I
Plaatselijk Nieuws.
Binnenlandsch Nieuws.
w.
»G
l
I
’t bjjzonder op die bepalingen at-
■i
F
(Wordt vervolgd.)
aai
De eerste vrouwelijke advocaat. Mej. mr. Kok, de
eerste vrouwelijke advocaat in Nederland, is door een
der medewerkers van de »H. Crt.« bezocht en uitge
vraagd.
Zij stond hem welwillend te woord. Iets anders was
de vraag, van verschillende zijden tot haar gericht, om
haar portret voor een tijdschrift af te staan, daar moest
zij eerst eens met haar verloofde over spreken, mr. J.
van den Hoek, die Maandag te gelijk met zjjn meisje
door den president der rechtbank werd beëedigd; een
aardige beleefdheid van dien rechterlijken ambtenaar.
Mej. Kok zal zich niet op bijzondere gevallen toeleg
gen. Zij oefent de rechtspraktijk uit als elke andere
advocaat; zij treedt dus op zoowel in civiele procedures
als in strafzaken, en zal ook op haar tjjd door de recht
bank aangewezen worden als curator in faillissemen
ten. Zjj wil volstrekt niet poseeren als verdedigster
van de rechten der vrouw, daar zjj aan deze beweging
niet deelneemt.
kie
tra
vei
OP
sla
loo
nu
nu
da
iet
va
zc
ki
g<
80
m
he
dri
Ni<
ins
al!
jae
is
al:
op
19i
zijr
vai
he<
ter
rac
ap
en
Sc
wi
dei
Re
eei
hei
ge<
gel
kei
dei
set
Ita
de
dei
Kc
der
me
ma
der
nin
vra
Rij
het
vai
nie
linj
koi
f
de
ho<
dei
de
»G
als
vai
me
ge
J
te
Be
we
v. j
Ou
wa
de
alk
Kievitseieren. Te Leeuwarden zijn Vrijdag in het
geheel niet meer dan 10.000 kievitseieren aangevoerd,
een gevolg van het gure weder en den hoogen water
stand, waardoor vele eieren in de maadlanden zijn ver
loren gegaan. De prijzen wisselden van 13 tot 15 cent
per stuk.
Er was veel vraag voor Holland, België en Frankrijk,
tengevolge waarvan de handel zeer levendig was.
Een kwade hond. In de gemeente Smallingerland
is de boerin K. S. door haar waakhond, die zich
losgerukt had van den ketting, aangevallen. Het dier
wierp haar op den grond en bracht haar Wel 40 beten
toe.
Een der polsen was ernstig verwond en dadelijk
werd geneeskundige hulp uit Drachten gehaald.
Je ongeluk kigen
Paul.*
In hartstochtelijke smart drukte Hildegard den brief
aan hare lippen, aan haar hart. Ach, dat arme hart
had nooit opgehouden Paul te beminnen, al had hij haar
nog zooveel leed berokkend, al liet hij haar nu in ellende
achter.
De herinnering aan al zijne gebreken verbleekte; zjj
zag hem in den geest voor zich staan met zijn verlei
delijk mannelijk voorkomen, zjjne donkere oogen, waar
mee hij haar zoo verliefd kon aanzien; het was, of zij
zijne vleiende stem hoorde, die haar allerlei liefde
woordjes toefluisterde. Een grenzenloos verlangen naar
haar man overmeesterde haar, en op de knieën vallende
riep zij schreiend:
Zou ik je vervloeken? Zou ik je veroordeelen, zoo-
als iedereen doen zal? Neen, Paul, mijn geliefde Paul,
de liefde van je Hildegard reikt tot aan gene zijde des
grafs. Ik zal alle dagen voor je bidden, zoo lang ik leef!
den rouw over haar Paul, dien zjj zoo innig had lief
gehad.
Dokter Colonna kwam tegen den avond terug. Reeds
dien morgen had hij een briefje bij zich, dat men in
een vestzakje van graaf Orlowsky had gevonden. Nu
had hij geen bezwaar, het aan de jonge weduwe ter
hand te stellen. Zoodra Hildegard alleen was, verbrak
zjj met bevende hand het zegel en las:
«Beminde Hildegard!
»Het is voorbij! De laatste hoop is vervlogen. Ik
ben geruïneerd. Ik kan niet langer leven. Dank, Hil
degard, hartelijk dank voor de liefde, die je mij betoond
hebt. Die liefde was de zonneschijn op mijn overigens
zoo donkere levensbaan.
«Vaarwel, geliefde! Wees niet boos op mij, vervloek
mij niet, maar bid voor
Het was aandoénlijk om te zien, hoe de arme zieke
Clémence zich inspande om door kleine attenties en
bewijzen van liefde de gravin wel te doen, die zij aan
bad. Op die manier trachtte zij althans voor korte poo-
zen hare gedachten af te leiden van den kommer, die als
een zware last op de jonge weduwe drukte. Met haar stil
le deelneming en hare moederlijke zorg was ook madame
Pelletier een ware zegen voor Hildegard. Wat zou er
van haar geworden zijn in den vreemde, met haar snjj-
dend harteleed, zonder den bijstand van deze edel-
denkende vrouwen?
Doch Hildegard kon en wilde niet voor altijd bij
haar blijven; zij moest aan de toekomst denken, zoowel
voor haar zelf als voor haar kind. En als zij zoo in ge
peins verzonken zat, kwam haar telkens tante Brinken
voor den geest en het verlangen naar haar vaderland
werd voortdurend sterker in haar.
eerste plaats moeten wij aan uwe gezondheid denken,
en het is uw heilige plicht, dit ook te doen.
Hildegard antwoordde niet dadelijk. Madame Pelle
tier wilde haar bepraten om op de sofa te gaan lig
gen Daar sprong Hildegard plotseling overeind en
riep:
Breng mij naar mijn man! Ik moet hem zien! O
God, ik moet ten minste zijn lijk zien!
Dat mag ik in geen geval toestaan, sprak de dok
ter op vasten toon. Ge moogt het lijk met zien; dat
zou voor u zeer nadeelige gevolgen kunnen hebben. In
uw geheugen moet ge de nagedachtenis aan uw man
bewaren, zooals ge hem het laatst gezien hebt. En nu,
mevrouw, moest ge mijn raad opvolgen. Laat u naar uw
kamer brengen, ge hebt rust noodig, Madame Pelletier
en ik zullen u niet verlaten.
Willoos als een ziek kind liet Hildegard zich naar
hare kamer brengendoch het zien van de vertrek
ken, waarin zij gisteren nog met haar Paul samen was,
deed hare smart weer boven komen, en zij begon zoo
hevig te schreien, dat haar lichaam er van schokte.
In overleg met madame Pelletier beval de dokter,
dat voor de arme, jonge weduwe eene kamer in orde
moest gebracht worden, onmiddellijk naast de woon
kamer van madame Pelletier. Na verloop van een uur
was Hildegard zorgvuldig te bed gebracht in haar nieuw
verblijf; al sliep zij niet, toch lag zjj stil op het heer
lijke bed en scheen dankbaar voor de trouwe zorg en
deelneming, die zjj ondervond.
De dokter ging heen, nadat hij beloofd had spoedig
te zullen terugkeeren.
üitgeput naar lichaam en geest, viel Hildegard ein
delijk in slaap; toen zij wakker werd was zij veel kal
mer. Zij stond op, maakte haar kapsel in orde, liet
een zwarte japon beneden brengen en kleedde zich in
Uitvoering van Gemengd Koor.
SNEEK. Een mooi bezette zaal luisterde Vrijdag
avond naar de uitvoering van «Gemengd Koor*, direc
teur de heer Jac. N. D. Hoogslag.
Het programma was dan ook uitlokkend voor hen,
die van kunst op musicaal gebied houden. Voor de
pauze de Mis in C-dur van den grooten L. van Beetho
ven, daarna duetten en soli.
De begeleiding (piano) was in handen van mej. Nel
ly C. F raneken, en daarmee in uitstekende handen. Het
woord van hulde, door een der dames tot de jeugdige,
talentvolle pianiste gericht, was wel op zijn plaats.
Bovendien had mej. Fr. reeds bij vorige uitvoerin
gen getoond, hoe hare jeugdige, zich steeds ontwikke
lende capaciteit schoon spel aan het instrument wist
te ontlokken.
Verder traden vier solisten, (waaronder die we reeds
kenden) op, nl. mej. Mina Smits, sopraan, van Utrecht;
mej. H. Scholten, alt, van Haarlem; de heer W. Re
naud, tenor, van ’s-Hage, en de heer H. 0. van Gort,
bas, van Utrecht.
Wat zullen we zeggen van ’t hoofdnummer, de Mis
in C-dur, voor koor, soli en piano? Een prachtwerk
als dit, van een grootmeester der kunst, als Beethoven,
is te ver boven onzen lof verheven.
We zullen dan ook alleen enkele deelen noemen, die
ons het meest pakten, en eerst even opmerken, dat 't
goed gezien was, in het programma bij de Latijnsche
tekst de Hollandsche vertaling te geven; de meeste
hoorders en uitvoerenden toch zullen zich niet gaarne
voor Latinisten durven uitgeven.
Schoon klonk in ’t «Gloria*, na ’t qui tollis peccata
mundi Gij, die de zonden der wereld wegneemt),
’t heerlijk quartet suscipe deprecationem nostrum
verhoor ons smeeken.) De muziek was, als de woor
den ’t verlangden, smeekend, roerend!
Mooi was ook het slot van dit nummer.
Zorgt iedere componist van missen er voor, in de
Credo* ’t pakkend moment te brengen in de woorden:
Et incarnatus est een meester als Beethoven
heeft ’t hun voorgedaan. Keurig vingen de solisten
aan en prachtig was ’t slot: passus et sepultus est
heeft geleden en is begraven), door solisten en koor
gezongen.
Ook zal ieder de mooie tegenstelling opgevallen zijn
vóór ’t slot der Credo, bij ’t resurrectionem mortuorum.
Doch we kunnen hier niet alle schoone deelen op
sommen en, ’t andere overslaande, haasten we ons,
met onze gedachten te verwijlen bij ’t overschoone
Benedictus qui venit in nomine Domini Gezegend
Hij, die komt in den naam des Heeren.) Verplaatst u
in een Kath. kerk. Stel u voor Katholiek te zijn: ’t Is
in ’t midden van de godsdienstoefening; de Heilige der
Heiligen is juist op ’t altaar verschenen en dan, nadat
de aanwezige geloovigen in ademlooze, godvruchtige
stilte dit moment bjj woonden, nadat ook ’t kerkorgel
een poos zweeg, ruischen u deze woorden toe. Rui-
schen! Als hemeltonen klonk u ’t pianissimo in de
ooren: Eerst ’t quartet, dan weer koor en zoo nog
eens elkaar afwisselend. Waren die quartetten niet
goddelijk!
Van Agnus Dei zal den hoorder zeker ’t piano-pi-
anissimo: dona nobis pacem ’t meest gepakt hebben.
De solisten vertolkten hunne partijen mooi en be
hoefden niet sterker te zijn tegenover het koor, dat
flink maar niets te sterk was en misschien op enkele
plaatsen, bij krachtiger bezetting, iets meer effect had
gemaakt. Doch er waren ook, gelijk de directeur zei,
leden absent.
De tenoren waren wel ’t zwakst in aantal, doch zij
stil op de vensterbank.
Zou hy daar komen?
Haar hart klopt alsof het moest bersten hare adem
haling dreigt stil te staan.
Een mannelijke gestalte wordt zichtbaar, doch met
een enkelen oogopslag weet Hildegard, dat dit niet
haar Paul is, doch dokter Colonna; zij begrijpt, dat
die haar een groot onheil komt aankondigen.
Welk een onbeschrijfelijke smart doortrilt in zulk
een oogenblik het arme menschenhartHet vernieti
gende woord is nog niet gesproken, maar de hoop
verbleekt en uit de dreigende onweerswolk kan elk
oogenblik de bliksemstraal neerschieten, die een bloei-
enden akker in een woestenij verandert.
Tot eiken prijs wil ik zekerheid hebben, zeker
heid roept Hildegard, terwijl zij de trap afvliegt.
Dokter Colonna, een waardig oud heer met grijs
haar, treedt haar tegemoetook madame Pelletier
opent juist de deur harer woonkamer en vangt nog
bijtijds de wankelende Hildegard in hare armen op.
Zeg mij vlug waar mijn man is en waar het
ongeluk gebeurde, dokter
De stem der jonge vrouw klinkt heel anders dan
gewoonlijkhaar gelaat staat spookachtig bleek, ter
wijl zij den ouden heer smeekend aankijkt.
Weet ge dan reeds. klinkt het aarzelend
van de lippen des doktere.
Ik weet niets, en toch weet ik alles 1 Hij heeft
mij verlaten, hij heeft een einde aan zijn leven ge
maakt. Zeg eens, dat het niet waar is, als ge kunt,
dokter
Snikkend was Hildegard ineengezakt; er verliepen
een paar minuten, zonder dat iemand een woord
sprak.
Tracht bedaard te zijn, mevrouw. lp de aller-
De hond werd afgemaakt.
Boos opzet. Een jonge smidsgezel heeft in een onbe
waakt oogenblik een ijzerdraad gewerkt tusschen het
geleidingsnet van de electrische centrale, waardoor
een heele stoornis kwam in het licht. Bijna half Veen-
dam was daardoor Woensdagavond in ’t duister gehuld.
Zeer gevaarlijk is zoo’n Egyptische duisternis aldaar,
waar tal van bruggen en bruggetjes toegang geven tot
de zoogenaamde eilanden. Dienzelfden avond is de be
jaarde landbouwer B. Weits verdronken.
De politie heeft den dader gesnapt. Hij heeft bekend
het feit gepleegd te hebben.
Hoogwater. Door den hoogen waterstand in Fries
land komen de boeren in ongelegenheid. Het water
staat zóó hoog als nooit te voren en vooral in de pol
ders heeft men nog nooit zooveel water gehad als nu.
Dag aan dag regen, terwijl de molens, door het storm
achtige weder niet konden malen. In de polderlanden
is het zóó drassig, dat men door de graszoden trapt.
Gras is er niet, de nachtvorsten deden het verdwijnen,
en zoo mooi de weilanden in Maart lagen zoo slecht
liggen ze nu.
De zon kan in vier dagen wel gras geven, maar al
geschiedt dit, dan nog zal het wel 14 dagen duren eer
de koeien het in de weide zullen kunnen banken. Het
vee zou in één dag’t land kunnen zwart maken. De boeren
verlangen het vee uit te laten, het hooi is in menige
boerderij op en er moet meer kortvoer gevoederd wor
den, dat natuurlijk den boer extra kost.
Dat er gebrek is, blijkt wel hieruit, dat een stoom-
olieslagerij Zondag doorwerkte om in de bestellingen
aan lijnkoeken te voorzien.
En, deze week schrijven we Mei!
Ongeluk. Sedert Maandagavond 6 April werd te
Rotterdam vermist een 7-jarig knaapje Jacob Rietdijk.
Het laatst was hij dien avond gezien door zijn school
kameraden in de nabijheid van de Delftsche poort, op
het oogenblik dat de militairen van die zijde langs den
Coolsingel de stad binnenkwamen.
Het vermoeden, dat hij door het gedrang in het water
was geraakt, is thans bevestigd. Zondag werd het lijkje
door een gemeentewerker uit den Coolsingel opgehaald.
De militaire spoorwegbewaking in Friesland opgehe
ven. Ingevolge machtiging van den minister van Bin-
nenlandsche Zaken zjjn Zaterdag de buitengewone maat
regelen voor de bewaking der spoorwegstations in deze
provincie opgeheven.
Op de kleintjes gepast. De gemeente ’s-Gravenhage
maakt gebruik van den lagen waterstand in grachten en
vaarten om honderden straatkeien, door de jeugd sedert
tal van jaren daarin gegooid, te verzamelen. Schuiten
vol worden naar de gemeente-opslagplaats gebracht. Als
men weet dat elke kei gemiddeld 7 centen kost, dan kan
men zich eenigszins een denkbeeld maken van het som
metje dat de jeugd al spelende in ’t water geworpen
heeft.
By de Staatsspoor. De directeur-generaal der Maat
schappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen heeft be
paald, dat aan het personeel der Maatschappij, behoo-
rende tot de in werkeljjken dienst opgeroepen lichtin
gen van 1900 en 1901, dat in verband daarmede in het
genot van verlof is gesteld, halve bezoldiging kan wor
den toegekend van af den len Maart jl. tot den datum,
waarop bedoelde lichtingen naar huis zullen worden ge
zonden.
Van Blaricum naar Hardegaryp. Wij vernemen, dat
de Kolonie der Internationale Broederschap van Blari
cum naar Hardegarijp verplaatst zal worden.
Blijkens mededeeling in de St. Ct. telde de provin.
cie Friesland op 1 Jan. 1903 347,966 zielen.
Het Koninklijk Echtpaar vertrok gisteren te 10
uur van het Loo in den nieuwen trein via Deventer
naar Bückeburg. Het begaf zich te voet naar het per
ron, waar aanwezig waren jhr. Loudon, de heer Pot
en de burgemeester, met wie de Koningin en de Prins
zich eenige oogenblikken onderhielden en die zjj met
een handdruk verlieten. De Koningin droeg een licht
grijs toilet van zijde en een hoed van dezelfde kleur-
Het Echtpaar nam plaats in het salonrijtuig; het ge
volg, in schitterende uniformen, zette zich in de ande
re rijtuigen. Zoodra de trein in beweging was, liep de
Koningin alle rijtuigen nog eens door. Het publiek groet
te eerbiedig.
O God, wees hem genadig! Laat zijne ziel niet ver
loren gaan!
Zij bad lang en vurig, ook om kracht en berusting
voor zich zelf, en wonderlijk gestrekt stond zij op. Zij
was in staat besluiten voor de naaste toekomst te nemen.
Zjj had vroeger alle zelfstandigheid gemist, zjj had
zich gaarne laten leiden, doch nu wist zij opeens,
wat zij moest doen: zjj schrikte niet terug voor de
moeielijke taak, die op bare schouders was gelegd.
In alle stilte werd het lijk van graaf Orlowsky ter
aarde besteld. Dokter Colonna en madame Pelletier
waren de eenige personen, die de zwaar gesluierde jon
ge weduwe begeleidden naar het kerkhof, waar men het
dierbaarste wat zij bezat, aan de groeve toe vertrouwde.
gelden voor te vinden zullen zijn waar voor scholen
en onderwijzerswoning een geldleening aangegaan
werd, zou ook hier voor een algemeen belang dadelijk
geholpen kunnen worden.
De heer Visser ondersteunt het voorstel van den
heer Wesselius spr.’s zoon heeft ook zijn verbazing
uitgesproken over den slechten toestand waarin bedoel
den weg verkeert.
De heer Feenstra vraagt of een smal voetpad wel
voldoende is.
De Voorzitter antwoordt, dat voor jaren al moeite is
gedaan door belanghebbenden om van gemeentewege
een voetpad aan te leggen toen wilde men den grond
niet afstaan en had men liever een grindweg op meer
plaatsen in de gemeente heeft men een dergelijk pad
en dit zal ook hier wel voldoende zijn.
De heer Hettinga zegt, dat de toestand van den
weg thans treurig is en ’t wel noodzakelijk is direct
te helpen.
Het voorstel van den heer Wesselius, om het werk
nog dezen zomer uit te voeren en de kosten desnoods
door eene geldleening te dekken, hierna in stemming
gebracht, wordt aangenomen met 8 tegen 4 stemmen.
Voor stemden de heeren Visser, v. d. Leij, Hettinga,
Kooistra, D. Tromp, Wesselius, Gerbrandij en Ages;
tegen de heeren Hokwerda, de Boer, Feenstra en
Huistra.
14. Adres van den telegrambesteller te Heeg om
verhooging van salaris.
Daar de werkzaamheden in den laatsten tijd zoo zijn
toegenomen dat adressant zijn eigen handwerk niet
meer voldoende kan waarnemen, acht hij de belooning
niet meer in overeenstemming met de werkzaamheden
en verzoekt hij zijn salaris van f 65.tot f 100.— te
willen verhoogen.
Uit een door Burg, en Weth. ingesteld onderzoek
blijkt, dat in het afgeloopen jaar te Heeg 2 maal zoo
veel telegrammen zjjn besteld als te Woudsend, terwijl
de belooning van den telegrambesteller te Woudsend
f 50.bedraagt. Burg, en Weth. achten de belooning
van adressant dan ook niet voldoende en stellen voor
dat salaris met f 25.te verhoogen en alzoo te bren
gen op f 90.—.
De heer Wesselius gelooft niet, dat de werkzaamhe
den zoozeer zijn toegenomen; toen het kantoor van de
heeren Visser nog te Gaastmeer bestond, moesten vele
telegrammen naar daar opgebracht worden en waren
dus z. i. toen de werkzaamheden meer; thans bepaalt de
bestelling zich hoofdzakelijk tot de kom van het dorp.
De Voorzitter zegt, dat gedurende 1902 in Woud
send 662 en in Heeg 1316 telegrammen gratis be
steld zijn, dus bijna tweemaal zooveel en achtte men
’t alleszins billijk het salaris van adressant met f 25
te verhoogen.
De heer Ages kan zich wel met het voorstel van B.
en W. vereenigen; den heer Wesselius merkt spr.
nog op dat voor het opbrengen van telegrammen naar
Gaastmeer opbrenggeld betaald moet worden; de meer
dere werkzaamheden bepalen z’ch hoofdzakelijk tot
Heeg en dan acht spr. het salaris niet in overeenstem
ming met de werkzaamheden.
Het voorstel van B. en W., hierna in stemming ge
bracht, wordt aangenomen met 11 tegen 1 stem, die
van den heer Wesselius.
15. Voorstel, betreffende het Waaggebouw te
Woudsend.
De Voorzitter deelt mede, dat van den heer Kraan,
die nu de Waag grootendeels huurt voor f 50.een
schrijven is ingekomen om het geheele gebouw voor
f 65.te huren.
’t Komt Spr. wel wenschelijk voor, aan het verzoek
te voldoen, men krijgt dan goed rente en toch zal men
genoodzaakt zijn de weekmarkt af te schaffen langen
tijd heeft men de zaak laten loopen om den ouden waag-
meesternu deze overleden is komt ’t B. en W.
wenschelijk voor de waag voor een jaar aan Kraan te
verhuren voor f 65.de weekmarkt af te schaffen en
den verkoop van het gebouw voor te bereiden.
De Voorzitter zou alsdan gaarne een gedeelte der
waag op afbraak willen verkoopen om dit bij den pu-
blieken weg te voegen.
De heer Gerbrandij kan zich wel met het voorstel
vereenigen doch wanneer het gebouw geheel verhuurd
wordt, moet het eerst aan zijn bestemming onttrokken
en dus eerst tot opheffing der weekmarkt worden be
sloten
De heer D. Tromp is er ook voor eerst tot ophef
fing der weekmarkt te besluiten en is hierop goedkeu
ring van Ged. Staten ontvangen, in de volgende ver
gadering het adres van Kraan te behandelen.
De Voorzitter en de heer Gerbrandij zeggen, dat
beide zaken wel in eens kunnen worden behandeld.
Hierop wordt zonder hoofdelijke stemming besloten
de weekmarkt te Woudsend op te heffen en het waag
gebouw aldaar voor den tijd van een jaar, met ingang
van 12 Mei a.s., voor f 65.te verhuren aan Kraan te
Woudsend.
16. Vaststelling van het kohier van schoolgeld
over het le kwartaal 1903.
Op voorstel van den Voorzitter wordt besloten ge
noemd kohier, tot een bedrag van f 275.85, voorloopig
vast te stellen en ter goedkeuring aan Ged. Staten
toe te zenden.
De Voorzitter zegt, dat nog een adres is ingekomen
van de afd. Goënga der Vereeniging «Door Arbeid tot
Verbetering*, daarbij medewerking en steun verzoeken
de voor den aanleg van een steenen voetpad vanaf de
Speersterdijk naar Goënga, daar dat pad voor ’n groot
deel van het jaar bijna onbegaanbaar is. Van den
eigenaar der sate waarover het pad loopt is toestem
ming ontvangen over de hieminge een sintelpad te
leggen door belanghebbenden is reeds f 105.toe
gezegd, terwijl de kosten voor ’t geheel op f 140.—
zijn begroot. De resteerende f 35.wordt als sub
sidie van de gemeente verzocht.
De Voorzitter zegt nog, dat B. en W. nog geen oor
deel over dit adres kunnen geven, daar het te laat is
ingekomen ’t is voorts nog de bedoeling, dat de ge
meente het pad voortdurend moet onderhouden.
De heer Gerbrandij gelooft dat er geen bezwaar
is het verzoek toe te staaneen groot gedeelte der
kosten is reeds door particulieren bijeengebracht, ter
wijl de rente der kosten gemakkelijk terug zal wor
den verkregen door de meerdere opbrengst van het
grasgewas.
Op voorstel van den Voorzitter wordt besloten het
adres in de volgende vergadering te behandelen.
De heer Hettinga vraagt, met het oog op de eerst
daags te houden verpachting van het grasgewas, in
de voorwaarden ook bepalingen zijn opgenomen om
trent tijd van maaien en het wegsnijden van riet, daar
vele pachters zich aan geen tijd storen en het riet
in de slooten maar laten staan.
De Voorzitter antwoordt, dat bepalingen daarom
trent in de voorwaarden zijn opgenomenmen schijnt
er zich dus weinig aan te storen en zal het ’t beste
zijn, de pachters in ’t bijzonder op die bepalingen at
tent te maken.
De heer Visser stelt voor, dat de gemeente hare
waardeering uitspreekt en eenige tegemoetkoming ver
leent aan de politie voorde bewaking van de stations
gedurende de laatste tijden.
De heeren Feenstra en Wesselius ondersteunen dit
voorstel.
Op voorstel van den Voorzitter wordt besloten, dit
punt tot eene volgende vergadering aan te houden.
Niets meer te behandelen zijnde, wordt de verga
dering hierop gesloten.