ft
SUMS- KI mEWWlEBLlI)
HILDEGARD.
ÏHR W KJ OilNïillffi.
i
Zaterdag 11 April 1903.
No. 39.
68e Jaargang.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
FEUILLETON.
Kantongerecht te Sneek.
ananas
17)
Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
we ons te goed doen aan het frissche klapperwater.
haasten ons
Per tweede klasse met het stoomschip
Prins Hendrik naar Deli.
(Slot).
’t Is helaas nacht, nu wij de Emmahaven binnen-
stoomen. Zoodra we aan wal zijn, begint het lossen
der goederen voor Sumatra en nemen we weer steen
kool in voor de verdere reis. Bij het licht der elec-
trische lampen zie ik reeds de kalme bewegingen der
inlanders, veel verschillend van het gejaag en ge
schreeuw te Port-Saïd en Perim.
Tegen half zes begint het reeds te dagen en om
6 uur is de zon reeds boven de kim.
Hoe dit prachtig panorama te beschrijven, dat als
het ware met een ruk voor mijne oogeu geschoven
wordt; dat gebergte, met zijn, nog niet te onderschei
den geboomte; dat heerlijke frissche groen; enfin, ik
spoed me naar wal, om alles goed op te nemen.
Eerst gaan we langs de kade en komen zoo op den
weg.
Ja, dit is IndiëDaar staan ze, de hooge, wuiven
de palmen, statig zich bewegende in de ochtendkoelte,
onregelmatig langs den weg. Ter zijde, links, staan
eenige onaanzienlijke winkeltjes, met de inlanders er
voor, kalm en met rustig gelaat een strootje rookend,
niet bezorgd over den dag van morgen.
Door de geheele atmosfeer diezelfde kalmte, nu en
dan een vogel, doch overigens alles stil. Onhoorbaar
loopen de bewoners langs den weg, in hunne schil
derachtige kleeding, deftig stappende, met een eerbie
digen groet den Europeaan voorbij.
De dauw schittert op het gras der lagere sawahs;
hoog verheft zich het gebergte, alles dicht begroeid en
op den achtergrond de vulkaan Merapi, met eene
statige rookpluim.
Als men zoo kersversch uit het drukke gewoel van
Holland komt, en men komt dan te midden der tropi
sche natuur, in geheel zijn kalme, rustige grootschheid,
dan krijgt men een indruk, die onmogeljjk is weer
te geven.
Nadat we een weinig van de geweldige impressie
bekomen zijn, nemen we een karretje en laten ons een
uurtje rondrijden in de heerlijke morgenkoelte.
Links van den weg de prachtige zee, begrensd door
de bergen, die zich hoog verheffen, bedekt met de heer
lijke tropische planten, terwijl we rechts langs de
eenvoudige inlandsche woningen rijden. Overal de
kalmloopende inlander, eerbiedig op zij gaand voor
de blanken. Bij een klapperbosch houden we halt en
vragen een bruinen knaap om ons enkele kokosnoten
te plukken, die in massa in de hooge kruinen der
boomen hangen. Met het mes tusschen zijn buikgor
del, klimt de jongen als een aap naar boven en wel
dra vallen de heerlijke noten naar beneden en kunnen
gegooid, en daarmee uit.
Maar nu komt de kust van Deli in zicht en ieder
maakt zich gereed om aan wal te gaan. Nog een paar
minuten en een .Welkom in Deli< wordt ons toegero*-
pen. Onze reis is geëindigd, het doel der reis is be
reikt. H. GORTER.
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 21/, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
HOOFDSTUK IX.
Vervolg.
Ook Martha hoopte dit niet. Toen zij den eersten
avond te Madras in het huis van hare bloedverwanten
te bed ging, wilde de slaap niet komen, ofschoon zij
doodmoede was. Telkens moest zij denken aan de droef
geestige, donkerblauwe oogen van den beklagenswaar-
digen heer Römer zelfs al deed zij haar best om
niet aan hem te denken.
In huis van mr. Wight was haar veel vreemd. Er
heerschte daar een geheel andere geest dan in de be
scheiden woning, waar zij onder de hoede van hare
moeder was opgegroeid. Hier draaide alles om den
handel, om het geld verdienen, en bij de dames om de
vermaken, de kleeding en de nieuwtjes van den dag.
De komst van de onbekende nicht uit Duitschland
was natuurlijk een gebeurtenis, die niet zonder invloed
zou blijven op het leven der familie Wight; daarom
zag men die komst met eenige spanning tegemoet.
Haar oom was de eerste, die Martha begroette. Hij haal
de haar af van de landingsplaats, stapte met haar in een
rijtuig en bracht haar naar zijne woning in de wijk Black
Tower, waar zij voortaan haar tehuis zou hebben.
De vensters in de kamers gelijkvloers waren voor
zien van zware ijzeren tralies; daar waren het kantoor
en de magazijnen voor koopwaren. Mr. Wight dreef een
zeer uitgebreiden uitvoerhandel in koloniale waren, en
Zitting van Woensdag 1 April 1903.
(Slot).
10. K. B., 51 jaar, koopman te Sneek, heeft op 23
Februari langs de spoorbaan geloopen tusschen wacht
posten 15 en 16, onder Loënga, terwjjl hij daartoe geen
vergunning had van de directie.
Eisch eene boete van f 5.subs. 3 dagen hechtenis.
11. J. v. d. Z., 25 jaar, stoom bootkapitein te Gaast-
meer, heeft op 5 Jan. met de sleepboot Simson, in de
in onderhoud en beheer bij de provincie zijnde Z.O.
Stadsgracht alhier 3 tjalkschepen tegelijk gesleept, in
strijd met de voorwaarden, om met die sleepboot van
genoemd vaarwater gebruik te maken.
Eisch eene boete van f 10.subs. 5 dagen hechtenis.
12. J. D., 34 jaar, besteller te Sneek, reed op 9
Maart met een kar vanaf het Achterom naar de Suup-
markt.
Die kar was zoo hoog met balen opgeladen, dat
bekl. er niet over heen kon zien. Met het oog op de
veiligheid moest die kar dus door een ander persoon
getrokken worden.
Voor deze, nalatigheid wordt nu eene boete van
f 3.subs. 2 dagen hechtenis geëischt.
13. L. v. F., 35 jaar, besteller te Sneek, is op 9
Maart wegens een zelfde verzuim alsvoren geverbali
seerd.
Bekl. reed toen met een met kisten beladen kar op
de Suupmarkt.
Eisch eene boete van f 3.subs. 2 dagen hechtenis.
14. J. S., 23 jaar, voerman te Wommels, reed op
18 Febr. met een paard en wagen harder dan stapvoets
door de kom van het dorp Scharnegoutum, niettegen
staande bij het begin van dat dorp borden zijn ge
plaatst met «stapvoets rjjden*.
Eisch eene boete van f 3.subs. 2 dagen hechtenis.
15. L. C. v. d. W., 56 jaar, scharenslijper te Sneek,
lag op 9 Maart met een schip, hoofdzakeljjk tot be
woning dienende, in de Stadsbuitengracht nabij de
Boterhoek.
B ekl. was reeds eerder door de politie gewaarschuwd
dat, het verboden is zonder vergunning met woonscheep-
jes binnen deze gemeente te liggen.
Eisch eene boete van f 5.subs. 3 dagen hechtenis.
16. M. 0., 34 jaar, kermisreiziger te Sneek, is 9
Maart wegens een zelfde overtreding alsvoren gever
baliseerd.
Eisch eene boete van f 5.subs. 3 dagen hechtenis.
17. J. J., 41 jaar, kermisreiziger te Sneek, is den
16 Febr. wegens een zelfde overtreding als ovenge
noemd geverbaliseerd en voorts omdat hij in den nacht
van 15 op 16 Febr. op het bolwerk bij de Noorderpoort
zoo luidruchtig heeft geschreeuwd en getierd, dat de
nachtrust der omwonenden is verstoord geworden.
Eisch 2 boeten van f 3.ieder subs. 2 dagen hech-
nis voor elke boete.
tegemoet gekomen. Zoo had zij toch een menschelijk
wezen, dat haar lief had en waarvoor zij ook liefde ge
voelde. Zooveel mogelijk bracht zij haar tijd door met
de kleine, blond gelokte Mary, hielp haar aan haar
schoolwerk, onderrichte haar in de Duitsche taal en in
de vrouwelijke handwerken, nam deel aan hare spelen
en stelde belang in alles, waar Mary belang in stelde,
zooals Edith, haar eigen zuster, nooit gedaan had.
Het was tante W ight recht aangenaam, dat de kleine
Mary op deze wijze gezelschap en toezicht had, terwijl
zij zelf met hare oudste dochter het drukke leven der
hoogere kringen meeleefde. Zij beschouwde dit mee
leven als haar moederplicht en zuchtte menigmaal over
het offer, dat zij daarmede bracht; in den grond der
zaak was zij echter blijde, dat zij in de salons kon
schitteren in plaats van thuis te zitten tegenover haar
echtgenoot, die gaarne rookte en veel in de couranten
verdiept zat.
Er waren verscheidene weken verloopen. Martha had
haar reisgenoot Eduard Rëmer niet weer gezien. Zij
begon reeds te gelooven, dat hij haar vergeten had; zeer
onverwacht zou zij hem terugzien.
Het was een heete dag geweest. Niemand had zich
buiten zijne woning gewaagd, die daartoe door zijn be
roep niet gedwongen was. Toen de avond viel, verzocht
de kleine Mary, dat Martha met haar een wandeling zou
doen naar een naburig palmboschje.
Wij moeten toch een beetje frissche lucht schep
pen, anders drogen we heelemaal uit, zeide het kind.
En Darling moet ook mee!
Het hondje met lang haar, zoo zacht als zijde, werd
geroepen. Mary deed het een blauw lint om den hals en
vroolijk stapte het kleine gezelschap naar buiten.
Het palmboschje was spoedig bereikt. Mary en Dar
ling liepen een bonten vlinder na, daarbij ontmoetten zij 1
Maar om 9 uur vertrekt de boot; we
dus terug.
Aan boord zijn een massa inlandsche kooplui met
Indische vruchten, allen heerlijk, b.v. ananas voor
2 cent.
Weldra glijden we weer de spiegelgladde oceaan
in; alles geeft aan dat het mooi weer zal blijven.
Telkens blijft de kust van Sumatra in zicht en na
des nachts tusschen Java en Sumatra doorgestoomd
te zijn, passeeren we de Krakatau en krijgen we Tan
djong Priok in zicht.
De zee is effen als ’n spiegel. We varen nu door
de z.g. «Duizend eilanden* heen, als waren ’t bouquetten,
met de prachtigste boomen en bloemen begroeid. Enkele
Javaansche prauwen en een groot vijfmast zeilschip
passeeren ons; we zijn tusschen de havenhoofden.
Hier liggen drie Nederlandsche oorlogsschepen, nl.
de «Koningin Wilhelmina*, de «Utrecht*, en de «Gel
derland*, met welk laatstgenoemd schip pres. Kruger
werd overgebracht.
Nog enkele minuten en ons stoomschip ligt stil en
we zijn te Batavia aangekomen. Nu is het een drukte
van belang. Handen worden toegestoken en we ne
men als 2e klas-passagiers, afscheid van elkaar, om
allen in verschillende richting te gaan, in het voor ve
len onzer geheel vreemde land.
Over een paar dagen vertrekt de boot naar Deli. Ik
maak mij dezen tijd ten nutte om zooveel mogelijk
van Batavia te zien.
Een van mijn eerste tochtjes is naar ’s Lands plan
tentuin te Buitenzorg. In een dos-a-dos gezeten rij
den wij er heen en worden welkom geheeten door
den directeur, die ons rondleidt. Men kan zich geen
voorstelling maken van dezen wonderschoonentuin. De
prachtigste orchideeën slingeren zich tusschen de
boomen door terwijl de zeldzaamste palmen vrij in den
vollen grond staan te groeien. Slingerplanten van meer
dan 300 Meter lengte verhoogen de schoonheid der
aanleg, en te midden van deze pracht woont de Gou-
verneur-Generaal.
Na alles bewonderd te hebben, rijden we weer terug
naar Batavia.
Hier is het veel warmer dan te Buitenzorg, met ziet
hier dan ook bijna geen voetgangers; ieder, die het
eenigszins betalen kan, neemt een karretje, voor 1
cent per minuut.
De bevolking is hier zeer gemengd, zeer veel Chinee-
zen, verder inlanders, Maleiers, vuile Europeanen, zinde
lijke dito’s, Sinjo’s, echte, half, heel of driekwart
bloeden, inlandsche vrouwen, die steeds in het vuil
bruine water der rivier baden of staan te wasschen,
Javanen, die onmogelijk zware lasten aan bamboes
stokken dragen, sommigen zelfs eene geheele brood
bakkerij, vruchtenhandel, snuisterijen enz.
Het geheel is natuurlijk zeer schilderachtig. Voor
al de Chineesche Toko’s zijn aardig, alles gaat even
wel rustig, zonder geschreeuw. Heel kalm zit de
eigenaar gehurkt voor zijne koopwaren, zijn strootje
rookend en wachtend tot er een liefhebber komt.
Alles is zeer ruim uitelkaar gebouwd, zoodat ge
heel nieuw Batavia, met al zijn voorsteden, eigen
lek een groote laan met villa’s is.
Na in 'n paar dagen dit alles te hebben gezien,
wordt het tijd onze reis te vervolgen en na alles te
hebben geregeld met de koffers enz., begeven we ons
op weg naar de pakketboot, die ons naar Deli zal
brengen.
Van alles en nog wat wordt er door zulk een
boot vervoerd. Ten eerste le en 2e klas passagiers,
verder 500 contract-koelies, mannen en vrouwen, die
voor een groot gedeelte vlak voor de 2e klasse zich
op het dek legeren, zoodat het daar in de buurt
minder aangenaam ruikt. Deze geuren worden nog
vermengd met de lucht van een twintigtal Javaansche
koeien, die ook in onze nabijheid opgesteld zijn. Het is
hier met dat alles dan ook bijna niet uit te houden.
Verder zijn er nog een partij kippen, kalkoenen, honden,
soldaten, Afrikaners, enz. Dit alles krioelt maar in
je nabijheid dooreen.
De eerste dag is het goed weer en hoewel we niet
op het dek kunnen komen, omdat het daar te vol is,
genieten wij van den heerlijken zeewind, door met het
hoofd buiten de kajuitspoort te hangen. Nu landen we
bij het eiland Banka en wel op de reede van Mun-
tok. Dit is niets anders dan eene Indische kampong,
een ben ting voor de soldaten en het huis van den
bestuurder, hier een assistent-resident.
We lossen hier de lading voor dit eiland, die voor
drie vierde gedeelten bestaat uit kisten met drank.
Ongeveer 24 uur later stoppen we weer, nu is het
te Riouw, en weer worden de noodige drankkisten
ontscheept, tot groote vreugde waarschijnlijk voorde
Riouwers.
De boot begint aardig te schommelen, er begint
weer een storm op te komen. De meesten zijn weer
zeezieken alles wordt weder vastgesjord. Gelukkig
loopt alles goed af en als de storm wat bedaard is
varen wij langs het schiereiland Malakka, zoodat we
de bergen met de lagere kuststreek zeer goed kunnen
zien. Ook passeeren we telkens rijkbegroeide eilanden
zoodat de reis vol afwisseling is.
Nog eenige uren en we zijn in Deli het doel
der reis aangekomen. Maar in deze laatste uren
gebeurt er iets dat minder opwekkend is. Twee koe
lies zijn onderweg ziek geworden en zoo juist is er
een gestorven, zonder dat iemand er naar omziet.
Sterft er een dan wordt het lijk eenvoudig over boord
een jongen Hindoe, die een langen stok in de hand
droeg, waarmee hij onder het fluiten van een deuntje
aanhoudend in de lucht rondzwaaide.
Stellig beschouwde Darling dit als eene uitdaging;
hij vloog blaffend op den Hindoe aan, en hoe de beide
meisjes ook riepen, het hielp niemendal. Eer zij het
konden verhinderen, had Darling zijne scherpe tanden
in het bloote been van den jongen gezet.
Daar zwaaide de stok door de lucht en trof Darling
op den kop. Stuiptrekkend viel het hondje stervend
neer.
Mary knielde bij haar lieveling neder, terwijl de jonge
Hindoe met een grijnslach zeide:
Dat beest is onschadeljjk gemaakt; het zal nie
mand meer bijten!
Vreeselijk verbitterd keek Mary hem aan en met
vlammende oogen riep zij:
Weetje, wat jij bent? Je bent een afschuweljjk
mensch, een
Weer hief hij den stok op, doch Martha breidde be
schermend hare armen boven Mary uit. Het kind werd
niet geraakt, de hevige slag trof haar op den arm en de
hand.
Op hetzelfde oogenblik, dat Martha een smartkreet
liet hooien, werd de jonge Hindoe door een paar sterke
armen aangepakt en tegen den grond geslingerd.
Martha zag Eduard Römer voor zich staan.
(Wordt vervolgd.)
was te Madras bekend als een vermogend man. De
bovenverdieping van het huis bevatte de woonvertrek
ken en de ontvangsalons; hier bracht hij zijne nicht.
Met de woorden: «Lieve vrouw hier breng ik je Martha
Brockdorf*, opende hij de deur van een ruim vertrek,
waar een aangename koelte heerschte. Eene tamelijk
corpulente dame en een jong meisje, beiden in het wit
gekleed, stonden op en gingen Martha te gemoet. Doch
de begroeting was niet zoo warm en hartelijk als
Martha gehoopt had; het was meer beleefde nieuws
gierigheid, die op het gelaat der beide dames te lezen
was.
Die lange zeereis is je zeker niet meegevallen?
vroeg Edith, en zonder het antwoord af te wachten,
voegde hare moeder er bij:
Je zult wel vermoeid zijn en behoefte hebben
aan verfrissching; kom maar mee, dan zal ik je naar
je kamer brengen.
Onderzoekend lieten de beide dames het oog op Mar
tha’s slanke gestalte en lief gelaat rusten. Dat zij zoo be
vallig zou wezen, hadden zij stellig niet gedacht, en
daardoor werden de gevoelens jegens de nieuwe huis-
genoote er niet vriendelijker om.
Edith’s voorkomen was niet bijzonder innemend, maar
als zij naast Martha stond, kwam dit nog veel meer
aan den dag dan anders. Hare moeder had dit dadelij k
opgemerkt; zij nam zich voor, Martha een onderge
schikte plaats in haar huis aan te wijzen, totdat voor
haar dochter een geschikte vrijer was komen opdagen.
Martha’s diepe rouw was een goede reden om haar
voorloopig thuis te laten, wanneer mevrouw Wight met
Edith bezoeken aflegde of feestpartijen ging bij wonen.
Martha zou zich hier zeer ongelukkig gevoeld heb
ben als de tienjarige Mary, de jongste dochter des
huizes, haar niet met ongekunstelde hartelijkheid was
gruwelijk monster!
Wil je mij nog schelden op den koop toe,
ook je deel geven.
Weer hief hij d< b "Z
schermend hare armen boven Mary uit. Het kind werd
-
hand.
i
OÜRAMI
Oho! ix jo uiy uvg buuoiucu up ucu auup luü,
jij, kleine? lachte de bruine bengel. Wacht ik zal jou
ook je deel geven.