MILL- ES iilWmTBLAD
HOR RH El OMHEI
HILDEGRHÖ-
Woensdag 82 April 1203.
68e Jaargang.
4
NW 32.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
Loonen en Geldswaarde.
FEUILLETON.
20)
Hit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
warden.
bed.
In ’t jaar 1409 kocht de bisschop van Utrecht
de heerlijkheid De Kuinder (in ’t N. van Over-
ijsel) met 't slot voor 2200 oude Fransche
schilden, om de Stellingwervers, enz, beter in
bedwang te kunnen houden.
In de Stellingwerven moesten de dorpen
toen zware boeten betalen: Blesdijke 80 oude
het luide schreien van den kleinen Manfred. Eduard
Römer, wetende dat zijne vrouw niet thuis was, sprong
op en snelde naar de kinderkamer, aan het andere eind
van de gang. De knaap was zijn oogappel en hij was
bijna al te bezorgd voor zijn kind. Gelukkig was er
geen reden voor ernstige bezorgdheid; bij het spelen
was het kind gevallen, had een buil aan het voorhoofd
gekregen, maar spoedig was het tot bedaren gebracht
en liet zich troosten met eën stukje suikergoed.
Vlug wilde Römer weer aan zijn werk gaan, doch
voordat hij zijn schrijfvertrek had bereikt, ontmoette
hij in den gang den zoon van zijn boekhouder, mr.
Robert Beatcher, een knap, flink jongmensch, sedert
een jaar onder leiding van zijn vader ten kantore der
firma Römer werkzaam.
Ik wenschte wel twee dagen verlof te vragen,
mijnheer, sprak de jonkman haastig.
Waar wilt ge heen, Robert?
Ik zou gaarne een vriend gaan bezoeken, die kort
geleden getrouwd is. Als u het goedvindt, zou ik nog
hedenavond willen vertrekken, om morgen den Zondag
reeds bij hem te kunnen doorbrengen.
Wanneer uw vader u kan missen, heb ik er
niets tegen, zeide Römer. Maar hebt ge soms geld
noodig voor de reis, voegde hij er bij, kom dan maar
mee naar mijne kamer; ge hebt uw salaris van de
vorige maand nog niet ontvangen.
Dank u, dat heeft geen haast.
Met een buiging wilde de jonkman zijn patroon
voorbijgaan, doch deze reikte hem de hand en zei:
Goede reis en veel pleizier, Robert.
En weder zat Eduftrd aan zijn schrijftafel! Voor hem
lagen de boeken, rekeningen en gelden, zooals hij ze
enkele oogenblikken geleden had verlaten. Hij begon
de banknoten nog eens na te tellen, voordat hij ze in
gen der Lauden met zijn leerlingen in de kerk,
3l/2 Rijnlandsche goudgulden (1 goudgld. was
1 ‘/2 gulden
De secretaris der stad had een jaarwedde
van 5 guldens, de beide burgemeesters samen
5 guldens.
In 't dorp Rheurdt, bij Geldern, kreeg de
meester jaarlijks f 10, en voor maandelijksch
schoolgeld van ieder kind dat schrijven leerde,
5 stuivervan ieder, dat enkel lezen leerde, 4
stuiver.
Te Venlo was meesters jaarwedde sedert 't
jaar 1465 tien goudgulden of 14 gld. van onze
munt, waarbij natuurlijk nog vele bijverdien
sten kwamen.
Te Eltville, in Rheingau, ontving de mees
ter 24 gld. jaarlijks en van ieder kind drie albus
(oude munt). Te Kiderich, in Rheingau, had
den de meesters van 30 tot 90 gld. Te Seli
genstadt hadden zij vrije kost en inwoning met
inbegrip van wijn, 2 mud tarwe en voor sala
ris ’t schoolgeld der kinderen. Te Nördlingen
had de meester sedert 1464 een jaarwedde
van 32 goudgulden. Te Arnhem ontvingen
de meesters reeds in 1425 jaarlijks 24 goud
gulden bijna 34 guldens). De bijverdien
sten zijn hier natuurlijk niet in begrepen.
Laten we ter vergelijking een voorbeeld ne
men: In ’t jaar 1451 bedroegen de gezamenlijke
uitgaven van jonkheer Ort tot Jungen, uit
Frankfort a/d Main, en zijn hofmeester, aan de
hoogeschool te Erfurt voor kost, inwoning,
kleeding, wasch, collegegelden, enz. over het
geheele jaar slechts 26 gulden.
Een ander student, ook uit Frankfort, be
taalde voor kost en inwoning in ’t huis van den
beroemden Freiburger professor Ulrich Zasius,
in ’t begin der 16e eeuw jaarlijks 10 gulden.
Nog in ’t jaar 1515, toen de geldswaarde
reeds aanzienlijk gedaald was, werden 6 aam
(1 aam 11/a HL.) wijn voor 9 gulden
verkocht.
De dombouwmeester van Frankfort ontving
jaarlijks 10 tot 20 gulden. De eerste hofbe
ambte van de moeder van den keurvorst Philips
van de Paltz ontving per jaar 30 gld. aan geld.
Kijken we nu eens in onze eigen Friesche
historie.
Omstreeks ’t jaar 1340 dwong graaf Wil
lem IV van Holland de Friezen, om op de
jaarmarkt van Alkmaar als tol te betalen4
penningen ‘/a stuiver) voor 1 paard en 2
penningen voor 1 koe. Voor schapen en var-
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1OOO regels 27, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
HOOFDSTUK IX.
Vervolg.
Hier in Indië, verwijderd van alle betrekkingen uit
zijn verleden, had hij gedacht volkomen veilig te zijn;
doch met één slag was hem dit gevoel van zekerheid
ontnomen door de komst van dien bekende uit Duitsch-
land. Bij al zijne gewetenswroegingen kwam nu nog
de angst voor openbare schande en voor de vernieti
ging van alles wat hij verkregen had, nadat hij zijne
eer had prijsgegeven.
Den volgenden dag kwam de heer Brockdorf vragen,
of zijn bezoek kon worden aangenomen. Eduard loog
niet, toen hij liet zeggen, dat hij nog niet hersteld
was en dus geen bezoek kon ontvangen.
Den derden dag kwam mr. Wight zelf eens naar
Eduard zien en vertelde ook, dat de jonge Brockdorf
dien morgen verder gereisd was; toen maakte de vree-
selijke spanning bij den patiënt plaats voor eene alge-
heele ontspanning. De laatste twee nachten had hij
zonder een oogenblik slaap doorgebracht; nu sluimerde
hij in en sliep vier-en-twintig uren achtereen. Stellig
was die slaap echter niet zeer verkwikkend, want
Martha hoorde haar man meer dan eens halfluid zeg
gen:
Och, praat me toch niet over Karei Brinken! of: Wie
kan me dat bewijzen?
Angstig sprak hij die woorden, en dan kermde hij;
de brandkast sloot. Eenmaal, tweemaal, driemaal gin
gen ze hem door de handen, telkens schudde hij het
hoofd en begon opnieuw te tellen.
Ik vergis me toch niet, mompelde hij eindelijk, er
ontbreekt honderd pond sterling. En toen de oude
Beatcher het geld bracht, was het in orde, dat weet
ik zeker.
Somber keek hij voor zich; doch op eens schoot hem
de gedachte door het hoofd: »Zou Robert hier geweest
zijn en in een zwak oogenblik niet hebben kunnen
weerstaan aan de verleiding, om de hand uit te steken
naar het eigendom van een ander? Voor zijn doen
kleedt de jonkman zich veel te keurig, hij geeft gaarne
veel geld uit; misschien heeft hij schulden gemaakt
hij zag de banknoten liggen en O, kon ik hem
redden, hem van den rand des afgronds terugtrekken
en hem bewaren voor een leven vol gewetenskna-
ging! Ik weet helaas zelf zoo goed, wat het beteekent
een onverzoende schuld zijn leven lang te moeten
medesleepen.
Deze gedachten gingen Eduard bliksemsnel door het
hoofd. Ónmiddellijk sloot hij alle papieren van waarde
weg en ging naar het kantoor.
Is mr. Robert nog hier? vroeg hij.
Ja, mijnheer, luidde het antwoord en de jonkman
stond op van zijn stoel.
Ik heb u nog iets op te dragen; wees zoo goed
even mee te gaan.
Eduard Römer zag den jongen Beatcher verbleeken
en werd daardoor in zijn vermoeden versterkt.
Toen de deur achter hen gesloten was, ging Römer
voor den jonkman staan en vroeg:
Hebt ge mij niets te zeggen?
En toen er geen antwoord volgde, vroeg hij nog
dringender:
kens nog weer minder.
Men moet hierbij in ’t oog houden, dat Wil
lem IV de Friezen eens ter deeg pakken
wilde.
In ’t jaar 1361 dwong Jan van Arkel, bis
schop van Utrecht, de gezamenlijke inwoners
van Schoterland, de Stellingwerven, Steenwijk
en omstreken, en een deel van Drente om een
zeer zware boete te betalen, en wel 10.000
oude schilden lang geen 29.000 gulden).
Deze buitensporig hooge straf verbitterde de
onderworpen opstandelingen ten zeerste.
In ’t jaar 1371 moest ’t klooster Lidlum aan
den bisschop van Utrecht een rantsoen van
2000 schilden betalen om zijn abt Wijbrandus
los te krijgen, ('t Klooster Lidlum lag in ’t
noorden der gemeente Barradeel, telde 600
kloosterlingen en was buitengewoon rijk, ook
omdat er vele kerken en uithoven in ons ge
west toe behoorden.)
In ’t jaar 1400 verminderde de macht van
den Hollandschen graaf Albrecht in Friesland
zeer. De Schieringers dreven zijne partijge-
nooten uit Friesland. Deze Hollandschgezin-
den kregen jaarwedden van den graaf. De
voorname edelman Gerrit Kammingha kreeg
f 200; sommige anderen kregen f 100, velen
f 50, f 30, f 25, ja zelfs f 8 en nog minder per
jaar. En toch was dat toen nog goed.
In ’t zelide jaar stelde graaf Albrecht te
Stavoren (destijds groot en rijk en om zijn
handel de partij van de Hollandsche graven
kiezende) tot stadsarchitect aan een zekere Jan
Woutersz. op een jaarwedde van 12 schilden
en een nieuwen rok of 16 schilden zonder rok.
(Een schild ruim 21/2 gulden.)
In ’t jaar 1570, toen te Leeuwarden een bis
schop (Cunerus Petri) benoemd werd, werd ’t
klooster Thabor (nabij Sneek) met al zijn be
zittingen genaast, om ’t besturen van dit nieuwe
bisdom te bekostigen. De prior hoofd)
van ’t klooster kreeg tot schadevergoeding
f 100 in eens en f 100 per jaar -J- 2 bedden
en een kamer in ’t St. Annaklooster te Leeu-
De kanunniken kregen f 100 -j- 1
schilden (1 oud schild 33 grooten of 33
halve stuivers), Peperga 35, Steggerda 80,
Finkega 20, Noordwolde 80, Beuil 60, Olde-
berkoop 90, West-Nijeberkoop 30, Oost-Nije-
berkoop 50, Donkerbroek 60, Haule 60, Oos-
terwolde 100, Fochtelo 35, Appelscha 50, Els-
lo 60, Nijeholtpade 35, Oldeholtpade 70, Wol-
vega 80, Brongerga 60, Oldetrijne 80, Nije-
trijne 25, Oldelemmer 80, Nijelemmer 50, Nije-
holtwolde, Oldeholtwolde en Ter Idsert ieder
60 oude schilden.
In Schoterwerf Schoterland) betaalden
de dorpen Zwaag 80, Jubbega 60, Schurega
50, Oudehorne 60, Nijehorne 50, Katlijk 70,
Brongerga 50, Oudeschoot 70, Nijeschoot 50,
Rottum 70, Haule 70, St. Jansga 50 oude
schilden.
In 1570 verhief bisschop Cunerus Petri de
kapel van de stad Sloten tot een parochiekerk
(Sloten had dus toen nog geen kerk!) De
pastoor genoot jaarlijks 110 goudgulden
f 154), de vicaris en eerste prebendaris ieder
100 goudgulden f 140), de koster 50
goudgulden f 70.)
In ’t jaar 1428 bracht een geduchte water
vloed, die de pas herstelde dijken vernielde
en al 't land tot de Stellingwerven en de gren
zen van Drente onder water zette, veel ellende
in Friesland: drie jaren lang overstroomde het
zoute water deze landen en de oogst mislukte
bijna geheel. Er kwam een yoorbeeldelooze
duurte. Een ton (2 mud) rogge kwam eerst
op 5, later zelfs op 10 postulaatguldens (1 p.g.
60 cent.) (Dit was dus l1/s tot 3 cent
de Liter en heette toen »voorbeeldeloos duur.«)
Terwijl in de jaren 14551460 een last (30
mud) rogge 40 Rijnsche guldens kostte ft geen
toen buitengemeen duur was,) had men in
1463 een zeer vruchtbaar jaar, zoodat te Bols-
ward een last rogge werd verkocht voor 9
Rijnl. guldens, een lopen weit kostte 6 7> 7
stuivers, een lopen garst 3’/a> de haver 21/,
stuiver en daar benedeneen vette koe kostte
6 klinkerds, een ton roode boter 6 Rijnsche
guldens, de witte boter half zooveel.
Na ’t jaar 1490 kwam er weer een groote
duurte, zoodat 't last rogge meer dan 70 goud
guldens kostte. (Dit zou natuurlijk voor onzen
tijd zeer goedkoop zijn.)
We zouden, ook uit later tijd, meer voor
beelden kunnen aanhalen, om te bewijzen, dat
oudtijds 't geld duur was, m. a. w. dat men
toen voor evenveel geld veel meer goederen
Wat zijn tegenwoordig de meeste loonen
een eind hooger dan vroegerWelk verschil
met weinige tientallen jaren geleden! En dit
beteekent, dat een groot deel der arbeiders
stand veel meer welvarend is dan toen, want
de prijzen der levensmiddelen zijn in de laat
ste dertig jaren niet, als de loonen, gestegen.
Doch vergelijkt eens de loonen en de gelds
waarde van thans bij die van voor honderden
jaren Dan vindt ge een onbegrijpelijk groot
verschil. En dit was niet enkel zoo in ons
land, maar ook elders.
Laten we eerst even in Duitschland zien.
In de landen aan den Rijn werden in de
15e eeuw de onderwijzers goed bezoldigd.
Men hoorde bij hen van geen staking, terwijl
toen ter tijde loonvraag, arbeidsduur, werksta
king, enz. ook bestonden en invloed uitoefen
den. In de gilden kwam ’t toen meermalen
tot staking. B.v. De bakkersgezellen te Col
mar staakten tien jaren lang, omdat zij in de
kerkelijke processie niet een plaats naar hun
zin hadden. De gezellen wonnen ’t pleit.
In 1475 staakten te Neurenberg de bliksla
gers. In 1503 staakten, eveneens om de loon-
kwestie, de snijdersgezellen te Wesel. Ze de
den ’t juist een week voor Pinksteren en de
Weselaars kwamen niet in de Pinksterpronk.
Wat verdienden daar toen de schoolmees
ters, die niet klaagden?
In een tijd, toen men voor een gulden 90
tot 100 pond rundvleesch of 110 tot 120 pond
varkensvleesch kon koopen, ontving bv. de
meester in de buurtschap Weeze, bij Goch, van
de gemeente4 gulden, 3 mud rogge, 2 mud
haver, 2 mud tarwe en 60 bussel stroo; bo
vendien had hij vrije woning met tuin, een
moestuin van morgen en 1 morgen wei
land in vruchtgebruik. Ieder schoolkind moest
per maand in den winter 5, ’s zomers 3 stui
vers schoolgeld betalen. Voor kerkelijke dien
sten trok de meester tusschen 2 en 3 gld.
In ’t jaar 1510 moest te Capellen, bij Gel
dern, ieder boer, die kinderen op school had,
den meester 3 stuivers en 1 mud koren geven;
had die boer een eigen inboedel, dan moest
hij ook nog een wagen hout leveren.
Te Goch ontving de meester, buiten vrije
woning, schoolgeld en verscheidene geschen
ken der kinderen: sedert 1450 jaarlijks 8 Arn-
hemsche guldenslater ook nog, voor ’t zin-
een volgend oogenblik richtte hij zich plotseling op
en uitte een luiden kreet.
Slechts langzaam herstelde Eduard Romer zoover,
dat hij zich weder met zijne handelszaak kon bemoei
en, en toen trok het algemeen de aandacht, dat hij
nog minder spraakzaam was dan te voren; hij leek wel
menschenschuw geworden.
De beklagenswaardige man lijdt stellig aan een
zielsziekte, oordeelden zij, die medelijden met hem
hadden.
Die jonge Römer is een onuitstaanbare zonderling,
oordeelden weer anderen.
Martha leed hieronder niet weinig, ook zij werd
ernstiger en stiller. Alleen de liefkozingen van haar
kleinen Manfred, die voorspoedig opgroeide, waren nog
in staat een glimlach op haar bleek gelaat te voorschijn
te roepen.
Het was October geworden; vreeselijke stormen
geeselden de golven der zee en bruisten rondom de
woning van de familie Römer.
De kleine Manfred moest wegens eën lichte onge
steldheid de kamer houden; Martha was een uurtje
naar de familie Wight gegaan, waar men dien dag
Edith’s verjaardag vierde. Eduard liet zijne gelukwen-
schen en een fraaien bloemruiker door zijne vrouw over
brengen. Hij kon zelf niet komen, want hij moest de
rekening van het afgeloopen kwartaal opmaken; ook
moest hij nog een groote som gelds incasseeren we
gens verkochte katoen, enz.
Het werd reeds duister. Eduard zat in zijn schrijf
vertrek over een dik boek gebogen. Mr. Beatcher, zijn
eerste boekhouder, was juist heengegaan, nadat hij
vijfhonderd pond sterling voor verkochte katoen had
uitgeteld voor zijn heer.
Daar klonk op eens in de stilte van het schrijfvertrek
i