NIEUWS- EI AIH ERTBKTIEBLAD
VOOR. SNEEK ES «ISMES.
Onderzoek mjfloteiirs.
De bemanning ter wintervaart.
56e Jaargang.
Woensdag 13 lïcvexnberf 1601.
Uo. 91.
Op het laatste oogenblik.
i
w
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Orficieele Advertentie.
FEUILLETON.
- f.
Roman van Henriette v. Meebheimb.
F
15.)
Hit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS,
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 2*/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Sneek
roepen bij deze opden milicien verlofganger ALE
VA.N der SCHAAF, loteling der gemeente Sneek van
de lichting 1899 no. 9, behoorende tot het Korps Pon
tonniers, om, in uniform gekleed en voorzien van alle
door hem bij het gaan met groot verlof medegenomen
kleeding- en uitrustingstukken en zakboekje met ver
lofpas, deel te nemen aan het onderzoek, hetwelk door
den Militie-Commissaris in het 2e district van Fries
land zal worden gehouden op Vrijdag den 6 Decem
ber 1901, des voormiddags 10 uur in het Waaggebouw
te Heerenveen.
Zij herinneren genoemden verlofganger, dat bij niet-
voldoening aan deze oproeping, de bij de Wet bepaalde
Straffen op hem zullen worden toegepast.
Sneek, den 11 November 1901.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
JAC. v. d. LAAN, Secretaris.
F
blankheid der visch in gevaar te brengen.
Op de matrozen volgt in rang de oude jongen.
Deze heeft in den regel den ouderdom van 16
a 17 jaar bereikt en 4 a 5 jaren vaart. Hij
zorgt voor ’t schoonhouden van ’t dek en de
ruimen. Hij is den stuurmansmaat behulpzaam
bij ’t opbergen van de visch: bij ’t schieten
van de beug is hij de vast aangewezen per
soon om de joonen buiten boord te zetten. Bij
zijn verschillende werkzaamheden helpen hem
de 3 jongeren, waarvan we den jongsten, den
prikkenbijter, gehad hebben. Evenwel blijft
de oude jongen de aansprakelijke persoon voor
zijn werk. De oude jongen bekleedt zijn be
trekking één of twee jaar, om dan tot matroos
op te klimmen.
De omtoor volgt op den ouden jongen. Om-
toor komt af van onthoofden. Bij de zoutvaart
zet hij den kabeljauw den kop af, welke dan
verder ontleed wordt door den vischsnijder of
den man van de snee. Vormt ’t lichaam van
den kabeljauw de ons bekende zoutevisch, ook
de kop levert nog veel goeds. De kaken zijn
de in den handel gebrachte kibbelen. Een ton
kibbelen vertegenwoordigt een waarde van 12
tot 18 gld. of gemiddeld 15 gld. Elke tien ton
visch, dus elke 350 kabeljauwen leveren 1 ton
kibbelen. De zeer smakelijke keeltjes en lip
jes moeten mede zeer zorgvuldig uit den kop
gesneden worden. Uit 40 ton zoutevisch of
1400 kabeljauwen wordt 1 ton keeltjes en
lipjes verkregen. De waarde hiervan variëert
zeer, doch gemiddeld kan men die stellen op
f 55 per ton.
De inbakker is de elfde in rang aan boord.
Zijn bijzondere bezigheid bestaat in ’t ordenen
der lijnen gedurende het inhalen van ’t visch-
tuig (het inbakken der lijn). Hij hanteert de
lantaarn bij het in zee zetten van de beug en
fungeert als tweede keukenmeid, telkens als de
kok zijn plicht als matroos moet vervullen.
Men kan zich voorstellen, hoe zoo’n inbakker
na een ontvangen schrobbeering van schipper
of bemanning uit wraak de rijst laat aanbran
den na er eerst ’t bovenste van te hebben af
gegeten. Zijn baantje is niet ’t gemakkelijk
ste aan boord, te meer als wij zijn jeugd in
aanmerking nemen. Vooral bij de schelvisch-
vaart heeft hij ’t dikwijls hard te verantwoor
den. Den ganschen nacht moet hij aan ’t dek
staan om de lijnen in te bakken met de bloote
handen en wordt hij slechts nu en dan ver
vangen. Vooral als de thermometer onder ’t
vaart* is, (d. w. z. ze versch in de haven bren
gen wil), heeft de stuurmansmaat steeds de
leiding. Met den schipper deelt hij de achter-
kajuit en hij is hem behulpzaam in alles wat
de huishouding van ’t schip betreft. Bij de
«zoutvaart* (als de gevangen kabeljauw en
schelvisch aan boord reeds gezouten wordt)
is ’t spoelen en zouten der visch aan zijne bij
zondere zorgen toevertrouwd. Niet alleen ’t
snijden, ook ’t spoelen moet met zorg geschie
den. De graat moet zuiver worden uitgewron
gen, totdat de laatste druppel bloed verwijderd
is. Ook ’t schoonmaken bij den nek mag niet
worden veronachtzaamd. Een niet'zorgvuldige
behandeling veroorzaakt gele vlekken en het
spreekt van zelf, dat blanke visch een eerste
vereischte is om goeden prijs te maken.
Het toezicht op ’t lens houden der pompen
is mede zijn taak en evenals wij des avonds
onze deuren zorgvuldig sluiten, alvorens wij
ter ruste gaan, zal de stuurmansmaat ook steeds
zien of alles veilig is, voor hij de aardsche
zorgen gaat vergeten.
Bij de «versch vaart* heeft hij mede de zorg
voor de visch, die op juiste wijze in de bun
moet gedaan worden; want hiervan hangt ’t
in hoofdzaak af, of de visch al of niet levend
zal blijven.
Terwijl bij de ..zout', aart de kabeljauw, zoo-
dra deze aan de oppervlakte van het water
verschijnt met een haakje scheep wordt ge
haald, wordt deze bij de »verschvaart« zeer
behoedzaam met een schepnet aan boord ge
nomen en zeer voorzichtig van den hoek in
den bek bevrijd. De stuurmansmaat neemt
daarna den kabeljauw behoedzaam in de armen
met den staart over den schouder en wiegt
hem gedurende eenige oogenblikken. Deze
manoeuvre dient om den visch van de lucht
te bevrijden, die zich in te groote hoeveelheid
in de zwemblaas bevindt en waardoor de ka
beljauw niet onder water kan schieten. Daarna
buigt hij zich op de knieën over de bun en
laat den visch voorzichtig daarin glijden.
Nog zorgt de stuurmansmaat voor de ijs-
visch en de behandeling daarvan. Ook bij
plotseling overlijden op zee moet hij den schip
per kunnen vervangen. De belangrijkheid zijner
betrekking zit ook nog hierin, dat zijn voor
beeld van grooten invloed is op ’t gedrag der
bemanning. Hij is de veldheer, die door een
bemoedigend woord niet alleen, maar door een
flink optreden vele leemten kan aanvullen en
den weifelaar bezielen.
Aan boord bevinden zich verder zes matro
zen, waarvan door loting bij den aanvang van
elke campagne één als kok wordt aangewezen.
Het lot beslist derhalve, wie ’t best kan koken.
(Dat een goede keukenmeid een trek uit de
loterij is, weten vele onzer lezers, maar dat
een goede kok gevormd wordt door ’t lot,
was hun zeker niet bekend.) De kok zorgt
voor den pot en voor ’t schoonhouden van
vaatwerk en ketels. Zijn extra-loon bestaat
uit een kruik traan, inhoudende 2ys Liter per
reis; daarvan kan hij 75 cent bedingen.
Een matroos wordt, zoodra hij door ’t lot tot
kok is aangewezen, niet meer bij den naam,
maar kok genoemd. Misschien is dit een ma
noeuvre van de bemanning, om hem daardoor
telkens aan zijn betrekking te herinneren en
hem aldus belangstelling voor zijn vak in te
prenten.
Het is licht te begrijpen, dat ’t niet gemak-
kelijk is, opeens voor ’t bereiden van een fijn
diner te staan, als men van de kookkunst nim
mer zijn fort heeft gemaakt en ’t lot eenvoudig
iemand tot kok heeft gepromoveerd. Maar de
kameraden zijn niet moeilijk. Voldoet de kok
eens niet aan de eischen, die aan een goeden
kok gesteld behooren te worden, dan is de
♦conige straf, die hem wordt opgelegd, dat hij
plechtig belooft, 't den volgenden dag beter
te zullen doen.
De leeftijd der matrozen is in den regel niet
onder de 18 jaar. De leertijd variëert van 5
tot 7 jaar. Gemiddeld heeft de zeeman dus
6 jaar gevaren, alvorens een goed bevaren
matroos te zijn. Niet elke matroos is een goed
vischsnijder. Een eerste vereischte is, zuivere
graten te snijden, d. w. z. te zorgen, dat er
geen visch aan de graat blijft. De graat moet
dicht schier achter de eerste vin worden afge
sneden, omdat daardoor de laatste droppel
bloed kan worden verwijderd, een eerste voor
waarde om de visch blank te houden. Een
kenteeken van een goed snijder is, dat hij
dicht langs de pees weet te snijden, die boven
de graat aan de rugzijde zit. Een eigenaar
dige uitdrukking bij het zeevolk naar aanlei
ding van de hier gemaakte opmerking is:
«Zuinige graten en versche levers snijden.*
Dit laatste gedeelte (versche lovers snijden,)
komt daaruit voort, dat liever een kleine kwan
titeit visch mag worden geofferd, dan ’t gevaar
te loopen, door de lever te beschadigen, de
De kamers boven lieten ook nog al iets te wenschen
over; maar ’t vooruitzicht bestond, dat men waarschijn
lijk reeds het volgende jaar naar Berlijn zou kunnen
verhuizen.
En: «Raum ist in der kleinsten Hütte!* citeerde
Königseck met zijn gewoon sarcastisch lachje, als
schoonmoeder en verloofde nauwkeurig naar alles
informeerden.
Het kerstfeest vereenigde de gezamenlijke kinders,
schoonzoons en kleinkinderen in Wesendorf. Königs-
eck bracht er minstens de helft van zijn verloftijd
door. Baby was al te ongelukkig bij de gedachte, dat
hij werkelijk den geheelen tijd op Sandhagen logee-
ren zou. Haar bidden en smeeken liet zich zonder
grof te worden niet afslaanen zoo moest hij dus
wel goed- of kwaadschiks het kerstfeest met zijn kin-
derlawaai en gejubel, met kerkgaan, koraalgezang,
armenbedeeling, peperkoeken en verlichte kerstboomen
over zich laten heen gaan.
Kersttijd was de mooiste tijd van ’t geheele jaar,
beweerden de Wesendorfer kinderen. De hemel stuur
de ook ditmaal flink vriezend weder met witte, kra
kende sneeuw, met rijm bedekte boomen en kille,
roodachtig schijnende zon. Het geheele huis was lek
ker verwarmd door flikkerende vuren in de groote
haarden, en de innige liefde, die allen verbond, kwam
thans inzonderheid aan den dag. Het versieren van
den van den vloer tot aan den zolder reikenden, prach
tig evenredig gegroeiden dennenboom, was voor hen
nog een even gewichtige en geliefde arbeid, als in hun
kindertijd.
De zonen, de gehuwde dochters, Baby en de zeven
kleinkinderen, alles stijfselde, plakte, behing de don
kergroene takken met klatergoud en snuisterijen, tot
de kerstboom in vollen luister prijkte.
der dennen, de peperkoeken en de kleine en groote
verrassingen.
Königseck’s dood-onschuldige omgeving schoof zjjne
schijnbaar gedrukte stemming op een zich onder hen
min of meer vreemd gevoelen; allen deden daarom
hun best, bijzonder hartelijk te zijn.
Deze man, ofschoon hij thans zoo na tot den familie
kring behoorde, was en bleef voor hen altijd een vreem
deling, maar ieder trachtte dit gevoel ter wille van
Baby te onderdrukken.
De heer van Brandenfels was wel is waar eerst van plan
een min of meer ernstig gesprek onder vier oogen met
zijn aanstaanden schoonzoon te houden over diens schul
den, met geëischte en gegeven beloften voor de toe
komst, maar daar hij heel graag een moeielijke zaak
ontweek, zoo zag hij in het oogenschijnlijk min of meer
verstrooide en bedrukte uiterlijk van den verloofde de
bewijzen van innerlijken inkeer, en besloot dus niets of
in elk geval slechts eenige welmeenende woorden kort
voor zijn vertrek te zeggen.
Opgebeurd door dat besluit gaf hij zich over aan
zijne goedhartige joviale stemmingen blijdschap over
Baby’s geluk, die haar verloofde van de eene tafel naar
de andere trok, opdat hij alles goed zou kunnen be
kijken.
Königseck’s geschenk voor zijn verloofde, een ster
van diamanten, die hij zelf heel handig in de blonde
haarkroon stak, gaf nu juist niet den indruk van toe
komstige spaarzaamheid, en de heer van Brandenfels
zou heel graag geweten hebben, of dat kostbare ge
schenk ook al »in dank gequiteerd* was.
Hij onderdrukte echter die lastige vraag toen hij
het stralend gezichtje van zijn dochtertje zag, wie dit
nieuwe sieraad zoo allerliefst stond.
Wordt vervolgd.
’t Was voor Königseck een vreemde wereld, waar hij
in staarde; maar het hielp hem niets. Baby’s kleine
handen trokken hem mee naar alles toe naar de bedee-
ling der dorpelingen in de groote met dennengroen
versierde gang, waar de lange wit gedekte tafels bo
gen onder den last van vesten, broekjes, rokjes, capes,
leien, allerlei soort speelgoed, peperkoeken en ap
pelen. Hij moest de door Baby eigenhandig aange
kleeds poppen voor de kleine boerenmeisjes bewon
deren, en de gezamenlijk aangeheven kerstliederen
zoo al niet meezingen, dan toch in elk geval geduldig
mee aanhooren.
Neen, niets bleef hem bespaard
Vóór de eigen bedeeling las de heer van Branden
fels het kerst-evangelie aan alle verzamelde huisge-
nooten voor en daarop zongen de heldere stemmen
der dochters en de zwaardere der zonen het heerljjke
lied«Stille Nacht heilige Nacht.*
Hoe vreemd klonken al die woorden hem in ’t oor
als een sprookje uit verren, verren tijd 1
Hij herinnerde zich eigenlijk geen kerstfeest meer,
waar een kerstboom voor hem brandde. In zijn offi-
cierstijd sloeg hij de uitnoodigingen van bevriende fa
milies geregeld af. Hij hield nu eenmaal niet van die
familiepartijtjes met kerstboomen, kerstbrooden en
kinderlawaai of hoe die feestelijkheden dan anders
ook mochten heeten.
Heden moest hij het jarenlang verzuimde voor goed
inhalen. De kleine spruiten van Rotenburg en Hakes,
die op stok- en hobbelpaarden door alle kamers jaag
den en aan hunne nieuwe trompetten gillende, oorver
scheurende geluiden ontlokten, konden prikkelbare ze
nuwen bepaald niet best uitstaan. Maar niemand
dacht er aan, hen te weren. Kindergejuich en lawaai
behoort bij een echt kerstfeest, evenals de harslucht
In een vorig artikel schreven we over den
jongsten van de uit 12 of 13 koppen bestaande
bemanning van een visschersvaartuig ter beug-
vaart en noemt men dien den prikkenbijter,
thans zullen we de andere mannen eens nagaan.
De schipper is ’t hoofd, de kapitein. Naast
den patroon beslist hij over den geheelen gang
van zaken. Op zee heeft hij onbepaalde macht
en behoudens eenige algemeene bepalingen,
regelende de wijze, waarop moet worden ge-
vischt, is ’t raadzaam hem in de uitoefening
dier macht zoo weinig mogelijk aan banden te
leggen. Het initiatief zou daardoor op ge
voelige wijze worden benadeeld en ’t gezag
zou te veel daaronder lijden. De keuze van
den schipper is dus een belangrijke zaak.
Naast den schipper staat de stuurmansmaat.
Hij zorgt aan den wal voor ’t in ontvangst
nemen der victaliën (leeftocht) en alle benoo-
digdheden ter visscherij dienende. Ock het
vischaas is aan zijn zorgen toevertrouwd. Ver
der heeft hij de zorg over schip en tuigage
en de werkzaamheden in ’t algemeen. Bij ’t
uitzetten der boot, hetgeen bij de beugvis-
scherij vooral noodig is, als men aan de «versche
J
ZESDE HOOFDSTUK.
Vervolg.)
Mevrouw van Brandenfels schikte zich er dan ook in,
hoe zwaar ’t haar ook viel, zelf niet naar den Elzas te
reizen, om eene woning voor het jonge paar uit te zoe
ken en in orde te maken. Zjj had anders voor hare
dochters alles tot in het geringste in orde gemaakt,
de keuken-menu voor de eerste week ontworpen en
alle voorraden geleverd. Dat zij dat nu juist bij Baby
niet doen zou, was haar dubbel pjjnlijk.
Königseck beloofde intusschen met behulp van een
geschikten behanger en de welwillende medewerking
der regiments-dames alles in orde te laten brengen,
en Baby beweerde, dat het haar juist pleizier deed, zelf
standig te worden. Zij zou dan precies aan mama
schrijven, hoe’t geworden was. In werkelijkheid gaf
Königseck zich niet veel moeite; noch met het zorgen
voor eene woning, noch met andere beschikkingen voor
de gezellige huiselijkheid zijner jonge vrouw.
De keuze uit ledig staande huizen was trouwens ook
niet groot. De allerliefste villa’s van de voorstad
waren allen in vaste handen. Hij nam ten slotte de
op de eerste verdieping gelegen woning van een der
beste huizen aan het marktplein. In de beneden
verdieping was echter eene restauratie, waar de bur
gers van het stadje hun «glaasje wijn* onder veel
[rukte gebruikten.
1
di
i
i
i
OURAN