t> NIEUWS- EN AIIVERTEXTIEBLAII HILDEGARD. UNIE SNEUE EN MSTWffli. j 1 Zaterdag 23 Mei 1303. 58e Jaargang. No.l 41. Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek. Officieele Advertentie. Friesland’s boezemwater. BEKENDMAKING. Duitsche belangen. FEUILLETON. i i i h en van I 29) 5 Dit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f 0,40 per 3 maanden, franco per post f0,50. Abonnementen worden te allen tijde aangenomen. zelfs geen vierde de inkomsten kun- 8 j een spoorver- Engelsch-Indiö HOOFDSTUK XIV. Vervolg. Het waren pijnlijke oogenblikken voor beide vrouwen. Menige smartkreet, menige zucht kwam over de lippen van de arme tante Brinken. Nadat zij alles had vernomen, zat zij nog langen tijd met gevouwen han den, zonder een woord te uiten; groote tranen rolden over hare wangen, zonder dat zij die droogde en Hil degard waagde het niet, dit beangstigende zwijgen te verbreken. Eindelijk stond mevrouw Brinken op, keek rond alsof zij uit een droom ontwaakte, en zeide half luid: Mijn God, Ge hebt een zwaren last op mijne schouders gelesd. Alles wat ik tot heden te dragen had, was licht in vergelijking met deze smart! Maar Gij zult mij helpen en bijstaan, dat ik niet meer aan mij zel- ven, en aan mijn kommer denke, maar dat ik heenga om mjjn ongelukkigen, met schuld beladen zoon ver giffenis en vrede te brengen. Hildegard, breng mij bij hem, mijn hart verlangt naar hem, naar mijn kind! Ik wist, dat uwe moederliefde sterker zou zijn dan al het andere, lieve tante! sprak de gravin terwijl zij de oude dame teeder omhelsde. Maar gij, mijn kind! Gij zijt nog het allermeest door hem benadeeld. Wilt gij hem zien? Wilt gij hem vergiffenis schenken? vroeg mevrouw Brinken aarze lend. Kent ge mij zoo weinig, tante? Vergeving, Hildegard! la, ik weet, dat uwe ge voelens groot en edel zijn! Kom, laten wij spoedig hem gaan opzoeken! Een uur later vinden wij Karei Brinken geknield aan de voeten zijner moeder. Hij verbergt het ge-, laat in de plooien van haar kleed en schreit heete tra nen, terwijl hare handen op zijn vergrijsde haren rus ten en zij ernstige, maar troostende woorden tot hem spreekt. Hildegard staat een weinig ter zijde aan het venster. Kom nu bij ons wil je? Hildegard! zegt mevrouw Brinken, terwijl zij haar wenkt om op te staan. Karei zou zoo gaarne ook van u een woord van vergiffenis hooren en de moed ontbreekt hem om het te vragen. Met gebogen hoofd naderde Karei de vroegere speel- genoote zijner jeugd, die zich had omgekeerd en hem beide handen toereikte. Mevrouw de gravin, het is reeds een onverdien de genade, dat ge hier hebt willen komen, sprak hij met bevende stem. Ik gevoel mij zoo schuldig tegen u, dat ik het niet waag, mijne oogen tot u op te slaan. Zie mij gerust aan, Karei! en denk aan den tijd, toen Eduard en gij en ik als vroolijke kinderen met el kaar omgingen. Ik sta hier niet om rechtspraak te hou den, u te veroordeelen; dit zou mij niet passen. Wij hebben allen gezondigd, wij hebben allen vergiffe nis noodig. Mag ik dan hopen, dat ge u niet vol afschuw afwendt van mij, arme misdadiger? Wie zooveel berouw heeft, wie zooveel heeft ge leden onder het besef zijner schuld als gij, Karei die keeft genoeg geboet! Schep moed, de genade van God is grooter dan al onze zonden! tot zich nemen! Op aarde ben ik een vloek voor allen van mijn geslacht! Wanneer Hildegard en ik je verzekeren, dat wij je van harte alles vergeven, wanneer ge in het Heilige Avondmaal de vergiffenis vraagt van onzen Hemelschen Vader wanneer ge afstand doet van al het onrecht vaardig verkregen goed zou dan de vrede niet in je gemoed terugkeeren? vroeg de arme moeder haren zoon, die als versuft naast haar zat. Eindelijk antwoordde hij: Vóórdat ik de zeereis ondernam, heb ik aangeze ten aan het Heilige Avondmaal, maar ik had daarbij het vaste voornemen om alles te bekennen en om voor al les de straf te ondergaan,toen gevoelde ik mij ge troost en gesterkt. Als ik nu voortga met leugen en bedrog, als ik voor de oogen der wereld leef als de ach- tenswaardige heer Römer dan beginnen voor mij weer al de gewetensknagingen en dan is alles ver- geefsch geweest. Beide vrouwen voelden de waarheid dezer woorden en den diepen ernst van Kareis berouw. Zij waagden daarom geen tegenspraak, alleen zeide zijne moeder Karei, bespoedig de zaak niet al te veel; eerst moet je het verloofde paar begroeten en zeggen dat je ver heugd bent over hunne verbintenis, waarop ge Gods zegen afsmeekt. Misschien zie je de dingen dan Wel anders in, misschien gevoel je dan, dat je ook reke ning moet houden met je kinderen, met Hildegard en met je arme oude moeder. Wij zouden nooit meer een gelukkig oogenblik hebben, wanneer je als een gestraft misdadiger inde gevangenis je leven moest doorbrengen. Is er dan nergens een uitweg voor mjj ongeluk kige? kermde Karei. (Slot volgt.) O, Hildegard, uwe woorden zijn balsem voor mijn hart! God zegene u daarvoor! Hij drukte zijn brandende lippen op haar hand. En moge Gods zegen ook op onze kinderen rus ten! voegde de gravin er aan toe. Geloof mij Karei, sprak nu mevrouw Brinken, als ge Rena en Manfred bij elkaar zult hebben gezien, dan zul je er niet langer aan denken, het geluk van die lieve kinderen te vernietigen door je bekentenis aan den wereldlijken rechter. Alleen ik zou u kunnen aanklagen, doch waar geen klager is, daar is ook geen rechter, zeide Hilde gard. Neen, Karei! uw moeder en ik zullen niet dul den, dat ge u zelven in handen van het gerecht stelt. Hierin moet ge u schikken naar ons verlangen. En waartoe zou dat nu nog dienen? vroeg mevrouw Brinken. Hildegard kent je schuld; zij verlangt geen bestraffing; zij wenscht, dat het vermogen der familie Romer, waarop alleen zij recht heeft, zal blijven inde handen van Manfred, dien zij liefheeft als haar zoon. En ik wensch ook, dat noch Manfred noch Rena ooit vernemen op welke manier gij in het bezit daar van gekomen zijt, voegde Hildegard er bij. Het geluk van onze kinderen mag niet bedorven worden; wij, ouders, moeten de herinnering aan uw beklagenswaar- dige daad voor altijd in ons hart begraven. Vindt ge dat zoo niet beter, Karei? Hij keek, als ontwaakte hij uit zijn somber ge peins. Dan zal ik toch niet ten volle kunnen boeten voor mijn misdaad, ik zal de straf niet op mij nemen, die ik verdien! Ik vrees, dat ik dan toch niet vrij zal kunnen ademhalen! Ónder een vreemden naam leven kan ik niet langer. Mocht God zich toch over mij erbarmen en mij 3o. wiens kleeding- of uitrusting-stukken bij het onderzoek niet in voldoenden staat worden bevonden; 4o. die kleeding- of uitrusting-stukken, aan een an der behoorende, als de zijne vertoont. Dat zij, die door ziekte buiten staat zijn ter inspec tie op te komen, van hunnen toestand door de over? legging van eene geneeskundige verklaring aan den burgemeester, moeten doen blijken. De verlofgangers worden herinnerd, dat de straf bepalingen van art. 131 der aangehaalde wet ten streng ste zullen worden toegepast op degenen, die zonder geldige reden niet verschijnen. Sneek. den 19 Mei 1903. Burgemeester en Wethouders voornoemd, P. FENNEMA, L.-Burgemeester. JAC. van der LAAN, Secretaris. ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500 regels 3 cent en van 1000 regels 27, cent. Groote letters naar plaatsruimte. Nationale Militie. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Sneek, Gelet op het besluit van den Commissaris der Ko ningin dezer Provincie van den 9 Mei jl. Ie afd. M/S no. 1322, brengen door deze ter openbare kennis, dat het onderzoek over de verlofgangers van de militie te land, in deze Gemeente zal plaats hebben op Woens dag, den zeventienden Juni e. k., des vóórmiddags te 97, uur. Dat aan dat onderzoek zullen behooren deel te nemen alle Verlofgangers der Militie te land, voor zoover zij vóór den 1 Januari van dit jaar, behoudens in gevallen van overtreding bedoeld bij de artt. 124 en 131 der Militiewet 1901, in het genot van onbe paald verlof zijn gesteld, om het even tot welke lich ting zij behooren, met uitzondering evenwel van hen, aan wie, ingevolge de ter zake bestaande voorschrif ten, hiervan vrijstelling is verleend en van hen die in het loopende jaar vóór het voor het onderzoek bepaal de tijdstip, uit anderen hoofde dan wegens een over treding, bedoeld bij art. 124 of art. 131 der wet, on der de wapenen zijn geweest, of die bestemd zijn, om dit jaar krachtens art. 108, art. 109 of art. 111 der wet, onder de wapenen of in werkelijken dienst te worden gerofepen, terwijl zij die in het genot zijn van ontheffing van den werkelijken dienst (art. 113 der wet) of van uitstel van eerste oefening of van verblijf onder de wapenen (art. 114 der wet), niet aan het onderzoek zijn onderworpen. Dat de verlofganger bij het onderzoek moet verschij nen in uniform gekleed, en voorzien van de kleeding- en uitrustingstukken, hem bij zijn vertrek met verlof medegegeven, van zjjn zakboekje en van zijn verlofpas. Dat, behoudens het bepaalde in art. 117 der wet, een arrest van twee tot zes dagen door den Militie- Commissaris kan worden opgelegd aan den verlof ganger lo. die zonder geldige reden niet bij het onderzoek verschijnt 2o. die, daarbij verschenen zijnde, zonder geldige reden, niet voorzien is van de hiervoren vermelde voorwerpen Op initiatief van de besturen der coöperatieve zui velfabrieken te Grouw en Akkrum, werd Woensdag morgen, in Amicitia alhier, eene vergadering gehouden van belanghebbenden bij den waterafvoer van Fries land’s boezem. Ongeveer 160 belangstellenden waren opgekomen, waaronder o. a. werden opgemerkt de heeren Okma en Melchers, leden der Tweede Kamer, H. Pollema, lid van Ged. Staten en R. S. H. Visser, lid der Pro vinciale Staten dezer provincie, benevens enkele bur gemeesters en leden van gemeenteraden. Op verzoek had de heer P. Fennema, wethouder dezer gemeente, de leiding der vergadering op zich genomen. De heer Fennema opende de vergadering en wees er o. a. op hoe men in onze provincie steeds met het water had te kampen en hoe deze kwestie reeds vele jaren de aandacht van het provinciaal bestuur en an deren had getrokken. Door de toenemende inpoldering en vorming van waterschappen neemt de hoeveelheid water, die uit gemalen en in de vaarten geloosd wqrdt, steeds toe, terwijl de inpoldering den boezem tevens kleiner maakt, en het peil dus spoediger steigt. Vooral nu weer blijkt, dat er geen voldoende af watering is, “Waaardoor eigenaren en gebruikers van landerijen belangrijke schade ondervinden. Spr. hoopt, dat deze vergadering er toe moge bijdragen, om tot afdoende verbetering in den waterafvoer te geraken. De hr. Tj. Kuperus van Grouw, schetst hierna uitvoerig den treurigen toestand van den waterafvoer en de gevol gen daarvan gedurende de laatste jaren. Spr. acht het wenschelijk, dat de wijze van afwatering buiten be spreking wordt gelaten, omdat het Rijk en de pro vincie daarvoor deskundigen hebben, die voldoende voorlichting kunnen gevenop verbetering moet met spoed worden aangedrongen en door eene ernstige adresbeweging zal men daartoe kunnen geraken. Verschillende sprekers voerden verder het woord en allen waren het er over eens dat in den wateraf voer verbetering dringend noodzakelijk is; enkelen voerden middelen aan, op welke wijze h. i., als door het plaatsen van stoomgemalen, het oprichten van waterschappen enz., verbetering zou worden verkre gen, terwijl anderen door voorbeelden in ’t licht stel den, hoe groot de schade was, die bepaalde gemeen ten reeds vroeger, geljjk bv. in 1894, door den on voldoenden waterafvoer hadden geleden. De uitvoerige besprekingen hadden tot resultaat, dat men een adres in algemeene bewoordingen, waar in op spoed wordt aangedrongen, tot de bevoegde sten bloei beleefde. Daar vond men Bagdad, de stad van Haroen-al-Kadchid, den machtigen kalief en tijdgenoot van Karei den Grooten. Daar is, volgens den Bijbel, de bakermat van ’t gansche menschdom. Daar waren dus eeuwen en nog eens eeuwen lang bloeiende landstre ken, die thans enkele eeuwen hebben geleden onder een slecht bestuur als ’t Turksche. Die vele eeuwen van bloei hebben echter bewe zen, dat een nieuwe opbloei mogelijk is, als éérst Europeesche invloeden de Turksche ver vangen, als de bodem weer vruchtbaar ge maakt is door herstel van de bevloeiingswer ken, als de mijnen ontgonnen worden en ruwe stammen, als de welbekende Mohammedaan- sche Koerden, een vreedzamer temperament hebben gekregen. Er kan zich, alleen gelet op de belangen van ’t door den spoorweg doorsneden land, een toekomst openen, waar van men thans onmogelijk een idee kan geven. Maar voeg hier nog bij, dat deze lijn de weg naar Indië wordt. Men reist per spoor naar Konstantinopel, steekt de Bosporus over, gaat met ’t stoomros door ’t oude Bithynië ziet in den geest de heldenscharen van Godfried van Bouillon met de vermeestering Nicea het tijdperk der Kruistochten op schitterende wijze openen. Men gaat door Klein-Azië met z’n rijke mijnschatten en komt in ’t land der oer-oude beschaving, tuurt naar den hoogen Ararat, (Arke Noachs!) om te peinzen bij de ruïnen van de reeds genoemde reuzensteden, om te arriveeren aan de Perzi sche Golf. Is deze lijn gereed, dan zal binding door Zuid Perzië naar moeten komen en men reist eenmaal in ruim een week naar ’t Indische wonderland met z’n zee van menschen. Doch we zeggen ’t nog eens: De gevolgen van deze onderneming berekenen ligt zeker in niemands macht; doch groot zullen ze zijn en dan is ’t van Duitschland goed gezien, dat ’t zorgt hier no. één te zijn. De Duitsche Keizer voert een eigenaardige politiek, die nu reeds blijkt, niet verwerpelijk te zijn en Wilhelm’s vriendschapsbetuigingen aan den Sultan en zijn reizen naar Konstanti nopel en Jeruzalem zullen haar vruchten wel dragen. Men laest tegenwoordig herhaaldelijk over den Bagdad-spoorweg. Duitschland wil deze lijn aanleggen, doch niet alleen met Duitsch, ook met Engelsch en Fransch kapitaal. Nu is Engeland jaloersch en misgunt Duitschland de concessie, die een zeer korte verbinding met Indië kan tot stand brengen. Ook be weert men, dat, al geven Franschen en En- gelschen hun aandeel in de 300 tnillioen gulden, die noodig zijn, de weg toch onder Duitschen invloed zal blijven. Engeland wei gert dus mee te doen en de Britsche finan ciers volgden dat voorbeeld, ’t Hangt dus nu van Frankrijk’s regeering en geldmannen af, of de Bagdad-lijn, als ze er komt, een geheel Duitsche onderneming zal worden ot niet. Nog is uitgerekend, dat de lijn lang niet zal kunnen rendeeren, dat deel van de uitgaven door nen gedekt worden. Toch gelooven we, dat de lijn er komen zal en een kolossalen ommekeer in ’t vervoer op Zuidoost- en Zuid-Azië zal teweeg brengen. Ook zal ze een zegen voor de streek kunnen zijn, die z» doorloopt. Deze streek is eens de bakermat der beschaving geweest, nl. het uit gestrekte land, dat doorstroomd wordt door Euphraat en Tigris, de bekende tweelingstroom, die uitkomt in de Perzische Golf. Daar lag Mesopotamië, wèl bekend aan hen, die ook maar iets van Bijbelsche geschiedenis weten. Daar stonden eens de reuzensteden Babylon en Ninive, in de buurt vond men Suza, de hoofdstad van Perzië, toen dit land zijn hoog- I, 8 i i R COURANT

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1903 | | pagina 1