B8mrrt8iiii8t*oomcM8tt8ii. HILDEGARD. MEIWS- ES APVERTEATIEBLAÜ lOOH SNEEK ES OISMES. No. 19. Binnenlandsch Nieuws. FEUILLETON. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek, 7) I ne us Wij, Friezen, mogen gaarne ons gewest roe men, onzen ouden stam verheerlijkende Frie- sche kleigronden behooren inderdaad tot Neêr- lands vruchtbaarste deelenwe hebben niet buitengewoon veel woesten grond, slechts on geveer 10 pCt.en er zijn maar drie provin ciën in Nederland, die in dit opzicht in gun stiger conditie verkeeren ook roemen we er op, dat wij, Friezen, ’t best onze taal en eigen aardigheden hebben bewaard wij spreken van een Friesche taal, terwijl Groningers, Braban ders, Limburgers, Zeeuwen, Betuwnaars, enz. ’t met dialecten moeten doen. Is Friesland werkelijk zoo bevoorrecht? We durven hierop niet goed bevestigend te antwoordenzelfs moeten we in menig opzicht ontkennend antwoorden. Gaan we eerst eens ’t aantal inwoners na. In 1748 had ons gewest 135.000, in 1796 reeds 161.500, in 1830 al 205,000, in 1840 wel 227.800, drie jaren later 236.000 inwoners; in 1879 was dit getal gestegen tot 330.000 en ’t bedroeg verleden jaar ruim 345.000. Deze dorre getallenreeks leert ons veel, vocral in verband beschouwd met de bevolkingstoe name van andere deelen van Nederland en ook in verband met de middelen van bestaan. Friesland is geen nijverheidsprovincie, be- teekent betrekkelijk weinig op (zee)handelsge- bied; doch bestaat hoofdzakelijk van veeteelt en landbouw. De meer of minder gunstige tijden voor den boer influenceeren sterk op de bevolkingsvermeerdering, die daardoor zeer on regelmatig is. Zoo is bv. tusschen de jaren 18791899 de aanwas hoogst gering geweest; er waren zelfs jaren van stilstand of achter uitgang. En zijn deze jaren ook niet de jaren van malaise voor den boer geweest Over ’t algemeen gaat dan ook de stelling op, dat de toename der bevolking een barometer van den volkswelvaart is. Neem de jaren voor 1879; toen vermeerderde de bevolking sterktoen ging ’t den boer goed. Neem ook den tegen- woordigen tijd; nu is er, met meerdere wel vaart, weer meerdere toename te bespeuren. Doch ons gewest heeft zooveel tegen. Bijna al leen veeteelt en landbouw zijn de bronnen van bestaan. We hebben hier talrijke wateren, die ons gewest met andere streken en ook de plaatsen in onze provincie onderling verbinden. senEerst laat in den nacht was het haar dan vergund, haar gelaat diep in de kussens van haar bed te ver bergen en heete tranen te schreien. En toch kon zij er niet toe besluiten haar toestand in de brieven aan haar vader of aan tante Brinken bekend te maken. Zij schaamde zich over haar echtgenoot en koesterde mis schien nog de stille hoop, hem eenmaal door liefde en geduld weder voor zich te winnen. En hoe zag het er uit in het gemoed van Paul Or- lowsky Door den dagelijkschen omgang met gravin Bradsky was zijne vriendschap voor haar zeer groot geworden. Twee jaar geleden had hij haar te Warschau learen kennen, waar de arme wees bij hare tante, prin ses Paninska, inwoonde. De schoonheid der jonge gravin Mirolawska trok vele heeren naar de salons der oude prinses. Suska werd door allen bewonderd en geprezen. Onder al die huldebetuigingen bleef zij koel, totdat op zekeren dag graaf Paul Orlowsky in de sa lons van hare tante verscheen en in storm haar hart veroverde. Ook hij gevoelde genegenheid voor het schoone meisje; zij bekenden elkaar hunne liefde en onderhielden briefwisseling. De ouders van graaf Paul waren toen reeds dood; hij was eigenaar der familie- bezittingen, doch deze waren bezwaard meteen groo- ten schuldenlast. Verwend en veeleischend als hij was, had hij al wel honderdmaal bij zich zei ven gezegd, dat een meisje zonder fortuin geen passende partij voor hem was. Hij had geen lust zich te bekrimpen integendeel hoopte hij door een rijk huwelijk zijn geldelijke omstandigheden te verbeteren. Hjj wist wel, dat gravin Suska geen vermogen bezat, maar hij hoopte, dat de tante, prinses Paninska, vorstelijk voor hare nicht zou zorgen en zoo liet hij zich met kloppend hart op zekeren dag bij de oude dame aanmelden. Wordt vervolgd. den graaf; om zijne vrouw niet aan te zien, keek hij ondertusschen naar de rookwolkjes van zijn havana. En nog iets, Paul, sprak zij weer, nadat zij een poosje had nagedacht. Zal het verblijf in Warschau niet zeer veel geld kosten? Veel meer, dan je in onze omstandigheden mag uitgeven Je bent toch altijd even verstandig en bezorgd, zei de graaf half schertsend, half spottend; maar op dit punt kan ik je gelukkig nogal geruststellen. Ik heb gisteren met spelen een vrij aanzienlijke som gewon nen; zonder dat geld was ik toch reeds besloten den winter in de stad door te brengen, dus is er geen be zwaar om mijn voornemen uit te voeren. Zelfs mijn bezorgd wijfje kan met een gerust hart naar Warschau trekken. Ik vind het echter onaangenaam dat je met spe len dat geld hebt verkregen. Wie het verloren heeft, komt daardoor misschien in ongelegenheid, zeide Hil degard treurig. Dat zijn noodelooze gewetensbezwaren, kind, antwoordde Paul. Het verlies van die som geld zal den rijken graaf Bradsky niet hinderen; waarschijnlijk denkt hij daar vandaag niet meer aan. Zeg eens, Paul Zou graaf Bradsky wel een ge lukkig leven hebben met zjjne vrouw vroeg Hildegard beschroomd. Zij leven vreedzaam naast elkaar, antwoordde Paul. Graaf Bradsky heeft op gevorderden leeftijd nog een mooie jonge vrouw gekregen en zij een rijken, toe- gevenden echtgenoot. Meer hadden zij allebei wel niet verwacht; zij zijn dus gelukkig op hunne manier. O, Paul, hoe akelig klinkt me dat in de ooren Wederzijdsche liefde en achting zijn toch de hoofd voorwaarden in het huwelijk, niet waar Denk je er ook zoo niet over? HOOFDSTUK IV. Vervolg. Zwijgend zaten graaf en gravin Orlowsky naast el kaar in het rijtuug. Hij had een slecht geweten en zij was bedroefd; beiden warenalzooniet inde stem ming om een gesprek te voeren. Slechts éénmaal vroeg hij zijne vrouw, of ze nog hoofdpijn had, en toen zij »ja« zei, werd het stilzwijgen in het rijtuig niet weder verbroken. Zoo kwamen zij na een half uur rijdens te Mislowice aan. Den volgenden morgen bij het ontbijt bracht de graaf heel vrijmoedig het gesprek op de verhuizing naar Warschau. Ik vind, dat we over een paar weken, dus in het begin van November, maar van hier moesten gaan. Het wordt hier buiten al tamelijk onpleizierig wonen en het verblijf in de stad zal ook beter voor je wezen, lieve Hildegard. Terwijl hij zoo sprak, stak graaf Paul zijn sigaar aan. Het zou me wel toelachen, antwoordde Hilde gard; maar ik vrees, dat wij gravin Bradsky overal in de gezelschappen zullen ontmoeten, en ik kan haar niet uitstaan. Dat spijt me; maar je zult je best moeten doen, dien afkeer te overwinnen, want de familie Bradsky behoort tot de kringen, waarin wij ons bewegen. Wij kunnen haar niet vermijden, luidde het bescheid van Wel zeker, maar het geld mag daarbij niet ont breken. Dat speelt een groote rol in het leven, ant woordde hij, doch daarbij ontweek hij hare blikken. HOOFDSTUK V. Vier maanden later vinden wij graaf en gravin Or lowsky te Warschau, waar zij sedert het begin van November in een hotel van den eersten rang eenige kamers hadden betrokken. De carnavalfeesten, die dit jaar zeer schitterend waien, liepen ten einde. Half Maart zal er nog een groot gemaskerd bal plaats hebben en spoedig daarna zullen de Poolsche edelen met hunne gezinnen de stad verlaten om naar hunne land goederen terug te keeren. Hildegard zit alleen in hare kamerde avondsche mering valt. De jonge vrouw laat de handen in den schoot rusten en hare gedachten zijn bezig met hare geliefde bloedverwanten te Hamburg. De laatste vier maanden hebben bij Hildegard wel hare sporen nagelaten; zij is innerlijk en uiterlijk ver anderd. Hoe smal is haar gezichtje geworden Hoe groot schijnen die oogen met hunne treurige uitdruk king Een groot verdriet drukt hare ziel. Er is nog geen jaar verloopen sedert zij met een hart vol innige liefde en kinderlijk vertrouwen haar echtgenoot in den vreemde volgde, en nu reeds weet zij, dat hij hare liefde niet waard is, dat hij haar vertrouwen heeft te leurgesteld, ja, dat hij haar ontrouw is geworden. Langzamerhand onder duizend martelingen is zij tot die overtuiging gekomen. En terwijl haar de schellen van de oogen vielen en zij moest aanzien, hoe haar echtgenoot zich liet beheerschen door zijn harts tocht voor het spel en de vriendschap voor gravin Bradsky, was zij genoodzaakt alle avonden in schitte rende gezelschappen te lachen, te schertsen en te dan- De jaarlijksche week van gebed van het Leger des Heils, zal dit jaar plaats hebben van Zondag 22 tot 29 Maart, en de daaraan verbonden zelfverlooche- nings-aanvrage van Zondag 29 Maart tot Zaterdag 4 April. De moord in de Dubbele Buurt. Zoowel het O. M. bij de Amsterdamsche Rechtbank als Muiselaar en Groot, veroordeeld onderscheidenlijk tot 15 en 12 ja ren gevangenisstraf, wegens den moord gepleegd op de weduwe Dijxhoorn, zijn in hooger beroep gekomen van het vonnis der rechtbank. In hooger beroep. De zaak van Liebert en Janning, wegens den moordaanslag in de Marnixstraat te Am sterdam veroordeeld tot onderscheidenlijk 5 en 4'/, jaar gevangenisstraf, zal op 17 Maart a.s. voor het ge rechtshof aldaar in hooger beroep behandeld worden. Dr. van Eeden. Met beslistheid kan de «Gooi-en Eem- lander» het bericht tegenspreken, dat dezer dagen in de bladen de ronde deed, als zou de heer dr. Frederik van Eeden zich uit zijne kolonie «Walden* terugtrekken, daar het gebleken zou zijn dat de goede verhouding tusschen de meeren de minder ontwikkelde leden dier kolonie op den duur onbestaanbaar was. Te Strijen heeft de vrouw van den slager H. v. Tijn haar gezin verrijkt met 3 welgeschapen dochter tjes. Dan is staken gewettigd! lustoorden en die komen de achtergebleven fa milie eens bezoeken. Doch de pleizierreizigers gaan in omgekeerde richting; gaan van Fries land naar buiten. We voelen in ons gewest ook niet den pols slag van den wereldhandel, zooals in Holland. Van transito-verkeer hebben we geen flauw begrip en wel is er binnenhandel, doch we vormen niet de hartader van ’t binnenlandsch verkeer. En die handel, vooral die wereldhandel is een hoogst belangrijke factor in Neêrlands bestaan, hij maakt bv., dat Holland steeds den toon aangeeft, zooals ’t dit reeds eeuwen gedaan heefthij maakt, dat Rotterdam en Amsterdam de bevoorrechte plaatsen zijn, voor wier belan gen alle andere moeten wijken. We hebben geen industrie van beteekenis. En dit zegt ook veelIndustrie verschaft in verschillende deelen van ons land aan duizen den een vrij goed bestaan. Doch dit niet al leen Door nijverheid ontstaat belangrijke han del, die de grondstoffen voor de nijverheid moet aan voeren, 't geproduceerde verzenden. Laten we nog eens weer bevolkingsgetal- len opzoeken. (De meeste menschen zijn af- keerig van die dorre getallen; doch, in waar heid, getallen spreken brutaal, spreken beter dan ellenlange redeneeringen.) Laten we de relatieve dichtheid van bevolking nagaan. Van de elf provinciën waren er in 1879 nog vier (Gelderland, N.-Brabant, Overijsel en Drente,) die een belangrijk lager cijfer toonden dan Fries land. En thans? Alleen Drente is nog de mindere. Drente, waar de grootste helft van den bodem woest is. Provinciën als Gelderland, Brabant en Overijsel met zeer veel woesten grond zijn hard vooruitgegaan door den bloei der indu strie, of de uitstekende ligging voor ’t ver keer, of de aantrekkende kracht der lustoor den. De provincie Groningen, bijna een derde deel kleiner dan Friesland, is druk bezig ons bevolkingscijfer te achterhalen. Waarom Gro ningen heeft levendige industrie Nu willen we nog een belangrijke zaak noemen. Nederland profiteert buitengewoon veel van Indië, doch niet dat deel van Nederland, dat Friesland heet. Amsterdam en Rotterdam be heerschen den handel van ons land op Indië. Verschillende landbouw-, industrie- en mijn bouwmaatschappijen verdienen jaarlijks schat ten in Indië. We behoeven slechts te noemen Doch wat zijn ’t voor vaarwaters 1 Een stad als Bolsward ligt aan een viersprong van vaar ten en is toch slechts alleen door kleine vaar tuigen te bereiken. We hebben z.g. groot- scheepsvaarwaters, die Harlingen, Leeuwar den, Dokkum, Groningen, Sneek en Lemmer onderling verbinden; maar een vaartuig van meer dan 30 Meter lengte wordt gekeerd en ’s zomers sukkelt men vaak met nauwelijks anderhalven Meter diepgang in de geul. We hebben dus vele vaarwaters, maar ze zijn niet te roemen. Ons vee is uitmuntend en een groot deel van den bodem uitstekend maar de eige naars van een belangrijk deel van dien bodem wonen buiten de provincie en leven daar rijk van de door den huurboer opgebrachtë pacht sommen. Verschillende dezer rijke eigenaars woonden vroeger in Friesland, doch zijn suc cessievelijk naar een der bekende mooie ge deelten van ons land getrokken. En niet alleen dezen gaan. Hen volgen ve len, die op andere wijze hunne schaapjes op ’t droge gekregen hebben. De voorbeelden zijn voor ’t grijpen, ook in onze stad. We willen natuurlijk volstrekt niet beweren, dat die >auswanderers« ook maar in ’t minst onge lijk hebben; maar Friesland wordt er arm door andere streken verrijken zich ten koste van ons gewest. En nu kan men wel zeggen: Wat doen we met renteniers; ze werken toch niet om nijverheid en handel vooruit te helpen. Ons dunkt, dit goedkoope zegje zal wel niet behoeven weerlegd te worden. Heeft Friesland dan geen natuurschoon om de menschen te houden en vreemden te lok ken? O ja, er zijn hier mooie oorden, al doet bv. een vennootschap als de «Maatschappij Gaasterland* er geen goed aan. Er wonen in Oranjewoud, om Beetsterzwaag, enz. nog aanzienlijken, die hunne fraaie bezittingen open stellen voor de bezoekers. En ja, we heb ben een fraai waterland, dat soms wel een half dozijn vreemde pleizierschepen tegelijk trekt. Doch, zij, die mooi willen wonen en niet meer aan een vaste- woonplaats gebonden zijn, zij gaan naar Den Haag, ’t Gooiland, bij Ut recht, Apeldoorn, Arnhem, Nijmegen of Breda, en vermeerderen daar met ’t getal villa’s ook den algemeenen rijkdom. De vacantiekaarten brengen ook weinig be zoekers in Friesland. Er wonen natuurlijk zeer veel gewestgenooten te Amsterdam of in b.g. de voornaamste Delimaatschappijen, waarvan onze tabaklords nabobs worden of de Koninkl. Petroleum, of de tin, of een paar reederijen, of doch waar moeten we eindigen? Waar zitten echter de aandeelen in die ondernemin gen, waar gaan de dividenden heen Zoek niet in Friesland. Zoek in Amsterdam en Rotter dam, of in ’t Gooiland, waar de handelaars en reeders wonen. Zoek te ’s-Gravenhage of een der reeds genoemde lustoorden, waar de Indi sche oudgasten uitrusten, waar de in Indië ver worven en uit Indië nog steeds toestroomende schatten in weelde worden verteerd. Denk bv. niet, dat Den Haag er geheel bij toeval een stadswijk met Indische namen op na houdt Of we dus reden hebben om op Friesland te roemen Friesland, dat niet deelt in handel, in nijverheid, in de lustoorden; niet meedeelt, als de Indische schatten komen Friesland, dat daarentegen jaarlijks schatten van zijn bewo ners in de geldzakken der in andere streken wonende grondeigenaars ziet verdwijnen? ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van-500 regels 3 cent en van 1OOO regels 21/» cent. Groote letters naar plaatsruimte. Hit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. 1 - i'

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1903 | | pagina 1