looit Sign BS MSTBBBBï.
SIBIIW8- BS IIH'BRTBJTIEBBB
i
Bekendmaking Beroepswet.
I
Witte haren.
Woensdag 11 Februari 1903.
58e Jaargang.
No. 12.
Een toekomstbelang.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Officieele Advertentie.
FEUILLETON.
I
fi
Verre van daar.
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
aan te wijzen,
een geheel werelddeel
(Eene vertelling uit den Balkan.)
L
te-
den Hoogen Tatra
mij in den sneltrein van Buda-Pesth naar de Duitsche
goed ui terlijk
slaperigheid, die zich langzamerhand van mij meester
maakte, onderdrukken.
Ik was niet alleen; kort voor het vertrek van den
trein had een heer van middelbaren leeftijd met een
gedistingeerd uiterlijk in mijn coupé plaats genomen,
zich in een hoek neergezet en scheen te slapen. Onwil
lekeurig monsterde ik zijne elegante persoonlijkheid,
hij maakte den indrnk, een diplomaat te zijn; het fijne
profiel, met den thans half geopenden mond, het zorg
vuldig gekamde, eenvoudig in het midden gescheiden
ravenzwarte haar, de schoongewelfde wenkbrauwen,
de goedverzorgde volle baard in het kort, dit alles
duidde op een man uit de beste kringen. Als hij nu
en dan even wakker werd, bliksemden mij een oogen-
blik een paar donkere oogen tegen, zooals ik nog nooit
had gezien. Mijn vis a-vis begon mij te interesseeren.
’t Scheen hem niet te gelukken den slaap te vinden
en eindelijk, nadat hij zich rusteloos dan in deze, dan
in die houding had gezet, gaf hij ’t op, haalde eene
courant te voorschijn en begon te lezen.
Wanneer men met eene groote som in den zak al
leen tegenover iemand in een coupé zit, kan men met
den besten wil ter wereld dikwijls zijn wantrouwen
niet wegzetten, maar langzamerhand week dit toch
bij mij, omdat mijn vis-a-vis zich hoegenaamd niet
om mij bekommerde.
Wij hadden al een station achter ons. Ik had een
boek voor den dag gehaald en mij in mijne lectuur
verdiept, toen de onbekende plotseling zijn courant
liet zakken en mij op volkomen onbevangen toon
vroeg
Hebt u al van den laatsten streek van Diemowitsch
gehoord, mijnheer
Ik kroop onwillekeurig eenigszins ineen; Diemowitsch
was de naam van een der beruchte briganten van den
Save terug vond.
Al deze verschrikkelijke gedachten doorkruisten in
razende snelheid mijn brein. Met een onbeschrijfelijk
lachje bekeek mijn reisgenoot, wien mijne verwarring
niet was ontgaan, mij, terw ijl hij mij eindelijk de cou
rant overreikte en met den vinger een vet gedrukt be
richt aanwees, dat een nieuwe euveldaad van den ver
schrikkelijke vermeldde.
Ik las werktuigelijk het oude lied De directeur
van een groote bankinstelling had, niettegenstaande hij
door een gewapend escorte vergezeld, de reis naar de
provincie had ondernomen, den roover toch niet kunnen
ontsnappen. Men vond hem des morgens in een klein
logement in zijn bed vermoord, terwijl een klein
briefje op de tafel weer de beruchte woorden bevatte.
Een rilling liep mij door de leden; ik had het ge
voel alsof mij iemand bij den hals pakte ik kon geen
geluid voortbrengen. Ik had bij een plotselingen blik
ter zijde een doordringenden blik van den jongen man
opgevangen, doch hij stelde mij spoedig weer gerust,
want hij stak juist een sigarette aan, keek op zijn
horloge en vroeg toen lachend«Vindt u dien man
niet geniaal
Ik verklaarde ronduit, dat ik alleen afschuw ge
voelde voor zijne moorden maar herinnerde mij gelijk
tijdig, dat men van den moordenaar vertelde, dat hij
zijne moeder met groote liefde behandelde en dat hij
haar, niettegenstaande hare woning zorgvuldig door de
politie weid bewaakt, toch altijd brieven en het be-
noodigde voor haar onderhoud wist te doen toekomen.
Ik zeide dan ook, dat ik die liefde voor zijne moeder
een mooie trek vond, dat ik eene verklaring voor zijne
verschrikkelijke wreedheden vond in zijne verbittering
over den gerechtelijken moord, op zijn vader gepleegd
en dat ik ook nooit gehoord had, datLiemowitsch ar-
’t Was in den herfst van 1898, toen ik op den
rugkeer van een studiereisje naar
r:;
grens bevond.
Tegenover mij zat een man van een
maar met eenigszins vermoeide gelaatsuitdrukking. Hij
kon hoogstens een goede veertiger wezen, maar wat mij
opviel was, dat hoofdhaar en baard volkomen wit wa
ren. Wij geraakten met elkaar in gesprek en daar
ik nog al een goeden indruk op hem scheen te maken,
waagde ik de opmerking, dat het mij verwonderde,
dat zijn hoofdhaar en baard al zoo spoedig wit waren
geworden. Hij zag mij eenige oogenblikken aan, keek
toen peinzend naar den bodem van onze coupé en
antwoordde
Ik wil u de geschiedenis van het vroegtijdig wit
worden mijner haren vertellen. En hij begon:
’t Liep tegen het einde van ’80. Kletterend sloeg
de regen tegen de raampjes van den sneltrein, die mij
van Belgrado naar Constantinopel bracht. In mijne
kwaliteit als notaris moest ik eene belangrijke som
persoonlijk daarheen brengen, die mij door de leden
der vennootschap tot exploitatie eener industrieele on
derneming, welke wij hadden opgericht, als inbreng-
kapitaal was toevertrouwd. Het gevoel van verant
woordelijkheid vooi de groote som, die ik in den
borstzak bij mij droeg, deed mij de vermoeidheid en
Balkan, den chef eener wijdvertakte, goed georganiseer
de bende. De doodelijke zekerheid, waarmede hij zjjn
eenmaal uitverkorene wist te treffen, was spreekwoor
delijk geworden en alle bemoeiingen der politie om
zich van hem meester te maken hadden tot nu toe
schipbreuk geleden. Hij vergenoegde zich niet met
zijne slachtoffers te berooven, hij doodde ze onder
alle omstandighedenin een woord hij was de schrik
der gegoede klassen. Men vertelde, dat zijn vader
het slachtoffer was geworden van een gerechtelijken
moord; zijne goederen waren hem ontnomen en zijne
vrouw met haren destijds 18-jarigen zoon verbannen.
Een goed jaar later vond men den voornaamsten be
schuldiger van den ouden Diemowitsch met een dolk
steek vermoord in zijn slaapkamer. Het moordtuig
lag nevens het lijkop den greep ervan stond met
bloed geschreven »Ten zoen voor Diemowitsch.» De
dader bleef onontdekt en ook die van twee andere
moorden, die, op dezelfde wijze volvoerd, eveneens
twee bij het proces tegen Diemowitsch betrokkenen
naar de andere wereld hielpen. Ook hier vond men
bij de lijken dezelfde mededeelingen»Ten zoen voor
Diemowitsch.* De politie ontving bovendien na den
laatsten moord de mededeeling van den jongen Diemo
witsch, dat hij de moorden had gepleegd en dat hij
daarmee zoolang zou voortgaan tot de moord zijns va
ders op alle daaraan medeplichtigen was gewroken
en hij ’t hem onrechtvaardig ontnomen goed weer
had teruggekregen.
Er werd een geregeld veldtochtenplan ontworpen,
om den gevreesden moordenaar in handen te krijgen,
maar zonder het minste succes en weldra maakte zich
ook van de vervolgers een paniek meester, toen ach
tereenvolgens drie hunner op onverklaarbare wijze
verdwenen en men het lijk van een hunner in de
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 2'/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
Peru-Guano een langdurige meststof.
voerde voedingsmiddelen overtreft bij ons in
belangrijke mate die der geëxporteerde. Ook
in ons land is de invoer van graan, meel, rijst,
enz. zeer groot.
België verkeert in dezelfde omstandigheden
als Nederland. De bodem wordt er uitstekend
gecultiveerd, doch levert lang niet op, wat de
bevolking noodig heeft. België is ook zoo
dicht bevolkt.
Ook Duitschland kan zich zelf niet meer voe
den. Frankrijk en Oostenrijk-Hongarije kun
nen zich zelf ongeveer redden. Rusland en
een paar Balkan-staten hebben daarentegen
overvloed en voeren jaarlijks een groote massa
graan naar de bovengenoemde landen, die er
behoefte aan hebben.
Buiten Europa kan bijna elk land zich zelf
redden of voert een meer of minder groote
massa voedingsmiddelen uit. Vooral Noord-
Amerika voert veel uit; èn uit de Vereenigde
Staten èn uit Canada voert men steeds door een
ontzettende massa granen naar ’t hulpbehoe
vende Germaansche en Angelsaksische Europa.
Uit Indië, hoofdzakelijk Achter-Indië, komt al
door een groote massa rijst, om van andere
spijzen maar niet te spreken.
Men begrijpt uit deze korte opsomming reeds,
hoe belangrijk ’t vervoer, hoofdzakelijk over
zee, is van voedingsmiddelen.
Men begrijpt ook, hoe de voorziening in
deze middelen steeds meer de aandacht vraagt
van de regeeringsmanr.en. Deze zaak beheerscht
voor een goed deel de gevolgde staatkunde,
beheerscht voor een goed deel de quaestie der
te heffen invoerrechten en influenceert op ’t
sluiten der handelsverdragen tusschen de ver
schillende mogendheden. Engeland, dat zoo
ontzettend veel noodig heeft, wil steeds door
gaan voor een land van vrijhandel en houdt
zijn havens open voor de talrijke ladingen voe
dingsmiddelen, die geregeld door moeten in
gevoerd worden, wil ’t land niet omkomen van
honger. Duitschland bewandelt den tegenover-
gestelden weg en is voor protectie. De Duit
sche regeering beschermt de eigen landbouw
en veeteelt, stopt de landjonkers een hoop
geld in den zak, zullen velen zeggen, en
heft zelfs van zeer noodzakelijke levensmidde
len belangrijke invoerrechten, om de eigen
landbouwers tot hoogere productie aan te spo
ren door de hooge tarieven toch gaan de prij
zen in de hoogte en kan de Duitsche landbe
woner met grooter winst zijne producten naar
alle landen van Europa meer dan verdubbeld,
terwijl bovendien Europa nog voor een zeer
groot deel den buitengewonen aanwas der be
volking van Noord-Amerika bevorderde door
’t zenden van millioenen landverhuizers. Java’s
bevolking is in die eeuw verdrievoudigd. Van
China en Engelsch Indië, die samen bijna de
helft der aardbewoners herbergen, kennen we
de toename niet, ofschoon we gelooven, dat ze
ook zeer groot is geweest.
Er is thans nog voedsel genoeg voor ’t
menschdom, al is bv. de hongersnood in Voor-
Indië ook een chronische kwaal; en de aarde
kan nog veel, veel meer voedsel verschaffen.
Doch wanneer het menschdom zich zoo blijft
vermenigvuldigen als dit in de vorige eeuw ’t
geval was, zal de vraag naar voedsel langza
merhand een dringende worden.
De tweede vraag: »Hoe komt ’t in oorlogs
tijd?” heeft vooral in Engeland de aandacht ge
trokken.
Waarom juist daar?
Engeland is een eiland, heeft ’t meest van
alle landen toevoer van voedsel noodig en kan
deze slechts over zee toegevoerd krijgen.
Engeland is ook een oorlogvoerder eerste
klas en kan niet op veel vrienden bogen. Kon
een vijand van Engeland geheel of voor een
beteekenend deel dien toevoer afsnijden, dan
zou dit voor ’t trotsche Albion beteekenen een
volkomen overgeleverd zijn aan dien vijand.
Nu zal men zeggen, dat hiervan wel nooit iets
komen zal; doch daartegenover merken we op,
dat dezer dagen een groot aantal personen van
beteekenis in ’t Britsche rijk zich hebben ver-
eenigd, om deze quaestie te bestudeeren.
We willen over deze vraag niet verder schrij
ven, doch gelooven, dat ze steeds meer en
meer een vraag zal worden, die de bestudeering
eischt van de groote en zelfs van de kleine
mogendheden.
In Groot-Brittannië en Ierland wordt per
jaar voor ieder persoon voor de niet geringe
som van zestig gulden ingevoerd, enkel wat de
levensmiddelen betreft. Dit beteekent dus, dat
ver weg ’t grootste deel der voedingsmidde
len uit ’t buitenland in ’t Vereenigd Koninkrijk
moet gebracht worden.
Nederland voert nog veel levensmiddelen
uit, o. a. boter, kaas en vleesch. Doch dit be
teekent niet dat ons land spijs in overvloed
heeft. Verre van daar. De waarde der in ge-
De BURGEMEESTER der gemeente Sneek,
Gelet op art. 11, 2e lid van het Koninklijk besluit
van 8 December 1902, Stbl- no. 212, houdende voor
schriften ter uitvoering van art. 16 der Beroepswet;
Maakt bekend:
dat aan de deur van het gemeentehuis afschrift is
aangeplakt der bekendmaking van Gedeputeerde Staten
dezer provincie, als bedoeld in art. 11, le lid van bo
vengenoemd Koninklijk besluit;
dat blijkens die bekendmaking:
lo. het aantal werkgevers die te zamen één werkge
ver kunnen aanwijzen om mede te werken tot het op
maken eener voordracht voor benoeming tot lid-werk-
gever of plaatsvervangend lid-werkgever van den raad
van beroep, 21 bedraagt;
2o. het aantal werklieden die te zamen één werk
man kunnen aanwijzen om mede te werken tot het op
maken eener voordacht voor benoeming tot lid-werk-
man of plaatsvervangend lid-werkman van den raad
van beroep, ,35 bedraagt;
3o. het aantal gemachtigden van werkgevers, die
te zamen één werkgever kunnen voordragen voor be
noeming tot lid-werkgever en één voor benoeming tot
plaatsvervangend lid-werkgever van den raad van be
roep, 3 bedraagt;
4o. het aantal gemachtigden van werklieden, die te
zamen één werkman kunnen voordragen voor benoe
ming tot lid-werkman en één voor benoeming tot plaats
vervangend lid-werkman van den raad van beroep, 7
bedraagt.
Sneek, 7 Februari 1903.
De Burgemeester voornoemd,
ALMA.
«Peru-Guano voedt oud en jong.«
Een andere eigenschap van de Peru-Guano, die mis
schien kan verklaring geven van het feit, dat alle ge
wassen, die er mede bemest worden, gedurende hun
gansche bestaan een groen en welig voorkomen heb
ben, is deze«De Peru-Guano levert voedingsstoffen
aan de planten, zoolang deze op het land staan en,
wel te verstaan, nog levenskracht hebben*. En hoe
laat zich dat feit verklaren?
de dichtbevolke steden en industrieele centra’s
brengen.
Nederland is de oprechtste vrijhandelaar, die
er bestaat. De verbouw van koren wordt er
minder, omdat deze niet zeer loonend is. De
graanverbouwer kan niet met groot voordeel
concurreeren tegen ’t meel van Amerika en
Rusland. De landbouwer heeft zich reeds ja-
ren op den teelt van beetwortelen geworpen
en thans is bij ons, zoowel als in verschillende
andere landen, de suikerbieten- en de suiker -
quaestie een hoogst belangrijke geworden.
Gelukkig mag ons land bogen op een uitste
kenden veestapel ’t Nederlandsche vee van
de vette gronden in Holland, Friesland en Gro
ningen munt uit door zwaarte en geeft zeer
veel melk en uitmuntend vleesch. Daardoor
is de export van boter, kaas en vleesch groot
en hebben de naburen ook ’t levende vee noo
dig voor hunne markten en om ’t eigen vee
te veredelen.
Nu we in ’t kort hebben gewezen op den
ontzettenden stroom van voedingsmiddelen, die
geregeld door uit andere landen, vooral naar
Engeland, België, Nederland en Duitschland
vloeit, komen we tot enkele vragen.
VooreerstHoe staat ’t met de bevolkings
toename
Dan: Hoe komt ’t met dien stroom, dien
aanvoer in oorlogstijden
De vraag, (die ons in de gedachte komt
naar aanleiding van de Amsterdamsche staking,)
of de landen van voedseluitvoer ook een boy
cot van voedselinvoerende landen zouden kun
nen probeeren, om daardoor voordeelen te be
dingen, willen we, als al te onwaarschijnlijk,
maar niet bespreken. Doch de twee eerstge
noemde vragen zijn wel een bespreking waard.
Vooreerst de bevolkingstoename
Soms kan een bevolking in korten tijd reus
achtig toenemen. Denk bv. aan de verme
nigvuldiging der Israëlieten in Egypte; of aan
den verbazenden aanwas van het Boerenras
in Zuid-Afrika.
Er zijn echter ook eeuwen
dat de bevolking van
zeer weinig toenam.
Doch in de 19e eeuw is bv. in Europa, in
Noord-Amerika, op Java een ontzettenden aan
was van ’t menschdom op te merken. Neder
land heeft zijn bevolking in die eeuw van nog
geen twee tot meer dan vijf millioen zien stij
gen. Zoo zijn ook de bevolkingen in bijna
i
5NEEKER COURANT