Hildegard. ÏOOH SU Bil OÜSÏIhkH. MUM- B lllïERTBSTiBl1.W Jt W. Wo. 17. Zaterdag 28 Februari 1803. 58e Jaargang. KENNISGEVING. 8. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Officieele Advertentie. Een kunstavond en nagedachten. 1 FEUILLETON. i, a. te geven, 5) Wordt vervolgd. Hit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,60. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. op instrumen- Doch op dit e- it >e BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeen te Sneek, brengen onder de aandacht van degenen, die gedurende het jaar 1902 iets voor de gemeente hebben verricht of aan haar geleverd, dat hunne pre- tentiën, voor zoover ze niet vóór of op 30 Juni e. k. zijn ingeleverd, moeten worden gehouden voor verjaard en vernietigd, volgens art. 228 der gemeentewet, in verband met de wet van 8 November 1815 (Staats blad no. 51). Sneek, den 24 Februari 1903. Burgemeester en Wethouders voornoemd, ALMA, Burgemeester. JAC. van der LAAN, Secretaris. I' I r. Ie >r t- is 11 !t 3, n a. b c. d. II. 1- n n 'e juist viel, schelde zij en gelastte den huisknecht Breng de lamp binnen en zet de tafel gereed. Ik wil hier van avond zelf thee zetten. Eenigszins verwonderd keek de jonkman zijne mees teres aan, doch hij zweeg, maakte een buiging en ging heen. Toen het bevel echter niet strikt werd opge volgd, zond de gravin hare kamenier naar de keuken en liet juffrouw Janutsch verzoeken, al het noodige voor de theetafel door den huisknecht boven te laten brengen. Het duurde ongelooflijk lang, vóór de huishoudster er toe kon besluiten aan het bevel te voldoengeluk kig kon Hildegard niet hooren, welke mooie woorden juffrouw Janutsch gebruikte om haar hart te luchten, terwijl zij het gevraagde in gereedheid bracht. Eindelijk was alles in orde de groote lamp ver spreidde haar aangenaam licht, de theeketel zong en Hildegard liet den graaf vragen haar in haar klein rjjk te komen bezoeken. Toen hij binnentrad kwam zij hem verheugd tegemoet en vroeg Is het hier niet gezellig, Paul Zeg nu eens, is het hier niet veel aangenamer dan bij al die vreemde menschen in den omtrek? Met deze woorden bracht zij hem naar de sierlijk gedekte theetafel. Hij keek met welgevallen eens rond, nam toen plaats in een leuningstoel en vroeg lachend Is het wel geoorloofd, hier te rooken? Wel, natuurlijk, beste man! Ik was juist van plan, het je hier zoo aangenaam mogelijk te maken, en zonder sigaar zou je het niet lang kunnen uithou den. De sigaar werd aangestoken. Hildegard, die zich voor de eerste maal hier thuis gevoelde als de vrouw des huizes, zag er allerliefst uit, terwjjl zij thee schonk HOOFDSTUK III. Vervolg. Hoe onontbeerlijk dat oude schepsel echter in >Het Paleis* te Mislowice was en hoe weinig geneigd om zich uit hare positie te laten verdringen, zou spoedig genoeg blijken. Graaf Örlowsky had met zijne vrouw de vereischte bezoeken gebracht aan de edellieden in de omstreken. Zij waren overal met de in Polen gebruikelijke gast vrijheid ontvangen; overal had men hen genoodigd om zoo lang mogelijk te blijven. Hildegard had gelegen heid gehad op te merken, dat orde en zindelijkheid nergens eene groote rol speelden. De salons waren met smakelooze bevalligheid ingerichtdat hier en daar vlekken en scheuren waren in de kostbare zijden bekleeding van stoelen, fauteuils en canape’s, hinderde het vrooljjke volkje niet. Zij lachten, schertsten, aten, dronken en dansten, precies als den eersten avond in Mislowice en eerst laat in den nacht keerde men van zulke uitstapjes huiswaarts. Als er dan een paar rustige dagen volgden en zij in haar gezellig salon kon zitten brieven schrijven en muziek maken, gevoelde Hildegard zich recht gelukkigen tevreden. Nu zou ik hier ook zelf de thee willen gereedma ken en met mijn man des avonds gezellig bij elkaar zitten, zooals wij dat in Duitschland gewoon zijn, ■dacht de joage gravin, en daar de avondschemering man het salon uitging. Na verloop van tien, minuten keerde hij terug, en Hildegard, die haar man gadesloeg, bemerkte, dat hij zich boos had gemaakt. In de gang was in dien tusschentijd het volgende tooneeltje afgespeeld. Heb ik goed verstaan vroeg de graaf aan den livreiknecht. Zegt ge, dat juffrouw Janutsch niet te spreken is? Zij heeft zich in hare kamer opgesloten, antwoord- de de knecht met neergeslagen oogen. Zeg haar dan, dat ik haar hier wensch te spre ken op staanden voet. Met donkerroode wangen en verlegen uiterlijk ver scheen de juffer voor den graaf. Zijt ge ziek Of wat moet ik er van denken, dat ge in uw kamer gaat, terwijl wij gasten hebben,' inplaats van uw plicht te doen en voor een goeden disch te zorgen Mevrouw de gravin heeft zelf de thee willen zet ten; mevrouw is van middag in mijne keuken gekomen; mevrouw wil zelf voor het diner zorgen en ik ben toch altijd de keukenmeid geweest, ik wil alleen voor de keuken zorgen, of Hier brak de graaf den woordenvloed der opgewon den vrouw af en trachtte haar tot kalmte te brengen1' door de verzekering, dat men hare goede hoedanighe den wel kende en dat hare rechten niet verkort zouden worden. ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 27, cent. Groote letters naar plaatsruimte. heeft op ’t gebied van schilderkunst opge houden te beweren, dat »Kunst geen Regee- ringszaak* is. De lessen uit ’t verledene zijn toch verwij tend genoeg. Waar zijn onze R embrandts, waar de stukken van de andere meesters uit de school, die bloeide in de >Gouden eeuw van Frederik Hendrik*? Meer dan één stad in ’t buitenland, zelfs museums in middelmatige Duitsche steden kunnen met hunne Rembrandts enz. concurreeren tegen onze Nederlandsche musea. Gelukkig, dat schilder- en bouwkunst thans meer regeeringszaak geworden zijn. Want met recht mogen we zeggen, dat de Gouden Eeuw* weer gekomen is. ’t Is waar. Men velt gemakkelijk een onjuist oordeel over ’t heden. Doch waar onze schilders van heden bekend zijn en hoog geschat in heel de be schaafde wereld, daar mogen we verwachten, dat ’t verre nageslacht deze tijd ook zal be stempelen als »een nieuwe Gouden Eeuw voor de schilderkunst.» Maar komen we thans op musicaal gebied We hebben in vroeger tijd onze Sweelinck’s gehad. Sedert is echter de melodie met har monie en compositie ons land ontvlucht. Zelfs nu nog hebben we ’t idee, dat onze taal zich niet leent voor den zang. Gelukkig is ook hier groote verandering ge komen ten goede. Vraag ’t den ouderen musici en dirigenten, hoe tot voor een korte reeks van jaren de kunst op dit terrein om brood ging; hoe de solisten alleen in ’t buitenland te vinden waren. En thans! Nederlandsche zangers vieren triomfen in ’t buitenland. Nederlandsche pia nisten, violisten, enz. bekleeden een eerste plaats in de grootste buitenlandsche gezel schappen. Doch nu komt betreurenswaardige Niet lang onderscheidt zich bv. aan de Ne derlandsche Opera een zanger (of zangeres) door buitengewone gaven, of ’t buitenland krijgt er weet van, en spoedig dwingen betere gagementen hem, ’t land en de omgeving vaar wel te zeggen, waar hij zich tot die kunst- hoogte gevormd heeft. Instellingen als bv. de Nederlandsche Opera kunnen financieel niet concurreeren tegen ’t buitenland, omdat de financiëele steun, een goed operagezelschap kost schatten I enkel van particulieren komen moet. ten ons de Nederlandsche tooneelkunstenaars niet uit ’t land. De taal blijft een te groote hinderpaal. Een tooneelkunstenaar, laat hij ’t Duitsch, Fransch of Engelsch ook heel goed machtig zijn, bereikt in die vreemde talen met zijn spel niet die verfijnde hoogte, die hij met zijn moedertaal bereikt; de taal, die hem van de prilste jeugd af ’t voermiddel der gedachte blijft. Iemand leert niet spoedig denken in een vreemde taal. En al gelukt ’t eindelijk zoo on geveer, dat die vreemde taal toch ’t voermid del der gedachten wordt; toch is men dan nog niet in staat daarin hooge kunst even hoog als in de moedertaal. Wij houden dus onze tooneelkunstenaars in ons land. Ware ’t ook maar zoo op ander kunstge bied. Doch kom op ’t gebied van vocale en instru mentale muziek; neem de schilderkunst. De schilderkunstWe hebben thans reeds tientallen van jaren te bogen op een herleefde aera van schilderkunst. Reeds jaren verheft zich thans onze schilderschool tot groote hoogte. We roemen op den meester, op Joseph Isra els, op de Marissen, Bosboom’s, Mauve’s, en zoovele anderen, waarvan er enkelen reeds van ons zijn gescheiden door den dood, maar de meesten nog leven en werken. En de dood moge sommiger scheppende hand voor altijd hebben doen verstijven, hij, de machtige, de koning van den tijd, kon ons niet de na gelaten meesterstukken ontrooven, die blijven bestaan en blijven spreken tot ons van der meesters genie. Wij, Nederlanders van ’t heden, mogen roe men op de herleving van de schilderkunst op onzen bodem. Onze stranden, onze velden met de eigenaardige luchtstemming, onze ty pische landschappen, huizen, molens, schepen, menschen hebben eindelijk den kunstzin voor de kleurschakeeringen weer doen herleven, na dat de slaap der schilderzin zoo lang had ge duurd. En moge al veel van onze hedendaagsche kunstenaars naar den vreemde gaan, mannen als de kunstenaar Mesdag, als de kunstkenner Bredius zorgen, dat ’t nageslacht niet zal zeg gen Waar moeten wij de schilderschool van de laatste helft der 19e eeuw vinden? En ook onze regeering, geïnspireerd door zulke mannen, lessen geput hebbende uit ’t verleden, Dinsdagavond, toen we in »Amicitia* geno ten van de hooge, verfijnde kunst, die het *Nederlandsch Strijkquartet», bestaande uit de heeren Christiaan Timmner, le viool, Johan Herbschleb, 2e viool, Focco Klimmerboom, alt en Frits Gaillard, de ons welbekende violon cel, ons te hooren gaf, gevoelden we ’t weer, wat een voorrecht 't voor een kunstminnaar is, in een groote stad, als bv. Amsterdam, te wonen. Daar is men, tenminste voor ons land, aan de bron. Daar kan men alle weken ge nieten het hooge genot op 't gebied van too- neelspel, waar kunstenaars als Louis Bouw meester en zoovelen, die weinig voor hem on derdoen, hun heerlijkste gaven ten toon sprei den. We willen er hier niet op komen, dat ’t tooneel, ook te Amsterdam, vaak werkt op minder edele hartstochten en daardoor in 't oog van duizenden is, wat het volstrekt niet behoefde te wezenEen opvoeder in anti- godsdienstigen of anti-zedelijken zin. Wij, die trachten steeds te vermijden, wat bij meerdere onzer lezers een kwetsenden in druk zou geven, wij begeven ons niet op dit terrein. Wij willen alleen maar zeggen, dat spelers en speelsters, zooals men in een groote stad vindt, hooger kunstgenot kunnen geven, ook op tooneelgebied, dan wij in een klein provinciestadje geregeld in de gelegenheid zijn te genieten. Wat Amsterdam, Rotterdam en Den Haag, en daarmee ons geheele land, op tooneelgebied boven andere kunstuitingen vóór hebben, is dit ’t Buitenland haalt tegen hoogere tractemen- Om nu een oordeel te vellen over de uitvoe ring We durven ’t niet; daarvoor was 't ge- gevene te schoon, waren de quartetten van te groote meesters; was ’t ensemble-spel te vol maakt. Wij zijn geen kunstcritici als Viotta, Daniel de Lange, Brugmans, Van Millingen of Hage man. Wij gingen alleen naar ,’t concert om te genieten. En dat hebben we gedaan met de honderd (Waarom niet meer?) opgekomenen. Dit quartet is ook niet van gisteren of eer gisteren! Reeds midden 1901 heeft de heer Timmner ondernomen, met de drie andere hee ren, dezelfde die nu nog optreden met hem, een quartet samen te stellen, dat zich ten doel stelt de strijkquartetten der klassieke en moderne meesters op de meest zorgvuldige wijze ten gehoore te brengen. En reeds in October 1901 spraken critici als de bovenge noemde van een beslist succes. ’t Programma bestond Dinsdag uit I. Opus 76 No. 5 (D-majeur) van F. J. Haydn, (geb. 1 April 1732, overl. 31 Mei 1809). Allegretto. Largo-Cantabile e mesto. Menuetto-Allegro. Finale-Presto. No. 2. (B-mineur) van J. M. Weber Ook de muziekkunstenaars taal gebied trekken naar buiten, gebied is ons land vruchtbaar. ’t Instrumentaal gebied heeft ook iets voor op 't vocaal, ’t Vocaal heeft ook een instru ment noodig, de keel, en dit is niet te koop, als ’t niet aanwezig is. Ook mogen we in Nederland roemen op menige uitstekende vereeniging, doch bovenal op de instelling »’t Concertgebouw* te Am sterdam, thans reeds jaren onder de leiding van den kunstenaar Willem Mengelberg, ’t Concertgebouw-orchest zoekt zijn evenknie in ’t buitenland en telt een aantal spelers, die ieder voor zich kunstenaars zijn. Toen wij Dinsdag het Nederlandsch Strijk quartet hoorden en onder den invloed van de genoten kunst huiswaarts keerden, was onze eerste gedachteJaloerschheid op onze hoofd stad, waar men minstens tweemaal per week kan luisteren naar een machtig gezelschap on der begeesterende leiding, waar wij ons, voor een enkele keer, met een viertal meesters moesten vergenoegen. Zoo waren zij als het ware een voor- Daar kwam de huisknecht binnen met het bericht, was aangekomen, om een bezoek te brengen. Vlug graaf op.' kunnen wjj onze gasten niet ontvan- H-!-. U-l naar beneden in het groote salon, sprak hjj, en zich tot den knecht wendende, zeide hijZorg dadelijk voor flink licht en bestel een lekker souper bij juffrouw Janutsch. Hildegard hoorde, hoe de graaf naar beneden snelde, en hoe daar vele stemmen door elkaar klonken bij het begroeten; scherts en lach ontbraken natuurlijk niet. Zij stond een oogenblik als verlamd, het was of zij Doch zij mocht niet dralen, zij moest naar beneden, naar groot gezelschap, welke haar zoo onaange- vrouw zeer scheen te bewonderen en zich door Hildegards terughouding vól- hare nabijheid gedrongen. Het speet hem, dat hij het vertrouwelijk samenzijn van het jonge paar kwam sto ren, verzekerde hijmaar ieder is zich zelven het j er I V J -J kunnen bieden aan zijn verlangen om de schoone oogen ste van de wereld hield. en vrooljjk met haar Paul babbelde. Ook hij was in de beste luim. beeld van huiselijk geluk. Daar kwam de huisknecht binnen met het bericht, dat een talrijk gezelschap uit den omtrek per rijtuig 1 sprong de jonge graaf op.' Hierboven ki gen, daarvoor is het hier te klein; wij moeten dus knecht wendende, zeide hijZorg dadelijk voor flink Hildegard hoorde, hoe de graaf naar beneden snelde, begroeten; scherts en lach ontbraken natuurlijk niet. Zij stond een oogenblik als verlamd, f-1- een koude hand op haar hart voelde leggen. hare gasten; zij moest weer in die rumoerige drukte van een naam was. Graaf Konsky, die de jonge bewonderen en zich door Hildeg strekt niet liet afschrikken, had zich onmiddelfijk in 11 _"1 - T _Aa.1J_A 1- -2 t_ t vertrouwelijk samenzijn van het jonge paar kwam sto- der jonge gravin weder te zien, die hij voor de schoon- Hildegard kende die mooie praatjes reeds lang, ze verveelden haar; terwijl zij slechts met een half oor luisterde, zag zij, hoe een der livreibedienden haar man naderde en halfluid met hem sprak, waarop haar i j jr -i___j f -J - -l u 1 naast, voegde hij er bg, en hij had niet langer weerstand ie

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1903 | | pagina 1