NIEUWS- EN AIIWTIWUI) I Zaterdag 16 November 1601. No. 62. 66e Jaargang. Op het laatste oogenblik. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. VOOR 250 JAREN. FEUILLETON. i I Wordt vervolgd. 16.) Wordt vervolgd. Hit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. Roman van Henriette v. Meerheimb. in zijn garnizoensplaats vernomen had, dat’tïndena- Van de St. Martini-kerk vertelt hij ook weinig bij zonders Aan de noordzijde, voor de Raadsbank, ligt Groote Pier begraven. Agge Piers, een voortreffelijk man, goed patriot en liefhebber der vrijheid, stierf naar zijn wensch voor den ondergang der vrijheid, voordat de Saksers mees ter over Friesland werden, juist op 22 Juli 1499. Denzelfden dag kwamen Albrecht van Saksen en zijn zoon George binnen Sneek. Agge Piers werd begra ven aan de Zuidzijde in dezelfde kerk. Het water in Sneek. Onze stad is nog niet misdeeld van binnengrachten, maar in 1660, en ook nog op veel later datum, was er veel meer water’t geen met de bolwerken, aan meer en de stad een heel ander voorkomen gaf. Door de dere vaarten en vaartjes waren er meer bruggen brugjes, waarvan nu zoovele verdwenen zijn. Werkelijk mogen we zeggen, dat ’t water een ge heel ander karakter aan een stad geeft. Neem Parijs of Brussel en verander de breede dichte boulevards in schilderachtige grachten. Neem omgekeerd, neem Amsterdam en demp daar de vele grachten, die ’t bijzondere aan de stad geven. Maar ook hier. Stellen we ons thans bv. ’t Groot- zand voor met Wip en Suupmarkt en dan geheel gedempt. Geen schepen meer in ’t watergeen bruggen, die, als ze open zijn, ’t verkeer stremmen breede trottoirs, mooie boomrijen, ruim baan voor rijtuigeneen fiets pad. Wat zou zoo’n stadsgedeelte er anders uitzien! Mooier We weten ’t niet. Gerieflijker ’t Heeft z’n vóór en tegen. Nu, gelijk we thans Grootzand, Achterom, Kleinzand, Hoogend, Suupmarkt en Wip nog open kennen, zoo waren er destijds veel meer straten, We zullen geregeld de wateren noemen. Heeft de lezer ’t vorige artikel gezien, dan zal het orienteeren niet te veel inspanning vergen. A lions done 1 Onder de vroegere pijp tegenover ’t Badhuis, waar nu nog een brugje is, liep ’t water van uit de stads gracht naar de Neltjeshaven, die doorliep achter het Stadhuis en de stins van jhr. Duco langs. Vlak bij de Broerekerk was een pijp, waaronder ’t water verder liep tot waar nu de gevangenis is. Dan liep ’t water weer zichtbaar verder tot ongeveer waar mevr. Schaap woont. Daarna zag men ’t (midden in ’t tegenwoor dige Schapenplein) weer en ook vrij wat verbreed om bij Wip en Grootzand aan te sluiten. De zijl bij ’t huis van mevr. Schaap heette toen Neltjes Zijl en de streek voor de huizen, waar nu de VERGADERING van de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Sneek, op 12 November 1901. Aanwezig de heeren P. Reinouts van Haga, Voor zitter, J. Smit Ezn., A. L. Hansma, A. Dekker, W. Nieveen, E. Priester en de Secretaris J. van Loon. Afwezig met kennisgeving de heer S. Henstra. 1. Na opening der vergadering worden de notulen der heeren Stockmann, Feenstra en Zandstra wonen, de Koornmarkt. Ook lag er een brug om van ’t Oudst Koffiehuis vlak voor de huizen van de heeren Feenstra en Zand- stra te komen. Daar waar nu de steeg op de Suupmarkt is, was vroeger een haventje, dat liep tot vlak bij de Wijde Burgstraat. Aan de noordzijde der Suupmarkt was dus ook nog een brugje noodig. Laten we opmerken, dat de zuidzijde der Suupmarkt (dus van den heer Bakker tot den heer Doodkortej toen Potstraat heette. Op ’t hoekje tusschen de heeren Feenstra, Branden- burgh, Kuperus en Bakker had men destijds vier bruggen, afzonderlijke bruggen. Vooreerst over de Suupmarkt (tusschen Bakker en Kuperus). Dan twee bruggen om van beide kanten der Suupmarkt naar ’t Kleinzand te komen en eindelijk de brug over ’t begin van ’t Kleinzand. Van die vier bruggen zijn derhalve nu slechts twee, en dan nog aaneenverbonden, over. Een dezer vier bruggen was noodig, omdat de Poor- tezijlen (de naam spreekt duidelijk) nog open waren. Van de Suupmarkt enz. kon men dus tusschen de Poor- tezijlen (Potterzijlen, zegt de schrijver van 1660; mis schien staat die naam in verband met Potstraat!) door varen; dan onder een brug door een brug van Burg straat naar Oosterdijk en daarna liep ’t water door de Pol tot aan de Nieuwe en de Leeuwarder Poort; daaronder door kreeg men de verbinding met de Stads gracht. Midden over de Pol, dus tusschen de huizen der heeren Swarts en Rinkes, was een brug. Laten we nog even opmerken, dat midden tusschen de Poortezijlen nog een gelegenheid was om over ’t water te komen. Nu liep ’t water ook nog van dat der Pol langs ’t bolwerk tot ’t in de Neltjeshaven uitkwam. Een brugje was aanwezig, om van de Leeuwarder Pijpsteeg naar de Nieuwe Poort te komen. Verder liep er een haventje van ’t Pothuis naar den Boterhoek en kwam zelfs op de helft van dit haventje een dwarsvaartje tot halverwege ’t midden van den Oosterdijk. Over ’t Kleinzand lag, behalve de tegenwoordige, nog een brug en wel vlak voor de Brouwerssteeg en ’tJouster veerhuis. Aan beide uiteinden der steeg bij de fabriek van den heer Wouda was een brug, een over ’t Grootzand en een over ’t Achterom. Juist over de eerste brug over ’t Grootzand, dus aan de andere zijde van het Grootzand, begon een haventje, dat uit ’t Grootzand doorliep in de richting naar hoek-Galigastraat. sneeuwde velden, breede slooten en hekken. «Lief is zij,* dacht Königseck, de lieve, slanke ge stalte beschouwende,die zoo zeker en gracieus op het smal geveegde tuinpad voor haar uitliep. «Althans zoo lang zij nog jong is Een beetje van het Gretchen- of KStchen von Heilbronn-genre, naif, met een vleugje van ’t sentimenteele. Liefst altijd voor mij op de knieën: «mijn hooge heer!« Nu, dat wen ik haar gauw afbij zijn eigen vrouw moet zooiets onuitstaanbaar zyn. Ik ben echter bang dat de moederlijke opvoe ding er moeilijk uit te krijgen is. O die met de moe dermelk ingezogen vooroordeelen eneischen! Vreese- lijk Tot een halverwege dragelijk huwelijk behoort tact en nogeens tact, en daarvan hebben deze aan hunne steeds opgewekte en voortdurend verliefde echt- genooten en vaders gewende dametjes zeker geen be grip. Eigenlijk moet het samenleven met ieder mensch moeilijk zijn. Er bestond slechts een enkele vrouw, wier banden ook in het huwelijk rozenketenen zouden jeweest zijn vervloekt! Ik wil niet aan haar lenken.* En toch sedert hjj pas voor eenige dagen bijheid van het stadje gelegen landgoed Villeneuve door erfenis aan een baron Montigni ten deel gevallen was, die het gedurende het warmere jaargetijde ook steeds bewoonde, draaiden zijne gedachten bijna onop houdelijk om het voor de hand liggende wederzien van Sibylle, van wie hij nu gauw acht jaren geleden onder zulke tragische omstandigheden gescheiden was. Zij en niemand anders was de slotbewoonster van dat land goed, dat kon hij heel goed weten uit de beschrijving harer persoonlijkheid en die van haar echtgenoot. Wonderlijk, hoe het spel des levens hen weder tot el kaar bracht! ZESDE HOOFDSTUK. Vervolg.) Men kon niet ontkennen dat Königseck smaak had, dat had hij trouwens ook bewezen bij de keuze zijner vrouw. De trotsche vader lachte in zijn vuistje; nu, en al was dat ding dan ook niet betaald dan kon men het rekenen als bij den uitzet te behooren, dan ging ’t immers in ééns door.- De eerste kerstdag was gelukkig tot den namiddag verstreken. Mevrouw van Brandenfels, vermoeid van alle drukte, trok zich voor een poosje terug. De Hakes en Rotenburgs genoten nog «hun eigen aardig familie-geluk*, zooals Königseck het noemde, waarvan slechts door gillend kindergeschreeuw, sonoor en helder lachen iets tot in de algemeene feestkamer doordrong. Daar Köningseck zich ook naar zijn kamer wilde begeven om brieven te schrijven, rolde Baby zich op haar lievelings-fauteuil als een kleine kat, dicht bij het haardvuur in elkaar; met het opgestapelde bord kerst gebak naast haar, verdiepte zij zich in haar nieuw boek, dat zij gisternacht heimelijk reeds half had uitgelezen. »Wat leest gij daar toch voor interessants, Gabrielle?< vroeg Köningseck weer binnenkomende. Van het ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 21/2 cent. Groote letters naar plaatsruimte. vorige gelezen en gearresteerd. 2. Worden gelezen de uitgegane stukken a. missive aan den minister van W., H. en N., waarbij ondersteund wordt het adres van Tilburg, tot verhooging van hel maximum gewicht van postpak ketten tot 6 KG. b. missive aan den Directeur der N. T. Mij om eene conferentie met eene commissie uit de Kamer. (Zie ingekomen stukken sub a.) De tegenwoordige Havenzijstraat, nu een steeg, was toen flink breed, doordat’t huis, nu bewoond door den heer H. J. Volkers en de aangrenzende panden, er niet waren. De havenstraat aldaar was toen nog een haven, die in verbinding stond met ’t Grootzand. Daarom was er ook voor den ingang der tegenwoordige Havenstraat een brug over ’t Scharn. Over ’t Achterom lag, juist tusschen de tegenwoor dige huizen van de heeren Wielinga (zeilmaker) en Kuipers (bierhuis) een brug. Ook was, wat nu Kleine Palen heet, niet gedempt en stond dat water met ’t Hoogend en, door de Kleine Paelens Pijp, met de Stadsgracht in verbinding. Aan de grachtskant ging men dus over dat water; door middel van de Kleine Paelens Pijp, aan de andere zijde (dus WielingaWellema) over een brug. Bij de Kleine Paelens Pijp (dus aan ’t Suyder Ron deel) stond vrij hoog een molen, ongeveer waar nu de touwslagerij van den heer Lankhorst is. De haven langs ’t Hans-Boelenshuis en den heer Gorter liep toen door tot vlak bij genoemden molen, dus tot ’t huis met het schip in den gevel. Waar nu de kleermakerij van den heer De Wolf is, stond toen ook reeds een gebouw vlak aan dezen haven. 'Van ’t Hoogend, vlak bij de Waterpoort, liep onder een brugje door het water in ’t Zuidend op tot ongeveer de helft dier straat, ging dan, weer onder een brugje door, ombuigen, kwam (bij ’t Te Huis) langs ’t bol werk doorloopen tot de St. Jacobstoren (voorbjj het Gymnasium) en zoo verder tot bij ’t Nocrder Rondeel. Een viertal brugjes, als men ze zoo noemen mag, lagen (tusschen St. Jacobstoren en Rondeel) over dit water. f Nu komen we in de eigenlijke stad. Er waren in dien tijd twee kerkende St. Martini kerk met ’t klokhuis, ongeveer zooals we deze nu ken nen, en de Broerekerk. De eerste stond destijds nog vrijer dan nu; de tegen woordige huisjes, die er in de Kerkstraat aan grenzen, waren er niet, gymnasium en «bargehok* evenmin de veemarkt was hoofdzakelijk bezet met woningen en ’t Kerkhof en de verdere ruimte om de kerk waren omge ven door een omheining. Op vier plaatsen was een toegang naar deze kerk en wel door een soort poort op den hoek bij ’t tegenwoor dige koffiehuis Wielenga, ook zoo’n ingang daar, waar thans de heer De Jong, ontvanger van Wymbritsera- deel, woont; een opening bij de leeds genoemde St. Jacobstoren en eindelijk eene, waar thans de beide hoerenhuizen voor den heer R. Paehlig gebouwd wor den. Door deze laatste passage kwam men op een soort binnenpleintje en zoo door de omheining. De tegenwoordige toegang langs ’t huis van den heer Boerrigter bestond niet. De Broerekerk stond tegenover ’t tegenwoordige hoekhuis van den heer Boschma, dus waar thans ge vangenis, plantsoen en pakhuis van den heer Smit staan. Deze kerk, hoewel niet zoo klein, was toch niet half zoo groot als de St. Martinikerk en stond bijna geheel vrjj. Stadhuis en Waag stonden, waar ze nu staan. Dicht bij ’t stadhuis (dus bij de Wjjnberg) stond aan de Marktstraat de stins, destijds bewoond door den eige naar, de edele jhr. Duco Martna van Burmania, griet man van Wymbritseradeel. ’t Weeshuis stond Achter de Broeren, vlak bij de Broerekerk, waarvan ’t tegenwoordige Weeshuis veel ruimte heeft bezet. ’t Gasthuis stond aan de Oude Koemarkt. (Men denke aan de tegenwoordige steeg bij den ingang der Zus terschool, waar men nog spreekt van «Achter ’t Gast huis.*) ’tHooghuis heette toen Albadahuis naar de edele familie van dien naam. (Denk aan Albadasteeg.) De schrijver van 1660 zegt, dat, wat nu ’t Wees huis is, eertijds een Kruisebroedersklooster was. Het Weeshuis heeft omtrent 50 kinders (dus in 1660). Verder zegt hij’t St. Anthonis-Gasthuis, ’t ver- maardste in gansch Westergo, placht omtrent 90 pro veniers te voeden, (proveniers zijn personen, die een kerkelijk inkomen genietendie zich voor zekere som het verblijf en de verzorging in een gesticht hebben gekocht.) Bij den heer Obbema alhier zijn prentbriefkaar ten met een afbeelding der Broerekerk verkrijgbaar. schrijven was niets gekomen. Hij besloot maar liever een wandeling te maken en zocht zijn vergeten hoed in de feestkamer. Een zenuwachtige gejaagdheid, die hem meermalen plaagde, hoopte hij door een flinke wandeling in den in winterdos prijkenden tuin te overwinnen. >0, iets heel moois*, zei Baby. «Elisabeth* van Marie Nathusius. ’k Heb ’t van mama present ge kregen en mag ’t nu lezen, omdat ik verloofd ben. Vroeger mocht het nog niet. Mijne zusters vinden ’t ook zoo mooi. Ge moogt mij niet verraden, Horst; ik heb er gisteravond in bed nog lang in gelezen.* «Mijn hemel, wat oude kost!* Königseck nam haar het boek uit de hand en begon er in te bladeren. «Dat’s zeker al in de voorwereld verschenen! Vroeger heb ik er al ’teen of ander nichtje mee hooren dweepen. Is dat niet de geschiedenis van een kurassiers-officier die zijn vrouw slaat?* «Hij slaat haar volstrekt niet,* antwoordde Baby verontwaardigd. «Hij wil haar eenmaal een oorveeg geven, maar het komt er niet toe. Daarna zijn zij ver schrikkelijk ongelukkig, maar ten slotte worden ze weer gelukkig ik heb een beetje vooruitgelezen, ’t Is echter ideaal heel verrukkelijk.* «Heel verrukkelijk? Een man met zulke stalknecht- manieren. Voor zoo iemand dweepen de dames? Bij zondere smaak.* Königseck lachte. «Nu, mijn kind, als je familie roman je bevredigt, dan is ’t mij wel. Dus om deze zelfs niet uitgedeelde oorveegen draait de geheele tragedie Daarover worden twee dikke deelen volgeschreven! Vrouwelijke hersens brengen al heel wat te voorschijn. Boven de meeste boeken uit dames-pen zou men ge- voegelijk als motto kunnen plaatsen«Das Unzulang- liche, hier wird’s Ereichnis!** «Wie zegt dat?* vroeg Baby naïf. «Wel, dat zegt een zekere Goethe. Dus in den «Faust* hebt ge uw neusje nog niet gestoken.* Baby schudde bedroefd het hoofd. «Ik ben heel dom, niet waar Zeg, Horst, wilt ge mij dat alles eens voorlezen, als wij getrouwd zijn?* «Voorlezen? Mijnengel, gij weet niet wat gij eischt! Dat moet men in zich opnemen, verwerken, zich eigen maken. Voorlezen zou daarbij ontheiliging zijn 1 Ove- ligens krijg ik een geeuwkramp als ik voorlezen zal en val reddeloos in slaap, als men mij voorleest. Ik heb echter boven in mijn koffer een heele hoop nieuwe fransche boeken. Wil ik je die halen «Och neen, Horst; fransch lezen lijkt altijd zoo’n beetje op les hebben bij mademoiselle. Mag ik mijn «Elisabeth* behouden «Zeker Verkneuter je verder in «Elisabeth* en haar galanten, oorvegen uitdeelenden echtgenoot! Gij zult mjj intusschen wel toestaan een wandeling te maken.* «Och, Horst, neem mij mee.* Het boek gleed onge merkt van Baby’s schoot op den grond. «Ik mag zoo heel graag een beetje met je alleen zijn.* «Goed, kom dan mee. Verkleed je dan gauw. Ik zal voor de deur op je wachten. Maar zorg er toch voor, dat geen van die verschrikkelijke, spektakel ma kende bende kinders meeloopt. Als men die alle dagen voor zijn oogen en ooren heeft dan wordt een Herodes met zijn Bethlehemschen kindermoord volkomen be grijpelijk. Avanti Baby was gauw klaar, in een warm, met pels gevoerd jacket, een kleine pelsmuts op de blonde vlechten gedrukt, in stevige lederen laarsjes en kort I rokje. Zij was een echt kind van het land en volko men berekend voor een frissche wandeling over be- I mu sbk n oiismm. A. d< I

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1901 | | pagina 1