MfflWS- ES JllïEllTEJTIEliLlIl VOOR SBk EK OlSTMEil HILDEGARD. Zaterdag S5 April 1903. 58e Jaargang. No. 33. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Binnenlandsch Nieuws. FEUILLETON. Banken van Leening. i Hit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,60. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. HOOFDSTUK X. Vervolg. Voorloopig namen zij hun intrek in het «Hotel des Etrangers*, doch dienzelfden dag gingen zij uit om in de voorstad Croix de Marbre, waar vele villa's zijn, een passend verblijf voor den winter te zoeken. Op Hildegard, die zeer gevoelig was voor natuurschoon, maakte het gezicht op de Zee-Alpen, den Mont Alban en de blauwe zee een diepen indruk. De lucht was zuiver en zoel, de zonsondergang prachtig; aan den arm van haar man wandelde zij nog lang aan het strand. De zorgen, die haar thuis zoo zwaar gedrukt hadden, voelde zij op dit oogenblik minder; zij gevoelde zich lichter van hart en verheugde zich, toen Paul zei: Wel, Hildegard, je ziet er vandaag weer zoo jong en frisch uit als op den dag van onze verloving. Een klein kwartier, bestaande uit drie kamers, was spoedig gevonden; het lag zeer bekoorlijk, half ver scholen in een tuin,omgeven door cypressen, mirten en laurierboomen, en toch gaf het een mooi uitzicht op de zee en de Alpen. De huisjuffrouw, madame Pelletier, bewoonde met hare dochter de benedenvertrekken der villa. Zij was weduwe; haar eenig kind, de zestienja rige Clémence, was geheel lam, alleen in een rolstoel kon zij verplaatst worden. De arme moeder had slechts één levensdoel: het bestaan van haar kind zooveel mo gelijk op te vroolijken. Hildegard gevoelde zich zeer Neen, geen enkel woord, antwoordde Hildegard in gespannen verwachting. Nu, in het kort gezegd, zijne vrouw heeft hem verlaten; hij tracht hier zijn leed een beetje te ver geten. Verschrikkelijk, zuchtte Hildegard; maar dit be richt schonk haar toch groote verlichting. Iets anders deed haar weldra de vrees om het hart slaan. Bij het scheiden wendde graaf Bradsky zich nog eens om en zeide tot haar man: Het blijft dus afgesproken, morgen tegen den avond treffen wij elkaar in het «Café du Commerce». Niet vergeten, hoor, Orlowsky! Met bezwaard gemoed wandelde Hildegard met haar man naar de villa terug; dien avond werd er tusschen hen niet veel gesproken. Hildegard durfde niet vragen of waarschuwen. Paul toonde, thuisgekomen, een slecht humeur en verschool zich achter een wolk van tabaks rook; de arme jonge vrouw voelde, dat iets onzicht baars maar tevens verschrikkelijks zich tusschen haar en haar echtgenoot had geschoven. Ook trok het hare aandacht den volgenden dag, dat hij, vóór hij uitging, geruimen tijd in zijne kamer vertoefde, terwijl de deur daarvan met den sleutel was gesloten, en toen hij bij haar kwam om afscheid te nemen, zag hjj zeer bleek. Laat hem niet heengaan! riep eene stem in haar binnenste, doch zij onderdrukte dit angstig gevoel en, voor het uiterlijk heel bedaard, zeide zij: Blijf niet te lang wee, Paul! Je ziet er niet al te wel uit. Laat je niet door je vrienden overhalen tot laat in den nacht weg te blijven. Lieve kind, het staat niet aan mij, het gezelschap zoo vroeg te verlaten als je wel zoudt wenschen. Ver geet niet, dat ik genoodigd ben en niet onbeleefd mag wezen, antwoordde hjj. (Wordt vervolgd.) aangetrokken tot de weduwe, die door haar stille zacht aardigheid sterk aan tante Brinken herinnerde. De lieve bleeke Clémence boezemde haar ook levendige belang stelling en oprechte deelneming in. Weldra was Hil degard met madame Pelletier en hare dochter geheel op voet van vriendschap; zij lazen en musiceerden met elkaar, zoodat Hildegard zich niet verlaten gevoelde, als haar man soms groote wandelingen ondernam, die haar te veel zouden inspannen. Na zes jaar getrouwd geweest te zijn, nadat zij de hoop op een nakomeling bijna geheel had laten varen, scheen eindelijk haar zoete wensch in vervulling te zullen gaan. Hoe gelukkig stemde haar deze blijde ver wachting! Hare vrees betreffende de financiëele zorgen van haar man, was echter helaas maar al te gegrond geweest. Graaf Paul drong alle gedachten daaraan wel zooveel mogelijk op den achtergrond, immers, alles was nog niet verloren; maar als hij niet opzettelijk de oogen wil de sluiten, dan moest hjj zien, dat hij ras ten onder gang snelde. In overgroot vertrouwen had Hildegard hem het be heer in handen gegeven over de gelden, die zij vijf jaar geleden van haar vader Had geërfd. Hij had haar bij hoog en laag verzekerd, dat hij haar vermogen zorg vuldig zou beheeren. Hoe weinig ernstig hij deze be lofte opnam, is ons reeds bekend. In den eersten tijd scheen de aanzienlijke rente hem onuitputtelijk; het was heerlijk, eens ruim te kunnen leven, zonder zich iets te ontzeggen. Doch weldra be merkte hij, dat ook dit zijne grenzen had, dat hunne behoeften steeds grooter werden en dat de wintermaan den in badplaatsen van het Zuiden ongelooflijk veel geld verslonden. Op zekeren dag had de graaf zich laten verleiden om ooren van eenvoudigen, die zich inbeelden, dat alleen vrienden en genooten van huizen, waar «Schraalhans keukenmeester» is, de drukke en eenige bezoekers der instelling zijn. Dit is echter een dwaling. In Parijs geven velen in Maart of April hunne winterpelzen in den «Mont de Piété’’ ter bewaring. Daar worden ze zorgvuldig in gepakt en opgeborgen, worden niet aangetast door de mot, hebben geen last van vochtig heid en men heeft er thuis geen volte van, ’tgeen een Parijzenaar, die meestal niet al te ruim behuisd is, nog al wat waard is. Ook behoeft er, omdat de lombard zeer weinig be taalt, weinig pandgeld betaald te worden, als in den naherfst het pand weer gelost wordt. In ’t najaar, wanneer het weder minder tot een toertje uitlokt, verpandt de wielrijder zijn fiets. Tante zorgt gedurende den winter voor een voortreffelijke verpleging, terwijl men er in huis niet dan overlast van zou hebben; zoo’n fiets staat thuis ons overal in den weg, raakt bestoft en vuil en ergert den bezitter. Op deze wijze komen een menigte zaken in den lombard terecht, zonder dat armoede daar aan schuld heeft. Het gebeurt te Parijs zelfs, dat iemand, b.v. een kunstenaar, die een jaartje buitenlands wil vertoeven, - zijn ge- heelen huisboedel in ’t pandhuis brengt; ’t kost hem weinig meer, dan wanneer hij een garde- meuble of een meubelmagazijn voor de be waring laat zorgen en hij bespaart al dien tijd de woninghuur. Doch met dit al blijven toch de verpanders uit nood, de arme inbrengers en vooral de lee- ners van kleine bedragen, verre de overhand behouden. Terwijl de bank te Parijs niet onder de 20 francs verstrekt, en er bv. in een jaar 2 l/4 millioen verstrekkingen gebeuren, is de gemiddelde pandsom 25 francs. Tot slot nog een woord over de in de Pa- rijzer bank van leening gebrachte panden. Naar ’t aantal staan de kleedingstukken bo ven aan, waarvan er jaarlijks 50,000 paketten gebracht worden. Dan komen er per jaar 40,000 zakuurwerken, 34,000 sieraden, 30,000 pakken bedde- en linnengoed, 9,000 panden zil verwerk, 8,000 trouwringen, 4,500 klokkenen pendules en 3,000 stuks juwelierswefkén. Vreemd is, dat er per jaar slechts ongeveer 50 piano’s en 300 andere muziekinstrumenten in gébracht wórden. Piano’s worden verpand voor gemiddeld 200 francs, andere muziekin strumenten voor 8 francs en’ de 600 regen schermen en wandelstokken voor 4 francs. Let men op de geldswaarde dan staan de zakuurwerken bovenaan, die jaarlijks bijna 1 ya vorderen, terwijl de niet eens tot in den kring zijner Poolsche vrienden nog eens zijn ge luk in het hazardspel te beproeven. Hij speelde echter ongelukkig en verloor aanmerkelijke sommen; daardoor begon hij nog meer te wagen en geraakte eindelijk in een toestand, dat hij alle bezinning kwijt was. Zoo stond het met hem op den avond vóór hun ver trek uit Mislowice, toen hij het eerder vermelde gesprek met Hildegard had. Volgens zijne gewoonte zeide hij haar natuurlijk de waarheid niet; met een schertsend woord of eene uiting van ongeduld wist hij zich van haar af te maken. Natuurlijk sprak hij niet weer over dit onderwerp. Graaf Paul en zijne vrouw waren omstreeks veertien dagen te Nizza, toen zij naar gewoonte een wandeling langs het strand deden. Het aantal badgasten was niet zeer groot meer, en onder de weinigen, die hier even als zij wandelden, zagen zij plotseling twee heeren na der komen, die hun bekend voorkwamen. Toen zij voor hen stonden, riep Paul verrast uit: Waarlijk mijnheer Von Potschoreck en graaf Bradsky! O, zou de gravin ook hier zijn? fluisterde Hil degard, terwijl zij verbleekte. Paul kon daarop niet meer antwoorden; de heeren staken hem reeds de hand toe. Welkom in Nizza! riep de jonge graaf. Hildegard beantwoordde hun groet slechts koeltjes. Ach, zoo gaarne had Hildegard willen weten, of gra vin Bradsky ook hier was; doch zij waagde het niet, den ouden heer naar zijne vrouw te vragen. Het kwam haar dus zeer gelegen, dat Paul een gesprek met den graaf aanknoopte en dat de heer Von Potschoreck naast haar kwam loopen, die weldra fluisterend vroeg: Hebt ge reeds gehoord van het lot, dat den ar men Bradsky getroffen heeft, mevrouw? ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1OOO regels 2l/a cent. Groote letters naar plaatsruimte. millioen francs van tante kleederpaketten 't te zamen 300,000 francs brengen. Per jaar komen er verder bijna 2,000 rij wielen, die gemiddeld 35 francs gelden en in de laatste jaren, nu bijna ieder z’n kodak heeft, jaarlijks ruim 700 photografie-toestellen tegen gemiddeld 25 francs. De beste neven van tante zijn echter zij, die diamanten en edelsteenen brengen, die ge middeld 300 francs halen. bard mee aan. Hij spreekt van: «Mettre quel- que chose au clou» (iets in den lombard bren gen) en van «Planter un clou« (een som lee- nen). De officieele Fransche naam is: «Mont de Piété* Berg van Barmhartigheid). Doch «Clou* en «Tante* zeggen de menschen, die dezen «Berg* frequenteeren. En toch is «Berg van Barmhartigheid» niet de goede vertaling voor de «Monte* der Itali anen, die met dit woord oorspronkelijk de bij de kerken voor liefdadige doeleinden ingestel de collecten bedoelden en van wie de Noord- Europeaan deze «monte* en de «banken» over nam. Ook zegt ons woord «Lombard» duidelijk, dat wij de instelling van de Lombarden, de bewoners van Noord-Italie, overnamen. Deze Lombarden kwamen met hun «Monte di Piëta* in Frankrijk en kregen daar in de 14e eeuw de vergunning van regeeringswege, om de instel ling daar te vestigen en spoedig werd deze Italiaansche naam in «Mont de Piété» omgezet. We behoeven echter niet te gelooven, dat de Lombardische kooplieden de eerste pand jeshuizen brachten. Immers: reeds in ’t jaar 1198 bestond er bv. een beleeningshuis te Freysing in Beieren. Doch sedert de Lombarden met hunne «Banken van Leening* in Frankrijk kwamen, breidde de instelling zich als een «gereglemen teerde* instelling uit en zoo is 't gekomen, dat langzamerhand in iedere plaats van eenige be- teekenis, van bestuurswege de noodzakelijkheid van ’t hebben eener «Lombard* werd ingezien. Natuurlijk hebben groote steden meerdere gebouwen, waar men z’n panden kan beleenen. Een stad als Parijs heeft er bv. tusschen de dertig en veertig «Tantes*. En deze «Tantes* nemen geen te zware rente, zoodat niet alleen zij, die door den nood gedwongen worden, er gebruik van maken, doch ook velen, die van in nood verkeeren geheel geen last hebben. Dat een Parijsche «Tante* zich evenmin weg geeft als een Nederlandsche >Oome Jan*, laat zich echter ook begrijpen. Tante geeft niet te veel voor de inkomende panden; een keurige fiets bv., die 140 gulden gekóst heeft en nog zoo goed als nieuw is, brengt ’t bij «Tante* tot ongeveer 20 gulden. Wij zeiden zooeven, dat ook velen, die lang niet arm zijn, van «Tante*, de Parijsche «Tante* gebruik maken. Dit klinkt eerst vreemd in de Men heeft ze in iedere plaats van eenige bet§ekenis, de banken van leening, die menig een als een kwaad, doch bij eenig nadenken als een noodzakelijk kwaad zal beschouwen. Een kwaad! Immers, er zijn tal van menschen, die aan ’t lommerdloopen verslaafd raken, zoo- als vele anderen aan den drank. Of «vele an deren* hier wel ’t gepaste woord is? Vaak gaat ’t samen en is ’t verslaafd zijn aan den drank de hoofd-, zoo niet de eenige oorzaak van ’t lommerdloopen. Doch ook een noodzakelijk kwaad! En wel om meer dan één reden. Er kunnen geval len voorkomen, en zij doen zich voor, dat iemand plotseling in verlegenheid geraakt. Tijdelijke werkeloosheid, ziekte, enz. kunnen een tijdelijke ellende veroorzaken en, al moge dan de gang naar den lombard zwaar zijn ’t zwaarst voor hen, die er nooit gebruik van maakten, die instelling is dan toch een tijdelijk redmiddel. Gelukkig, dat daarvoor de lombard als ge reglementeerde inrichting bestaat; een inrich ting, waar men niet in handen van woekeraars valt, zooals ’t met particuliere pandjeshuizen zoo licht gebeuren zou. Voor hem, die nooit behoefte aan een lom bard gevoeld heeft, nooit met menschen in aanraking kwam, die er gebruik van maakten, of er ’t drukke gebruik van wisten, is deze instelling een vreemd, overtollig iets. Hij kan zich niet voorstellen, dat er zooveel gebruik van wordt gemaakt. Doch laat hem eens ko men op een publieke verkoop van «verstaan de panden* en hij zal versteld staan van de vele en velerlei zaken, die een lombard op neemt. Een veel gebruikte naam voor deze instel ling in onze taal is: Oome Jan. Een gelijkwaardige spotnaam houden er ook de Franschen op na, die spreken van: «Ma Tante*, van «Mijne Tante*. Nu, ’t is een «Oom* of een «Tante*, die meer neven en nichten heeft als welke andere oom of tante ook! De Franschen bedienen zich ook van de uitdrukking «Clou*, een woord, dat verschillen de beteekenissen heeft, ’t Woord «clou* be- teekent «spijker*, doch ’t heeft nog meer be teekenissen en de Fransche volksmond bedoelt er ook mee: de gevangenis, ’t arrestantenlokaal en evenzoo duidt hij er «Ma Tante», de lom- Provinciale Staten van Gelderland hebben tot lid der Eerste Kamer gekozen mr. A. H. M. van Berckel (Kath.) kantonrechter te Nijmegen, met 39 stemmen. Jhr. G. A. van Nispen had 12 stemmen op zich vereenigd. Commissie van enquele. In de Staatscommissie tot onderzoek van de rechtsverhoudingen enjdienstvoor- waarden van het spoorwegpersoneel zijn benoemd: tot lid en voorzitter de heer mr. J. D. Veegens te ’s Gravenhage; tot leden de heeren dr. A. Ariens te Steenderen, jhr. mr. S. Laman Trip te ’s Gravenhage, mr. W. Molengraaff te Utrecht, ds. Talma te ’s Graven hage en tot secretaris de heer D. Verhoop te ’s Gra venhage. In de greidhoek van Friesland worden in weer wil van het slechte weer der laatste dagen zeer veel kievitseieren gevonden; een gevolg van het feit dat er dit voorjaar veel meer van deze vogels in de weilan den voorkomen dan andere jaren. Men schrijft dit toe aan de omstandigheid dat de meer laag gelegen lan - den, waar de kievitten gaarne de eieren leggen, thans door de aanhoudende regens nog voor het grootste deel onder water staan. De opkoopeis, als vrachtrijders en beurtschippers, betalen nog 12 cent per stuk, wat voor den tijd van ’t jaar veel geld is. Een warmbloedig oud heer. Te Oostburg (Zeeland) heeft een ruim 80-jarige grijsaard den burgemeester, dien hij even alleen wenschte te spreken, afgeran seld. De secretaris hoorde ’t kabaal, waarop hij toesnelde en den burgemeester ontzette. De strijdlustige oude moest met geweld uit het gemeentehuis gezet worden Er is proces-verbaal opgemaakt. I Ir I F 1 21) t I

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1903 | | pagina 1