behoorende bij de van Zaterdag 30 November 1901. De Stoelenmatster. k r Uit de Raadszaal. - l g r VERGADERING van den Gemeente raad van Wymbritseradeel, op Zaterdag, den 23 Nov. 1901, des voormiddags te 101/, uur. Tegenwoordig zijn eerst 12, na de installatie van den heer B. Okma te Woudsend, 13 leden. Afwezig de heeren D. Tromp en A. H. Tromp, bei den met kennisgeving. Voorzitter de heer M. H. Tromp, Burgemeester. Secretaris de heer J. Poppinga. Punten van behandeling: De Voorzitter doet mededeeling van: a. een schrijven van den heer D. Tromp, waarbij deze bericht, dat hjj wegens ongesteldheid verhinderd is, deze vergadering bij te wonen b. een schrijven van den heer A. H. Tromp, daarbij meldende, dat het hem niet gelegen komt bij deze vergadering tegenwoordig te zijn; o. een schrijven van h.h. Ged. Staten, dat bij hun college geene bezwaren zjjn ingediend tegen het besluit van den Raad tot toelating van den heer B. Okma te Woudsend, als lid van den Gemeenteraad. Bovenstaande mededeelingen worden op voorstel van den Voorzitter voor kennisgeving aangenomen en wordt overgegaan tot punt 3. Beëediging van den heer B. Okma als raadslid. De Voorzitter verzoekt den heer Okma binnen te ko men en maakt uit diens tegenwoordigheid op, dat hij bereid is de eeden. voorgeschreven door Gemeente- en Grondwet, af te leggen. De vereischte eeden, hierna door den Secretaris ge lezen, worden door den heer Okma in handen des Voor zitters afgelegd. De Voorzitter feliciteert den heer Okma met zijne benoeming en hoopt dat hij evenals een paar jaar ge leden, weer getrouw de belangen van de gemeente zal helpen bevorderen. De heer Okma neemt hierna plaats, zoodat nu 13 leden tegenwoordig zjjn. 2. Resumtie der notulen van de vergadering van den 2 Nov. 1.1. Nadat de notulen door den Secretaris zjjn gelezen, worden deze onveranderd vastgesteld. 3. Mededeeling van ingekomen stukken enz. a. Kennisgeving der familie, dat op 10 November 1.1. in den ouderdom van 71 jaren, na eene korte onge steldheid is overleden, de heer Wijger van der Meulen, Ambtenaar ter Secretarie der gemeente Wymbritsera deel. De Voorzitter stelt voor deze kennisgeving in de notulen op te nemen, met vermelding der vele en lang durige goede diensten door den overledene der ge meente bewezen, en de redactie hiervan aan het Dagel. Bestuur over te laten. Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt con form besloten.- b. Besluit van h.h. Ged. Staten, houdende goedkeu- Het diner, dat ter eere van de opening der jacht bij den markies de Bertrans gegeven werd, was bijna gedaan. Elf jagers, acht dames en de dokter zaten om de rijk gedekte tafel. Men sprak juist over de liefde, en was het oneens over de quaestie of men maar ééns of meermalen op recht van iemand kon houden. Voorbeelden werden aangehaald om de tegenovergestelde opinies met bewij zen te staven. De mannen dachten over het algemeen dat de liefde net was als een ziektezij kon meermalen terugkomen, ja zelfs kon ze doodelijk zjjn, als haar een hinderpaal werd in den weg gelegd. De vrouwen hielden vol, dat de liefde, de ware hei lige liefde, maar eens in zijn leven een sterveling kon vervullen, een idee, dat meer steunde op een poëtische gedachte, dan op waarneming van feiten. De markies zei daarentegen, dat het met de liefde net zoo was als met den dronkaard. Wie eenmaal aan den drank verslaafd is, drinkt altijd en wie eenmaal iemand bemind heeft, bemint altijd. «Het is een quaestie van temperament.® Eindelijk riep men dokter als scheidsrechter, en vroeg hem zijn meening. »Juist, zooals de markies zegt, het is een quaestie van temperament. Ik zelf heb een liefde gekend, die vijf en twintig jaar aaneen geduurd heeft, en die eerst met den dood eindigde.® De markiezin sloeg de handen ineen. «Ach, hoe heerlijk. Wat een droom, zoo bemind te worden. Wat een geluk voor dengene, die zoo aan gebeden wordt!* De arts lachte. «Werkelijk, mevrouw, U vergist zich daarin niet, dat een man het voorwerp was, dat bemind werd. U kent hem. ’t Is de heer Chouquet, de apotheker. Ook de vrouw hebt gij gekend. Zij is de oude stoelenmat ster, die jaar in jaar uit op uw kasteel kwam. Maar ik zal u alles duidelijker vertellen.® «Ongeveer drie maanden geleden werd ik aan het sterfbed van deze oude vrouw geroepen. Daags te voren was zjj in haar wagen, waarin zij woonde, en die door een ouden knol getrokken werd, aangekomen. Achter den wagen aan liep altijd een groote zwarte hond die haar vriend was. De priester was er ook reeds, en zjj maakte ons tot haar executeurs-testamen- tair, en om ons haar testament duidelijk te maken, vertelde zij ons haar heele levensgeschiedenis. Haar vader en moeder waren ook stoelenmatters. Een woning hadden ze niet, alleen maar trokken zij met den wagen rond. Reeds als klein meisje liep zij in lompen, vuil en smerig. Aan de grens van de dor pen, bij de begraafplaats, hielden zij stil en spanden zij uit. Het paard graasde, de hond sliep, de kleine sprong in het gras, terwijl vader en moeder in de schaduw van de olmen, rondkeken. Dan werd er con ferentie gehouden, wie er op uit zou gaan om in de huizen der dorpsbewoners te roepen: »De stoelen mat ter®. En dan, als er werk was, werd het stroo gevloch ten. Als het kind te ver weg ging of met een jongen uit het dorp liep, riep de vader woedend«Zal je eens gauw terugkomen, deugniet Dat waren de eenige lieve woorden, die zjj hoorde. Toen zjj grooter werd, liep zij verder weg en wan delde wel eens met jongens, maar toen riepen de ouders van de jongens: «Zal je eens gauw terugkomen, lum mel, moet jij met zoo’n bedelkind loopen Eens op een dag zij was toen elf jaar, zag zij, achter het kerkhof, den kleinen Chouquet, die huilde omdat een speelkameraad twee centen van hem weg genomen had. Die tranen ontroerden haar. Zij ging naar hem toe en toen zij hoorde, waarom hij huilde, gooide zij al haar bedelcenten in zijn hand, in het ge heel vijf en dertig cent. Zij droogde zijn tranen en in haar jeugdigen overmoed gaf ze hem een zoen. En toen zij merkte dat hij (die steeds naar het geld keek) dat toeliet, omarmde zij hemen liep weg. Wat ging er om bij dit arme wezentje Voelde zij iets voor den jongen, omdat zij hem haar laatste geld had geofferd, of omdat zij hem een kus had gegeven Dit geheim blijft altijd hetzelfde, zoowel voor armen als rijken. Maandenlang droomde zjj van hem. In het vooruitzicht hem eens weer te zien, bestal zij haar ouders, bedroog ze hier en daar de menschen, die stoelen lieten ma ken of stroo kochten, voor een stuiver. Toen ze terugkwam had ze een gulden in haar zak, maar ze kon den kleinen apotheker, die, netjes gekleed, achter de toonbank van den vaderlijken winkel en tus- schen de gekleurde flesschen zat, niet terugzien. Haar liefde nam daardoor nog toe. Zij bewaarde zijn onuitwischbaar beeld in haar hart, en toen zij hem het volgend jaar terugzag, achter de school, met zijn vriendjes voetbal spelende, ging zij naar hem toe, greep hem en kuste hem hartstochtelijk, zoo, dat hij begon te huilen. Daarna om hem gerust te stellen, gaf zij hem al haar geld, één gulden zestig cent- Hij nam het aan en liet zich liefkoozen, zooveel zij wilde. Nog vier jaren lang bewaarde zij al haar spaar- duiten, om ze tegen zijn kussen in te ruilen. Dan was het weer eens een daalder, eens een gulden, en den laatsten keer twee gulden vijftig, en toen lachte zij, gelukkig en tevreden. Zij dacht nog altijd door aan hem, en hij wachtte haar op met ongeduld, liep haar tegemoet, en dat deed haar zoo heerlijk aan. Maar toen verdween hij. Hij was naar een universi- teit gegaan. Dat wist zij, want zij had er overal naar gevraagd. Haar ouders had ze er eindelijk toe gekregen, hun weg te veranderen, en zij gingen naar zijn stadZij had hem in twee volle jaren niet gezien en herkende hem nauwelijks, zoo was hij veranderd. Hij was groot en mooi geworden, en zag er prachtig uit. Hij deed net of hij haar niet zag en ging haar negeerend voorbij. Twee lange dagen huilde zij, en sinds dien tijdleed zij. Elk jaar kwam ze terug en liep hem na, maar durfde hem niet te groeten, en hij deed net of hij haar niet zag. Zij hield hartstochtelijk reel van hem. Tot mij zeide zij«Dat is de eenige mensch, dokter, dien ik op de wereld gezien heb, ik weet niet, of er andere menschen bestaan.* Haar ouders stierven. Zij zette de zaak van hen voort. Alleen nam zij nu twee hon den, in plaats van een. Toen zij weer eens in het dorp kwam, waar haar ge liefde was, zag zij Chouquet gearmd loopen met een vrouw. Het was zijn eclitgenoote. Pas kort was hij getrouwd. Dienzelfden avond liep zij in den vijver voor het stadhuis. Een man haalde haar er uit en bracht haar in de apotheek binnen. De jonge Chou quet verpleegde de vrouw, maar herkende haar schijn baar niet. Zij wilde hem kussen, doch toen sprak hij «Wat zijn dat voor gekke dingen, doe toch niet zoo dwaas.® Dat was haar genezing. Zij had hem weer eens gesproken. En daarom alleen was zij gelukkig. Voor zijn moeite wilde hjj niets nemen, ofschoon ze er op aandrong hem te betalen. En zoo ging haar leven voort. Zij matte stoelen en dacht aan Chouquet. Elk jaar zag ze hem terug. Zij kocht bij hem haar medicijnen in voorraad. Zoo kon zij hem zien van dichtbij en hem geld geven. In het voorjaar stierf zij. Nadat zij mij haar ge schiedenis verteld had, verzocht ze mij, hem mede te deelen, dat ze voor hem gewerkt had, gespaard, al leen om zeker te zijn, dat hij nog wel eens aan haar zou denken, als ze dood was. Toen gaf ze me ruim twaalf honderd gulden. Bij haar laatsten ademtocht gaf zij den priester het geld voor de begrafenis en mij de rest. Den volgenden morgen ging ik naar de Chouquets. Zij zaten juist aan het ontbijt. Ik begon ontroerd over de zaak te spreken, ervan overtuigd, dat het hem treurig zou stemmen. Zoodra Chouquet begreep, dat hij bemind was ge worden door een vagebonde, een stoelenmatster,schaam de hij zich en was woedend. Het was hem net of hij zijn reputatie verloren had, alsof iets heerlijks en dierbaars hem ontnomen was. Zijn vrouw riep niets dan «Dat bedelmensch! Chouquet stond op, liep heen en weer en zei «Begrijpt u zoo iets dokter! dat een fatsoenlijk mensch zoo iets kan overkomen! Wat kan je daaraan doen? Als ik het eerder geweten had, dan had ik haar door de politie laten op pakken en gevangen laten nemen!* Ik was beteuterd over het resultaat van mijn goed werk. Ik wist niet, wat te doen of te zeggen. Doch ik moest volbrengen, wat ze me opgedragen had. «Zij heeft mij opgedragen, u haar spaarpenningen te geven, zoo wat 1200 gulden, maar daar de zaak voor u zoo onaangenaam schijnt te zijn, is het mis schien het beste dat geld aan de armen te geven.* Verbijsterd van schrik keken ze mij aan. Ik nam het geld uit mijn zak, vuil geld uit alle landen en streken, goud en koper door elkander. «Nu wat wilt u, dat ik er mee doe?« Mevrouw Chouquet sprak het eerst: «maar als het haar laatste wil is ik geloof, dat het niet zoo een voudig gaat, om het geld maar te weigeren.® De man zei«Wij kunnen er altijd nog iets voor de kinderen voor koopen.® «Zooals u wilt,* zei ik droogjes. «Geef u het maar hier, wij zullen er wel iets goeds mee doen«, zei hij. Ik gaf het geld en ging heen. Den volgenden morgen kwam Chouquet bij mij en zei«Maar ze heeft toch nog een wagen nagelaten, zij dat wijf daar. Wat heeft u daarmee gedaan?® «Niets, u kunt dien krijgen, als u dat wenscht.® «Zeker, hij hoort mij toe, en ik kan het hout best gebruiken voor mijn moestuin.® Toen ging hij weg. Ik riep hem nog na«zij heeft nog een oud paard en twee honden nagelaten. Wilt u die ook hebben?* Een beetje verlegen bleef hij staan«O neen, wat moet ik daarmee beginnen Doet u daarmee wat u wilt!« Toen begon hjj te lachen, greep mijn hand en drukte ze«Wat wilt u, de dokter en apotheker van hetzelfde dorp kunnen toch nooit vijanden worden, niet waar Ik zelf heb de honden genomen. De priester, een zeer edelmoedig man, nam het paard en de wagen heeft Chouquet. Voor het geld kocht hij vijf spoorweg-obli- gaties. «Dat is het eenige voorbeeld van liefde dat ik in mjjn leven heb leeren kennen.* De dokter zweeg. De markiezin, met tranen in de oogen, zuchtte «Waarlijk, alleen vrouwen kunnen werkelijk liefhebben.* ring van het kohier van schoolgeld over het 3e kwar taal 1901 c. Een schrijven van den heer J. Wierda te Hee- renveen, daarbij berichtende dat de besinteling van den weg van Tirns tot Anneburen is voltooid en de gemeente dezen weg dus in beheer en onderhoud kan overnemen. De Voorzitter zegt, dat dit schrijven aan den ge- meente-opzichter is ter hand gesteld, die hieromtrent rapporteerde, dat wel de besinteling is voltooid, doch dat niet geheel aan de door den Raad gestelde voor waarden, welke noodig zijn, is voldaan, daar de midden van den weg te weinig hoogte heeft en de glooiingen in betandingen afloopen, redenen waarom hij in over weging geeft, te antwoorden, dat bedoelden weg van Tirns tot de woningen van U. Winkler moet worden verhoogd en de glooiingen veranderd moeten worden, gelijk door den Raad werd bepaald. B. en W. doen hetzelfde voorstel, hetwelk zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt aangenomen. d. Een adres van A. J. Boersma en 2 anderen, uit makende het bestuur van den Frieschen Timmerlieden- bond, daarbij er op aandringende in de bestekken voor gemeentewerken een minimumloon en een maximum- arbeidsduur op te nemen, daar dit ook op den loon- standaard van invloed zal zijn en zal leiden tot verbe tering van den toestand der arbeiders in deze gemeen te; zij stellen voor een minimumloon van 15 cent en een maximumarbeid van 12 uur per dag te bepalen. e. Ben adres van de Vereeniging ter behartiging der belangen van verwaarloosde kinderen, er op wjj- zende dat door tal van rondtrekkende personen, die hun kost verdienen door muziek te maken enz., bij hun trekken van de eene naar de andere plaats veelal ver gezeld zijn van een of meer kinderen, terwijl het geld meest door eene vrouw, die een of meer kinderen bij zich heeft, wordt opgehaald, en het Gemeentebestuur daarbij uitnoodigende mede te helpen om dit verkeerd gebruik tegen te gaan en de gezondheidstoestand dier kinderen te bevorderen door bedoelde lieden op straffe te verbieden, kinderen mede te voeren. f. Schrijven van het Comité voor Leeuwarden en omstreken, tot ondersteuning van den boycot, om den boycot te steunen en deze te bevorderen door oprichting van een der ge lijk comité voor deze gemeente, g. Een rapport van den gemeente-opzichter, betref fende een ingesteld onderzoek naar den te verharden weg van Tirns over Zijltje State tot Tjalhuizum. Hieruit blijkt dat de weg geheel is geëgaliseerd, doch dat de aannemer nog steeds wachtende is op be stelde sintels; de aannemer deelde ook nog mede, dat bij de aanbesteding werd bepaald, dat de oplevering moest plaats hebben op 2 November en niet op 19 Oc tober, zooals was gezegd. De Voorzitter stelt voor, bovengenoemde ingekomen stukken, voor zoover daarop geene beslissing is geno men, voor kennisgeving aan te nemen, waartoe zon der hoofdelijke stemming wordt besloten. De Voorzitter deelt vervolgens nog mede, dat door hem persoonlijk een schrijven is ontvangen van den WelEerw. Heer H. van den Berg, Pastoor te Blauw huis. Hierin wordt medegedeeld, dat men te Blauwhuis niet meer veilig is op eigen erfo. a. is onlangs een oude vrouw op haar eigen erf aangevallen door een grooten karhondredenen waarom adressant er op aan dringt eene bepaling in de politie verordening op te nemen, dat trekhonden voorzien moeten zijn van muil korven. De Voorzitter wenscht hieromtrent gaarne het ge voelen van den Raad te vernemen. De heer Ages zou het zeer wenscheljjk achten; som tijds loopt men ook te Heeg niet veilig op straat, er zjjn daar steeds een 8-tal losloopende trekhonden, welke het den bewoners lastig maken. De heeren Hettinga en Wesselius zijn van hetzelfde gevoelen; ook met het oog op de schapen zjjn de trek honden gevaarljjk. De heer Visser meent, dat reeds bij de politie-veror- dening is bepaald dat trekhonden vastgehouden moeten worden. De heer Ages zegt, dat dit wel is bepaald, doch zoo als blijkt geeft dat weinigdikwijls worden de hon den wel vastgelegd, doch ze breken meermalen los, z. i. zal de bepaling, om de honden te muilkorven meer afdoende werken. De Voorzitter maakt uit de discussie op, dat er voors hands niemand tegen is, waarom hij voorstelt, dat Burg, en Weth. hierover in eene volgende vergadering een voorstel doen. Conform besloten. 4. Benoeming van een Wethouder. De Voorzitter zegt, dat tengevolge het overlijden van den heer Nauta, Wethouder, thans eene be noeming moet plaats hebben) daar de Raad nu we der voltallig is. Spr. noodigt de heeren Ages, v. d. Lejj en Hokwerda uit, den uitslag der stemming be kend te maken. Uit de gehouden stemming bljjkt, dat de heer A. F. de Boer wordt benoemd met 7 stemmen terwjjl 5 stemmen werden uitgebracht op den heer D. L. Tromp, en 1 briefje blanco was. De Voorzitter noodigt den heer de Boer uit, zich te verklaren, of de benoeming door hem wordt aange nomen. De heer de Boer bedankt zjjne medeleden voor de BIJVOEGSEL SNEEKERCOURANT A l

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1901 | | pagina 5