WK Ml Ei OKKttEl
Irtiiw vcor fis Natale Mille.
MfflWS- ES AMUMTOUI»
xsroJioa»
Op het laatste oogenblik.
I
*1
J
56e Jaargang.
-J?aterdagkSl December 1601.
BEKENDMAKING.
Officieels Advertentien.
FEUILLETON.
Uitgever: B. FALKENA Mzïl, Singel, Sneek.
8
I
n
a
1
tot het doen
26.)
i
En voor mij is hij de hoofd-inhoud
Wordt vervolgd.
1
1
Roman van Hesriette v. Mebrhbimb.
{let
et
n-
e-
io
,t,
at
n
et
■t
ELFDE HOOFDSTUK.
Vervolg.)
De bediende, die op het rollen van het rijtuig in de
openstaande deur verscheen, berichtte, dat mevrouw
de barones zoo pas van haar ritje was teruggekeerd.
Hij verdween om het bezoek aan te dienen, en
verscheen na eenige oogenblikken weder, om Baby
van haar hooge zitplaats af te helpen en haar naar de
tuinzaal te geleiden.
De heer van Königseck zag half lachend om zich
heen. Het zeer groote vertrek was zoo geheel anders
dan vroeger het Berlijner salon van de barones. De
hooge boogvensters, waaruit men op de aan het park
grenzende, in de blauwe lucht wegdoezelende bergen
der Vogezen zag, de met klimop omslingerde pilaren,
waardoor men naar buiten op een parterre met rozen
kwam, alsmede de marmeren schoorsteenmantel met
zijn prachtig relief-werk van oud-fransche kunst,
dat alles vormde de scherpste tegenstelling met een
banale stadswoning. Maar dat schijnbare door elkaar
der toch zoo goed gerangschikte meubels, de reuzen-
palmen, de sappig groene musas, de tallooze boeken
en kunstproducten op tafels en étagères, ja zelfs de
zeldzame Oostersche, met goud gestikte deken, die
over de canapé in den hoek geworpen lag, dat al
les was hem nog heel goed bekend. Het deed hem
zoo eigenaardig zenuwen opwindend en toch zoo wel
der is geworden, zoo hij in een der hierboven onder lo.
omschreven gevallen verkeert, of wiens vader, moe
der of voogd verkeert in een der gevallen, hierboven
onder 2o. omschreven
4°. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die
na den Isten January van het jaar, volgende op dat,
waarin hij het 18de levensjaar volbragt, en vóór het
intreden van het 21ste levensjaar zijne woonplaats bin
nen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koningrijk
Belgie gevestigd of er woonplaats verkregen heeft
5*. ieder mannelijk meerderjarige, die na den Isten
Januarij van het jaar, volgende op dat, waarin hij het
18de levensjaar volbragt, en vóór het intreden van het
21ste levensjaar Nederlander of op nieuw Nederlander
is geworden, zoo hij in een der hierboven onder 4°.
omschreven gevallen verkeert;
6‘. ieder mannelijk niet-Nederlander, die na den
Isten Januarij van het jaar, volgende op dat, waarin
hij het 18de levensjaar volbragt, en vóór het intreden
van het 21ste levensjaar ingezetene of op nieuw inge
zetene is geworden in den zin der tweede zinsnede
van art. 13.
Hierbij gelden de laatste zinsnede van dat artikel
en art. 15.
Ten aanzien van de gemeente, waar de inschrijving
of de inschrijving op nieuw moet geschieden en van
de verpligting tot het doen van aangifte ter inschrij
ving of ter inschrijving op nieuw gelden de eerste
zinsnede van art. 14 en de laatste vijf zinsneden van
art. 16.
De aangifte ter inschrijving of ter inschrijving op
nieuw van hem, die volgens de eerste zinsnede van
dit artikel moet worden ingeschreven, geschiedt binnen
dertig dagen na het verkrijgen of, werd hij reeds vroe
ger ingeschreven doch van het register afgevoerd, na
het terug erlangen van het Nederlanderschap of van
het ingezetenschap, of na de vestiging van verblijf of
de vestiging of het verkrijgen van woonplaats binnen
het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koningrijk
Belgie.
De inschrijving geschiedt in het register betreffende
deligting van het jaar, waartoe de in de eerste zin
snede van dit artikel bedoelde persoon volgens zijnen
leeftijd behoort.
Artikel 166. Met boete van ten minste vijftig cents
en ten hoogste f 100 wordt gestraft de overtreding van
de artt. 16, 18 en 22.
Naar aanleiding van bovenstaande bepalingen maken
Burgemeester en Wethouders verder bekend, dat op
Maandag den 6den Januari 1902, ten Gemeentehuize
alhier eene bijzondere zitting zal worden gehouden
tot inschrijving der bovenbedoelde mannelijke Neder
landers en ingezetenen, die op den Isten Januari 1902
hun 19de jaar waren ingetreden en die alzoo geboren
zijn in 1883.
Terwijl overigens de inschrijving ter Secretarie de
zer gemeente kan geschieden van ’s morgens 9 tot
’s namiddags 1 uur.
Smeek, den 17den December 1901.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
JAC. van der LAAN, Secretaris.
Het zwarte, krullende haar stak even als vroeger als
een pof uit boven het smalle, blanke voorhoofd en
krulde in kleine ondeugende lokjes om den hals. Het
fijne, kleine neusje, de blozend roode mond in het min
of meer bleeke gezicht waren onveranderd gebleven;
maar de blik der wonderschoone, groote, donkerblauwe
oogen was zeldzaam anders geworden. Hij kon dien
niet geheel ontraadselen. Hij miste dat warme op
flikkeren, het plagend verbergen onder de lange, don
kere wimpers, het geheimzinnig verlokkende zoete
opslaan der leden. Deze oogen zagen er niet uit alsof
zij veel geschreid of wanhopig naar den hemel gestaard
hadden, zij schenen veeleer ernstig en kalm gevestigd
zijn gebleven op een vastgesteld doel. Hij was anders
zoo’n vijand van tranen, maar heden bij dit eerste we
derzien zou hij toch gaarne een vochtigen glans in dat
diepe blauw ontdekt hebben.
Sibylle’s direct tot hem gerichte vraag, of hij, die
toch het leven in de groote wereld gewoon was geweest,
zich nu reeds thuis gevoelde in zoo’n kleine garnizoens
plaats, deed hem opschrikken uit zyn wakend droo-
men.
«Als ik mij goed bedenk, dan is die vraag mij in de
laatste maanden zeker wel al honderdvijftigmaal ge
daan geworden», antwoordde hij sarcastisch. »Ik ant
woord echter voor de honderdvijftigste maal toch heel
graag, dat ik het kraaiennest natuurlijk charmant
vind en het stille, kalme geluk verre prefereer boven
de bedwelmende drukte der groote wereld.*
»’tValt moeielijk, al dadelijk bij het eerste bezoek
origineele vragen te stellen,» merkte Sibylle bedaard
op. »Ik merk, mijnheer van Königseck, dat uw iro
nische ader onveranderd bleef. Wij hebben eerst weer
zooveel te overbruggen 1 Help mij de draden weder
aanknoopen waar onze vroegere vriendschap afbrak,
des Rijks in andere werelddeelen verblijf te houden
of woonplaats te hebben, al heeft zijn vader, moeder,
voogd of curator woonplaats binnen het Rijk.
Artikel 16. Hij, die volgens art. 13 behoort te wor
den ingeschreven, is verpligt zich daartoe bij burge
meester en wethouders der gemeente, waar volgens art.
14 de inschrijving moet geschieden, aan te geven tus-
schen den Isten en den 31sten Januarij van het jaar,
volgende op dat, waarin hij het 18e levensjaar vol
bragt.
Bij ongesteldheid of afwezigheid van hem, die zich
ter inschrijving moet aangeven, alsmede in een der ge
vallen, hierna in de vierde zinsnede omschreven, rust
de verpligting tot het doen der aangifte
indien het een minderjarige betreft, op zijn vader,
moeder of voogd
indien het een meerderjarige betreft, die onder cu
ratele gesteld is, op zijn curator. De verpligting van
vader, moeder of voogd geldt evenwel slechts zoo hij
of zij binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het
Koningrijk Belgie woonplaats heeft.
Behoudens de uitzonderingen bij de volgende zinsne
de gemaakt, rust de zorg voor het doen der aangifte
uitsluitend op den in te schrijven minderjarige
indien zijn vader, moeder of voogd niet binnen het
Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koningrijk Bel
gie woonplaats heeft;
indien zijn vader of moeder of beiden de ouderlijke
magt missen
indien hij door zijn vader, moeder of voogd verla
ten is; of
indien hij ouderloos is of in wettelijken zin geen
vader of moeder heeft en het niet bekend is dat hij
een voogd heeft.
Hij, die door de bestuurders, in art. 22 vermeld,
ter inschrijving moet worden opgegeven of die in
dienst is bij de zeemagt, de marine-reserve en het
corps mariniers hieronder begrepen, bij het leger hier
te lande of by de koloniale troepen, is tot het doen
van de aangifte niet verpligt.
Voor hem of haar, die tot het doen der aangifte
verpligt is, kan de aangifte geschieden door een an
der, daartoe schriftelijk gemagtigd. De volmagt blijft
onder burgemeester en wethouders berusten.
De wijze, waarop van de gedane aangifte moet
blijken, wordt door Ons bepaald.
Artikel 18. Voor de militie wordt ook ingeschre
ven of wordt op nieuw ingeschreven
lo. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die
na den Isten Januarij van het jaar, volgende op dat,
waarin hij het 18de levensjaar volbragt, en vóór het
intreden van het 21ste levensjaar zijn verblijf binnen
het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koningrijk
Belgie gevestigd heeft;
2o. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, wiens
vader, moeder of voogd na den Isten Januarij van het
jaar, volgende op dat, waarin de minderjarige het
18de levensjaar volbragt, en vóór het intreden van
diens 21ste levensjaar zijne of hare woonplaats bin
nen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koningrijk
Belgie gevestigd heeft
3o. ieder mannelijk minderjarige, die na den Isten
Januarij van het jaar, volgende op dat, waarin hij het
18de levensjaar volbragt, en vóór het intreden van het
21ste levensjaar Nederlander of op nieuw Nederlan-
i
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 27, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Gemeen-
te SytQclc
Gelet óp art. 17 der Militiewet 1901, Staatsblad
no. 212 van 1901
Brengen ter openbare kennis, dat bij Hoofdstuk II
dier wet, handelende over de Inschrijving voor de
Militie en Hoofdstuk XII, Strafbepalingen, onder an
deren het navolgende is bepaald
Artikel 13. Voor de militie wordt ingeschreven:
lo. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die
binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Ko
ningrijk Belgie verblijf houdt,
2o. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, wiens
vader, moeder of voogd binnen het Rijk, in het Duit
sche Rijk of in het Koningrijk Belgie woonplaats
heeft,
3o. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander, die
binnen het Ryk, in het Duitsche Rijk of in het Ko
ningrijk Belgie woonplaats heeft,
4o. ieder mannelijk ingezetene, niet-Nederlander,
zoo hij op den Isten Janüarij van het jaar het 19de
levensjaar was ingetreden en niet verkeert in een der
bij art. 15 omschreven gevallen.
Ingezetene is, voor de toepassing van het bepaalde
hierboven onder 4o.
A. de binnen het Rijk verblijf houdende minderja
rige niet-Nederlander
a. wiens vader, moeder of voogd binnen het Rijk
woonplaats heeft en haar gedurende de voorafgaande
achttien maanden in het Rijk of de koloniën of bezit
tingen des Rijks in andere werelddeelen gehad heeft;
b. van wiens ouders de langstlevende by zijn of
haar overlijden in het hierboven onder a omschreven
geval verkeerde, al verkeert zijn voogd niet in dat ge
val of al is deze buiten ’s lands gevestigd
c. die door zyn vader, moeder of voogd verlaten is,
of die ouderloos is of in wettelijken zin geen vader of
moeder heeft en van wien niet bekend is dat hij een
voogd heeft, indien hij gedurende de voorafgaande
achttien maanden in het Rijk verblijf gehouden heeft
B. de meerderjarige niet-Nederlander, die binnen
het Rijk woonplaats heeft en haar gedurende de voor
afgaande achttien masnden in het Rijk of de koloniën
of bezittingen des Rijks in andere werelddeelen ge
had heeft.
Voor minderjarig wordt voor de toepassing van het
bepaalde hierboven onder A gehouden hij, die minder
jarig is in den zin der Nederlandsche wet. Voor meer
derjarig wordt voor de toepassing van het bepaalde
hierboven onder B gehouden hij, die meerderjarig is
en vertel mij hoe ’t u sedert gegaan is. Goed, zooals
ik tot mijn blijdschap bemerk. Dapper in den stryd,
dat getuigen deze kleedende litteekens, overwinnend in
de liefde, dat bewijst de lieve jonge vrouw, met wie
’t een groot genoegen voor mij is kennis te mogen
maken.*
»Heel mooi gezegd,* zei hij spottend. »Nu, en
daarmee weet gij ook werkelijk alles. Zooals gij ziet
draag ik mijn ervaringen openlijk met mij rond; de
litteekens in ’t gezicht, de onlangs verworven dragon-
der-uniform over mijn heldenborst en mijn klein vrouw
tje aan den arm daarmee is alles verteld. Maar
u, hoe is ’t u gegaan sedert ons afscheid Ja, ’t is waar
ook, wij namen zelfs niet eens afscheid van elkaar
«Mijne ondervindingen zijn meer van innerlijken dan
uiterljjken aard. De toestand van mijn armen man is
onveranderd dezelfde. Genezing is buitengesloten, de
kunst kan slechts verzachten en rekken, meer niet.
»Meestal een verlenging van lijden voor den zieke en
de verplegers,* zeide hij.
»Ik ben er dankbaar voor. Er zijn dagen, ja weken,
waarin mijn man weinig lijdt, en zich nog verheugt
in zijn bestaan. En voor mij is hij de hoofd-inhoud
mijns levens.*
dadig aan, even als de zachte geur van viooltjes en
sandelhout, die zich vermengde met het aroma eener
pas gerookte sigarette en de heerlijke rozengeur, die
uit den tuin naar binnen drong.
Hy stond in gedachten verzonken, zonder acht te
slaan op Baby’s hem zacht toegefluisterde opmerkingen,
toen de fluweelen portière van de zijkamer ruischte
en Sibylle van Montigni met haastigen, lichten tred
naar hem toekwam en hem de hand toestak.
«Mijnheer van Königseck, hoe verheugt het mij u
weder te zien en uw lieve vrouw te leeren kennen!*
Eenvoudig, kalm en vast sprak de weeke, melodieuse
altstem die korte begroetingswoorden uit.
Hij bracht hare hand aan zijn lippen en stelde zijn
jonge vrouw voor.
Met snellen maar scherpen blik nam hy Sibylle op,
die Baby naast zich op een kleine canapé voor den
marmeren schoorsteenmantel trokin plaats van vuur
gloeiden twee prachtige donkerroods rozen uit de
opening. Sibylle’s volle en toch slanke, buigzame ge
stalte werd nog omsloten door het nauwsluitende rij
kleed, dat hare gracieuse vormen scherp deed uitko
men. Het eene kleine voetje in het hooge gelakte
laarsje steunde op het ijzeren hek van den haard. Hij
moest alweer lachen, zoo welbekend was hem hare non
chalante, bevallige gracie in deze houding. Hij vergat
totaal, dat hij gehoopt had haar «boersch* te zullen
vinden en verouderd tegenover Baby’s bloeiende jeugd.
Ja, dacht hij eigeilijk nog wel aan het tegenwoordige,
nu hij weder in dit zoo lange jaren niet geziene ge
zicht keek?
Het was hetzelfde en toch veranderd. Acht lange
jaren, jaren van strenge plichtsbetrachting, van scher
pe zielesmart en strenge zelfkastijding laten onuit-
wischbare sporen achter.
in den zin van voormelde wet.
Artikel 14. De inschrijving geschiedt:
lo. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede lo.
zoo hij binnen het Rijk verblijf houdt en zyn vader,
moeder of voogd aldaar woonplaats heeft, in de ge
meente der woonplaats van vader, moeder of voogd;
zoo hij binnen het Rijk verblijf houdt en zijn vader,
moeder of voogd elders dai binnen het Rijk woon
plaats heeft, in de gemeente, waar hij verblijf houdt;
zoo hij door zijn vader, moeder of voogd verlaten
is, ouderloos is of in wettelijken zin geen vader of
moeder heeft en het niet bekend is dat hij een voogd
heeft, in de gemeente, waar hy verblijf houdt;
zoo hij in het Duitsche Rijk verblijf houdt, in de
gemeente Amsterdam
zoo hij in het Koningrijk Belgie verblijf houdt, in
de gemeente Rotterdam
2o. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 2o.
zoo zijn vader, moeder of voogd woonplaats heeft
binnen het Rijk, in de gemeente der woonplaats van
vader, moeder of voogd
is de woonplaats van vader, moeder of voogd in
het Duitsche Rijk, in de gemeente Amsterdam;
is zij in het Koningrijk Belgie, in de gemeente Rot
terdam;
3o. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede 3o.
zoo hij woonplaats heeft binnen het Rijk, in de ge
meente zijner woonplaats
zoo hij woonplaats heeft in het Duitsche Rijk, in de
gemeente Amsterdam;
zoo hij woonplaats heeft in het Koningrijk Belgie,
in de gemeente Rotterdam;
4o. A. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsne
de 4o.indien hij minderjarig is
zoo hij verkeert in het geval, in de tweede zinsnede
van dat artikel onder ka omschreven, in de gemeente
waar zijn vader, moeder of voogd woonplaats heeft
zoo hij verkeert in het geval, in die zinsnede onder
Ai> omschreven, in de gemeente, waar zijn voogd woon
plaats heeftis de woonplaats van dezen buiten ’s lands,
dan geschiedt de inschrijving in de gemeente, waar de
minderjarige verblijf houdt
zoo hij verkeert in een der gevallen, in evenbedoel-
de zinsnede onder Ae omschreven, in de gemeente,
waar hy verblijf houdt
B. van hem, bedoeld in art. 13, eerste zinsnede
4o., indien hij meerderjarig is:
in de gemeente, waar hij woonplaats heeft.
De in de vorige zinsnede als plaats van inschrijving
aangewezen gemeente is die, waar het verblijf of de
woonplaats gevestigd ie of was op den Isten Januarij
van hef" jaar, volgende op dat, waarin de in te schrij
ven persoon het 18de levensjaar volbragt, tenzij het
iemand geldt, wiens insch-yving te Amsterdam of
te Rotterdam moet geschieden wegens verblijf- of
woonplaats onderscheidenlijk in het Duitsche Rijk of
in het Koningrijk Belgie.
Artikel 15. Voor de militie wordt niet ingeschre
ven
lo. de ingezetene niet-Nederlander, die bewijst te
behooren tot een Staat, waar de Nederlanders niet aan
de verplichte krijgsdienst zijn onderworpen of waar
ten aanzien van den dienstplicht het beginsel van
wederkeerigheid is aangenomen
2o. hij, die bewijst in de koloniën of bezittingen
- --■■■ L .Ml n» n IJ -i-. u «je:
Hit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per poet f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.