VOOR SlEEk Eli «MU.
Be dochter ras Beland.
»S- EK IDmmBLAB
58e Jaargang.
Woensdag 28 Januari 1303,
Uo. 8.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Officieele Advertentie.
EEN LASTIGE KEIZER.
FEUILLETON.
De
voor-
Hit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
-
1.
2.
3.
men
re-
wetten
door krijgen; iemand,
aanschelde, was aanstonds bereid mij de eer van haar
gezelschap te gunnen, zooals de allerbanaalste beleefd
heidsfrase luidt, maar ik moet den vriendelijken leze
ressen en lezers met aandrang verzoeken, nu eens
geen voorbarige gevolgtrekkingen te willen maken, of
coüte quo codte verband te willen zoeken tusschen de
twee laatste zinnetjes. Het eerste’t beste vriendin
netje was zulks werkelijk en kon zich dus de moeite
van ’t ergens overheen stappen, besparen.
De uitvoering was in «Bellevue.* Dat spreekt haast
vanzelf.
Liefhebberij-comedies slaan meestal hun tenten op
óf in «Vondel* öf in «Bellevue Janus’ gezelschap vier
de ’n jubileum, wat ook al weer bijna vanzelf spreekt,
’n Liefhebberij-comedie is geen liefhebberij-comedie,
wanneer er niet om de anderhalve week gejubileümd
wordt.
De kern, het glanspunt van den avond zou zijn»De
dochter van Roland*, drama van Caldron de la Barca.
En dat is ’t geweest, ’t Is zeer te betreuren dat Cal
dron dood is. Zeer.
Toen m’n dame en ik binnen kwamen, was ’t al vol.
In ’t zaaltje hing die zonderling kruiïge atmosfeer,
die wijst op »bal na.< De dames hadden roode opwin-
dingshoofden, de heeren dito, iets meer geprononceerd.
Toen we goed en wel zaten wèl is eigenlijk ’t
woord omdat ik zooals gewoonlijk in ’n schouwburg,
terecht kwam op plaatsen waar we niet hoorden
ging ’t scherm op.
Er kwamen vijf of zes dames en heeren, die ’n blij
spel opvoerden of ’n drama, dat heb ik niet goed
kunnen merken. M’n dame vond ’t mooi en huilde, ’t
Is dus waarschijnlijk’ndrama geweest. Toen ’t scherm
weer viel, barstte er ’n krankzinnigmakend applaus
los. De zes dames en heeren kwamen terug en pro-
Vergelijk eens de Keizer van Duitschland
met den Koning van Engeland en ge kunt haast
geen grooter tegenstelling vinden. Koning
Edward is koning van ’t uitgebreidste kolo
niale rijk, van een buitengewoon rijk land, van
een land, dat nog niet in de teruggaande peri
ode is; hij is, ondanks zijn kroonprinselijke le
venswijze, als koning bemind bij zijn volk.
Maar wat heeft hij als koning eigenlijk te zeg
gen. Om ’t in ’t kort te zeggenhij laat zijn
ministers regeeren. Keizer Wilhelm daarente
gen wil zelf, ondanks zijn constitutioneel kei
zer- en koningschap, de regeerder zijn en is ’t
ook. In de Nederlandsche grondwet staat se
dert 1848, dat de koning zijne ministers benoemt
of ontslaat naar welgevallen; een artikel, dat
in Duitschland ook niet ontbreekt, in andere
landen ook bestaat. Doch terwijl ’t in andere
landen bijna een doode letter is, terwijl in an-
’t Scherm ging op en toonde aan de verraste blikken
der toeschouwers ’n heerlijk marine-blauw bosch van
kastanjeboomen. Rechts was 'n soort prieel, links de
ingang van ’n chocolade-kleurig paleis.
Toen 't doek heelemaal op was, kwam er ’n lang
opgeschoten jongmensch in ’n blauwe hansop, waar ie
telkens over struikelde en ’n spierwitten baard en
pruik, uit een der coulissen geschoten, rolde als ’n
aangeschoten stekelvarken tot bijna op ’t souffleurshok
en begon met ’n telkens overslaand keelgeluid en zoo
gauw als gold ’t een weddenschap, aan ’t publiek dui
delijk te maken, dat hij ’n zekere Roland was.
't Publiek nam deze vrij onbelangrijke mededeeling
voor kennisgeving aan en zou waarschijnlijk inge
slapen zijn zonder de hulp van m’n besten vriend Droog
meijer, die gehuld in ’n veel te wijde rose chamber-
cloack heel somber opkwam, even rondkeek en plot
seling met z’n hoofd, z’n romp en z’n armen begon te
draaien en te knikken en te gesticuleeren, dat ik er
duizelig van werd. Dit alles ter illustratie van een
met allerafgrijselijksten pathos uitgebralden, -gehuil-
den, -gebrulden, -geschreeuwden claus en waaruit ten
duidelijkste bleek, dat hij het niet bijster begrepen
had op den jeugdigen grijsaard in den blauwen hansop
bij het souffleurshok, die trouwens bij ’t opkomen van
z’n zoon, alias Droogmeijer, zoo stom werd als ’n visch.
Dat scheen echter ook z’n kwade zijde te hebben
want toen de chambero.loack klaar was, of liever ge
zegd öp, en op iets als antwoord wachtte, bleef de
grijsaard stom, kuchte eindelijk verlegen, haalde 'n
zakdoek uit z’n zwarte broekzak van onder z’n tredica,
snoot eenige malen zeer luidruchtig z’n neus en ein
digde met heel beleefd aan den souffleur te vragen,
wat ie moest zeggen.
De souffleur schoot in ’n lach, die op straat gehoord
kon worden, hielp den stakker op weg en nadat ’t
publiek bekomen was van lo zijn verbazing, 2o zijn
hilariteit en 3o zijn brullend gelach, kon de oude heer
verder gaan wat hij deed, zij ’t ook met eenige
hiaten, aangevuld door Janus en den souffleur.
Na eenig geparlevink met den goedigen ouden heer,
die nog altijd aan ’t souffleurshok bleef plakken als ’n
postzegel op een brief, kwam uit het chocoladepaleis
een zeer zonderlinge gedaante te voorschijn. In den
beginne kon ik niet goed uitmaken of ’t ’n man of
’n vrouw was, daar er van de heele vreemde historie
niet veel meer te zien was, dan een geweldigen neus.
De rest was verborgen in ’n witte pij, voorzien van
’n kap.
En dit kan
moet
Gisterenochtend vond ik op m’n schrijftafel ik heb
’n schrijftafel, n’ en déplaise de nijdige vrindjes, die
beweren, dat ik hem zelf timmerde uit ’n eierenkist
’n uitnoodiging voor ’n liefhebberij comedie-voorstel
ling, onderteekend door Janus Droogmeijer, die mede
werkend lid is.
’t Spijt me, op m’n eer, ’t spijt me, dat ik Janus
m’n vriend al weer moet maken tot ’n zondebok, tot
’n «onderwerp* en wel omdat me hierdoor ’n niet te
verontschuldigende armoede van stof zou kunnen wor
den verweten. Hier zit ’t ’m echter niet. Zoolang er
menschen zijn, die zich de moeite geven te bestaan,
zoolang is er stof om over hen te schrijven.
Maar Janus Droogmeijer is zoo ’n prachtig, sappig,
dankbaar sujet voor wat licht pengekrabbel, dat ik me
zelf aan zwarte onerkentelijkheid zou meenen schuldig
te maken door niet althans figuurlijk uit hem te
persen en te wringen, wat er komieks, heldhaftigs of
«bijzonders* in en aan hem is, al zou de stakker er op
laatst gaan uitzien als ’n leeg boodschappennetje.
Ik heb van^ de uitnoodiging, zich uitstrekkende over
’n heer »met ééne dame< gebruik gemaakt.
’t Is merkwaardig met welke gemakkelijkheid ’n da
me heenstapt over persoonlijke rancunes of antipathiën,
zoodra ze kans ziet, gratis ergens heen te gaan, al is ’t
dan ook in gezelschap van ’t onderwerp dier mingun
stige geneigdheid.
Het eerste ’t beste vriendinnetje, bij wie ik ’s avonds
beerden ’n buiging.
Ik had Janus nog niet gezien.
Nu kwam er 'n langwerpig individu, die
gaf komische chansonetten voor te dragen.
’t Was niet onaardig, behalve de woorden, die niet
te verstaan waren en de zang, die ontzaggelijk was
van valschheid.
Toen de onverstaanbare, valsch zingende torpedoman
weg was, nadat hij een applaus had veroorzaakt, dat
de gaskronen deed wapperen als vlaggewimpels, kwam
er ’n geheimzinnige fluister-stemming over ’t rood-
hoofdige auditorium, want nu, nu zou ’t komen ’t
groote, ’t onafwendbare, ’t machtige. Caldron’s drama.
Hierin zou Janus optreden mijn speciale, beste
vriend Janus. Met vette letters stond ie op ’t pro
gramma
Thibalt de heer J. Droogmeijer.
En ik voelde me groot worden om hem.
M’n dame legde ’n schoonen zakdoek op haar
schoot.
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 2*/> cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
Veeuitvoer naar Zuid-Afrika.
In de Algemeene Vergadering der Hollandsohe
Maatschappij van Landbouw, den 19den September j.l.
te Alkmaar gehouden, werd door den heer Loopuyt
de navolgende motie voorgesteld, welke na mondelin
ge toelichting, bij acclamatie werd aangenomen:
«De Vergadering, gehoord de mededeelingen en
«plannen, betrekking hebbende op het kosteloos ver-
«schaffen van jong fokvee aan de door den oorlog be
hoeftig geworden Zuid-Afrikaansche boeren, en
«hare volle sympathie daarmede betuigende, noodigt
»het Hoofdbestuur uit zich zoo spoedig mogelijk in
«verbinding te stellen met de Hoofdbesturen der
«Zustervereenigingen van alle provinciën in Neder
land, met het doel hen uit te noodigen, gezamen
lijk eene hoofdcommissie uit den Nederlandschen
«Landbouw te vormen, die in overleg met de dezer
«dagen opgerichte Zuid-Afrikaansche Vereeniging
«voor Landbouw en Veeteelt, zoo spoedig mogelijk
«uitvoering aan bovengenoemde plannen zal geven”.
Bij de Toelichting deed de voorsteller o. a. mede
deeling, dat reeds door landbouwers in den Koegraspol-
der een 14-tal stuks jong vee gratis voor de Zuid-
Afrikaansche boeren beschikbaar werden gesteld, ter
wijl sedert dien tijd in Friesland en elders, nog meer
vee is toegezegd voor hetzelfde doel, te zamen meer
dan 50 stuks.
Ook werd medegedeeld dat, naar aanleiding van deze
aanbieding, onder voorloopig bestuur van de oud-
VERGADERING van den Gemeenteraad
van Sneek, op Donderdag den 29 Januari 1903,
’s namiddags 61/, uur.
Punten van behandeling:
Resumtie der Notulen.
Mededeeling van ingekomen stukken enz.
Adres van Dr. Z. Th. Diehl om eervol ontslag
uit zijne betrekkingen bij Middelbaar en Hooger Onder
wijs.
4. Goedkeuring der rekening van den Waagmeester,
over 1902.
5. Idem der rekening Begrafenisrechten over 1902.
6. Adres van C. Houwink tot afstand van een ge
deelte sloot.
7. Alsvoren van Dr. A. C. Dornheck Busscher, te
Zwolle, om restitutie van betaald schoolgeld.
8. Alsvoren van de Wed. Jac. Velds, van gelijke
strekking.
9. Opname in het pensioenfonds van burgerlijke
ambtenaren van leeraren Burgeravondschool.
10. Adhaesiebetuiging aan een adres der gemeente
Almelo inzake openbaarheid Kohieren Vermogens- en
Bedrijfsbelasting.
11. Adres van L. de Waard betreffende een aan te
leggen riool.
12. Idem van H. de Vries tot het hebben van 2
uitstalkasten aan zijn winkelhuizing.
13. Aanbieding stratenplan oostkant W oudvaart.
14. Adres van G. Hesselink inzake muurdikte pho-
tografisch atelier.
15. Alsvoren van het Bestuur der Sneeker Ambachts
school ter bekoming van terrein.
laas met den constitutioneelen Wilhelm. Op
de gestes en daden van beide vorsten afgaan
de, zou men haast spreken van een Nicolaas,
die naar een grondwet regeert en een Wilhelm,
die alleenheerscher is.
De Duitsche rijkskanselier Von Bülow, den
Keizer verdedigende, zei, dat Wilhelm niet
zoo’n heel gewoon burgermannetje is, maar
zulke uitstekende eigenschappen heeft, dat hij
onmogelijk altijd zijn gedachten onder stoelen
en banken kan steken. En de Duitschers
mochten er zich gelukkig om rekenen; in me
nig land benijdt men den Duitschers zulk een
vorst.
Doch Wilhelm, hij moge, zooals Von
Bülow zei, groote gaven van geest bezitten,
overdrijft wat heel erg. Hij is veel op reis
en acht zich telkens geroepen om zijn Keizer
lijke meening te verkondigen; hij is te on
voorzichtig in zijn spreken en heeft ’t daardoor
wel eens mis, ongerekend nog, dat hij niet bo
ven de partijen blijft staan.
Of ’t een geluk of ongeluk is voor Duitsch
land, willen we niet nagaan, maar dit willen
we opmerkenVele eigenaardige toestanden
in Duitschland en ’t heerschende, dat zijn Kei
zer kenmerkt, zijn ontstaan doordat juist uit
’t echt middeleeuwsch Pruisen ’t groote Duitsch
land is gegroeid. Er heerscht daar een prügel-
een massregeln-systeem, dat bij ons, Nederlan
ders, al heel slecht in den smaak zou vallen,
’t Militaire acht zich daar zoo ver boven ’t
burgerlijke verheven en de keizerlijke onder
scheidingen, eereteekenen, ridderlintjes en be
noemingen tot handels- of justitie-, of wat dan
ook voor raad worden zoo begeerd, dat wij,
Nederlanders, er ons haast niet in kunnen den
ken. Pruisen heeft een veel korter overgang
van middeleeuwschen tot modernen staat ge
maakt en daardoor zit ’t middeleeuwsche er
nog te veel in. En in sommige kleine Noord-
duitsche staten heerschen nog toestanden, die
eigenlijk reeds eenige eeuwen verouderd zijn.
Plaats in deze toestanden een man als Wil
helm, die veel kan, maar nog veel meer wil, en
ge kunt u begrijpen, hoe zich de zaken in ’t
groote Germanië gevormd hebben zooals ze nu
zijn.
Wilhelm spreekt te veel en te onvoorzichtig
en brengt daardoor zich-zelf en zijn regeerings-
mannen herhaaldelijk in botsing, nu met deze,
dan weer met gene partij.
In Wilhelm zit nog ’t oude heerschen van
dere landen de verkiezingen de Kamermeer
derheid vormen en daarmee de kleur, soms
zelfs den persoon des ministers bepalen zoo
als bv. in Griekenland benoemt en ontslaat
keizer Wilhelm II zijne ministers werkelijk naar
welgevallen.
Al zal ook in andere landen een minister
niet geheel zonder vorstengunst kunnen, toch
is daar de partijkwestie hoofdzaak. We kun
nen ons in verschillende constitutioneele landen
best een minister voorstellen, die verbazend
op den voorgrond treedt, maar door zijn vorst
in den grond des harten verfoeid wordt. Niet
alzoo in Duitschland; daar is vorstengunst al
les. De minister is daar, ja, de dienaar des
lands, maar eigenlijk de dienaar des keizers.
een lastig baantje zijn, als
zorgen zich een goed minister, dus
geeringsman te toonen; iemand, die
kan maken en ook er
die tegenover een Rijksdag kan optreden en
daarbij zijn keizer naar de oogen moet zien,
en daarbij zijn keizer moet verdedigen te
genover afgevaardigden, die als afgevaardig
den ’t volle recht bezitten dien keizer op de
vingers te tikken, als hij zijn mond heeft voor
bijgepraat. Wilhelm heeft gezegd: Een kei-
zerwoord zal men niet in twijfel trekken; doch
we willen gelooven, dat èn zijn ministers, èft
vele Rijksdagleden zouden wenschen, dat dit
mogelijk was. Doch de keizer spreekt zóó
veel en treedt daarbij zóó op den voorgrond,
en is daarbij zóó weinig partijloos, dat zijn
woorden wel moeten besproken en bediscusseerd
en ook afgekeurd moeten worden.
Vergelijk zelfs keizer Wilhelm II met czaar
Nicolaas II, die zich «alleen heerscher aller
Russen* mag noemendie werkelijk alleen
heerscher, despoot, satraap, of hoe men dat
noemen wil, is. Czaar Nicolaas is beslist al
léén meester in Rusland; alles hangt af van
zijn luimen; geen grondwet bindt hem of legt
hem ook maar iets aan banden. In Rusland
is werkelijk »’s vorsten wil de hoogste wet<.
De Keizer van Duitschland durft zeggen «Zoo
wil ik zoo gebied ik,« zonder dat hij daar ei
genlijk ’t volle recht toe heeft, doch de Czaar
aller Russen zou niets anders dan de volle
waarheid zeggen, als hij deze uitdrukking be
zigde. Men zou ’t zelfs vreemd vinden, als de
Czaar deze woorden bezigde, omdat ’t immers
van zelf spreekt, dat hij de alleenheerscher is.
En toch, vergelijk de alleenheerscher Nico-
vóór de Fransche revolutie. Maar hij had nog
iets anders uit den ouden tijd moeten overhou
den, merkte dezer dagen een blad op; hij moest
nog een hofnar er op na houden, die ’m zoo
geregeld en ongezouten de waarheid zei en
hem tegenhield, als hij zijn mond voorbij wil
praten.
’t Laatste slachtoffer des Keizers is de voor
zitter van den Rijksdag, graaf Ballestrem, die
- zeker om den Keizer min aangename op
merkingen over de Krupp-historie te besparen,
of bewerkt door wie weet welke invloeden,
den socialisten-afgevaardigde Von Vollmar
verhinderde over deze zaak te spreken; welke
handelwijze door bijna alle bladen gelaakt werd
als partijdig en zelfs door eigen partijorga-
nen niet goedgekeurd werd.
Er is reeds iets op uitgevonden, om de kei
zerlijke woorden, als ’t noodig is, weg te kun
nen moffelen; als ze nl. niet in ’t officiëele
staatsblad zijn opgenomen, tellen ze niet of
ficieel mee en mag de Rijksdag er ook niet
officieel over delibereeren; m. a. w. als Wil
helm zijn mond voorbij heeft gepraat, worden
zijne woorden overgeslagen.
Dit belet echter niet, dat Wilhelm voor zijn
regeeringsmannen een lastig potentaat blijft.
ii-
s®.
■R COURANT.