VOOR SMEEK Bil MSMUffl.
Chamberlain in Zuid-Afrika.
InschnlvM voor Se Nationale Milin.
JIMS- EN lllïliKTEÏflEIlLlIl
BE TAARTJES.
iB
Zaterdag 84 Januari 1903.
ITo. 7.
58e*Jaargang.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Officieele Advertentie.
FEUILLETON.
I
f.
I»it blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
LICHTING 1804.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente
Sneek, herinneren alle mannelijke ingezetenen, die in
1884 zijn geboren en zich tot dusver niet voor de Nati
onale Militie, lichting 1904, hebben doen inschrijven,
aan hunne verplichting, om zich daartoe alsnog aan
te geven vóór of uiterlijk op 31 Januari e. k. ter Se
cretarie dezer gemeente.
Sneek, den 15 Januari 1903.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
JAC. van deb LAAN, Secretaris.
schuld geweest. Die lieve Daatje, die handige meid,
die kon nooit kwaad doen, immersEn slim, dat hij
haar zoo dadelijk gevraagd had, er niets van te zeggen,
aan niemand er iets van te zeggen 1 Zij blij, natuur
lijk
Met zijn taartjesborst, met zijn advocaatborst, was
hij net Kees en Dien tegen het lijf geloopen. Nou,
die liever dan een ander, die mochten ’t weten.
Zou er iets aan de hand zijn, tusschen die twee
Kees en Dien toevallig, dat hij ze nu net weer sa
men trof, boven op de gang, bij Kees’-kamerdeur I
Terwijl al de anderen toch al beneden waren en de
rijtuigen wachtten voor het huis.
Hij was Dien gaan zoeken, die bruidsmeisje was, hij
dacht wel, dat ze boven zou zijn, daarom was hij op
het laatste moment nog die vervloekte trap opgeped
deld, en nu trof hij haar weer met Kees I
Om hen drieën de twee mannen als standbeelden, de
vrouw als een poetsmachine, glom het kabinetje van
burgerkamertjesfatsoendelijkheid. Door het opgescho
ven venster, door de flauw ademhalende vitrage heen,
zeefde de hitte van den volzomermiddag naar binnen,
stoofde de zon gouden gloed, die je wel kon snijen
De zweetdruppels vielen Dien van het gezicht, van de
piek-geworden haren, gleden geruischloos weg in het
hartstochtelijk geboen. Het was de boenpassie
Ze haalde eau-de-cologne, wrong het fleschje uit
boven de wittig-grijze plakaat, ze haalde spiritus,
terpentijn, vliegende geest zelfs. Ze sleept het huis
bij elkaar, telkens op de teenen sluipend de kamer uit
en in, roepend dat ze dadelijk kwamen aan de iede-
ren keer geagiteerde! schreeuwende schoonmoeder bin
nen het uur.
Toen-ineens-gaven ze het op, alle drie. De plakaat
was nu van wit, grijzig-rose geworden. Ze gaven
het op, en ze stonden elkaar aan te staren met blik
ken van wat nu. Beneden, aan de trap, schreeuwde
schoonmoeder, hoorden ze Lize zeggen
Ik zal weleens even gaan kijken, wat ze toch uit
voeren 1
Haar laarsjes kraakten, haar zjjde ruizelde, de
trap op.
Zij staarden elkaar aan. Drie beddelakenbleeke ge
zichten. Zij stonden een oogenblik verstomd van ont
zetting. Doch als de nood het hoogst is,
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 2*/» cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
Kom nou toch, Jan 1 Wat voer je toch uitschreeuw
de zijne schoonmoeder, over een uur zijne schoon
moeder tenminstebeneden aan de trap. Van agitatie
en nauw ingehouden woede, dat hij haar en haar doch
ter (die hjj toch ook blij mocht zijn dat-ie ze kreeg)
zoolang liet wachten met al die geheimzinnigheid
klonk haar stem heesch, sloeg over in fausset met een
rauw geluid.
Boven in het kabinetje, was het formeel de Wanhoop!
Kees, broer van de bruid, in gekleedejas, hoog boord,
sneeuwveldglinsterend front, witte das, hooge zije,
Kees, in zijn smetloos-wit-geschoeide handen, hield de
kom vast en Dien, de oudste zuster van den bruigom,
stond met woest fladderenden handdoek te boenen en
te poetsen en te wrijven, weer in de als een uithang
bord opgehouden kom met water te doopen en wèèr
te boenen en te poetsen en te wrijven, dat het een
aard had en dat het een lust zou zijn geweest om te
zien, als het niet juist voor alle drie de menschen, die
het zagen, zulk een drama, zulk een tragedie-om-bjj-
te-huilen was geweest.
Voor het huis, op straat, krabden paardehoeven over
de keien. Dat geluid en het telkens weer onder aan
de trap schreeuwen van schoonmoeder over een uur
(die niet boven dorst te komen omdat ze dacht dat ze
aan een verrassing voor haar bezig waren dat
begrepen ze wel) irriteerde nog maar meer.
Die stomme Daatje! Hij zou het haar inpeperen
als maar eerst de vlekken een beetje waren wegge-
A1 vreezen we misschien een enkelen lezer te
vervelen met alweer een thema aan te roeren,
waar reeds zoo veel over geschreven is, toch
willen we in ’t kort schrijven over de reis van
den Britschen minister van koloniën naar Zuid-
Afrika. We zullen niet opnoemen al de plaat
sen, door Chamberlain bezocht, niet afschrij
ven de talrijke en groote redevoeringen, niet
de feesten en diners, niet ’t enthousiasme der
jingo’s van Zuid-Afrika, de bijna koninklijke
hulde, gebracht aan een minister, die zooveel
bloed en tranen deed storten en als een mach
tige der aarde op een reusachtig oorlogsschip
de reis naar ’t Zuiden aanvaardde. Neen, we
willen den totaal-indruk weergeven, dien de
reis op ons maakt.
Chamberlain zou naar Zuid-Afrika gaan, om
zich met eigen oogen en ooren op de hoogte te
stellen van den toestand. Dit zou een goed
denkbeeld kunnen wezen, als Chamberlain
daarvoor een geschikte persoonlijkheid ware
geweest. Doch de man met de orchidee in ’t
knoopsgat staat in Zuid-Afrika tegenover de
Boeren als een minister in ’t parlement tegen
over de oppositie. Hij in plaats van eerst
gelsch bestuur daartoe mee. Over dat bestuur
wordt trouwens ook door Engelschen, door loy
ale Engelsche Transvalers geklaagd. En Cham
berlain, zeggen Engelschen van deze soort, is
bezig de goede kansen voor pacificatie te ver
spelen door de Boeren, die hem trouwhartig
tegemoet kwamen, voor ’t hoofd te stooten.
Wij willen erkennen, dat Chamberlain ook
woorden heeft gesproken, die een goeden klank
hadden van zijn standpunt; maar juist dat
standpunt deugt niet, is te eng en te klein voor
een bewindsman, die komt om te onderzoeken
en te bevredigen. Hij-zelf heeft ’t duidelijk
omschreven in de woorden: De vredesvoor
waarden zijn het charter, de grondwet der
Boeren. Komt Engeland deze niet na, dan
alleen hebben zij reden tot klagen; maar door
daar buiten te gaan met hun klachten, wek
ken zij een stijgend gevoel van ongeduld.
Ziedaar een enormiteit! De vredesvoorwaar
den het charter der Boeren; geen andere rech
ten. Zoo zou Engeland kunnen spreken tot
een vreemden, zelfstandigen staat, die zijn vre
desvoorwaarden had moeten aannemen, maar
daarna zelfstandig was gebleven. Tegenover
zulk een staat zou ’t geen andere eischen te stel
len hebben dan trouwe naleving van het vre
desverdrag. Die vreemde staat zou zelf heb
ben te zorgen voor de heling der oorlogs
wonden.
Maar zoo staat Engeland niet tegenover de
voormalige Zuid-Afrikaansche republieken. Het
zijn nu Engelsche kroonkoloniën en voor goed
bestuur en heling der wonden is Engeland
zelf verantwoordelijk. Het noemt de burgers
dezer vernietigde republieken onderdanen van
Engelands koning en eischt van hen zelfs een
niet bedongen eed van trouw. De burgers
hebben dien toestand aanvaard, maar verlangen
dan ook als Engelsche onderdanen en vrije bur
gers beschouwd en behandeld te worden.
Dat de Boeren van Nederlandschen stam
met ’t Engelsche oppergezag vrede kunnen
hebben, als men hun vrij laat in eigen huis
houding, hebben de Afrikaanders van Hol-
landsch ras in de Kaapkolonie bewezen. Wij
kunnen ons voorstellen, dat de burgers van
Transvaal en Vrijstaat zich in een dergelijken
toestand zouden kunnen schikken. Ook de
Franschen in Canada berusten er in.
onderdanen van verschillenden stam, maar al
len Engelsche onderdanen, die allen spreken
en recht hebben te spreken van onzen Koning
en onze Regeering. Met merkwaardige trouw
hartigheid aanvaarden de nieuwe onderdanen
den nieuwen toestand, voorgegaan door de
zelfde mannen, die hen kort geleden aanvoer
den in den strijd met een veerkracht, te sterk,
naar ’t scheen, om ooit van toegeven en onder
werping te willen weten. In hun betuigingen
van trouw zijn zij nobel. Maar daartegenover
spreken zij vrijmoedig en mannelijk, niet als
deemoedige overwonnenen, als nederige smee-
kelingen, maar als vrije medeburgers tot Cham
berlain. Zij vragen gelijke rechten als iets
waarop zij aanspraak hebben. Zij verklaren
trouwe onderdanen van ’t Britsche rijk te zul
len wezen, maar eischen dan ook vertrouwen,
’t Is of zij Engeland een goede kans willen ge
ven om hen voorgoed te winnen en zij waar
schuwen Chamberlain eerlijk, dat het niet goed
zal gaan, als zij niet als gelijkberechtigde bur
gers behandeld worden en hun taal niet ge
respecteerd wordt. Zij spreken Hollandsch te
genover Chamberlain 1 Chamberlain moet niet
vergeten, zoo wordt hem herinnerd, dat zij het
meest vrije volk der wereld zijn geweest.
Krachtig was hun aandrang om de burgers
uit de Engelsche koloniën, die met hen stre
den, de rebellen vrij te laten. Zij mo
gen niet ophouden aan te dringen op een al-
gemeene amnestie, zoo de regeering, /iun re
geering, wil, dat er rust komt onder hun volk.
Zou waarlijk ook Engeland’s belang gebaat
zijn, als het aan de wenschen der Boeren ge
hoor gaf? Zouden verzoening en samenwerking
van de beide rassen daardoor waarschijnlijk
worden Er zijn Engelschen, die ’t ontkennen,
en wel op grond van Engeland’s schuld. Zoo
b.v. Ramsay Macdonald, die aan zijn landge-
nooten nu schriftelijk meedeelt, wat hij in
Zuid-Afrika heeft gezien. De verwoesting van
’t land, ’t baldadig vandalisme der Engelsche
troepen, de verschrikkingen der concentratie
kampen, de vervolgingen onder de krijgswet
zijn z. i. te sterk geweest om vergeten te kun
nen worden. Vertrouwt niet de oogenschijnlijke
berusting der Boeren, zegt hij; de haat leeft on
uitroeibaar in hun hart, en dat is de vrucht van
ons eigen werk. De oorlog heeft alle Afri
kaanders bezuiden de Zambesi tot één volk
gemaakt. Zelfs na den oorlog werkt het En-
werkt en de plechtigheid achter den rug zou zijn. De
plechtigheid hij twijfelde of die door zou kunnen
gaan, weleens nu Die Dien zounog de gaten er in
wrijven
Die stommeling van een DaJe hou toch rechts,
hè, als je de trap afkomt met een schotel taartjes in
je eene, en een karaf een kristallen karaf advocaat
in je andere hand, en als dan iemand in rok de trap op
komt, je tegemoetJe kijk toch uit je oogen en je
hoü rechts Hij, de bruigom, had uit zijn oogen geke
ken en rechts gehouden had hij ook.
Enfin, het was nou eenmaal gebeurd. Maar toch
zou hij het haar inpeperen, ongezouten
God, godwat zag die jas er uitEn ’t werd hoe
langer hoe erger, hoe meer of Dien boendeZe moest
er maar uitscheiden, eigenlijk, ’t Gaf toch niets, ’t
werd er nog maar smeriger op En ’t ellendigste
was ten slotte nog, dat het pak gehuurd was
Dat wisten ze niet. Dat wist zijn schoonmoeder
niet. Dat wist Lize niet, voor wie hij anders nog nooit
een geheim had gehad. De tranen konden hem in de
oogen komen, als hij er aan dacht. Dat wisten ze
geen van allen
Je moet je grootheid toch ophouden, hé.
Maar ’t was gehuurd en een mooi was ’t ook.
Ze hadden het allemaal even mooi gevonden, gevraagd
bij wie hij het had laten maken! Minstens vijftig pop
zou hij er voor moeten geven, aan het verhuurmaga-
zijnEn dat in deze dagen, die hem toch al zulke
hoopen met geld kostten. Wat zou hij moeten
bloeden en wat zou hij krom moeten liggen
om het te betalen, zonder dat zijn vrouw zijn
vrouw-binnen-een-uur er iets van merkteHij
kon huilen, als hij er aan dacht
Gelukkig, dat ze het niet gezien hadden, het onge
val. Anders was het natuurlijk weer allemaal zijn
te hoor en en te zien is meer aan ’t woord
dan iemand anders. Hij debatteert en wel op
zijn gewone manier door te overbluffen. Hij
schijnt in Zuid-Afrika gekomen om den Boe
ren eens de les te lezen. Geen wonder dat
zijn aanhangers in Engeland hem toejuichen.
Hij neemt adressen in ontvangst, hoort de toe- I
lichting aan en verklaart zich bereid al
les rijpelijk te overwegen? Onnoodig 1 Hij is
aanstonds met zijn antwoord gereed; is dus
niet gekomen om te hooren en te zien. En dat
vindt men in Engeland prachtig. De Boeren
hebben hun meester gevonden, zoo wordt er
gejubeld hij heeft hun eens voor goed gezegd,
waar ’t -op staat en dat zij met de vredesvoor
waarden tevreden moeten wezen.
De vredesvoorwaarden, zegt de N. Rott.
Crt. daarop blijft Chamberlain zich beroe
pen als Shylock (in »De Koopman van Venetië)
op zijn schuldbrief. Wat daar in staat, dat
mogen de Boeren vragen, maar ook niets meer,
zelfs niet wat volgens de Engelschen er nu
eenmaal niet in opgenomen kon worden, om
dat het een bevoegdheid der kroon goldde
amnestie. Toch wil Engeland misschien wel
iets meer doen, iets meer toestaan; maar dan is ’t
zuivere edelmoedigheid en onverplichte mild
heid. Nooit was een overwinnende natie na
een nooit zoo zachtmoedig gevoerden oorlog
zoo mild en vrijgevig jegens de overwonnenen.
(Zoo’n edel Engeland!? Foei!)
Chamberlain wordt niet moede zulks bij her
haling uit te galmen. Maar hij vergeet iets,
wat hem op hun eigenaardige wijze door de
Boeren onder het oog gebracht werd. Er
werd gesproken van »de Engelsche regeering«
maar de Boeren vielen den spreker in de rede
en maakten er hem opmerkzaam op, dat hij had
te gewagen van »onze« regeering. Was’t nu
voor Chamberlain nog niet duidelijk, dat hij
zich op een verkeerd standpunt plaatste
Op de vredesvoorwaarden hebben de Boe
ren de wapens neergelegd; daarna zijn zij En
gelsche onderdanen geworden. Nu staan En
gelschen en Boeren niet meer tegenover elkaar
als twee lovende en biedende, met elkaar on
derhandelende partijen en Chamberlain staat
daar niet als de afgezant van de eene partij,
die tegen de andere pleit, maar als een En-
gelsch minister, die den toestand in een Engel
sche Kolonie komt onderzoeken en daar En
gelsche onderdanen vindt, oudere en jongere,
Toen Lize binnenkwam, klonk op haar verbaasde
vraag, het antwoord van den bruidegom met een
stoïcijnsche kalmte
O, we wouen net komen, we hadden nog even iets
te bepraten. Straks zal ik je wel vertellen, wat.
Zij keek vrooljjk-vlug de kamer eens rond. Niets
bijzonders. Alleen
Hè I zei ze waarom heb jij Kees-z’n demi-saison
aan
Ik ben ’n beetje huiverig, ik heb kou gevat schijnt ’t.
Hij rilde.
Beneden keken ze hem aan, met groote oogen. Maar
niemand die iets dorst te zeggen.
En in het rijtuig, legde »zij« haar arm om hem heen
en trok hem dicht tegen zich aan. Hij zat te transpi-
reeren in stroomen.
Heb je het nu nog zoo koud, ventje? vroeg ze,
deelnemend. Kom maar hierik zal je wel verwar
men, hoor
En de echtgenoot-binnen-een-uur vervloekte de
taartjes Nieuwe Ct.
WK
1
aga
ft®
i
i
ii1 i i i-u i n i n acaic—Ma—
ERCOURAN