11108- ES AhVEIlTIÜTIliBLAÜ VOOR SMEEK El H8TKU. DE DlEf. 58e Jaargang. Zaterdag 31 Januari 1903. No. 9. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Officieele Advertentie. FEUILLETON. Een praatje over den vooruitgang. KENNISGEVING. Hit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. De BURGEMEESTER der Gemeente Sneek, brengt ter openbare kennis, dat het Kohier der Grondbe lasting, dezer gemeente, dienstjaar 1903, door den heer Directeur der Directe Belastingen goedgekeurd den 26 Januari 1903, aan den Ontvanger der Rijks- belastingen te Sneek ter invordering is ter hand ge steld en dat een ieder verplicht is, zijnen aanslag op den bij de wet bepaalden voet te voldoen. Sneek, den 30 Januari 1903. De Burgemeester voornoemd, ALMA. Ziedaar nu eens een gemakkelijk en toch ook een lastig onderwerp. Om over den stof felijken vooruitgang of over uitvindingen, over vooruitgang op ’t gebied des geestes, des ver- nufts te spreken, is niet zoo bezwaarlijk, vooral niet als men alleen aan ’t opnoemen gaat van wat de laatste tijden al zoo wat voor nieuws hebben gebracht. Maar over den vooruitgang op geestelijk, zedelijk en godsdienstig gebied te spreken, is lastiger. Vooreerst kan men zich dan niet op een neutraal standpunt plaat sen, zooals wij steeds trachten te doen en hier uit volgt reeds, dat men deze soort van vooruit gang van verschillende wijze kan beschouwen en ook tot zeer uiteenloopende conclusies kan komen. Wij zullen dus gewoon een praatje houden over den stoffelijken vooruitgang, over de vor deringen van ’t menschelijk vernuft, over ver andering in gebruiken en wat hier bij behoort en gewoon laag bij den grond blijven. Of er vooruitgang en verandering geweest is in de laatste tientallen jaren? We gelooven niet, dat ooit een vroegere halve of geheele eeuw met de laatste te vergelijken is. Allerlei uitvindingen hebben de gansche maatschappij veranderd, nieuwe soorten nijver heid geschapen, steeds machtiger en kunstiger machines gevonden, die ’t werk der handen vervangen, en nieuwe behoeften bij de men- schen gewekt. Dit laatste vooral mag niet over ’t hoofd gezien. De levensstandaard, zoo als men dit in een woord uitdrukt, is in een halve eeuw tijds zeer veel hooger geworden. Eet het dan maar hier op, bracht zij in vertwijfe ling uit, maar haast je. Mijn man mocht je hier eens vinden. Bovendien wordt straks onze dog binnenge laten en dan kan ik niet voor je kleeding of je lede maten instaan. Het goede mensch constateerde met voldoening, welk een machtigen indruk deze woorden maakten, en zij genoot. De reus wist immers niet, dat mijnheer Berthier maar een klein nietig mannetje was en dat de booze bulhond in het geheel niet bestond. Berthier hield er geen hond op na, vanwege een kinderachtige vrees, die hem uit zjjn jeugd was bjjgebleven voor hondsdolheid. Dat alles besefte de vagebond niet en deze nam dus alles, wat mevrouw Berthier hem op de mouw spelde, voor goede munt op. De goede ziel snelde nu ijlings naar de keuken en beval Marie, de oude keukenmeid, den bedelaar iets te eten te geven. Heimelijk fluisterde zij de oude in het oor de keukendeur op een kier te laten en den man niet uit het oog te verliezen. Marie deed, wat haar bevolen was. Begeerig verslond de bedelaar, wat hem werd toe gestopt en het duurde niet lang of alles was schoon op en de man verdwenen. Mevrouw Berthier vergat spoedig het geheele geval, want nauwelijks had de arme man de plaat gepoetst, of de huisdeur werd opnieuw geopend en een buiten- landsche vriend, die in zijn doorreis ook het stadje had ingelascht, om een paar uren bij de echtgenooten te vertoeven, vertoonde zich op den drempel. Onder vroolijk gekout verstreek de tijd. Eerst toen de gast weer vertrokken was en mijnheer en mevrouw zich ter ruste wilden begeven, schoot de herinnering aan den landlooper, die haar zooveel zorg gebaard had, haar Mijnheer Berthier las zijn vrouw na het eten de courant voor. Onder de rubriek Parijsche nieuwtjes stond weer een bericht van een grooten diefstal met inbraak. Gelukkig, zuchtte mevrouw Berthier terwijl zij Gentille, de sneeuwwitte Angorakat, die zich op haar schoot zoo gemakkelijk mogelijk neergevleid had, lief- koozend streelde, wat ben ik blij, dat wij buiten wo nen en niet in Parijs, waar moord en inbraak aan de orde van den dag zijn! Nietwaar mijn diertje? Gentille rekte zich eens behaaglijk uit, en gaf door zacht gespin haar overeenkomstige meening te ken nen. En hoe liep het nu af, Jules? Heeft men den in breker gevat ging mevrouw, zich tot haar echtgenoot wendend, voort. De krant, die, uit zijn vingers ge gleden, op den grond lag, en een luid gesnork, bewe zen echter, dat mijnheer met alle misdaden afgere kend en in zjjn middagdutje den vrede gevonden had. Mevrouw Berthier nam zachtjes de krant van den grond op en las de geschiedenis van den inbraak. Behoedzaam legde zij daarna de krant weer op tafel. Wat ’n slechte menschenBlij toch, dat wij buiten wonen, mompelde zij nogmaals, nu bevredigd. Kom, Gentille, fluisterde zij tegen de kat. Baasje slaapt; laten wij hem niet storen. En zachtjes stond zij op en verliet, gevolgd door de ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 27, cent. Groote letters naar plaatsruimte. Men zal ons tegenwerpen, dat de strijd om ’t bestaan er niet gemakkelijker op geworden is en ons wijzen op een monsterachtig resultaat, dat juist in Amerika ’t best opgemerkt kan wordenDat nl. ’t groot-kapitaal te veel pro fiteert van den stoffelijken vooruitgang; dat zich steeds ontzettender kapitalen in weinige handen ophoopen. We geven dit toe, maar zullen hier niet over doorredeneeren. We blij ven bij den grond. Doch is ’t niet waar, dat in de Germaansche en Angelsaksische wereld, over 't geheel genomen, de levensstandaard verhoogd is Vergelijk ’t gebruik van vleesch- spijzen, van groenten, van versnaperingen, enz. bij vroeger. Er wordt beter gegeten We zeggen er natuurlijk bij: over’t geheel genomen. Want er wordt ook nog meer dan genoeg gebrek geleden. Er wordt ook veel meer uitgegeven aan kleeding. Men woont beter. Men leeft zinde- lijker. Men leeft gezonder, hetgeen de sterfte- statistieken overduidelijk bewijzen. Vergelijk eens ’t gebruik van sigaren van nu bij vroegerWorden er per hoofd niet eenige malen zooveel sigaren gerookt als vroe ger? Maar men is in dit alles niet zoo degelijk als vroeger, zult ge ons tegenwerpen. Ge hebt gelijk. Zorgen voor winterprovisie wordt in den zomer niet of bijna niet gedaan. En onze over-overgrootouders kleedden zich degelijker. De zoon trouwde in ’t zelfde pak, dat ook de vader op zijn bruiloft sierde. Doch dit alles neemt niet weg, dat nu veel meer geld ook aan kleeding besteed wordt als vroeger. Men reist veel meer dan vroeger! Ja, de ge legenheid maakt den dief, ’t is waar en al de goedkoope reisgelegenheden verlokken tot een uitstapje. Maar met dat al: vroeger reisde men toch maar niet I Men heeft veel meer vermakelijkheden dan vroeger. In vroeger tijd gold ’t gezegdeMen kan wel eens teren tegen ’n burgemeester: ’n ge zegde uit den bloeitijd der Republiek. Doch dit spreekwoord zegt ook duidelijk, dat men vroeger bijna niet buiten z’n dagelijkschen re gel ging; en dan kon ’t een enkele keer wel eens lijden. Doch thans is uitgaan, vermaken zoeken, op reis gaan gewoonte geworden. En al zal iemand ons tegenwerpenmen is tegenwoordig kat, het vertrek. Toen zij de gang binnenkwam, stond plotseling een man, zoo lang als een boom, tegenover haar en deed haar ontsteld terug deinzen. De schamel gekleede bedelaar nam zijn hoed af en Een arme smeekt u om een aalmoes dame klonk het. Om hem kwijt te raken, greep mevrouw Berthier naar haar beurs, nam er een dubbeltje uit en depo neerde dat in de handen van den reus. Duizendmaal dank, mevrouw, zei hij. Heeft me vrouw misschien nog eenige kliekjes over van het middagmaal Ik heb vandaag nog niets gegeten. Een heimelijke vrees greep mevrouw Berthier aan. Alles herinnerde haar aan de geschiedenis van den diefstal te Parijs, dien zij zooeven gelezen had. Dat kwam precies uit. Een van de inbrekers daar, was ook eerst, als be delaar verkleed, binnenshuis weten te komen om alles goed op te nemen. Zij nam den stakker met wan trouwende blikken op. Het kwam haar voor, alsof hij nu en dan van onder de borstelige wenkbrauwen loerende blikken rondwierp. Wat te doen De arg waan aan de eene en haar milde goedheid aan de an dere zijde voerden onderling een zwaren strijd. Maar ten slotte behaalde de laatste toch de overwinning. Ga buiten maar op de bank zitten, zeide zjj, dan zal ik het door het dienstmeisje laten brengen1 Het regent buiten zoo, voerde de landlooper aan. Vindt mevrouw het niet goed, dat ik het hier in de gang opeet? Mevrouw Berthier’s achterdocht wies tot zekerheid aan. De regen, ja, daar was toch wel iets voor te zeggen. Het stortregende maar —maar—en de schrik sloeg haar om het hart. dan ook altijd platzaktoch wordt al ’t geld voor die uitspanningen maar uitgegeven! Natuurlijk zijn er vermakelijkheden, die vroe ger bloeiden en thans kwijnen, ’t Is al weer waar. Maar waar ’t eene zit, kan 't andere niet zitten, en zoo moet ook ’t eene vermaak voor ’t andere wijken. Harddraven op z’n oud Friesch, 't wil niet meer. Ijsclubs klagen steen en beenmaar er zijn er thans ook zoo veel. Doch wat wordt er thans, buiten ’t reizen per spoor, boot of tram, niet gedaan aan wielrij- denHet kind van den kleinen burger fietst; de jongelui uit den werkmansstand fietsen menig ambachtsman peddelt naar zijn werk. Als over-overgrootvader ’t zag, zou hij nog erger doen dan de handen van verbazing in elkaar slaan. We zullen over verstandelijken vooruitgang niet eens spreken. Niet over meer en be ter scholen. Geen vergelijking maken tusschen de oude, bedompte lokalen met weinig en slecht opgeleid onderwijzerspersoneel en wei nige leermiddelen, met de schoolpaleizen van thans. We gaan gewoon op ons eenmaal aan gevangen thema door. Wat wist men vroeger van fanfarecorpsen Doch ook in vele gebruiken is meer weelde gekomen. Neem alleen de visitekaartjes met de prentbriefkaarten. Werd eerst langzamer hand de kaartjesstroom op Nieuwjaarsdag steeds grooter, thans hebben de prentbriefkaarten ge maakt, dat er nog een aanhoudende stroom bij is gekomen, die 't geheele jaar door merk baar is. Een weeldeartikel voor de gegoede klassen is de automobiel geworden, die in zijn neefje, de «stoomfiets» reeds de burgerklasse heeft bereikt. Een geheel veranderde maatschappij is er gekomen, die nieuwe eischen stelt aan de we gen en ook aan de politieverordeningen en wetten voor ’t verkeer. Nu we dit laatste noemenwetten en veror deningen. In Duitschland is reeds een quaestie van beteekenis ontstaan over een zaak, die ook bewijst onze bewering: Dat de weelde zoo is toegenomen. Er wordt bij onze buren gevraagd: >Heeft een ander het recht onze photografie te verbreiden zonder onze persoon lijke toestemming?* Reeds wenscht een Rijks- daglid wettelijke regeling. ’Laten we over deze quaestie, die thans, nu photografeeren dagelijksch werk en allemans- werk is geworden, nu de prijs zelfs den ar beider niet verhindert, zich een kodak aan te schaffen, actueel is geworden, even uitwei den en men zal begrijpen, dat deze soort van weelde, die nog veel grooter zal worden, wel de aandacht van den wetgever mag trekken. Kort na den dood van Bismarck wist een handig photograaf de wachters bij ’t lijk van den ijzeren kanselier om te koopen en gelukte het den lichtkunstenaar, ondanks het strenge verbod van de familie, eenige opnamen te doen van den dooden Bismarck op zijn sterfbed. De photo’s kwamen in den handel maar onmiddel lijk werd er, op verzoek van de familie, be slag op gelegd. Gevolgen: De wachters ont slagen; de photograaf een geldboete wegens huisvredebreuk; platen en afdrukken vernietigd. Slechts enkele afdrukken, die reeds koopers hadden gevonden, bestaan nog en hebben reeds een historische waarde. Men begrijpt hierdoor al reeds, dat thans, nu ook de groote pers zich beijvert, de con- terteitsels van bekende personen algemeen be kend te maken, een vraag als wij zooeven noemden, kan gesteld worden, ja, aan de orde van den dag is. We willen nog een paar voorbeelden aan halen. De vermoorde Keizerin Elisabeth van Oosten rijk had er, ondanks hare lichamelijke schoon heid, een afkeer van, zich te laten photogra feeren en zij ging nooit uit zonder een zwaren waaier, dien zij, naar de manier der Spaansche vrouwen, gebruikte als zonnescherm en tevens als scherm tegen photografen, die trachtten van haar een kiekje te nemen. Toen zij te Amsterdam onder behandeling van dr. Mezger was, gebeurde het eens, dat zij in de Kal ver straal met haar waaier liep en een photograaf bemerkte, die haar opnemen wilde. Onmid dellijk hield zij den waaier voor ’t gelaat, maar op ’t zelfde oogenblik pakte een slagersknecht haar hand beet, drukte den waaier omlaag en zeide: »Laat jij je bakkesje maar gerust zien!» De Keizerin was zeer verschrikt en ontsteld, maar de photograaf had later ’t genoegen haar een photografie te zenden, waarop zij en de slagersknecht samen stonden afgebeeld. Maar men kan niet van elk, die zich een beetje boven de massa verheft, verwachten dat hij steeds uitgaat, gewapend met een waaier. In ’t geval van deze Keizerin is ’t natuurlijk niet zoo erg, als er al een kiekje tegen den weer te binnen, juist op het oogenblik, dat zij haar ge liefde Gentille miste. Haar geroep bleef onbeant woord- Mevrouw en Marie zochten overal, maar zjj ontdekten geen kat. De eerste raadpleegde ijverig haar geheugen, waar en. wanneer zij Gentille voor het laatst gezien had. 0 ja, daar had zij het. De bedelaar. En de ingeslui merde argwaan rees weer in mevrouw’s hart op. In haar geest zag zij haar goed doorvoede lieveling reeds aan het braadspit gestoken. Gentille was het eerste slachtoffer, dat was buiten kijf. Wie zouden de anderen zijn De boef heeft ze gestolen, steunde mevrouw Berthier, half in onmacht. Welke boef! vroeg Berthier. En nu moest hij het gansche verhaal aanhooren. Dat komt er van als men de deur niet sluit, zei hij geërgerd. De deur is altijd toe, bracht mevrouw vergoelij kend aan, -alleen na het eten staat zjj open, om jou in je middagdutje niet te storen door het gebel. Zoo, zoo, verontschuldigingen zjjn altijd te beden ken, bromde Berthier meedoogenloos. Nu moet je de gevolgen van je onnadenkendheid zelf dragen 1 De gevolgen. Het hart stond de oude vrouw stil bij de gedachte daaraan. Wat of hoe zouden die zijn En weer doemden in haar verbeelding op openge broken laden en kasten en de inhoud daarvan. Daar naast zag zij de verminkte lijken van Maria, haar man en zich zelf liggen. Slot volgt. R COURANT. K.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1903 | | pagina 1