I Plaatselijk Nieuws. Binnenlandsch Nieuws. w. »G l I ’t bjjzonder op die bepalingen at- ■i F (Wordt vervolgd.) aai De eerste vrouwelijke advocaat. Mej. mr. Kok, de eerste vrouwelijke advocaat in Nederland, is door een der medewerkers van de »H. Crt.« bezocht en uitge vraagd. Zij stond hem welwillend te woord. Iets anders was de vraag, van verschillende zijden tot haar gericht, om haar portret voor een tijdschrift af te staan, daar moest zij eerst eens met haar verloofde over spreken, mr. J. van den Hoek, die Maandag te gelijk met zjjn meisje door den president der rechtbank werd beëedigd; een aardige beleefdheid van dien rechterlijken ambtenaar. Mej. Kok zal zich niet op bijzondere gevallen toeleg gen. Zij oefent de rechtspraktijk uit als elke andere advocaat; zij treedt dus op zoowel in civiele procedures als in strafzaken, en zal ook op haar tjjd door de recht bank aangewezen worden als curator in faillissemen ten. Zjj wil volstrekt niet poseeren als verdedigster van de rechten der vrouw, daar zjj aan deze beweging niet deelneemt. kie tra vei OP sla loo nu nu da iet va zc ki g< 80 m he dri Ni< ins al! jae is al: op 19i zijr vai he< ter rac ap en Sc wi dei Re eei hei ge< gel kei dei set Ita de dei Kc der me ma der nin vra Rij het vai nie linj koi f de ho< dei de »G als vai me ge J te Be we v. j Ou wa de alk Kievitseieren. Te Leeuwarden zijn Vrijdag in het geheel niet meer dan 10.000 kievitseieren aangevoerd, een gevolg van het gure weder en den hoogen water stand, waardoor vele eieren in de maadlanden zijn ver loren gegaan. De prijzen wisselden van 13 tot 15 cent per stuk. Er was veel vraag voor Holland, België en Frankrijk, tengevolge waarvan de handel zeer levendig was. Een kwade hond. In de gemeente Smallingerland is de boerin K. S. door haar waakhond, die zich losgerukt had van den ketting, aangevallen. Het dier wierp haar op den grond en bracht haar Wel 40 beten toe. Een der polsen was ernstig verwond en dadelijk werd geneeskundige hulp uit Drachten gehaald. Je ongeluk kigen Paul.* In hartstochtelijke smart drukte Hildegard den brief aan hare lippen, aan haar hart. Ach, dat arme hart had nooit opgehouden Paul te beminnen, al had hij haar nog zooveel leed berokkend, al liet hij haar nu in ellende achter. De herinnering aan al zijne gebreken verbleekte; zjj zag hem in den geest voor zich staan met zijn verlei delijk mannelijk voorkomen, zjjne donkere oogen, waar mee hij haar zoo verliefd kon aanzien; het was, of zij zijne vleiende stem hoorde, die haar allerlei liefde woordjes toefluisterde. Een grenzenloos verlangen naar haar man overmeesterde haar, en op de knieën vallende riep zij schreiend: Zou ik je vervloeken? Zou ik je veroordeelen, zoo- als iedereen doen zal? Neen, Paul, mijn geliefde Paul, de liefde van je Hildegard reikt tot aan gene zijde des grafs. Ik zal alle dagen voor je bidden, zoo lang ik leef! den rouw over haar Paul, dien zjj zoo innig had lief gehad. Dokter Colonna kwam tegen den avond terug. Reeds dien morgen had hij een briefje bij zich, dat men in een vestzakje van graaf Orlowsky had gevonden. Nu had hij geen bezwaar, het aan de jonge weduwe ter hand te stellen. Zoodra Hildegard alleen was, verbrak zjj met bevende hand het zegel en las: «Beminde Hildegard! »Het is voorbij! De laatste hoop is vervlogen. Ik ben geruïneerd. Ik kan niet langer leven. Dank, Hil degard, hartelijk dank voor de liefde, die je mij betoond hebt. Die liefde was de zonneschijn op mijn overigens zoo donkere levensbaan. «Vaarwel, geliefde! Wees niet boos op mij, vervloek mij niet, maar bid voor Het was aandoénlijk om te zien, hoe de arme zieke Clémence zich inspande om door kleine attenties en bewijzen van liefde de gravin wel te doen, die zij aan bad. Op die manier trachtte zij althans voor korte poo- zen hare gedachten af te leiden van den kommer, die als een zware last op de jonge weduwe drukte. Met haar stil le deelneming en hare moederlijke zorg was ook madame Pelletier een ware zegen voor Hildegard. Wat zou er van haar geworden zijn in den vreemde, met haar snjj- dend harteleed, zonder den bijstand van deze edel- denkende vrouwen? Doch Hildegard kon en wilde niet voor altijd bij haar blijven; zij moest aan de toekomst denken, zoowel voor haar zelf als voor haar kind. En als zij zoo in ge peins verzonken zat, kwam haar telkens tante Brinken voor den geest en het verlangen naar haar vaderland werd voortdurend sterker in haar. eerste plaats moeten wij aan uwe gezondheid denken, en het is uw heilige plicht, dit ook te doen. Hildegard antwoordde niet dadelijk. Madame Pelle tier wilde haar bepraten om op de sofa te gaan lig gen Daar sprong Hildegard plotseling overeind en riep: Breng mij naar mijn man! Ik moet hem zien! O God, ik moet ten minste zijn lijk zien! Dat mag ik in geen geval toestaan, sprak de dok ter op vasten toon. Ge moogt het lijk met zien; dat zou voor u zeer nadeelige gevolgen kunnen hebben. In uw geheugen moet ge de nagedachtenis aan uw man bewaren, zooals ge hem het laatst gezien hebt. En nu, mevrouw, moest ge mijn raad opvolgen. Laat u naar uw kamer brengen, ge hebt rust noodig, Madame Pelletier en ik zullen u niet verlaten. Willoos als een ziek kind liet Hildegard zich naar hare kamer brengendoch het zien van de vertrek ken, waarin zij gisteren nog met haar Paul samen was, deed hare smart weer boven komen, en zij begon zoo hevig te schreien, dat haar lichaam er van schokte. In overleg met madame Pelletier beval de dokter, dat voor de arme, jonge weduwe eene kamer in orde moest gebracht worden, onmiddellijk naast de woon kamer van madame Pelletier. Na verloop van een uur was Hildegard zorgvuldig te bed gebracht in haar nieuw verblijf; al sliep zij niet, toch lag zjj stil op het heer lijke bed en scheen dankbaar voor de trouwe zorg en deelneming, die zjj ondervond. De dokter ging heen, nadat hij beloofd had spoedig te zullen terugkeeren. üitgeput naar lichaam en geest, viel Hildegard ein delijk in slaap; toen zij wakker werd was zij veel kal mer. Zij stond op, maakte haar kapsel in orde, liet een zwarte japon beneden brengen en kleedde zich in Uitvoering van Gemengd Koor. SNEEK. Een mooi bezette zaal luisterde Vrijdag avond naar de uitvoering van «Gemengd Koor*, direc teur de heer Jac. N. D. Hoogslag. Het programma was dan ook uitlokkend voor hen, die van kunst op musicaal gebied houden. Voor de pauze de Mis in C-dur van den grooten L. van Beetho ven, daarna duetten en soli. De begeleiding (piano) was in handen van mej. Nel ly C. F raneken, en daarmee in uitstekende handen. Het woord van hulde, door een der dames tot de jeugdige, talentvolle pianiste gericht, was wel op zijn plaats. Bovendien had mej. Fr. reeds bij vorige uitvoerin gen getoond, hoe hare jeugdige, zich steeds ontwikke lende capaciteit schoon spel aan het instrument wist te ontlokken. Verder traden vier solisten, (waaronder die we reeds kenden) op, nl. mej. Mina Smits, sopraan, van Utrecht; mej. H. Scholten, alt, van Haarlem; de heer W. Re naud, tenor, van ’s-Hage, en de heer H. 0. van Gort, bas, van Utrecht. Wat zullen we zeggen van ’t hoofdnummer, de Mis in C-dur, voor koor, soli en piano? Een prachtwerk als dit, van een grootmeester der kunst, als Beethoven, is te ver boven onzen lof verheven. We zullen dan ook alleen enkele deelen noemen, die ons het meest pakten, en eerst even opmerken, dat 't goed gezien was, in het programma bij de Latijnsche tekst de Hollandsche vertaling te geven; de meeste hoorders en uitvoerenden toch zullen zich niet gaarne voor Latinisten durven uitgeven. Schoon klonk in ’t «Gloria*, na ’t qui tollis peccata mundi Gij, die de zonden der wereld wegneemt), ’t heerlijk quartet suscipe deprecationem nostrum verhoor ons smeeken.) De muziek was, als de woor den ’t verlangden, smeekend, roerend! Mooi was ook het slot van dit nummer. Zorgt iedere componist van missen er voor, in de Credo* ’t pakkend moment te brengen in de woorden: Et incarnatus est een meester als Beethoven heeft ’t hun voorgedaan. Keurig vingen de solisten aan en prachtig was ’t slot: passus et sepultus est heeft geleden en is begraven), door solisten en koor gezongen. Ook zal ieder de mooie tegenstelling opgevallen zijn vóór ’t slot der Credo, bij ’t resurrectionem mortuorum. Doch we kunnen hier niet alle schoone deelen op sommen en, ’t andere overslaande, haasten we ons, met onze gedachten te verwijlen bij ’t overschoone Benedictus qui venit in nomine Domini Gezegend Hij, die komt in den naam des Heeren.) Verplaatst u in een Kath. kerk. Stel u voor Katholiek te zijn: ’t Is in ’t midden van de godsdienstoefening; de Heilige der Heiligen is juist op ’t altaar verschenen en dan, nadat de aanwezige geloovigen in ademlooze, godvruchtige stilte dit moment bjj woonden, nadat ook ’t kerkorgel een poos zweeg, ruischen u deze woorden toe. Rui- schen! Als hemeltonen klonk u ’t pianissimo in de ooren: Eerst ’t quartet, dan weer koor en zoo nog eens elkaar afwisselend. Waren die quartetten niet goddelijk! Van Agnus Dei zal den hoorder zeker ’t piano-pi- anissimo: dona nobis pacem ’t meest gepakt hebben. De solisten vertolkten hunne partijen mooi en be hoefden niet sterker te zijn tegenover het koor, dat flink maar niets te sterk was en misschien op enkele plaatsen, bij krachtiger bezetting, iets meer effect had gemaakt. Doch er waren ook, gelijk de directeur zei, leden absent. De tenoren waren wel ’t zwakst in aantal, doch zij stil op de vensterbank. Zou hy daar komen? Haar hart klopt alsof het moest bersten hare adem haling dreigt stil te staan. Een mannelijke gestalte wordt zichtbaar, doch met een enkelen oogopslag weet Hildegard, dat dit niet haar Paul is, doch dokter Colonna; zij begrijpt, dat die haar een groot onheil komt aankondigen. Welk een onbeschrijfelijke smart doortrilt in zulk een oogenblik het arme menschenhartHet vernieti gende woord is nog niet gesproken, maar de hoop verbleekt en uit de dreigende onweerswolk kan elk oogenblik de bliksemstraal neerschieten, die een bloei- enden akker in een woestenij verandert. Tot eiken prijs wil ik zekerheid hebben, zeker heid roept Hildegard, terwijl zij de trap afvliegt. Dokter Colonna, een waardig oud heer met grijs haar, treedt haar tegemoetook madame Pelletier opent juist de deur harer woonkamer en vangt nog bijtijds de wankelende Hildegard in hare armen op. Zeg mij vlug waar mijn man is en waar het ongeluk gebeurde, dokter De stem der jonge vrouw klinkt heel anders dan gewoonlijkhaar gelaat staat spookachtig bleek, ter wijl zij den ouden heer smeekend aankijkt. Weet ge dan reeds. klinkt het aarzelend van de lippen des doktere. Ik weet niets, en toch weet ik alles 1 Hij heeft mij verlaten, hij heeft een einde aan zijn leven ge maakt. Zeg eens, dat het niet waar is, als ge kunt, dokter Snikkend was Hildegard ineengezakt; er verliepen een paar minuten, zonder dat iemand een woord sprak. Tracht bedaard te zijn, mevrouw. lp de aller- De hond werd afgemaakt. Boos opzet. Een jonge smidsgezel heeft in een onbe waakt oogenblik een ijzerdraad gewerkt tusschen het geleidingsnet van de electrische centrale, waardoor een heele stoornis kwam in het licht. Bijna half Veen- dam was daardoor Woensdagavond in ’t duister gehuld. Zeer gevaarlijk is zoo’n Egyptische duisternis aldaar, waar tal van bruggen en bruggetjes toegang geven tot de zoogenaamde eilanden. Dienzelfden avond is de be jaarde landbouwer B. Weits verdronken. De politie heeft den dader gesnapt. Hij heeft bekend het feit gepleegd te hebben. Hoogwater. Door den hoogen waterstand in Fries land komen de boeren in ongelegenheid. Het water staat zóó hoog als nooit te voren en vooral in de pol ders heeft men nog nooit zooveel water gehad als nu. Dag aan dag regen, terwijl de molens, door het storm achtige weder niet konden malen. In de polderlanden is het zóó drassig, dat men door de graszoden trapt. Gras is er niet, de nachtvorsten deden het verdwijnen, en zoo mooi de weilanden in Maart lagen zoo slecht liggen ze nu. De zon kan in vier dagen wel gras geven, maar al geschiedt dit, dan nog zal het wel 14 dagen duren eer de koeien het in de weide zullen kunnen banken. Het vee zou in één dag’t land kunnen zwart maken. De boeren verlangen het vee uit te laten, het hooi is in menige boerderij op en er moet meer kortvoer gevoederd wor den, dat natuurlijk den boer extra kost. Dat er gebrek is, blijkt wel hieruit, dat een stoom- olieslagerij Zondag doorwerkte om in de bestellingen aan lijnkoeken te voorzien. En, deze week schrijven we Mei! Ongeluk. Sedert Maandagavond 6 April werd te Rotterdam vermist een 7-jarig knaapje Jacob Rietdijk. Het laatst was hij dien avond gezien door zijn school kameraden in de nabijheid van de Delftsche poort, op het oogenblik dat de militairen van die zijde langs den Coolsingel de stad binnenkwamen. Het vermoeden, dat hij door het gedrang in het water was geraakt, is thans bevestigd. Zondag werd het lijkje door een gemeentewerker uit den Coolsingel opgehaald. De militaire spoorwegbewaking in Friesland opgehe ven. Ingevolge machtiging van den minister van Bin- nenlandsche Zaken zjjn Zaterdag de buitengewone maat regelen voor de bewaking der spoorwegstations in deze provincie opgeheven. Op de kleintjes gepast. De gemeente ’s-Gravenhage maakt gebruik van den lagen waterstand in grachten en vaarten om honderden straatkeien, door de jeugd sedert tal van jaren daarin gegooid, te verzamelen. Schuiten vol worden naar de gemeente-opslagplaats gebracht. Als men weet dat elke kei gemiddeld 7 centen kost, dan kan men zich eenigszins een denkbeeld maken van het som metje dat de jeugd al spelende in ’t water geworpen heeft. By de Staatsspoor. De directeur-generaal der Maat schappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen heeft be paald, dat aan het personeel der Maatschappij, behoo- rende tot de in werkeljjken dienst opgeroepen lichtin gen van 1900 en 1901, dat in verband daarmede in het genot van verlof is gesteld, halve bezoldiging kan wor den toegekend van af den len Maart jl. tot den datum, waarop bedoelde lichtingen naar huis zullen worden ge zonden. Van Blaricum naar Hardegaryp. Wij vernemen, dat de Kolonie der Internationale Broederschap van Blari cum naar Hardegarijp verplaatst zal worden. Blijkens mededeeling in de St. Ct. telde de provin. cie Friesland op 1 Jan. 1903 347,966 zielen. Het Koninklijk Echtpaar vertrok gisteren te 10 uur van het Loo in den nieuwen trein via Deventer naar Bückeburg. Het begaf zich te voet naar het per ron, waar aanwezig waren jhr. Loudon, de heer Pot en de burgemeester, met wie de Koningin en de Prins zich eenige oogenblikken onderhielden en die zjj met een handdruk verlieten. De Koningin droeg een licht grijs toilet van zijde en een hoed van dezelfde kleur- Het Echtpaar nam plaats in het salonrijtuig; het ge volg, in schitterende uniformen, zette zich in de ande re rijtuigen. Zoodra de trein in beweging was, liep de Koningin alle rijtuigen nog eens door. Het publiek groet te eerbiedig. O God, wees hem genadig! Laat zijne ziel niet ver loren gaan! Zij bad lang en vurig, ook om kracht en berusting voor zich zelf, en wonderlijk gestrekt stond zij op. Zij was in staat besluiten voor de naaste toekomst te nemen. Zjj had vroeger alle zelfstandigheid gemist, zjj had zich gaarne laten leiden, doch nu wist zij opeens, wat zij moest doen: zjj schrikte niet terug voor de moeielijke taak, die op bare schouders was gelegd. In alle stilte werd het lijk van graaf Orlowsky ter aarde besteld. Dokter Colonna en madame Pelletier waren de eenige personen, die de zwaar gesluierde jon ge weduwe begeleidden naar het kerkhof, waar men het dierbaarste wat zij bezat, aan de groeve toe vertrouwde. gelden voor te vinden zullen zijn waar voor scholen en onderwijzerswoning een geldleening aangegaan werd, zou ook hier voor een algemeen belang dadelijk geholpen kunnen worden. De heer Visser ondersteunt het voorstel van den heer Wesselius spr.’s zoon heeft ook zijn verbazing uitgesproken over den slechten toestand waarin bedoel den weg verkeert. De heer Feenstra vraagt of een smal voetpad wel voldoende is. De Voorzitter antwoordt, dat voor jaren al moeite is gedaan door belanghebbenden om van gemeentewege een voetpad aan te leggen toen wilde men den grond niet afstaan en had men liever een grindweg op meer plaatsen in de gemeente heeft men een dergelijk pad en dit zal ook hier wel voldoende zijn. De heer Hettinga zegt, dat de toestand van den weg thans treurig is en ’t wel noodzakelijk is direct te helpen. Het voorstel van den heer Wesselius, om het werk nog dezen zomer uit te voeren en de kosten desnoods door eene geldleening te dekken, hierna in stemming gebracht, wordt aangenomen met 8 tegen 4 stemmen. Voor stemden de heeren Visser, v. d. Leij, Hettinga, Kooistra, D. Tromp, Wesselius, Gerbrandij en Ages; tegen de heeren Hokwerda, de Boer, Feenstra en Huistra. 14. Adres van den telegrambesteller te Heeg om verhooging van salaris. Daar de werkzaamheden in den laatsten tijd zoo zijn toegenomen dat adressant zijn eigen handwerk niet meer voldoende kan waarnemen, acht hij de belooning niet meer in overeenstemming met de werkzaamheden en verzoekt hij zijn salaris van f 65.tot f 100.— te willen verhoogen. Uit een door Burg, en Weth. ingesteld onderzoek blijkt, dat in het afgeloopen jaar te Heeg 2 maal zoo veel telegrammen zjjn besteld als te Woudsend, terwijl de belooning van den telegrambesteller te Woudsend f 50.bedraagt. Burg, en Weth. achten de belooning van adressant dan ook niet voldoende en stellen voor dat salaris met f 25.te verhoogen en alzoo te bren gen op f 90.—. De heer Wesselius gelooft niet, dat de werkzaamhe den zoozeer zijn toegenomen; toen het kantoor van de heeren Visser nog te Gaastmeer bestond, moesten vele telegrammen naar daar opgebracht worden en waren dus z. i. toen de werkzaamheden meer; thans bepaalt de bestelling zich hoofdzakelijk tot de kom van het dorp. De Voorzitter zegt, dat gedurende 1902 in Woud send 662 en in Heeg 1316 telegrammen gratis be steld zijn, dus bijna tweemaal zooveel en achtte men ’t alleszins billijk het salaris van adressant met f 25 te verhoogen. De heer Ages kan zich wel met het voorstel van B. en W. vereenigen; den heer Wesselius merkt spr. nog op dat voor het opbrengen van telegrammen naar Gaastmeer opbrenggeld betaald moet worden; de meer dere werkzaamheden bepalen z’ch hoofdzakelijk tot Heeg en dan acht spr. het salaris niet in overeenstem ming met de werkzaamheden. Het voorstel van B. en W., hierna in stemming ge bracht, wordt aangenomen met 11 tegen 1 stem, die van den heer Wesselius. 15. Voorstel, betreffende het Waaggebouw te Woudsend. De Voorzitter deelt mede, dat van den heer Kraan, die nu de Waag grootendeels huurt voor f 50.een schrijven is ingekomen om het geheele gebouw voor f 65.te huren. ’t Komt Spr. wel wenschelijk voor, aan het verzoek te voldoen, men krijgt dan goed rente en toch zal men genoodzaakt zijn de weekmarkt af te schaffen langen tijd heeft men de zaak laten loopen om den ouden waag- meesternu deze overleden is komt ’t B. en W. wenschelijk voor de waag voor een jaar aan Kraan te verhuren voor f 65.de weekmarkt af te schaffen en den verkoop van het gebouw voor te bereiden. De Voorzitter zou alsdan gaarne een gedeelte der waag op afbraak willen verkoopen om dit bij den pu- blieken weg te voegen. De heer Gerbrandij kan zich wel met het voorstel vereenigen doch wanneer het gebouw geheel verhuurd wordt, moet het eerst aan zijn bestemming onttrokken en dus eerst tot opheffing der weekmarkt worden be sloten De heer D. Tromp is er ook voor eerst tot ophef fing der weekmarkt te besluiten en is hierop goedkeu ring van Ged. Staten ontvangen, in de volgende ver gadering het adres van Kraan te behandelen. De Voorzitter en de heer Gerbrandij zeggen, dat beide zaken wel in eens kunnen worden behandeld. Hierop wordt zonder hoofdelijke stemming besloten de weekmarkt te Woudsend op te heffen en het waag gebouw aldaar voor den tijd van een jaar, met ingang van 12 Mei a.s., voor f 65.te verhuren aan Kraan te Woudsend. 16. Vaststelling van het kohier van schoolgeld over het le kwartaal 1903. Op voorstel van den Voorzitter wordt besloten ge noemd kohier, tot een bedrag van f 275.85, voorloopig vast te stellen en ter goedkeuring aan Ged. Staten toe te zenden. De Voorzitter zegt, dat nog een adres is ingekomen van de afd. Goënga der Vereeniging «Door Arbeid tot Verbetering*, daarbij medewerking en steun verzoeken de voor den aanleg van een steenen voetpad vanaf de Speersterdijk naar Goënga, daar dat pad voor ’n groot deel van het jaar bijna onbegaanbaar is. Van den eigenaar der sate waarover het pad loopt is toestem ming ontvangen over de hieminge een sintelpad te leggen door belanghebbenden is reeds f 105.toe gezegd, terwijl de kosten voor ’t geheel op f 140.— zijn begroot. De resteerende f 35.wordt als sub sidie van de gemeente verzocht. De Voorzitter zegt nog, dat B. en W. nog geen oor deel over dit adres kunnen geven, daar het te laat is ingekomen ’t is voorts nog de bedoeling, dat de ge meente het pad voortdurend moet onderhouden. De heer Gerbrandij gelooft dat er geen bezwaar is het verzoek toe te staaneen groot gedeelte der kosten is reeds door particulieren bijeengebracht, ter wijl de rente der kosten gemakkelijk terug zal wor den verkregen door de meerdere opbrengst van het grasgewas. Op voorstel van den Voorzitter wordt besloten het adres in de volgende vergadering te behandelen. De heer Hettinga vraagt, met het oog op de eerst daags te houden verpachting van het grasgewas, in de voorwaarden ook bepalingen zijn opgenomen om trent tijd van maaien en het wegsnijden van riet, daar vele pachters zich aan geen tijd storen en het riet in de slooten maar laten staan. De Voorzitter antwoordt, dat bepalingen daarom trent in de voorwaarden zijn opgenomenmen schijnt er zich dus weinig aan te storen en zal het ’t beste zijn, de pachters in ’t bijzonder op die bepalingen at tent te maken. De heer Visser stelt voor, dat de gemeente hare waardeering uitspreekt en eenige tegemoetkoming ver leent aan de politie voorde bewaking van de stations gedurende de laatste tijden. De heeren Feenstra en Wesselius ondersteunen dit voorstel. Op voorstel van den Voorzitter wordt besloten, dit punt tot eene volgende vergadering aan te houden. Niets meer te behandelen zijnde, wordt de verga dering hierop gesloten.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1903 | | pagina 2