NIEUWS- EN AHAERTEJTIEBLAII Hildegard. I ÏOtt SJEES BA MSTIiESEJ. Zaterdag 14 Maart 1903. In o. 21. 58e* J aargaxig. I ht I Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. FEUILLETON. In de Tweede Kamer. Dr. 9) HOOFDSTUK VI. Wordt vervolgd. Uw gehoorzame schoonzoon Paul Orlowsky*. Hit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. zou gfc- wat ik zelf als mijn geluk en als mijn heiligen plicht beschouw, verzekerde de graaf. En mag ik dan ho pen, dat je mettertijd mijn dwaze verblinding wilt vergeten en vergeven Blijft er voor mij dan nog een kans, dat mijn teeder bemind vrouwtje niet voor al tijd voor mij verloren is voegde hij er smeekend bij. Hildegard liet haar hoofdje tegen zijn schouder rus ten en weende in stilte. De senator zat een poos over dezen brief gebogen, terwijl hij peinsde en de toekomst treurig inzag. Ook zonder de ontvangst van den naamloozen brief zou dit plotselinge verzoek van graaf Orlowsky om zulk eene aanzienlijke som hem tot nadenken gestemd hebben. Terwijl graaf Orlowsky met zijn vrouw nu een ta melijk rustigen, gelukkigen tijd beleefde, slaan wij een blik in het huis der familie Römer, te Hamburg. Gedurende de wintermaanden had Eduard dikwijls gesukkeld met zijn gezondheid, doch zijn studie had hij slechts zelden laten rusten. Hij en zijn vriend Brinken zouden weldra hun eindexamen van het gym nasium doen. De senator had met zijn zoon reeds lang een plan ontworpen voor een flinke reis naar het Oosten. Het lag in hunne bedoeling, over Weenen en Triest naar de Levant te gaan. In stilte hoopte Eduard, dat Karei Brinken hem en zijn vader op de reis zou vergezellenhij wilde zijn vader verzoeken het reisgeld voor Karei te betalen en mevrouw Brin ken wilde hij bestormen met verzoeken om hare toe stemming tot deze reis. Voorloopig sprak hij echter niet over zijn plannen; zelfs tegenover Karei bewaarde hij hierover het stilzwijgen. Zoo brak dan de gewichtige dag van het examen aan. Eduard was stil en ernstig, Karei welgemoed en vol vertrouwen, toen zij samen dien morgen naar het gymnasium stapten. Na eenige uren van bange verwachting, die zoowel den senator Römer als mevrouw Brinken eindeloos lang schenen, kwamen de jongelui weer thuis. Bei den hadden het examen met gunstigen uitslag door staan. Men had plannen gemaakt om den avond gezellig ten huize van den senator door te brengen, doch in den loop van den dag ontving de heer Römer twee brieven, die als droppels alsem in den beker der vreugde vielen. De eene brief was van graaf Orlowsky, de andere was van een onbekende hand en niet onderteekend. De naamlooze brief luidde .Hooggeachte Heer Senator 1 «Een onbekende, die nauwkeurig is ingelicht, waar schuwt u voor uw schoonzuon, graaf Paul Orlowsky Hij is lichtzinnig en niet oprecht; zijn landgoederen zijn zwaarbelast met hypotheekschulden, zijnfinanci- eele omstandigheden staan slecht. In het spelen om aanzienlijke sommen zoekt hij zijn geluk, doch daar door geraakt hij voortdurend dieper in schulden. .Hij misleidt zijne vrouw, maar zij is blind voor zijne gebreken. .Wees dus gewaarschuwd Deze brief, die op den omslag den poststempel .Warschau» droeg, gaf den heer Römer veel te den ken. Over het algemeen hechtte hij weinig waarde aan naamlooze brieven; doch de mededeelingen van dezen onbekenden schrijver stemden, helaas maar al te zeer overeen met de vrees, die de senator reeds lang omtrent zijn schoonzoon koesterde. Met bevende hand brak hij den brief van graaf Paul open en las .Zeer geachte schoonpapa »Ge zult wel verwonderd zijn een schrijven van mij HOOFDSTUK V. Vervolg. Ik heb je eenmaal innig liefgehad, fluisterde Hil degard nauwelijks verstaanbaar, terwijl zij de hand op zijn donker golvend haar legde, maar je hebt mij be drogen, voegde zij er snikkend bjj. Ik bezweer het je, Hildegard, dat ik niemand an ders liefheb dan jou! riep hij. Ik was verblind; ik weet zelf niet, hoe ik zoo dwaas heb kunnen zijn maar je drijft me tot wanhoop, als je me loslaat. Och, wees voor mij de goede engel, die mij weer in het rechte spoor brengt. Kon ik maar vertrouwen in je stellen, klaagde Hildegard op roerenden toon; maar het is, alsof je dezelfde Paul niet meer bent, op wien ik vertrouwde als op mij zelf. Tracht nog een enkele maal vertrouwen in mij te stellen, smeekte hij vleiend. Je zult er geen berouw van hebben. Het kostte de arme jonge vrouw een zwaren strijd in haar gemoed, maar eindelijk sprak zij Beloof mij dan bij alles, wat je heilig is, Paul, dat je nooit gravin Bradsky zult wederzien, nooit eenige vriendschapsbetrekking met haar zult onder houden, en dat je vandaag nog met mij Warschau verlaat. Ik wil alles, alles beloven, wat je verlangt, en t op ’t adres der Spoorwegvereeniging door den vorigen minister had kunnen beschikt worden, moge waar zijn; spr. wilde dezen minister geen verwijt maken, doch slechts op de spanningssymptonen wjjzen, die deRe- geering kende. ’t Antwoord op zijn tweede vraag acht spr. onbe vredigend. Hier is ’t zwakke punt van regeerings- beleid in Januari. Waarom vreest de regeering zich uit te laten over hare conferentie met de H. IJ. S. M.? Wat ’t gesprokene van den heer Troelstra betreft, zag spr. gaarne antwoord van de regeering omtrent onrechtmatige reductie door de spoorwegmaatschappij aan een kolensyndicaat verleend. Spr. is dit eens met den heer TroelstraDe tijden zijn ernstig. Ieder moet zjju plicht beseffen. De spoordirecties moeten loyaal nakomen, wat zij in Ja nuari aan ’t personeel beloofd hebben. Spr. hoopt ook, dat ’t geen partijstemmingen worden als de wetten in de Kamer komen. Spr. hoopt, dat de regeering tot gemeen overleg bereid zal zijn en dr. Kuyper nog-zal blijken de bekwame volksleider te zijn. De heer Troelstra trekt nog geen conclusies, vraagt nogmaals inlichtingen omtrent daden van terrorisme van de directies. Spr. wil thans eerst de woordvoer ders der christen-democraten en leden der regeerings- partij, die Amsterdam vertegenwoordigen, hooren. Spr-, hoopt, dat beide groepen de regeering zullen-aandrjj- ven om den gisteren door spr. aangegeven weg te bewandelen. De heer Melchers herinnert aan de grieven van het spoorwegpersoneel. (Op een gegeven oogenblik brak spr. zijne rede af, opmerkende, dat er niet naar hem geluisterd werd. De heer Troelstra en andere soc. Kamerleden stonden driftig op en riepen luidkeels met heftige gebaren tot de rechterzijde: »Dat gaat altoos zoo, als spoor wegtoestanden en arbeidersbelangen be handeld worden.» De Voorzitter riep den heer Troel stra tot de orde). De heer Melchers vervolgde zijn rede, laakte de behandeling van ’t spoorpersoneel en oordeelde art. 113 van ’t spoorreglement veel te slap, zelfs al werden er geen uitzonderingen toegestaan. De heer Van HelsdingenTegenover één geval van terrorisme door arbeiders staan honderd én een geval len van terrorisme door patroons. Spr. wees op sta king-Van Heekdeze maakte misbruik van macht en kreeg toch hulp van militairen. Wat deed de regee ring tot nu toe tegen ’t terrorisme van fabrikanten en patroons, ’s Ministers zeggen, dat er zoo weinig sol daten in ons land onder de wapenen zijn, bewijst dat een handvol militairen nog voldoende blijken, om, -on danks patroons-terrorisme, orde onder de arbeiders ta" houden. Men moet daarom niet zoo uitvallen óver ’t terrorisme van de zijde der arbeiders. 1 nig discreet, dat door prof. Treub publiciteit was ge geven aan ’t geen was meegedeeld omtrent wat in een gewone audiëntie was besproken. Spr. ging uit voerig ’t gebeurde te Amsterdam na eerst 30 Januari laat kwam uit Amsterdam bericht, dat de staking zich zou uitbreiden tot ’t personenvervoer. Daarop volgde 31 Jan. een ministerraad en de audiëntie der spoordi- rectie. Toen werden de bekende maatregelen geno men. Als weer een staking mocht uitbreken, zal ’t blijken, dat de regeering voorbereid is om tijdelijk, zij ’t ook gebrekkig, in den dienst te voorzien. Voor 't verhandelde ter conferentie tusschen de regeering en den Raad v. Beheer der Spoor Mij. verwees spr. naar ’t daarvoor gepubliceerde communiqué. Daarna beantwoordde dr. Kuyper de interpellatie- Troelstra. Allereerst wordt de oproeping der lichtingen verde digd, er waren bijna geen combattanten, doordat ons blijvend gedeelte zoo bespottelijk klein is. Niet 26.000, zooals de heer Troelstra zei, doch 13000 man zijn op geroepen, waardoor we juist de helft der mannen heb ben als in dagen van rust en orde te Brussel en Ant werpen zijn. Daarna kwam spr. op tegen de bewering als zou de regeering gestreefd hebben naar 't bijeenbrengen van veel soldaten om te strekken tot militair vertoon. Slechts de noodige troepen zijn opgeroepen. De op roeping was noodig, omdat men te doen had met een socialen en politieken aanval en bedreiging. Door geen macht in den Staat zal de regeering zich laten overvleugelen. Zich beroepende op art. 94 der Grondwet, zegt spr., dat ’t staatsbelang verbiedt op ’s heeren Troelstra’s tweede vraag, betreffende deu door de miliciens te verrichten arbeid, te antwoorden. Of dit jaar oproeping der miliciens 1897, 1898 en 1900 achterwege zal blijven, zal eerst overwogen wor den als de rust in de gemoederen is wedergekeerd. Wat betreft de vraag, of de regeering haar straf- rechtnovelle wil terugnemen, acht spr. een antwoord thans bij de interpellatie, nu ’t afdeelingsverslag wordt gereed gemaakt, tegenover de Kamer ongepast en onbetameljjk. Naar ’t sirenengezang van den heer Troelstra spr. niet luisteren. Voor en boven alles moet ’t zag hoog gehouden worden. Woensdag. Tribunes en loges weer stampvol. Brants, ’t nieuwe lid voor Ede, neemt zitting. Voortzetting der interpellaties Mees en Troelstra. De heer Mees keurde dr. Kuyper’s beantwoording zijner interpellatie af. Spr. wilde licht, ’t geen even goed van de zijde der regeeringspartij had kunnen geschieden. Spr. had geen politieke bedoelingen. Dat Dinsdag. Tribunes en loges stampvol. Alle minis ters (behalve Koloniën) zijn aanwezig. Aan de orde waren de interpellaties-Mees en Troelstra. De Voorxitter zegt: De ingediende wetsontwerpen moeten buiten debat bljjven. De heer Mees zegtThans is ’t goede tijd voor kalm overleg, beter dan dadelijk na ’t gebeurde van Januari. Spr. vraagt eerst: Heeft de regeering geen aanleiding gehad om voorbereid te xyn op een staking, waarvn ook 't spoorwegverkeer dreigde betrokken te worden Volgens de regeering is de staking haar overvallen doch voorde voorgestelde vraag bestaan voldoende gron den. Spr. herinnert aan de uitlatingen van den minister van Waterstaat op 19 Dec. jl. in de Kamer en vroeg of dr. Kuyper’s onderhoud met een der veemheeren geen spoorwegstaking deed vermoeden. En waren er aan ’t departement van Waterstaat hieromtrent geen voor- teekenen, die op groote spanning onder ’t spoorperso neel wees? Spr. wijst hieromtrent op verschillende klachten. - Spr. vraagt ten tweedenOp welk standpunt heeft de regeering xich geplaatst, toen xy kennis kreeg van ’t feit, dat in 't spoorwegverkeer een gedeeltelijke sta king plaats hadden van ’t gevaar, dat die staking xich verder xou uitbreiden Deze vraag toelichtende, ging spr. de gebeurtenissen na. Heeft de regeering zich sedert 28 Januari goed laten inlichten En wat is er voorgevallen op de confe rentie tusschen den minister van Waterstaat en de. directie der Holl. Sp. Mij De heer Troelstra interpelleert nu. Spr. schetst den ernst van den toestand, die veel ernstiger is dan die van 1848; toen was’t een hongeroproer als uitbarsting van een ongeorganiseerde volksmenigte, die gemakke lijk door ’t ontplooien van militair geweld tot rust was te brengen. Thans is weinig noodig om een uitbarsting te bewerkstelligen en ’t economisch leven van ons volk in gevaar te brengen. Reeds nu is de Internationale Fe deratie van Transportarbeiders bezig om in ons natio naal geschil stelling te nemen en de Nederl. Transport- lieden te steunen. Uit Engeland kan 100.000 gulden per week komen. We gaan wellicht groote dingen te gemoetdaarom moet alles nagelaten, wat de conflic ten verergeren kan. Spr. bedoelt dan ook een snelle beëindiging der bestaande spanning, tot voorkoming van nieuwe, in de lucht hangende conflicten. Men moet alles doen om ontspanning te brengen. Wordt niet aan weerszijden met beleid en zelfverlooche ning gewerkt, dan gaan wij een tijdperk van geweldda dige revolutie tegemoet. Spr. schreef de schuld van te ontvangen, terwijl Hildegard tot dusver dëbriefwig- seling met u onderhield. Om eene bijzondere reden vat ik echter de pen op en wend mij rechtstreeks tot’ u, in de vaste overtuiging, dat ge uwe kinderen gaarne met raad en daad zult willen bijstaan. Zooals gé van mijne vrouw hebt vernomen, brachten wjj de winter maanden te Warschau doornu zijn wij weer thuis, doch bij mijn terugkeer te Mislowice heb ik opgemerkt, dat verscheidene groote herstellingen aan schuren enz. niet langer uitgesteld mogen worden. Daar ik op dit oogenblik uit eigen middelen de kosten van die her stellingen niet kan bestrijden, verzoek ik in het vaste vertrouwen op uwe goedheid om twintigdui zend thaler ter leen, waarvoor ik gaarne vijf procent rente wil betalen, totdat ik u het kapitaal kan terug geven. Ik hoop daartoe binnen niet te langen tijd in staat te zijn. «Het zou mjj bijzonder aangenaam zijn, als ge mij het geld zoo spoedig mogelijk liet tóekomen, om bij den aanvang van het betere jaargetijde dadelijk aan de werkzaamheden te kunnen beginnen. Met de beste wenschen voor uw welzijn, en ha vele groeten van Hildegard en van mjj, den toestand toe aan hen, die nooit wilden luisteren naar de 13 jaar lang geuite grieven van ’t spoorperso neel. Spr. betoogt voorts, dat de staking niet ’t werk was van enkele raddraaiers en ook geen politieke beweging of verplaatsing van gezag bedoeld werd. Onder den indruk van overdrijving tengevolge der staking is de groote conservatieve pers opgetreden op zeer nadeelige wijze, waaraan spr. de huidige spanning toeschrijft. Spr. schetst de noodlottige werking van artikelen als in de Nederlander; daaruit begrijpen de arbeiders, dat men de spoororganisaties worgen wildaardoor ontstond ’t manifest van de Spoorwegfederatie om bij een stakingswet naar Den Haag op te trekken. Daar bij kwam nog, dat o.a. de Nieuwe Crt. een verkeerde uitlegging aan ’t manifest had gegeven. De manifest- stellers bedoelden niet, om revolutie op 't Binnenhof te bewerken. Zoo werd ’t misverstand en daarmee de toestand erger. Spr. noemde de oproeping onder de wapenen een economische slag voor ’t volk en ze gaf aanleiding tot spanning en ernstige vermoedens. Spr. verlangde uitvoerige verklaringen van de Regeering. De oproeping der lichtingen was ontijdig gebeurd on der den invloed der conservatieve pers. Spr. hoopt, dat de regeering thans niet meer door abnormale stroomingen wordt beheerscht, opdat erger voorkomen worde. Spr. vroeg lo. Of ’t plan bestaat, miliciens te verplichten, bij eventueele staking in ’t spoorbedrijf, dienst te doen in plaats van de stakende machinisten, enz. en zoo ja, op welke wettelijke bepalingen dit zou steunen. Spr. hoopt, dat dit niet ’t geval zal zijn. 2o. Kan de Minister, met ’t oog op de groote kosten dezer oproepingen, ook toezegging doen, de herhalings oefeningen der lichtingen 1897, 1898 en 1900 voor dit jaar te laten vervallen Spr. vindtDit kan best. Door dwangmaatregelen misstanden zoeken te her stellen, is nadeelig. Spr. drong er met klem op aan, dat de Kamer niet door overhaaste behandeling der uitzonderingswetten ’t wantrouwen en de gevolgen daarvan wil vermeerderen. 3o. Wat gaf aanleiding tot ’t onderscheppen door de politie van een brief aan ’t treinpersoneel op het station te Heerenveen P 4o. Is de regeering bereid, de voorgestelde wijzi gingen van ’t Strafwetboek in nadere overweging te nemen tot na ’t onderzoek der te benoemen enquête commissie Dr. Kuyper antwoordde namens de regeering. De regeering kan zich niet in volle vrijheid uitlaten. Er zijn dingen, die de veiligheid des lands verbiedt te openbaren. Spr. weigert beslist zich uit te laten over ’t verhandelde met den veemheer. Spr. achtte ’t wei- ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 27, cent. Groote letters naar plaatsruimte. ■N 1

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1903 | | pagina 1