VOOR Sll M WREffl.
EEN VRIENDENDIENST.
F
IBS- EJ ÏWEmWlill
<5
Zaterdag 10 Januari 1803.
58e Jaargang.
No. 3
Anna Maria van Schurman.
Binnenlandsch Nieuws, i.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
FEUILLETON.
aldaar zooveel mogelijk in een vitrine geplaatst.
L
Friesche
2.
van
diensten.
—o—
Hit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
aan
en
De overige voorwerpen
een afzonderlijk kastje met
Slot.
Toen een oorlog tusschen Zweden en Dene
marken dreigde te ontstaan, zagen de Laba-
disten uit naar een andere nederzetting.
Cornelis van Aerssen, gouverneur van Su
riname, bood zijn slot Thetinga, in Wieuwerd
(halfweg SneekLeeuwarden), ter bewoning
aan, alwaar zij zich dan ook gingen vestigen.
Op den 4en Mei 1678 overleed Anna Maria
aldaar, omringd door de broeders en zusters,
kalm en gelaten.
In ’t kerkje te Wieuwerd is een vermaarde
grafkelder, waarin de lijken, evenmin als in
de looden kamer in de domkerk te Bremen
en in den grafkelder op den Kreutzberg, na
bij Bonn, vergaan, maar in de lijkkisten opge
droogd, in hun geheel bewaard blijven.
Volgens mr. Abraham Frederik van Schur-
man, (overleden 4 April 1783 te Heerenveen;,
de laatste mannelijke afstammeling van haar
geslacht, zou zij. overeenkomstig hare begeer
te, onder den kerkmuur begraven zijn met
het hoofd op ’t kerkhof buiten de kerk, ’t ge
zicht naar ’t oosten en het verdere deel van
haar lichaam onder den muur en in de kerk.
Nog eenige jaren bestonden de Labadisten
te Wieuwerd, doch met hun vermogen, waar
van zij nog eenigen tijd leefden, verviel ook
hun kerk.
Bij testament van 31 Dec. 1780 vermaakte
genoemde Abraham Frederik van Schurman,
die een korten tijd te Franeker woonde, aan
de Franeker Academie een legaat van 30.000
Caroli-guldens, benevens zijne bibliotheek en
de onder hem berustende kunstwerkjes van
Anna Maria, hare manuscripten en eenige fa
milieportretten. Overeenkomstig den wil van
den testator moesten de boeken geplaatst wor
den in afzonderlijke kasten, waarboven met
vergulde letters geschreven werd: Legatum
SCHURMANNIANUM.
plaatste men in
glazen deuren.
De kunstwerkjes enz. van Anna Maria zijn
overgebracht naar het stadhuis te Franeker en
de lijst der verdachten staat?
Ik? Och kom, niemand kent me.
Vriend, gij geeft u geen rekenschap van den tijd,
dien we doormaken Over Saint Denis, waar de
Pruisen nog liggen, kunt ge u uit den brand helpen.
Wacht mij te Versailles.
Maar ik ken daar niemand.
Ik zal u een aanbeveling meegeven voor een
mijn collega’s.
Hij sprak met zooveel vuur over de gevaren, die mij
bedreigden, dat ik werkelijk ongerust begon te wor
den.
Ik dank u voor uw raad, zei ik, ik zal naar huis
gaan, wat geld bij me steken en dan vertrek ik.
Ongelukkige, ge loopt in den muil van den leeuw.
Begrijp je dan niet, dat je oogenblikken geteld zijn
Van hieruit moet je onmiddelljjk vertrekken.
Maar ik heb slechts een frank of tien bij me.
Hier, neem dit dan.
Hij nam eenige biljetten van 100 franks uit zijn por
tefeuille en drong ze me op.
We kunnen later wel afrekenen, zei hij. Het voor
naamste voor u is, dat je weg komt.
Hij duwde me letterlijk naar de deur zonder naar
myn dankbetuigingen te luisteren.
Wacht, zei hij opeens, in uw ziekelijken toestand kan
je niet zonder overjas gaan. Ik zal je de mijne geven.
Hij verdween .even en kwam weldra terug met een
lange jas, die hij mij hielp aantrekken, Je bent ziek,
je mag vooral geen kou vatten, zei hij. Tot ziens te
Versailles.
Ik stond op straat, bewogen door zooveel vriende
lijkheid, en begaf mij naar de Gare du Nord, die be
zet was door een bataljon nationale gardes van Bella-
ville, die er tamelijk woest uitzagen. Om te beginnen
werd ik aangehouden en naar een zaal gebracht, waar
een officier, die ook niet voor de poes was, mij wel een
uur lang scherp in verhoor nam. Daarna zou hij mij
laten visiteeren en die operatie was eigenlijk al be-
De lezer begrijpt, dat we niet nummer voor
nummer al de in dit fraaie gerestaureerde
stadhuis te vinden zaken zrilen opnoemen.
Men vindt er vele portretten, op verschil
lende wijze vervaardigd door Anna Maria en
anderen. Meerdere portretten stellen Anna
Maria voor. Men ziet portretten in olieverf,
in crayon, ook gegraveerde op koper.
Een paar onderschriften hiervan melden we
1. Ziet mijn wezen op dit tafereel gemaalt;
Uw gunst voltooi het werk, indien er kunst aan faalt.
Anno 1640.
2. Geen trots of schoonheid raadde mij aan
mijne gelaatstrekken te graveeren in ’t onver
gankelijk koper; maar ’t was opdat, indien
mijn ongeoefende stift nog geen goed werk
kon leveren, ik mij voor de eerste maal niet
wagen zou aan een gewichtiger taak.
Anno 1633.
A. M. v. Schurman.
(Dit zijn vertalingen. Anna Maria-zelf heeft
de Latijnsche taal gebruikt.)
Onder een portret van Jean de la Badie
leest men:
Voicy le vray Portrait
de Jean de la Badie,
qui des premiers chrétiens
nous rameine la vie.
In een Parijsch gezelschap kwam de gedienstigheid
van sommige menschen ter sprake.
Ik moet van gedienstigheid niets hebben, verklaar
de een bejaard heer, menschen, die zoo erg gedienstig
zijn, vertrouw ik niet. Dat is mijn stelregel al sinds
dertig jaren.
Waarom sinds dertig jaren vroeg een van het ge
zelschap.
0, daar zit een heele geschiedenis aan vast.
Een geschiedenis? Nu dan, laat hooren.
De oude heer begon.
Het was tijdens de Commune, toen het meenens be
gon te worden. Ik was toen 25 jaar en had tijdens den
oorlog dapper meegedaan. Ik had er een pleuresie
by opgeloopen, die mij tot het einde van Maart te bed
hield. Al wat er in de stad voorviel, hoorde ik slechts
bij geruchte en uit de fantastische verhalen van mijn
ouden bediende.
Ik begon ongeduldig te worden, en wat mijn dokter
ook praatte, ik kon het in bed niet langer uithouden,
en op een mooien lentemorgen, toen de zon lekker
warm scheen, kleedde ik my aan en ging de straat op.
Parijs scheen een groot gekkenhuis, alle menschen
waren overstuur, de revolutie had alle hoofden op hol
gebracht, en terwijl de meesten hun best deden om bij
het nieuwe bestuur in de gratie te komen en een
baantje machtig te worden, was de hoogmoedswaanzin
tot een belachelijke hoogte gestegen.
Ik herinner mij nog een der eersten, dien ik tegen
kwam, een ouden fourier by mijn bataljon. Hij droeg
het hoofd rechtop, had zijn knevel afgeschoren en
liet enkel zijn bakkebaarden groeien.
Volgens het jaarboekje van de »Friesche Maat
schappij van Landbouw*, telde de Maatschappij den
Isten Januari j.l. 3351 leden, verdeeld over 28 afdee-
lingen.
De voorzitters met de afgevaardigden der afdeelin-
gen vormen het hoofdbestuur; het dagelijksch bestuur,
hieruit gekozen, bestaat uit de heeren D. van Konijnen
burg, voorzitter, te Leeuwarden; J. Timmer, onder
voorzitter, te Kimswerd; D. S.«Sehaafsma, te Goënga;
IJ. U. Veenland, te Lippenhuizen; J. P, Wiersma, te
Ferwerd, en mr. C. A. Rëmer, secretaris, te Leeuwar
den.
De Maatschappij vierde in de maand Augustus van
het vorig jaar haar 50-jarig bestaan.
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
Van d’handt wel duizendmaal de prijskroon gaan ver-
ov’ren.
3. Op de Zeer Edele, en door vele Geleertheit
beroemde Juffrouw A. M. v. S.
De trotsche praalzucht van ’t voor af gegaane Leven
Vereeuwigt wonderen van ’t Vrouwelijk Geslacht:
Doch gaven die gij zingt, dat de Natuur gegeven
Hadt aan de Dochters, bij d’ Aaloudheit in gedacht
En hoge wonderen van Oordeel, als zij leest
Die alle in een’ Maagdt, staat zij geheel bedeest.
4. Gij wordt op zee gevoert, en klimt op ’t steilt’ der
zaken;
Wij blijven aan het strant, en kruipen langs het stof:
Ons prijzen schiet te kort, en door te veel te raken,
Behand’lenwij Uw roem, doch roemloos Uwen lof.
5. Hoe zal de Middag-zon van deze Maagdt niet blaken?
Wier Morgen het Heel-Al in ligte brandt doedt raken,
Wat kan de rijpe Tijdt hier voegen bij ’t gebrek,
Nu hare teed’re bloem prijkt op het hoogst bestek
6. Pallas, door d’ handt gemaalt, is Praalvrouw van ons
Dat veilig rust op haar’ geschilderde Voogdij. [Leiden,
Doch Uitrecht toont Minerv’ om levend te verbreiden,
En heeft een’ Godheit, meer dan Pallas in schildry.
7. Dat Grieken was beroemt, en dat de negen Muysen,
Uyt haren Helicon, daar quamen eerst verhuysen,
Was Saphoos daadt alleen; maar dat haar Hollandt viert,
En zij ons gasten zijn, heeft Schuurman ons bestiert.
Wij geven haar den dank; ons kinders moeten ’t weten,
En al wat naar ons komt en zal het noit vergeten,
Dat hier een Juffer quam, dat hier een Juffer was,
Die hare stappen steld’ op ’t hoogste van Parnas,
Die Venus iiadd’ geboeyt, en haar verheve zinnen
Dwong, boven ’t aardtsche-soet, liet Hemels-goet te min-
Die meer als Juno was: Een Pallas in der aart, [nen.
Daar Paris voor bezwijkt, en wonderlijk bedaart.
Hériep ik, hoe gaat het toen hij zoo deftig als
een pauw mij voorbijstapte.
Ik heb mij tot magistraat laten benoemen, zei hij
uit de hoogte. Ik had wel een beter baantje kunnen
krijgen, maar nu ben ik onafzetbaar.
Ik had geen tijd mij met dien halven gek op te hou
den. Om wat nieuws te hooren, meende ik niet beter
te kunnen doen dan een ouden vriend van de familie
te gaan opzoeken, dien ik vroeger vaak had ontmoet en
die by de regeering tijdens het beleg nog al een aan
zienlijken post bekleedde.
Hij zou me het best over den stand van zaken kun
nen inlichten. Maar zou hij nog wel in Parijs zijn
Hij vooral zou door den nieuwen stand van zaken be
dreigd worden, daar hij wegens de verschillende ambten,
die hij waarnam, ook in betrekking stond tot de justitie.
Ik ging naar zijn huis. Een oude dienstbode zei mij
eerst, dat hij niet meer in Parys was: de meubels wa
ren overtrokken, de schilderijen bedekt, het geheele
huis had inderdaad den schjjn, alsof het niet meer be
woond was. Toen zij mij echter na lang praten ein
delijk herkende, werd ik in de slaapkamer gelaten.
De hooge ambtenaar zag er op dat oogenblik alles
behalve indrukwekkend uit.
O, mijn vriend, riep hij handenwringend uit, in wat
voor tijd leven we De menschen denken, dat ik ver
trokken ben, maar eens zal het uitkomen. Ieder
oogenblik vrees ik aangehouden te worden. Eenige
dagen geleden had ik naar Versailles kunnen gaan en
ik zou dat misschien nog wel kunnen, maar ik
heb last zekere papieren mee te brengen en ’t is drom
mels gevaarlijk die bij zich te hebben.
Hij zag er neerslachtig uit en scheen slechts aan
zich zelven te denken. Maar eensklaps veranderde hij
van houding en nam mij vaderlijk hij de hand.
En gij zelf, zei hij, ik dacht juist aan uDe he
mel heeft u gezonden. Ondanks de gevaren, die my
omringen, wilde ik u gaan waarschuwen, zoo spoedig
mogelijk te vluchten. Weet gij wel, dat uw naam op
gonnen, toen een van zijn kameraden, mijn ziek uiter
lijk bespeurend, lachend zeiDie kerel loopt met
den dood in zijn schoenen. Laat hem maar met rust.
Ze lieten me gaan en met den laatsten trein vertrok
ik naar Versailles, waar ik uitgeput aankwam en voor
grof geld met moeite een onderkomen vond. Een
paar dagen later verscheen mijn vriend, de ambte
naar, die er ook in geslaagd was uit Parijs weg te
komen,
Is alles goed afgeloopen vroeg hij.
Hm, mijn gezondheid is er niet op vooruitgegaan.
Daar scheen hij niet erg nieuwsgierig naar, maar
opeens vroeg hij erg scherp: Ik heb u een overjas
geleend, zou ik die terug kunnen krijgen
Toen ik hem het kleedingstuk bracht, helderde zijn
gelaat op en kalm begon hij met een pennemes de
voering los te snijden en er eenige papieren uit te
halen.
Dit zijn, sprak hij met bedaarde onbeschoftheid,
kostbare documenten betreffende de leiders der Com
mune. Hé, hé, 't was niet gemakkelijk die stukken
er door te krijgen.
Hij stak da papieren in zijn zak. Daarom had de
vlegel mij dus gered en was hij zoo beleefd geweest.
Te Parijs had ik hoegenaamd geen gevaar geloopen,
maar hij had er mij heel netjes aan blootgesteld om
doodgeschoten te worden, door buiten mijn weten mij
met documenten te belasten, die hij zelf niet bij zich
durfde dragen.
Middelerwijl was te Parijs mijn meubilair vernield,
zooals meest gebeurde bij de lui die vertrokken waren;
wegens slechte verzorging bleef ik nog een jaar lang
ziek; maar mijn vriend werd gedecoreerd, omdat hij
een vertrouwelijke zending tot een goed einde ge
bracht had. Eu dat is de reden, besloot de oude heer,
waarom ik een beetje huiverig ben van vriendschaps-
A. M. de S.
Dit beteekent: Ziehier ’t ware portret van
Jean de la Badie, die ons terugbrengt tot de
levenswijze der eerste Christenen.
Dan ziet men de portretten der
stadhouders, van al de Franeker professoren,
van Eise Jeltes Eisinga, den vervaardiger van
’t beroemde Planetarium, enz. enz.
Nog ontmoet men handwerkjes, boeken, brie
ven, kunstschrijfwerk, bustes, bokalen en nog
vele andere zaken.
Onder de bekers munt uit de verguld zil
veren beker, voorstellende de aardglobe, op
voetstuk. Deze beker, in 1607 geschonken
aan de stad Franeker door de gezamenlijke
huurders der stadslanderijen, onder St. Jacob
gelegen, prijkt met een randschrift, doelende
op de standvastige verdediging van Franeker
in 1500, onder Hendrik van Saksen en op de,
door de hertogen Hendrik en George aan Fra
neker gedane gift van 200 morgen Bildtland.
Op de globebeker is de gesteldheid der aarde
züer nauwkeurig gegraveerd. Op 16 Dec. 1896
besloot de Franeker gemeenteraad den beker
voor 14.000 gld. te verkoopen. De burgemees
ter verzette zich echter tegen dit besluit, tenge
volge waarvan ’t bij Koninklijk besluit van 24
Febr. 1897 vernietigd werd, zoodat de beroemde
beker in ’t stadhuis bleef.
Als curiositeit noemen we: Het wapen van
Franeker, met de pen geteekend en voorzien
van ’t onderschrift
Ik Matthias Buhinger hebbe dese
wappen sonder
handen en voeten
getekent en geschreven
tot Franeker 1704.
Nog veel belangrijke kunstwerken, boeken,
manuscripten, handvesten, enz. zouden we kun
nen noemen. We hebben echter reeds genoeg
zaam aangetoond, dat 't Franeker stadhuis met
zijn kunst- en andere schatten wel een meer
dan vluchtig bezoek waard is.
Laten we ten slotte eenige gedichten, uit ’t
Latijnsch, Fransch of Grieksch vertaald, over
nemen. Men moet hierbij in ’t oog houden, dat
I onze vroegere gelegenheidsverzen niet leden
al te groote bescheidenheid in ’t toezwaai-
van lof.
1. Ter eere van Juffrouw Anna Maria van
Schuurman.
Vrankrijk, Spanjen, Grieken, Romen,
Hebben daar toe staag getragt,
Om iets wonders te vertoonen,
Van het vrouwelijk geslagt;
Maar zij moeten Uitrecht wijken,
Die de kroon heeft op haar hooft,
En de vlag voor Schuurman strijken,
Die haar van die eer berooft.
Wonder nergens oit vernomen,
Nergens zoo gezegent breyn,
Niemants geest zoo hoog gekomen
Van Frans, Spanjaard, Griek, Romeyn.
Op het Afbeeldzel van Juffrouw A. M. v. S.
Dit aanschijn wierdt gemaalt door een’ bedreeve handt;
Kon Deugdt en Kennis ’t aar, zij was geheel in standt.
Het aardige Penceel schetst af dit aangezicht,
Dat aller menschen hert zoetvoerig kan betov’ren;
Doch hare Deugden, en Verstandt, zoo hoog verlicht,
i
5NEEKER COURANT.