mi 81 I. Heeren-Costumes. Heeren-Pantalons. HILDEGRRD. Jongeheeren-Costumes. Kinder-Costumes. VOOR SM 1 01STMM. SNEEK - APELDOORN - ZWOLLE - KAMPEN. b. No. 23. B Zaterdag 21 Maart 1303. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. FEUILLETON. te Openen dit seizoen met hunne BEKENDE SORTEERING en MODELLEN: te te te te or 11) van Heeft Hildegard over mij geklaagd vroeg de O neenZij heeft gezwegen als het graf; al hef Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. - eel - ALARIK. Na Paschen zal de gemengde zangvereeniging «Ex celsior*, directeur de heer Paul Gaillard, een groot werk uitvoeren van een der moderne componisten. Het toonwerk heet «Alarik*, is gedicht door Arthur Fitger en getoonzet door Georg Vierling. Deze ge waardeerde vocaal-componist behoort tot de 19e eeuw, ontwikkelde zich onder leiding van meerdere musici en werd, na eerst in Mainz en toen in Berlijn ge woond te hebben, in deze laatste stad op 39-jarigen leeftijd benoemd tot Koninklijk muziek-directeur. Vierling schreef sedert meerdere composities van klas sieke schoonheid. Waarom wij hier thans reeds over «Alarik* schrij ven? De reden hebben we een vorig jaar reeds op gegeven, toen we beweerden, dat het zoo jammer is, dat de textboekjes bij de meeste uitvoeringen eerst gegeven en gevraagd worden op ’t oogenblik, dat de uitvoering begint. Dit is bepaald verkeerd. De meeste toehoorders hebben dan aan zoo’n textboekje heel weinig en, al zijn zij minnaars van muziek en al la ten zij zich meesleepen door de heerlijke muziek, toch missen zij iets belangrijks Zij verstaan de muziek niet; zij begrijpen niet, welke handeling, welke ge voelens de componist door zijn tonen heeft willen vertolken. Er zijn muziekstukken zonder woorden; daarin geeft de componist alleen door titel of opschrift de stemming, ’t gevoel aan, dat hij wil vertolken zulke «Lieder ohne Worte< brengen den toehoorder in de verlangde stemming. Hoort men echter «muziek met woorden», al is ’t nog zoo’n klein stukje, dan moet de muziek passen bij de woorden en beide m oe- ten samen genoten worden en zijn in hun samengaan schoon. Hoeveel te meer dan stukken, als «Excelsior reeds verschillende gegeven heeftstukken, die ieder voor zich een geheelen avond vullen. Nu zal een enkele aanvoeren, dat hij genoeg heeft aan de muziek zonder juist den text te kennen en beweren,* dat ’t nagaan daarvan hem te druk is, doch dit is toch verkeerd. We zouden uit vorige concer ten deelen kunnen noemen, waarvan ’t schoone niet genoten werd door hen, die oordeelen als deze en kele we zouden solo’s kunnen noemen door bv. een Orelio gezongen en die dezen enkele toch niet in den smaak vielen, die hij vreemd vond en niet schoon, omdat hij de woorden niet kende en ze dus niet begreep Doch we willen hier niet verder over uitweiden en natuurlijk direct toegeven, dat er nog veel meer noo- dig is, om ’t schoone van een concertstuk te vatten. Men zou de verschillende zang- en orchest-partijen moeten kennen, men zou doch hierover willen we niet doorgaan. Voor den gewonen toehoorder noe men we daar onbereikbare dingen. Doch ’t kennen der text is wèl bereikbaar. Intusschen bad de heer Römer zich door den bedien de de kamer der gravin laten aanwijzen. Hij klopte, en «oodra Hildegard «binnen!* riep, stond hij voor haar. Papa, lieve papa! Dit was alles, wat de ongelukkige jonge vrouw over de lippen bracht. Al de jammer, waaronder zij gebo gen ging, werd uitgedrukt in den toon, waarmede zij die weinige woorden uitsprak. Römer ving haar op in zijne armen, en aan zijne borst geleund, schreide zij, als of haar hart bersten moest. Hij liet haar stil begaan, trok haar naast zich op de sofa, streelde hare wangen, noemde haar zijn lief kind, zijne kleine Hildegard, en zoo kwam de arme, gekwelde jonge vrouw tot kalmte. Zij vroeg niet, waarom haar vader zoo onverwacht ge komen was, het was haar voldoende, dat hij hier was; thans gevoelde zij zich veilig onder zijne bescher ming. Plotseling richtte zij zich op, en den ouden heer ang stig aankijkende, zeide zij: O papa, u hebt beneden het gezelschap verrast terwjjl er gespeeld werd! Wat zult ge nu wel van Paul denken? Zonder daarop te antwoorden, vroeg hij: En wat denkt je zelf van hem? Hij is zwak, helaas, zeer zwak, en zijne vrienden oefenen een ongunstigen invloed op hem; maar slecht is Paul niet! De senator glimlachte weemoedig, toen hij hoorde, HOOFDSTUK VI. Vervolg. Voor het oogenblik verlang ik alleen te weten, waar ik mijne dochter kan vinden, antwoordde de heer Römer op zeer koelen toon. Zeker, zeker, stotterde graaf Paul. Hildegard was zooeven nog hier ik zal dadelijk gaan zien zij zal zeer verheugd wezen Verder kwam hij niet, de heer Römer drong hem ter zjjde met de woorden: Blijf asjeblieft bij uwe gasten, ik zal mijne doch ter wel alleen kunnen vinden, en bij de eerste oogen- blikken van het wederzien behoeft geen derde tegen woordig te zijn. Graaf Orlo wsky gehoorzaamde als een beknorde school knaap, zijnegewonegevatheid liet hem totaal in den steek; hij voelde den grond onder zijne voeten wankelen, en zijne hoop op het geld, dat hij van zijne schoonvader wilde leenen, vervloog in rook. Niets had hem zoo onaangenaam kunnen verrassen als het bezoek van zijn schoonvader op dit oogenblik. Zijne gasten schenen te begrijpen, dat zij hier kon den gemist worden; zfj namen spoedig afscheid en lieten den graaf achter in een soort van verdooving, die hem voorloopig niet toeliet zijn toestand helder te over denken en daarnaar zijn gedrag voor fle naaste uren te regelen. - Den volgenden morgen echter vermeed hjj het on aangename gesprek met zijn schoonzoon niet langer; hij zocht hem op in zijn eigen kamer en zonder veel in leiding begon hij Ge hebt mij eene aanmerkelijke som gelds ter leen gevraagd, wilt ge nu wel zoo goed zijn, mij eens op te helderen, hoe het komt, dat ge niet in staat zijt uwe uitgaven zelf te bestrijden Het is nog geen jaar geleden, dat ge mij hebt doen gelooven, dat uwe finan ciën volkomen goed geregeld waren, al waren ze dan ook niet schitterend. Graaf Orlowsky sloeg verlegen de oogen neer, toen hij antwoordde: Ik heb mjj vergist in den toestand der gebouwen en schuren en toen wist ik ook nog niet, welke sommen er noodig waren om op grooten voet te leven. En nu wilt ge mij misleiden omtrent de manier, waarop ge uw vermogen verkwist, riep de senator, ter wijl hij zijn schoonzoon scherp aankeek. Doe daarvoor echter geen moeite. Ik heb nu reeds gezien hoe de zaken hier staan. Ge hebt mijne dochter ten huwelijk gevraagd, omdat ge toen reeds in financiëele moeilijk heden verkeerdet en omdat ge den aanstaanden schoonpapa als een onuitputtelijken geldzak beschouw de!. tl» Ik verzeker u stotterde Paul. Laat mij bedaard uitspreken, viel de senator hem in de rede. Behalve dat ge een verkwistend le- hoe zacht zijne arme dochter nog over haar plicht- j ven leidt, hebt ge u ook overgegeven aan den harts- vergeten echtgenoot oordeelde. tocht van h®t spel, ik weet dit uit vertrouwbare bron. Hij achtte het echter beter, in dit late avonduur j Heeft Hildegard over mij geklaagd vroeg de daarop niet in te gaan; hij zag, hoe zenuwachtig opge- i jonge graaf. J-,J t Q neen j zjj heeft gezwegen als het graf; al het de j leed, dat ge haar hebt aangedaan, heeft zij in haar hart zij is verwelkt vóór den tijd. Ziet ge dat niet en klaagt uw geweten u niet aan Mijnheer Römer was opgestaan en liep met groote schreden heen en weer. Graaf Orlowsky zocht vergeefs naar een uitweg; daar hij niets anders wist te zeggen, vorschte hij weer: Wie ter wereld kan mjj zoo bij u belasterd hebben Heb ik dan in den afgeloopen nacht niet met eigen oogen gezien, hoe gij in den kring van uw zoo genaamde vrienden goud en bankbiljetten inzettet, alsof ge over millioenen te beschikken hadt Gevoelt ge nog niet, dat de bewijzen van uw schuld geleverd zjjn? Bij deze woorden bleef de heer Römer voor zijn schoonzoon staan en reikte hem twee brieven over, wel ke hij uit zijn brieventasch nam. Het gelaat van den jongen graaf werd aschgrauw; hij staarde nu eens naar den eenen brief, dan weer naar den anderen in eijne hand; ten slotte barstte hij uit in een akeligen lach en zeide: Een poging tot geldafpersing en een lage wraak neming! De poging tot het afpersen van geld gaat uit van een half bankroeten schurk, die den rijken senator Römer dreigt met een familieschandaal, in de hoop, dat men hem met goud den mond zal stoppen. En dit geparfumeerde briefje is afkomstig van een jaloersche tooneelprinses, die vroeger eens mijne hulde ontving. Met deze woorden wierp hij het naamlooze schrijven van gavin Bradsky neer en weder lachte hij. Daar kwam een bediende en zei: - Abraham Broskowitsch wenscht mijnheer den i graaf te spreken. i Ik ben niet thuis, ik ben voor niemand te spreken, j riep de graaf verstoord. Wordt vervolgd. Sufi wonden Hildegard was en nam daarom weldra afscheid, I onder voorwendsel, dat hij vermoeid was reis. I gesmoord. Maar het verdriet knaagt aan haar leven, ADVEBTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 2V, cent. Groote letters naar plaatsruimte. k k raws- EÜ illWTEWBLAO 3 schiet aanvoerder te volgen en de stad te bestormen. Zij hunkeren ■d. l.g.p gLOttl. de wieg had gestaan die de stichting GEBRs. BERVOETS, im- las, EN. ■te' Bijna drie kwart eeuw voor Odoacer met zijn Germanen alles verschaffen. >0 Land Italia, ich grüsse dich No. 5. (Bariton-solo). Alarik wijst zijn Gothen in 't ver- -h op Rome. «De laatste heuvels zijn bestegen. Nu breidt zich t Tiberdal voor ons uit en ginds ligt de grijze beheerscheres der wereld.* Het Pantheon, het Colyseum, de St. Pieterskerk, enz, wijst hij als met den vinger aan. We vernemen van hem, dat een demon hem onophoudelijk toe fluistert: «Verdelg de peststad Rome!* Hij besluit aan die inblazing gevolg te geven en voor Rome te worden «de man van ’t noodlot, de demon der gerechtigheid.* No. (Koor.) De Gothen zijn onmiddellijk bereid hu n waaruit langzamerhand de nieuwe toestanden der Middel eeuwen geboren werden. Hoewel «Alarik* geen opera is, dus geen handelingen op ’t tooneel laat zien, is ’t toch bij vergissing wel eens zoo ge noemd, door do schilderende muziek en ’t aangeven van de plaatsen der handeling. Een overzicht der tooneelen moge hier volgen Na de inleiding wordt in no. 2 (Koor) als plaats van han deling opgegovenVoor de St. Pieterskerk. Er passeert een processie. Handelende personenRorneinsch volk en geestelijken. Menis zich te Rome van het naderend gevaar bewust«Heer, erbarm bescherm ons, red ons voor de grimmige woede der vijanden, enz.* Glytia, een voorname Romeinsche vrouw, roept in no. 3 (Sopraansolo) den Zoon Gods aan om Rome’s vijanden te ver pletteren en daardoor zijn macht te. bewijzen. Christelijke en Heidensche begrippen mengt zij onbewust dooreen. Daarna gedenkt zij met weemoed al ’t schoone van Rome, dat spoe dig verwoest zal worden, om dan (denkende aan de Gothen) in vertwijfeling uit te roepen •Herr, reiss auf der Erde Mund, Begrabe sie im Höllenschlund Verstreu’ in Staub ihr bleichêndes Gebein, Herr, hor’ uns, Herr, erhöre unser Schrei’n! No. 4. (Koor). Langs den Flaminia-weg naderen do Gothen. Op ’t zien van Italië geraken zij in extase, nemen als ’t ware afscheid van de woeste sombere schoonheid van hun eigen land en trekken onstuimig ’t «land der zon* dieper in. Zij voorspellen zich zelven overvloed. Hun goed zwaard zal hun reeds naar de onmetelijke schatten, die Rome uit ontelbare landen bijeen en achter zijn wallen in veiligheid bracht. De jongelingen moeten de speren en de Gothen-vrouwen de pij len ter plaatse brengen en de krijgers zijn gereed. »Führ’ uns, Gewaltiger, führ’ uns zum Sturm!* Bij ’t begin van ’t 2e deel (3e tooneel) in No. 7 (Koor en solo) bevinden wij ons in gezelschap van Romeinen en Van hunne gastvrouw in de villa van Glytia. Hoe ‘t er toegaat? «Laat ons eten en drinken en vroolijk zijn, want morgen sterven wij. Alles is geoorloofd; alles mag worden genoten.* Op zeker oogenblik verstomt ’t drinklied. Glytia, vraagt verschrikt, waarom de melodie zwijgt. Zij spoort ’t gezel schap weer tot zingen aan. Eindelijk bespeurt Clytia zelf ook onraad; er nadert iets verschrikkelijks. IJzige koude bevangt ieder. De gastvrouw tracht er evenwel den moed in te houden. «Al kwam de schrikwekkendste der Gorgo-' nen uit de diepten der onderwereld, we zouden haar met muziek en zang ontvangen. Heft aan En weer klinkt t drinklied, dat evenwel spoedig wordt onderbroken. Er na dert n.l. een geheimzinnige gestalte. Ieder zegt, wat hij aan die verschijning opmerkt; doch ten slotte vragen allen «Wie is zij No. 8. (Alt-solo). ’t Blijkt de waarzegster sibylle Ti- burtma te zijn, die ongeveer elf en een halve eeuw geleden bij de wieg had gestaan van de stad der Wolvin (Rome); m. a. w. die de stichting van Rome had bijgewoond. Ze had bij die gelegenheid boeken der wijsheid aan haar petekind ten geschenke gegeven en dat kind (de stad Rome) was groot en machtig geworden en had de wereld aan zich onderworpen. Maar de tijd bruist voort, evenals de wateren. Den ouder wordenden handen (van Rome) is het zwaard ontvallen en de vuisten van jonge barbaren ontwringen der heerscheres den lang gevoerden schepter. Tiburtina klaagt, dat de smart, haar door deze vernedering van Rome veroorzaakt, haar onafgebroken aan 't hart knaagt, en zij slingert de vervloeking daarheen «Heldin, heerscheres, zondares, sterf! Ge hebt de oude góden overleefdwilt ge den nieuwen God, den Gód der liefde begrijpen, zoo sterf! Dat door louterende vlammen uwe vlekken uitgedelgd mogen worden, en verrijs dan als een Phenix uit uw graf tot een nieuwe zending of roeping No. 9. (Koor) 4e tooneel. Voor de Salariapoort. De Gothen, Rome aansprekende, verzekeren, dat ’t vallen moet. Muren noch wallen zullen het kunnen beschermen, 't Is hun als buit toegezegd door Alarik, hun heer. Alarik vuurt hen door woord en voorbeeld nog meer aan De Gorgonen waren drie zusters, (de bekendste was Medusa,) uit de Mythologie. Zij hadden de macht allen, die haar aanzagen, in steen te veranderen. De vreeselijke kop wordt afgebeeld met slangen, in plaats van haren ’t vermolmde West-Romeinsche rijk deed ineenstorten, deed Alarik, koning der WesLGothen, Rome, de oude hoofdstad der wereld, sidderen. De toenmalige keizer Honorius, een onbeduidend vorst, was zoo gelukkig in den persoon van Stilico een zeer bekwaam veldheer te bezitten, die zich met kracht staande hield tegen de invallen van Alarik, ja deze zelfs in ’t jaar 403 uit Italië verjoeg. Doch 5 jr. later kwam der Gothen vorst terug en Stilico, de eenige man, die 't rijk had kunnen redden, was intusschen door don achter- dochtigon Honorius ter dood gebracht. Alarik rukte nu op Rome aan. Wel werd hij door ondorhandelingen tot den aftocht bewogen, maar later maakte hij zich toch van de hoofdstad meester en richtte er een vreeselijke verwoesting aan. Korten tijd daarna stierf hij en werd door zijne krij gers begraven in de bedding van een riviertje in Italië, de Busento, dat zij te dien einde hadden afgeleid en waaraan zij den ouden loop teruggaven, nadat 't lijk van Alarik mot al diens schatten daarin was gelegd. Alle lieden, die hier toe gebezigd waren, werden gedood, opdat de Romeinen nooit de begraafplaats van hun grooten vijand zouden vinden. ’t Is deze stof, die ten grondslag ligt aan ’t toonwerk «Alarik*, door dichter en componist tot een waar kunstwerk gemaakt. Men moet zich dus verplaatsen in de geweldigste storm en drangperiode, die West-Europa ooit heeft doorleefd, in den tijd, toen ruwe kracht aldoor kwam aanstormen op een eeuwenoude beschaving, die door te lange weelde z’n kracht had verloren. In een periode, die lang duurde en waarin al les dooreenwoelde, alles wat kracht en leven had, waarin ruw geweld en fijne beschaving om den voorrang streden, en

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1903 | | pagina 1