NIEUWS- EN' lllVERTEiNTIEBLiO
HILDEGARD.
IIHIIl UN 8J WISÏflHKN.
No. 36.
Woensdag 6 Mei 1903.
58e Jaargang.
I
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
FEUILLETON.
I
r
Engeland en Frankrijk.
24)
XII.
I
Hit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
F
van Engeland
Geen sprake
waarvoor
doch in elk geval om
Rena het levend evenbeeld was van de kleine Hilde-
voor den
Doch de mensch wikt, God beschikt! Toen in Juni
de rozen in den tuin haar heerlijken geur verspreidden,
hield Hildegard haar dochtertje in de armen, een
prachtig gezond kind, en tante Brinken had bet zeer
druk, maar zij was ook overgelukkig.
Wel weende Hildegard heete tranen, toen men haar
het vaderlooze wicht in de armen legde, maar zij
dankte toch den goeden God voor het bezit van dit
kind, de dierbare nalatenschap van haar geliefden Paul,
en zij legde voor zich zelve de belofte af, dat zij voor
de kleine zou waken met vader- en moederliefde te ge
lijk.
Sedert dien tijd waren tien jaren verloopen. Of
schoon hij in de kracht van den mannelijken leeftijd
was, waren zijne haren reeds grijs geworden. Zou dit
een gevolg zijn van de tropische hitte of van de kwel
lende gedachten, die hem nooit met rust laten? Hij loopt
in gebogen houding, zijn blik is schuw maar zijn
geestkracht heeft niet geleden. Hij leidt nog steeds
zijn handelszaak, die voortdurend nog in bloei toeneemt,
en zijn zoon Manfred, die alle klassen van het gymna
sium heeft doorloopen, en thans twintig jaar oud is,
werkt sedert kort op het kantoor van zijn vader om
den loop der zaken te leeren kennen.
Met de familie Wight gaan zij nog steeds om, overi
gens onderhouden zij met weinigen de vriendschap.
Éduard Römer wordt door velen verdacht, dat hij te
meerdere dingen, die
opzichte van den Brit
stemmen. Zooals de
En Hildegard Orlowsky hield woord. Het kind, dat,
naar hare moeder, Renate was genoemd, werd met de
meeste zorg en liefde, doch ook met de noodige streng
heid opgevoed.
Renate ontwikkelde zich zeer voordeelig naar lichaam
en geest, terwijl Hildegard zelf weer opleefde en als
het ware opnieuw jong en schoon werd. Op haar gelaat
en in haar geheele voorkomen lag wel iets zwaarmoe
digs, ook bleef zij in den rouw, doch dit alles maakte
haar nog aantrekkelijker.
Zoo verliepen de jaren. Tante Brinken en de jonge
gravin gingen slechts met weinig menschen om, maar
Hildegard’s schoonheid bleef niet onopgemerkt. Zij
werd nog tweemaal ten huwelijk gevraagd, eenmaal
schriftelijk door graaf Konsky, Beleefd maar ernstig
wees zij beide aanzoeken af.
Wie eenmaal zoo heeft liefgehad en zooveel smar
telijks heeft ondervonden als ik, kan niet aan een twee
de huwelijk denken, sprak zij op zekeren avond tot
tante Brinken, met wie ze gewoonlijk alles overlegde.
Daaraan herken ik mijne Hildegard, antwoordde
mevrouw Brinken; de inborst der menschen is zeer
verschillend, en ik zal nooit eene jonge weduwe veroor-
deelen, omdat zij ten tweeden male haar hart weg
schenkt, maar van mijn Hildegard zou ik zoo iets nooit
hebben kunnen denken.
De kleine Rena zoo werd zij gewoonlijk genoemd
was een beeldschoon kind met donkere oogen en
donker haar. In hare bewegingen was zij kinderlijk
bevallig; wanneer zij vol levendigheid iets vertelde of
als zij dringend iets verzocht, nam zij ieder voor zich
in en was onweerstaanbaar. Dikwijls genoeg trachtte
Hildegard in hare trekken eenige gelijkenis te vinden
met die van haar Paul, doch dit wilde haar niet geluk
ken. Tante Brinken verzekerde telkens weder, dat
gard Römer, zooals die haar nog duidelijk
geest stond.
En dat is niet in haar nadeel, voegde
in hare gedachten bij.
Met haar broeder te Madras onderhield
geregelde briefwisseling. Zij was hem zeer dankbaar
voor het onbezorgde leven, dat zij aan zijne goedheid
te danken had. In haar laatsten brief had zij gevraagd
«Denk je er niet eens aan om je geboortegrond op te
zoeken en ons, die je zoo liefhebben*? Doch ook nu
weder luidde het antwoord ontwijkend. »Dat hangt
van de omstandigheden af; voorloopig kan ik nog niet
bepalen, hoe lang ik hier gebonden zal wezen, maar ge
loof mij, Hildegard, dikwijls verlang ik recht hartelijk
naar mijn vaderstad, alleen mijne zaken houden mij
hier vast*, antwoordde Eduard Römer.
HOOFDSTUK XI.
Vervolg.
Uit Mislowice, dat volgens het familierecht aan een
neef van haar man was gekomen, had Hildegard de
meubelen, die haar persoonlijk toebehoorden, laten over
zenden; daarmede had zij de bovenverdieping der vil
la tot een gezellig verblijf ingericht. Met weemoed in
het hart zag Hildegard deze toerustingen aan.
Ach, waartoe dit alles? dacht zij menigmaal, ter- 1
wijl tranen baar blik verduisterden. Mijn Paul kan dit
gezellige thuis niet met mij deelen, hij zal zich niet
verheugen bij het zien van zijn kind en ik ach,
ik zal de geboorte van het kind niet lang overleven;
ik voel het, mijne dagen zgn geteld!
gierig is om volgens zijn rijkdom te leven, doch hjj
bekommert zich niet om de praatjes van de wereld;
sedert den dood van zijn geliefde vrouw, zijn diep be
treurde Martha, nu een jaar geleden leeft hij
bijna als een kluizenaar.
Bij de opvoeding van den jongen Manfred is hij er
voornamelijk op bedacht geweest, bij den knaap een
zeer ontwikkeld plichtgevoel te wekken, hem aan re-
gelmatigen arbeid te gewennen, hem eene gepaste
zuinigheid met geld te leeren en niet te dulden, dat hij
veeleischend werd ten opzichte van voeding, kleeding,
vermaken, enz.
Zijne vrouw had hem daarbij trouw gesteund, zij had
ook zeer gunstig ingewerkt op Manfreds gemoed en
getracht zijn talenten te ontwikkelen. En de zoon had
zijn ouders de vervulling dezer taak niet moeielijk ge
maakt. Rijk begaafd door de natuur, is hij opgegroeid
tot een degelijk jonkman, die terecht overal bemind
wordt. De vader had dus wel reden om zich gelukkig
te gevoelen in het bezit van dezen zoon en om de
schoonste hoop op hem te bouwen doch geluk en
hoop waren twee dingen, die in Eduard Römer’s ziel
geen plaats konden vinden. Voortdurend gekweld
door gewetensknaging, dacht hij er slechts aan hoe hij
het gepleegde onrecht weer goed zou kunnen maken
om eindelijk rust te vinden echter zonder zich
openlijk bekend te maken als dief en bedrieger.
In den laatsten tijd was er bij Eduard een gedach
te opgekomen, die hem hoe langer hoe meer bezig
hield, en die hem eindelijk tot een vast besluit bracht.
Manfred moest zich te Hamburg gaan vestigen en
daar den naam Römer opnieuw in eere en aanzien
brengen. De vader wilde hem het geheele onrecht
matig verkregen vermogen toewijzen; aan de handen
van den zoon kleefde geen onrecht. Hij zelf echter
De Koning van Engeland te ParijsWie
dat voor een paar jaren had durven voorspel
len, zou zeker voor verstandeloos zijn uitge
lachen.
’t Is waar, Edward is vroeger meermalen te
Parijs geweest, was een vaste bezoeker van
de vermakelijkheden, die da ville-lumière* aan
biedt. Doch hij kwam toen slechts als parti
culier persoon, als iemand, die graag eens »ge-
nietem wil.
Doch thans is Edward koning
en komt als officieel persoon,
van incognito. De koning komt, ja,
is niet recht duidelijk;
Frankrijk en Engeland, niet alleen door het
Kanaal, doch door zooveel gescheiden, nader
bij elkaar te brengen.
Wie had voor enkele jaren de mogelijkheid
hiervan duiven voorspellen?
Want er is immers zooveel, dat beide lan
den van elkaar verwijderd houdt. Men zou
kunnen spreken van een eeuwenoude reden
van verwijdering. Eeuwen geleden woedde
de zg. Honderdjarige oorlog; een aanzienlijk
deel van Frankrijk was in handen der Engel-
schen en ’t scheelde weinig, of Frankrijk was
een vasalstaat, een wingewest van Engeland
geworden; alleen een Jeanne d’Arc* was in
staat do Rraneokotv ooar- deze vernedering te
behoeden en haar land weer onar nankelijk te
maken.
In later eeuwen zijn de beide landen een
enkele maal met elkaar verbonden geweest,
nl. in 1672, toen Frankrijk en Engeland, ge
holpen door een paar kleine Duitsche staten,
het kleine Nederland besprongen, zoodat ’t een
wonder is, dat ’t nog vrij en ongehavend uit
den strijd te voorschijn kwam. Doch dit was
een verbond van vorsten, die broederlijk sa
menwerkten, omdat beiden 't op het kleine
Nederland voorzien hadden. Dit verbond ont
stond dus niet door wederkeerige sympathie,
doch werd mogelijk gemaakt door antipathie
tegenover een derde.
Ook de godsdienst was verschillend. En had
niet de naijver op handels- en koloniaal ge
bied Nederland en Engeland tot eikaars te
genstanders gemaakt, dan waren deze beide
landen eikaars natuurlijke bondgenooten ge
weest.
Uit later tijd zijn meerdere oorlogen te
melden, waarbij Frankrijk en Engeland eikaars
vijanden waren. Zoo bv. de Oostenrijksche
In ieder groot land heeit men eene regee-
ringspers. Men vindt er doorgaans een blad,
dat men als de spreektrompet der regeering
kan beschouwen en in elk geval één of meer
bladen, wier gezag ontleend wordt aan de
betrekking, waarin zij tot de regeering staan.
Men spreekt in dit geval van officieuze en half-
officieuze pers. Deze bladen nemen soms plot
seling een andere houding aan dan couranten
van dezelfde politieke kleur en bevatten soms
artikelen, die door hun stijl ’t officiëele of of
ficieuze karakter verraden. Zoo heeft men bv.
in Duitschland de «Norddeutsche Allgem. Zei-
tung«, die als spreektrompet der Duitsche re
geering geldt, terwijl een blad als de groote
«Kölnische Zeitung* ook niet geheel buiten die
regeering om handelt
Terwijl bv., tijdens den oorlog in Zuid-Afri-
ka de geheele Duitsche pers, in overeenstem
ming met de Duitsche sympathieën voor de
Boeren, zich tegen Engeland keerde, bleef de
»Kölnische« zich op een ander standpunt hou
den, vergoelijkte de wandaden der Britten en
toonde geen zweem van sympathie met het
kleine Zuid-Afrikaansche volk, dat toch zoo
veel Duitsch bloed in zijn aderen had en niet
welks belangen zooveel Duitsche belangen ver
bonden waren.
Neemt men de Russische toestanden in aan
merking, dan is ’t niet te verwonderen, dat
daar een pers bestaat, die, vóór alles, de re
geering naar de oogen moet zien. De Russi
sche bladen hebben ongeveer de vrijheid als
van den man, wien een geleider voortdurend
een strop om den hals houdt. Niet zoodra
bevatten ze artikelen, die de Regeering tegen
staan, of ze worden gestraft.
Vooral de Engelsche bladen, prat op hun
vrijheid, zullen dit Middeleeuwsch en Aziatisch
vinden.
En toch, wat ziet men thans met diezelfde
onafhankelijke Britsche bladen gebeuren?
Werken ze ook niet op bevel?
Koning Edward reist eerst naar Portugal.
De Britsche bladen hemelen dit niet te veel
op, omdat de koning van Portugal reeds ge
leerd heeft, zich aan den Britschen leiband te
laten leiden.
Daarna stevent de «Victoria and Albert*
naar Italië, om vandaar zijn hoogen eigenaar
naar Marseille te voeren.
ken Oost-West van dit kruis werden onmoge
lijk gemaakt door het voortdringen der Fran-
schen, die nu ook den anderen tak wilden
coupeeren. En wat gebeurde? Terwijl gene
raal Kitchener aan ’t hoofd van 't Engelsch-
Egyptische leger bezig was aan Egypte (en
dus aan Engeland) ’t gebied terug te bezorgen,
dat eens bij Egypte had behoord, bezette de
fransche kapitein Marchand, na ’t overwinnen
van tal van moeilijkheden, met een zeer klein
troepje ’t plaatsje Fashoda aan den Nijl. Bleef
deze plaats aan Frankrijk, dan kon Kitchener
zijn doel niet bereiken. Er was dus een bot
sing en een van beide landen óf Engeland, óf
Frankrijk moest abdiqueeren.
Geweldig rammelde Engeland met zijn sa
bel. Vuur en vlam spuwden de Engelsche
Kitchener kreeg order den koenen
hard
bel.
bladen.
Marchand te verdrijven. Koortsachtig
werd gewerkt op de marinewerven en
Frankrijk gaf toe en liet Marchand terugtreden.
Dit is zeven jaren geleden.
Toen drie jaren later de worstelstrijd van
Boer tegen Brit begon, bleek uit de buiten
gewone sympathie van heel het Fransche volk
voor de Boeren, hoezeer Engeland gehaat en
Engelands nederlaag gewenscht werd.
En thans, terwijl de vreugdeklanken nauw
zijn verdwenen, waarmee Krüger, Botha, De
wei en r>e i«
thans bezoekt Engelands koning de Fransche
hoofdstad en wordt er officieel met de hoogste
onderscheiding, door ’t volk zonder bepaalde
teekenen van afkeer ontvangen.
Leest men de Engelsche bladen, dan staat men
verstomd over de levendige vriendschapsbetui
gingen. Vooral de conservatieve bladen doen
't voorkomen, alsof er eigenlijk nooit ietsj tus-
schen beide landen geweest isnu ja, wel een
enkel misverstandje, doch dat was ook slechts
een misverstand en niets anders. Op bevel der
regeering ’t is duidelijk jubelen die bla
den over de ontvangst, aan Edward bereid.
Wat zou hier achter de schermen gebeurd
zijn?
Zeker is 't, dat Engeland, vroeger zoo trotsch
op zijn isolement, thans overal vrienden tracht
te vinden en daardoor dus bekent, dat zijn
prat gaan op z’n isolement een dwaasheid was.
successie-oorlog, de Onafhankelijkheidsoorlog
der Amerikanendoch vooral de tijd der
Groote revolutie en die van Napoleon I. On
afgebroken bijna streden en werkten de beide
landen tegen elkaar.
We halen dit aan, om te bewijzen, dat de
vriendschap tusschen Brit en Franschman niet
in ’t bloed kan zitten.
Integendeel zijn er
den Franschman ten
onaangenaam moeten
Engelschman ons uit Kaapland, Ceylon, Voor-
Indië, enz. gedrongen heeft, kan ook de
Franschman wijzen op Canada, Louisiana, Voor-
Indië. In zijn voortdurend, reeds eeuwen du
rend haken naar meerder koloniaal bezit moest
Engeland wel nu en dan met Frankrijk in
conflict komen.
Nu is ’t waar, oude wonden, en vooral zul
ke oude, als de Brit zijn overbuur geslagen
heeft, heelen wel en er blijft eindelijk hoog
stens een lidteeken van over, als ze niet
opengereten worden door dezelfde ruwe hand,
of als er geen nieuwe wonden worden toege
bracht.
En dat is wel gebeurd de jongste wonde,
Fashoda, was betrekkelijk klein, maar van een
zeer venijnigen aard; zij kwetste de Fransche
iationale eer.
Terwijl Transen genie t auez-Kanaai scraep,
wist Engeland zich van een goed deel der
aandeelen in dit werk meester te maken en
in 1882 zelfs den khedive van Egypte aan zich
onderdanig te maken. Engeland beheerscht
zoodoende ’t land, waardoor het Suez-kanaal
loopt.
Doch had Frankrijk zich hier de kaas van
’t brood laten nemen, zijn zucht naar koloniale
expansie bleef en werkte in Afrika zoodanig,
dat Frankrijk thans een gebied, loopend van
Algiers en Tunis, dwars door Sahara en Soe
dan, naar den Congo en den Atlantischen Oce
aan, bezit. Zelfs ging de Fransche ambitie zoover,
dat zij hun gebied ook nog door het Zuiden
van Egypte, naar den Indischen Oceaan wil
den uitstrekken.
In Engeland heeft lang de zucht bestaan,
om ’t zgn. Afrikaansche kruis te vormen. En
geland wilde een doorloopend gebied hebben,
eerst van Cairo tot Kaapstad, dus Noord-Zuid;
en ook een, Oost-West loopende, van den
Senegal en den Atlantischen Oceaan naar
Somaliland en den Indischen Oceaan. De tak-
zij er dan
Hildegard
voor het onbezorgde leven, dat zij aan zijne goedheid
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 1000 regels 27, cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
I
•k