te eten«. Het was Selieka echter gelukt bij
tijds door de Limpopo te vluchten en zich
onder bescherming van Transvaal te stellen.
Ik kwam toen terug van een zeer merkwaar-
digen tocht naar Lobengula, koning der Ma
tabelen en bleef een paar dagen met mijn
ossenwagens bij Selieka over. We spraken
over de vrees der Kaffers voor een inval der
Engelschen in Matabelenland, waarbij Khama,
geheel betooverd, zóoals Selieka zei, door de
Engelschen, dezen zou helpen. De Kaffers
bleken uitstekend op de hoogte van de din
gen, die komen zouden. Ze roken het ge-
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
Toen Hermanns uit den tuin van de villa trad, ver
sperde een havelooze gestalte hem den weg.
«Een kleinigheid, mijnheer!» klaagde de oude Grüber
met zijne schorre, stotterende stem.
«Luie vagebond!» riep de amerikaan kwaad uit, en
toen de bedelaar hem indringend volgde hief hij den
stok omhoog en sloeg naar hem.
De dronkenlap tuimelde achteruit, viel neder en lag
een poosje, brommende en vloekende op den grond.
Vervolgens ging hij opstaan en strompelde den vreem
deling na met vijandelijke blikken.
Hermanns stond in de gang van de dorpsherberg zijn
bevelen te geven, toen de oude zijn grijs hoofd door
de opening der deur stak. Bij ’t volle licht der lamp
zag hij den heer voor zich, die hem geslagen had.
En plotseling werden de kleine roodachtige drinke-
broersoogeu groot en strak. Eene herinnering schemer
de door de benevelde hersens, als had die man met
hare slaapkamer. Zij wilde een beschermer hebben, als
de gehate het wagen durfde nogmaals bij haar binnen
te dringen. Voor het dreigend gebit van den hond zou
hij terugdeinzen. Hij bezat slechts moed tegenover
een zwakke vrouw, zooals zij altijd geweest was.
Ja, zwak erbarmelijk zwak!
Met verpletterend berouw overdacht zij haar leven,
vooral dat van het laatste jaar.
Waarom had zij door bedrog hare vrijheid trach
ten te herkrijgen Door een misslag, die haar nu erger
dan ooit in zijn macht leverde? Waarom was zij dien
krommen weg opgegaan, waarop geen terugkeeren,
geen redding meer mogelijk was? Had zij toch maar
met onwrikbare vastberadenheid verklaard: «Ik blijf
niet bij den man dien ik veracht!» Wie had haar dan
kunnen dwingen tot het voortduren van een huwelijk,
waarvan zij zich tot eiken prijs wilde losmaken?
Zij had vrij kunnen zijn, als zij eerlijk en onbe
schroomd voor haar recht gestreden had. Zonder haar
ziekelijke angst voor hem, die haar zoo laf had ge
maakt; zonder haar beklagenswaardig gemis aan wils
kracht.
Zij had een gevoel, als moest zij met het hoofd tegen
den muur loopen onder de kwelling dezer zelfbeschul
diging, dezer te late bekentenis. Zij wist niets te harer
verontschuldiging aan te voeren als hare eenzelvige
jeugd, hare opvoeding in een gesticht, welke haar zoo
slecht gewapend had om krachtig voor haar menschen-
recht op te komen. Maar zij was eerlijk genoeg ook
zich-zelve te bekennen, dat eene andere tfrouw ge
durende zoo’n zestal jaren in Amerika haar karakter
wel zou gestaald hebben. O, zij boette zwaar voor hare
weekheidZij .werd streng gestraft voor haar leugen,
waarin zij zich willelooshad vastgestrikt.
Voor den geliefden man wilde zij haar hart nog
uitstorten; hem haar mislukt leven vertellen, opdat hij
met vriendelijk medelijden aan haar zou kunnen den
ken, als zij dood was.
De hond sliep aan hare voeten. Het huis lag in
diepe rust. Men hoorde het ruischen van de beek, die
om den kant van den tuin heenliep, terwijl zij met een
koortsachtig rood op de wangen bij de lamp zat te
schrijven.
Op ééns sprong de hond op, luisterde en begon te
blaffen. Men hoorde een luid geroep in huis, een kreet
van schrik. En toen hepen haastige schreden de trap op.
«O, mevrouw, een ongeluk! Een vreeselijk ongeluk!»
Zoo klonk ’t met de grootste opgewondenheid in ’t
oor der eenzame, die juist afscheid nam van ’t leven.
VERKIEZING VOOR DEN GEMEENTERAAD.
De BURGEMEESTER der Gemeente Sneek,
Brengt ter algemeene kennis, dat eene verkiezing
van een lid van den Raad dezer Gemeente zal plaats
hebben op Dinsdag 27 Augustus e. k.
dat op dien dag, van des voormiddags negen uur
tot des namiddags vier uur, daartoe bij hem kunnen
worden ingeleverd opgaven van Candidaten.
Deze opgaven moeten inhouden den naam, de voorlet
ters en de woonplaats van den Candidaat en onder-
teekend zijn door ten minste vier en twintig kiezers,
bevoegd tot deelneming aan deze verkiezing.
De tot invulling bestemde formulieren voor deze op
gaven zijn kosteloos ter Secretarie dezer gemeente ver
krijgbaar en wel op de gewone bureau-uren gedurende
veertien dagen vóór en op den dag der verkiezing.
De inlevering der opgaven moet geschieden persoon
lijk door een of meer der personen, die haar hebben
onderteekend. De Candidaat kan daarbij tegenwoor
dig zijn.
De Burgemeester brengt hierbij in herinnering art.
151 der Kieswet, luidende als volgt:
Hij, die eene opgave, als bedoeld in art. 51 inle
vert, wetende dat zij voorzien is van handteekenin-
gen van personen, die niet bevoegd zijn tot deelneming
aan de verkiezing, waarvoor de inlevering geschiedt,
terwijl zonder die handteekeningen geen voldoend aan
tal voor eene wettige opgave zou overblijven, wordt
gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie
maanden of eene geldboete van ten hoogste honderd
twintig gulden.
Met gelijke straf wordt gestraft hij, die wetende
dat hij niet bevoegd is tot deelneming aan de ver
kiezing, eene voor die verkiezing ter inlevering be
stemde opgave, als bedoeld bij art. 51, heeft ondertee
kend.
Voorts maakt hij bekend dat, zoo noodig, de stem
ming en de herstemming resp. zullen geschieden op
Maandag 9 en Vrijdag 20 September a. s.
Sneek, den 20 Augustus 1901.
De Burgemeester voornoemd,
ALMA.
vaar, dat hen dreigde. Een der indunas van
Selieka vroeg mij o. a. of de Boeren de En
gelschen zouden helpen of de Kaffers. Ik
antwoordde, dat de vrager wel wist, dat wij
de Engelschen nooit zouden helpen. Neen,
antwoordde de Kaffer, ik glo dat ook nie,
want die Boeren het dat nog nooit gedaan
nie. Maar zie jelui Boeren dan niet, dat die
Engelschman plan maakt, om jullie ook in te
slok. Hij gaatmos (immers) rondom julle
heen, et hij het julle al amper heelemaal in-
gesluit. Zie julle dan niet, as hij Matabelen
land vat, dan is julle heelemaal ingekraald
(ingesloten). Ik vroeg weer of de Kaffer dan
meende, dat de Engelschen waarlijk die groote
Matabelenstam zouden «baas raken». Hij
antwoordde»Ja, ik weet nie, Lobengula is
een sterke koning, zijn mannen is duizenden.
Die Engelse beteeken niks nie, maar hulle
het banje groot roers (kanonnen) en die skiet
banje ver en ons Kaffers het nie dan klein
roers (geweren) nie. Ik weet nie, als julle
nie help nie, dan zal dit maar hard gaan
om die Engelse te keer.
De Kaffer heeft goed gezien. De Engel
sche invallers, veilig achter hunne maxims,
schoten de dappere Matabelen neer, verwoest
ten een gansche Kaffernatie. Eerst waren
wapens aan de Kaffers verschaft onder voor
wendsel, dat de Boeren gereed stonden om
Matabelenland te veroveren. In Kaapsche
kranten kan men naslaan, dat aan mij met
enkele andere «vrijbuiters» dat plan werd
toegeschreven en was men reeds zoo zeker
van zijn zaak, dat ’t bericht, dat Janson en
zijn expeditie we waren met ons vijven
van blanken en dan nog eenige Kaffers to
taal was vernietigd. Maanden daarna liet mijn
vrouw mij mijn eigen doodbericht lezen. De
geweren, door Rhodes aan de Matabelen ge
geven, om ons te dooden, hebben later den Kaf
fers gediend om toch nog eenige Engelsche
landroovers naar de andere wereld te helpen.
Zoo is er in de Kaffers een vast geloof in
de superioriteit der Boeren en een groot ver
trouwen op hunne rechtvaardigheid verre
boven de Engelschen, waarmede zij in aan
raking kwamen. Geslachten van Boeren en
Kaffers hebben nauwen omgang met elkaar
gehad en beide zijn zuiver gebleven van ver
menging en beide zijn daar trotsch op. Waar
de Engelschen met de Kaffers in aanraking
l.
1
0
1
1
1
r
i
i
a
imhi