XIKIWS- BS AIIÏBBTBJIT1BBL1I) l'WK SM BA OKTlfflBJ. L Hildegard. I ,1 Sneek Vooruit! I I No. 30. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. FEUILLETON. 1 18) i 1 1 4 Hit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. Doch juist thans moeten we ons weren. We zien, dat Leeuwarden ons niet dooddrukt. W e verwonderen ons over ’t steeds grooter getal vrachtkarren en -wagens, booten en schepen, die maken, dat onze stad voor een steeds zich uitbreidende omtrek de winkelplaats wordt. We moeten nu onze mooie ligging verbe teren en zorgen, dat Sneek nog meer en beter een centraal punt wordt. We kunnen nog voor meerdere dingen ijve ren; zaken, die voor een goed deel reeds flink ons interesseerden. ’t Stoomros, al is ’t dan ook maar een eenvoudig tramlocomotiefje, moet den Lem- In zijn oordeel over de menschen was een onbemid deld meisje eene nul; zij had niets te beduiden, ja, zij bleef geheel buiten beschouwing. De dames der familie Wight zagen den jongen Ro mer gaarne. Ofschoon hij met de dames niet omging op de luchthartige manier, zooals hij als Karei Brinken met zooveel succes had gedaan, maakte nu zijn onbe rispelijk nette houding een even gunstigen indruk; ja, men vond den zwaarmoedigen blik van zijn donker blauwe oogen zeer interessant. Als ik in die donker blauwe oogen zie, moet ik altijd aan een diepe, ondoorgrondelijke zee denken, zeide miss Edith op zekeren dag, en daarop antwoordde hare moeder: ik geloof dat op den bodem daarvan een schat van kennis en van liefde is verborgen; een oppervlak kig mensch is mr. Römer zeker niet. Martha zei niets, wanneer er op die manier over hem werd gesproken. Ook wanneer hij in het gezelschap was en alle anderen in druk gesprek waren, zat zij meestal zwijgend over haar werk gebogen. Een lichtrood kleurde dan wel hare wangen, als zij opkeek en be merkte, hoe zijn oog onderzoekend op haar had gerust, hoe zijn blik vragend de hare kruiste. Wat mocht hij haar wel te vragen hebben? Zij waagde het niet, die vraag voor zich zelve te be antwoorden, doch haar hart klopte sneller, als zij aan hem dacht. En Eduard Ach, hij leed aanhoudend; hij werd steeds gefolterd door zijn geweten, dat hem geen rust liet. Wanneer hij in Martha’s tegenwoordigheid was, gevoelde hij zich geruster dan anders; slechts zelden drukte hij haar hand; doch wanneer dit gebeurde, of wanneer zij hem vriendelijk aankeek, leek er in zijn binnenste wel vrede te heerschen. In zijne eenzame maal werd heengetrokken om Martha te kunnen zien, HOOFDSTUK IX. Vervolg. O, wat een geluk dat u komt, stamelde Martha Zijt ge erg verwond? vroeg hij bezorgd, terwijl hij hare hand greep. Ook Mary drukte zich tegen haar aan; en al schrei ende kuste zij haar op hand en arm. Het is zoo erg niet, antwoordde zij glimlachend. De roode striem zwol echter snel op en daarom stelde Eduard voor dat zij zou meegaan naar eene bron, die daar dicht in de buurt was. Hier maakte hij een wit ten doek flink nat en wikkelde dien om de pijnlijke plek. De jonge Hindoe, die zoo onzacht op den grond was neergekomen, had zichintusschen uit de voeten gemaakt. Römer, Martha en Mary met haar doode hondje in den arm keerden nu langs den kortsten weg naar de stad terug. Ik zou u gaarne goed en wel aan uwe bloedver wanten overgeven, juffrouw Martha, sprak de jonkman, toen zij de woning van mr. Wight naderden en Martha meende afscheid te moeten nemen. Hé ja, zei Mary, komt u mee naar binnen. Ik zal alles aan papa vertellen; dan zal hij u zeker bedanken, omdat ge ons in den nood hebt bijgestaan. Op deze wijze deed Eduard Römer zijn intrede bij de familie Wight. Nadat Mary in levende kleuren had verteld, wat er zoo pas was gebeurd, werd hem de meest mogelijke vriendschap betoond. Hij moest dien avond bij de fa milie blijven doorbrengen, en bij het afscheid nemen moest hij beloven, dat hij spoedig zijn bezoek zou her halen. Sedert dien avond was Eduard Römer een trouw bezoeker der familie Wight, die gaarne werd ontvangen. Toen de heer des huizes had vernomen, dat de jonge Römer voornemens was zich voor goed te Madras als koopman te vestigen, en dat hij het noodige kapitaal daartoe bezat, nam zijn belangstelling in den jonk man sterk toe. Hij voerde lange, ernstige gesprek ken met hem over handelszaken, en gaf hem goeden raad, hiertoe in staat gesteld door zijne kennis van den handel in het algemeen en van dien te Madras in het bijzonder. Hiermede had mr. Wight echter zijne baatzuchtige bedoelingen. Als ervaren koopman was hij gewoon, bij alles zijn eigen voordeel in het oog te houden; hij sprak het niet uit, maar bij zich zelven dacht hij: »Als de jonge Römer inderdaad de flinke man is, waarvoor ik hem houd, dan zal hij door zijn kapitaal weldra ’n voorname positie in de handels wereld innemen. Gedeeltelijk zal hij die positie ook aan mij te danken heb ben, en niets zou natuurlijker wezen, dan dat hij mijn oudste dochter of, wil hij wat langer wachten, mijn jongste zijn hart en hand aanbiedt. Dan heb ik goed voor mijn kinderen gezorgd en hij komt ook niet be drogen uit, want mijn dochters krijgen een mooien bruidschat mee. Ziedaar de koopmansgedachten van mr. Wight. Dat behalve zijn beide dochters ook Martha in zijn buis woonde, en dat dit meisje door haar bevalligheid en door haar bescheiden houding wel in staat was om op den jonkman indruk te maken daaraan dacht de man heelemaal niet. ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 27, cent. Groote letters naar plaatsruimte. sterweg uit naar Heeg, Woudsend en Gaaster- land, liefst ook naar Lemmer. De oude gedachte, een spoorverbinding HarlingenSneekHeerenveen, moet ons weer warm maken. Een spoorlijn naar Frane- ker is ook niet verkeerd. En dan, niet te vergeten, we hebben genoeg waterwegen, doch we moeten betere hebben. Naar men weet, wordt er reeds heel wat geijverd voor een goede watergemeenschap tusschen Harlingen, Bolsward, Ijlst, Sneek, enz. met de Zuiderzee. Daarvan zal Bolsward, dat ook handelsgeest bezit, profiteeren, doch onze stad ook. Door de Geeuw en zoo verder naar zee, moeten we grootscheepsvaarwater hebben. En, al is er meer kade dan vroeger, er moet nog beter voor de schepen gezorgd worden. En dit zal ook wel in orde komen. We zien de bolwerken langs de Gedempte Haven bin nen niet te lang tijdsverloop in ferme aanleg plaatsen voor schepen herschapen. Dit kon wel eens eerder geschieden dan ’t aanleggen der Sneeker waterleiding, waardoor verschillende, ook van de nieuwe huizen in gunstiger conditie zouden komen. Sneek, vooruit! Daar heeft 't de mooie ligging voor en daarvoor hebben zijne bewoners de capaciteit, de energie. tusschen ’t spoorwegstation en de >oude stad«, voor onze oogen een wijk verrijzen, zooals we hier nog geene aan kunnen toonen. Ook de woningen, die aan en bij de Woud- vaart gebouwd worden, doen goed. Ze maken de stad bepaald grooter, vollediger. Staat men nu op de Kleine Palen, dan kijkt men niet meer zoo de wijde wereld in. Men be gint daar nu zich ook nog geheel »in de stad* te gevoelen. Mede is de aanbouw aan de Kloosterstraat en achter de Looxmagracht een begin van een gewenschte afronding van onze veel te kleine ^bebouwde kom*. Is eenmaal de veemarkt verbeterd, de oude gasfabriek verdwenen, (en misschien een nieu we doorgang van de W onderbrug naar ’t Zuid- end gemaakt,) dan zien we nog spoedig dit Zuidend geheel veranderen in een zeer druk ken verkeersweg, waarvan de panden waarde krijgen en aldoor verbeterd worden. Een aanwinst voor Sneek is ook tot stand gekomen door de vrijgevigheid van 't Old Burger-Weeshuis, dat door ’t aanleggen en aan de gemeente en ’t publiek afstaan van een fraai park, ’t gebrek aan wandeldreven en natuurschoon veranderde. Nog is een aanwinst van beteekenis: De op richting der Ambachtsschool, die niet alleen voor eigen stadgenooten van groot nut zal zijn, doch, evenals de andere scholen, verschei dene buitenlieden naar onze stad zal trekken. En nu nog binnenkort de plaatselijke tele- phoon, dan verliezen we nog meer de herin nering aan 't vroeger kleinsteedsche. We ra ken ’t oude plattelandsstadje kwijt. Daarvoor zorgt ook een inrichting als ’t nieuwe R. K. Ziekenhuis. OVER DE SUIKERBIETEN EN DE KALIZOUTEN. Er zjjn in de laatste jaren reeds heel wat proeven genomen, om den invloed van kali en de kalizouten in hun geheel na te gaan op de suikerbieten. De uitslag dier proeven was vaak een vermeerdering van het aan tal kilogrammen, vaak een vermeerdering van het suikergehalte, soms van beide. Eenige malen ging met een verhooging van het gewicht gepaard een verlaging van het suikergehalte. Bij vele proeven, waarbjj men slechts geringe hoeveelheden kali gaf, was de invloed onmerkbaar. In Nederland heeft men bij al die proeven vaak een zeer groote, in vele op zichten overdreven vrees gevoed voor de chloorver bindingen, die zich in de kalizouten bevinden. Die vrees had nog al eens tengevolge, dat men slechts zeer beperkte hoeveelheden der bedoelde zouten ge bruikte en deze vaak zeer vroeg, soms wel een half jaar voor het zaaien uitstrooide. Die vrees noemde ik overdreven, maar ze is vaak ook totaal ongegrond. Ten eerste weten we, dat een groot deel der chloorverbindingen in ons vochtig kli maat en in onzen kalkrijken bouwgrond in den vorm kamer echter, of gedurende den nacht, als hij uren lang lag te woelen, zonder den slaap te kunnen vatten, kwamen die verschrikkelijke gedachten en martelden hem tot waanzinnig wordens toe. En dan klonk het in zijn binnenste: Ik kan niet zonder Martha leven. Als mijn goede leidsvrouw moet zij altijd in mjjn nabijheid we zen; ik wil haar beminnen, voor haar wil ik leven en werken, in hare nabijheid zullen die booze machten geen invloed meer op mij hebben? Maar zal zij mjj willen toebehooren? Mag ik haar lot verbinden aan dat van een mensch, die met een vloek beladen is? Of moet ik haar de waarheid bekennen? Neen, dat is on mogelijk! Zij zou mij van zich stooten en mijn eenig reddingsanker zou verloren gaan! Daaromik zal bidden, dat zij zich over mjj ontfermt om mij op te richten in mjjne verlatenheid. Ik zal haar zeg gen, dat zij mijn alles op de wereld is, dat hare liefde mij nieuwen moed, ja, een nieuw leven zou schenken. Met zulke voornemens liep Eduard weken lang rond, zonder het rechte oogenblik te kunnen vin den om zijne gevoelens uit te spreken. Hjj verkeerde intusschen veel ten huize van mr. Wight. De ervaren koopman had hem ter zjjde ge staan bij den aankoop van een stuk grond, waarop een lieve villa en geschikte gebouwen voor een maga zijn van koopwaren stonden. Op raad van mr. Wight besloot Eduard, een deel van zijn vermogen in den handel van katoen en tabak te steken, daar die arti kelen gunstige vooruitzichten aanboden. Alles ging goed. Eduard was juist op weg uit de wijk Mount-road, waar zijne grondbezitting lag, naar Black Tower, naar de woning van mr. Wight, met wien hjj iets bespreken wilde. Dat hij daar menig- om deze boven Harlingen, Franeker, Bolsward, enz. te verheffen. Een kritieke tijd voor Sneek was 't toen de stad z’n spoorweg zou krijgen. Er werd ge ijverd voor de spoorlijn HarlingenSneek HeerenveenDuitschland en we kregen Leeu warden—Sneek StavorenAmsterdam. Met Harlingen en Heerenveen kregen we een sim pele tram verbinding. Wat zou er nu gebeuren? Zou de regel doorgaan, dat groote plaatsen bij betere ver keerswegen de kleine haar groeikracht ont nemen? Velen vreesden 't; Leeuwarden zou alleen van de nieuwe spoorlijn profiteeren. Doch dit is niet bewaarheid. Wel heeft Leeuwarden z’n voordeel van de spoorlijn, doch Sneek met z’n prachtige centrale ligging en ondernemende kooplieden en winkelstand is niet gedaald maar vooruitgegaan. Moge voor den bouwhoek en een deel der greide Leeuwarden »de stad* zijn; Sneek is nog van een aardig deel der provincie »de stad*, al trekt Leeuwarden als hoofdstad en veel grootere stad de buitenlui spoediger dan onze plaats. Ook is Sneek zich begonnen uit te zetten en heeft z’n bevolking in de laatste twintig jaren met een paar duizend zielen zien toene men. Doch werd eerst niet voldoende op die uit zetting gelet, thans is dat anders geworden. Men heeft begrepen dat men hier niet »Gods water maar over Gods akker moest laten loo- pen* en dat een behoorlijk bouwplan onont beerlijk was, om ’t aanbrengen van onmogelijke huizen verzamelingen tegen te gaan. De nieu we woningwet deed hier ook het hare aan toe. Lang is ook een punt van quaestie geweest: Hoe zullen we met veemarkt en gasfabriek. Doch deze quaestie is gelukkig grootendeels opgelost; de richting van voortwerken is voor goed aangegeven. We mogen zeggen, dat we thans ook weer een nieuwen tijd begonnen zijn. De gasfabriek, van groote capaciteit, is in ’t Geeuwdal geplaatst en een nieuwe verkeers weg in aanleg. Ondernemende mannen heb ben ’t mede aangedurfd, aan dezen kant der stad voor een nieuwe wijk te zorgen. En is bv. vroeger ’t bouwen der nette woningen aan de Looxmagracht een gelukkig idee geweest, thans zien we op ’t geschiktst gelegen terrein, Onlangs betoogden we in dit blad, dat ons Friesland niet de bloeiendste provincie van Nederland is. Blijft Holland in alles nommer één, ’t hart van ons land, andere deelen gaan vooruit door steeds bloeiender industrie, of zich ontwikkelend mijnwezen, of doordat haar natuurschoon de gegoeden uit andere deelen van ons land weglokt. Groningen, hoewel zoover van ’t centrum des lands, blijkt steeds meer de hoofdstad van ’t Noorden te worden, bloeiend en groeiend door handel en markt, door industrie en uni- versiteit. Doch laat ons daarover niet verder jamme ren, maar ons Friesland, dat toch zooveel goeds bevat, z’n deel heeft van de rijke klei gronden, naam heeft door zijn veestapel, z’n natuurschoon gedeeltelijk moet zoeken op z’n talrijke wateren, nemen zooals ’t is. En laten we dan nagaan de positie, die Sneek, als tweede stad onzer provincie, in ons gewest inneemt en misschien eens innemen kan. Sneek, de tweede stad van Friesland! Hier kan men hoogstens een paar tientallen jaren grootsch op gaan. Voor dien tijd is Harlin gen altijd, ja een paar eeuwen lang de tweede stad geweest. Sneek, al was ’t van oudsher bekend om zijn botermarkt, was steeds de mindere van Har lingen en de zeer kleinsteedsche inrichting der stad, eng besloten tusschen hare bolwerken, met nauwe straten langs vaarten, die niet meer van dezen tijd waren, getuigde dit luide tot voor weinige jaren. Toen wij in dit blad, een jaar geleden, opstellen schreven over »Sneek voor 250 jaren*, zal menigeen bij ’t lezen gedacht hebben: Wat is onze stad lang dezelfde gebleven. Doch in de laatste tientallen jaren is er ver andering gekomen. Sneek begint zich te voe len, begrijpt z’n prachtige ligging en werkt om daarvan te profiteeren. Bolwerken zijn verdwenen, kaden aangelegd, nuttelooze wateren gedempt, voor goede be strating gezorgd, enz. Met Leeuwarden heeft in ons gewest alleen Sneek een 5-jarige H. B. School en een Gym nasium, terwijl ’t lager onderwijs op hoogen trap staat. Deze onderwijsinrichtingen, hoewel ze schatten gelds vorderen, lokken tal van leerlingen naar onze stad en werken er toe mede, F

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1903 | | pagina 1