SHOTS- BS AIIW1WIEBL.il)
r.
I’
I
VOOR SMffl EJ MSftflUH.
Opkomst onder de Wapenen.
HILDEGARD.
Wilhelm, de allemansvriend.
No. 42.
Woensdag 27 Mei 1903.
58e Jaargang.
Officieele Advertentie.
Uitgever: B. FALKENA Mzn., Singel, Sneek.
FEUILLETON.
[t
.n
m
eene
30)
Hit blad verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
ABONNEMENTSPRIJS voor Sneek f0,40 per 3 maanden,
franco per post f0,50.
Abonnementen worden te allen tijde aangenomen.
I
n
n
r.
Een eigenaardige politiek zit tegenwoordig
voor bij enkele staten, doch hoofdzakelijk bij
de
van
vloot, van
godsdienst
onderzoekingen, al gedaan heeft, om zich
HOOFDSTUK XIV.
Slot.
Komaan, schep moed en ga met ons mee, sprak
zjjn moeder. Hier in dit hotel van minderen rang kan
je niet blijven. Betaal je rekening, pak je goed en la
ten wij dan heengaan in het rijtuig dat nog op ons staat
te wachten. Wjj rijden dan samen tot dicht bij het
oude huis Römer, Hildegard en ik stappen uit en gaan
te voet naar onze villa, terwijl jij dan naar Manfred
rijdt en je laat aandienen.
Om Gods wil, moeder, dat kan ik niet! Dat gaat
mijn krachten te boven! Ik ben niet in staat om het
huis te betreden, waar Eduard geboren en opgevoed is.
Zou ik daar voor de oogen van mijn zoon de komedie
verder spelen, die de vloek van mijn leven is geweest?
Neen, dat kan ik niet! Ik voel me vandaag ook erg
zwak, ik geloof, dat ik een ziekte onder de leden heb.
Manfred it niet thuis, zei zijn moeder. Hij is
eenige dagen op reis, maar voer de wereld is het nut
tig en noodig, dat je er heen gaat om je te vertoonen,
voordat je bij mij en Hildegard komt. Je behoeft niet
eens uit het rijtuig te stappen. Volg mijn raad Karei,
werkelijk, dat is het beste, en kom dan spoedig naar
ons. Wij wachten op je met theedrinken.
Karei antwoordde slechts met een hoofdknik.
Alles werd uitgevoerd, zooals mevrouw Brinken had
voorgesteld. Mr. Beatcher putte zich uit in verzoeken,
gingen om mijn gemoedsrust terug te krijgen vergeefsch
waren!*
Uitgeput zweeg hij. Mevrouw Brinken en Hildegard
hadden het innigst medelijden met hem. Daar klonken
voetstappen in de gang, de deur ging open en de liefe
lijke gestalte van Rena trad binnen.
Kind, sprak gravin Orlowsky, hier is de vader van
Manfred, waar we zoo naar verlangd hebben.
Karei was opgestaan en stak haar zijn bevende hand
toe.
De vader van Manfred, zei Rena blozende. O, dan
zijt ge ook mijn vader. Hoe verheugt het mij, u einde
lijk te zien.
Karei Brinken was niet in staat om dadelijk te ant
woorden. Bij het zien van het bekoorlijke meisje, ver
meesterden de aandoeningen hem zoo erg, dat hij wan
kelde en zich neerliet in een stoel.
Manfreds vader is niet geheel wel, verklaarde Hil
degard. De verre reis en de gesprekken over den dood
van zijn vriend bij Aden hebben hem zeer aangegre
pen.
Het wordt al beter, zeide Karei met een mat
glimlachje, terwijl hij zijn blik met welgevallen op Re
na liet rusten. Lief kind, ge zijt me hartelijk welkom
als de verloofde van Manfred. Moge de Hemel u beiden
zegenen! Ge zijt het evenbeeld van uw moeder, zooals
ik haar voor het laatst zag op den dag van haar huwe
lijk.
Een vluchtig rood kleurde Hildegards bleeke wan
gen, doch Rena boog zich en wilde de hand van Karei
kussen. Deze trok toen echter zijn hand terug en kuste
haar op het voorhoofd.
Ach, noem mij nog eenmaal vader, stamelde de
ongelukkige man.
Beste vader, ik heb u zoo lief, zeide Rena en daar-
ADVERTENTIëN 4 cent per regel. Bij abonnement van 500
regels 3 cent en van 10Ó0 regels 27» cent. Groote letters naar
plaatsruimte.
K
dat zijn heer patroon zou uitstappen en den terugkeer
van mijnheer Manfred hier in huis afwachten. Het zou
mr. Beatcher een eer zijn, als hij voor zijn heer zoo
best mogelijk mocht zorgen, doch Karei liet zich niet
vasthouden.
Het was hem of uit alle vensters van ’t oude huis
hooze geesten hem aangrijnsden, met ziekelijke haast
gelastte hij den koetsier hem naar de woning van gra
vin Orlowsky te brengen. Doch hier ging het hem niet
veel beter. Die welbekende kamers wekten in hem al
de herinneringen uit het verleden, hier had hij als een
gelukkig, onschuldig kind gespeeld, later met zijn
vriend deschoone jongelingsjaren doorleefd, de prach
tigste luchtkasteelen voor de toekomst gebouwd en
nu Naar lijf en ziel gebroken, vóór den tijd ver
ouderd, zat hij gebogen in een leunstoel naast zijn
moeder, die nu en dan een bezorgden blik op hem wierp
en hem door de schildering van Manfreds en Rena’s
geluk van zijn eigen sombere gedachten poogde af te
brengen.
Natuurlijk werd Eduards naam dikwijls genoemd en
Karei kwam telkens terug op de verschrikkelijke ge
beurtenis te Aden. Hij schetste in de sprekendste kleu
ren zijn vertwijfeling en de bekommeringen in den nacht
na den afgrijselijken dood van zijn vriend. »Ik moet
krankzinnig geweest zijn, toen ik het duivelsche be
sluit nam om mij uit te geven voor Eduard Römer,
toen ik de tijding van Karei Brinken’s dood naar Ham
burg zond. Het ging alles zoo wonderlijk snel, en
toen ik reeds na weinige dagen tot bezinning kwam
en alles gaarne ongedaan had willen maken, was het
te laat! In die dagen kon ik er nog niet toe besluiten
mij in de handen van het gerecht te stellen, dit be
sluit rijpte eerst bij inij na een langen pijnlijken twee
strijd, toen ik tot ’t inzicht kwam, dat alle andere po.
Ook is hij de groote vriend van Italië en het
huis van Savoye. Hij kwam zelfs nog onlangs,
dadelijk na ’t bezoek van koning Edward aan
Rome, ook in Italië’s hoofdstad en won het van
Engelands koning in het tentoonspreiden van
glans en ’t inoogsten van toejuichingen. Zijn
ster schitterde met grooter glans aan den blau
wen hemel van ’t land der zonne dan die van
Edward.
Bismarck had verder als vast principe: Houd
Rusland te vriend! Toch toonde zich de Ijze
ren Kanselier* in 1878, na den Russisch-Turk-
schen oorlog, lang geen Russophile en werkte
er toe mede, om door ’t Berlijnsch tractaat den
Rus van de vruchten zijner overwinning te be-
rcoven.
Wilhelm, die zich van den grooten kanselier
ontdeed, omdat deze hem te heerschzuchtig
was en te zeer gewoon zijn zin door te drijven;
Wilhelm, die zich niet evenals zijn grootvader
onder de macht van dezen krachtmensch wilde
houden, werd zijn eigen kanselier, doch heeft
altijd gezorgd met Rusland goed bevriend te
blijven. Rusland zou thans zelts redenen van
dankbaarheid tegenover Duitschland kunnen
vinden. Immers, terwijl Engeland zich ver
bindt met Japan om den Rus uit de Chineesche
landen te houden en ook Amerika zich krachtig
tegen Ruslands doordringen in het Hemelsche
rijk verzet, houdt Rusland zich kalm. Duitsch
land stelde zich tijdens den Boksers-opstand aan
’t hoofd der verbonden machten en sloot met
Engeland een soort verbond, dat de integri
teit, de instandblijving van China bedoelde,
doch, tegen Engelands verlangen, wilde Wil
helm Mantsjoerije niet in dit verbond begrepen
hebben.
Hadde Duitschland zich ook bij Engeland, Ja
pan en Amerika gevoegd om Rusland tegen te
houden, dan ware het moeielijker geweest voor
den Russischen Beer, om Mantsjoerije, ’t stam
land der Chineesche keizersfamilie, onder zijne
klauwen te houden.
Duitschland heeft dus Rusland in zekeren
zin aan zich verplicht.
Doch Wilhelm heeft meer gedaan dan alleen
Bismarck’s werk voortzetten. Was deze niet
een groot koloniaal mensch, Wilhelm wel; Wil
helm doet alles om ’t koloniaal bezit te bevesti
gen en te verbeteren.
Duitschland kon slechts één worden onder
de heerschappij der Hohenzollerns door verne
dering van meer dan één tegenstander. Van
21 Juli; der lichting van 3 Augustus tot en met 5
September.
2de regiment, der lichting van 17 Juni tot en met
21 Juli; 7» der lichting van 3 Augustus tot en met
5 September.
3de regiment, 7» der lichting van 17 Juni tot en
met 21 .Juli; der lichting van 3 Augustus toten met
5 September.
D. De verlofgangers van de Regimenten Veld
artillerie.
Lichting 1898.
1ste regiment alle batterijen, van 29 Mei tot en met
18 Juni; de tieinafdeeling van 9 September toten met
29 September.
2de regiment, alle batterijen van 3 Augustus tot en
met 22 Augustus; de treinafdeeling van 9 September
tot en met 29 September.
3de regiment, alle batterijen, van 20 Juli toten met
8 Augustus; de treinafdeeling van 9 September tot en
met 29 September.
De Burgemeester herinnert de betrokken verlofgan
gers aan hunne verplichting om bij dë opkomst onder
de wapenen:
a. voorzien te zijn van al de voorwerpen van Wee
ding en uitrusting, door hen bij vertrek met groot ver
lof medegenomen;
b. hun verlofpas vóór het vertrek naar het korps
te doen afteekenen; en
e. zich een of twee dagen vóór den dag, waarop
zij bij hun korps moeten zijn, ter Secretarie der ge
meente te vervoegen tot het bekomen van daggeld en
vervoertewijzen, voor zoover daartoe termen bestaan.
Zij die wegens ziekte niet aan deze oproeping kun
nen voldoen, zullen van hunnen opkomst in werkelij-
ken dienst niet voor diligent worden gehouden, maar
zijn verplicht ora:
T. van hunne verhindering tijdig ter Secretarie der
Gemeente te doen blijken, door inlevering van
geneeskundige verklaring en
2°. om zich terstond na het herstel, naar hun korps
te begeven.
Tevens wordt er op gewezen dat voor deze op
komst geen gebruik mag worden gemaakt van de ver-
voerbewijzen, voorkomende in de zakboekjes, zijnde
deze bestemd om te worden gebruikt bij opkomst met
spoed.
Eindelijk wordt den verlofgangers, die vermeenen in
de termen te verkeeren tot het erlangen van ontheffing
van vorenbedoelden werkelijken dienst op grond van
de vierde, in verband met de derde zinsnede, van art.
113 der Militiewet 1901, of van eene geldelijke ver
goeding als bedoeld in de laatste zinsnede van dat
wetsartikel, in hun belang aangeraden daartoe spoedig
aan Hare Majesteit de Koningin het verzoek te doen.
SNEEK, den 16 Mei 1903.
De Burgemeester voornoemd,
ALMA.
bij omhelsde zij den ontroerden man, die zijne tranen
niet langer meester kon blijven.
Ach, wat doet mij dat goed! kreet hij. Zooals
gij zijt, Rena, stel ik mij de engelen in den Hemel
voor.
Ik geloof, dat het voor ons allen goed is, als wij
nu ter ruste gaan, zei tante Brinken. Het is laat ge
worden en wij hebben een vermoeienden dag achter
den rug. Kom, mijn vriend, vervolgde zij tot Karei,
volg mij, ik zal u naar de logeerkamer geleiden.
Langzaam stond hij op, wenschte allen goeden nacht,
en wendde zich tot Rena met de woorden:
Als Manfred terugkomt, doe hem dan mijn har
telijke groeten; zeg hem, dat hij je gelukkig moet
maken en moge hij met u het hoogste geluk sma
ken.
Maar, vader, morgen ziet ge hem toch zelf ook,
antwoordde Rena.
Wie weet?
Daarop volgde hij mevrouw Brinken, die met een
licht in de hand wachtte om hem voor te lichten naar
de logeerkamer.
Dat was dezelfde kamer, die Karei Brinken als scho
lier bewoond had; ze grensde aan de slaapkamer van
zijn moeder. Met een teedere omhelsing scheidde zij
van hem.
Slaap wel, inijn zoon! Hoop en vertrouw op Gods
genade, fluisterde zij.
Zacht klonk het terug:
Schenk mij vergiffenis, moeder, en toen scheidden
zij.
Het was een heerlijke zomernacht, de maan scheen
helder,'heel de natuur ademde vrede eu rust. In den
kleinen tuin, die de villa omringde, piepten de krekels,
geurden de rozen en van tijd tot tijd sprong een vogel
Lichting 1898.
1ste regiment, alle bataljons, van 1 September tot en
met 28 September.
2de regiment, alle bataljons, van 1 September tot en
met 28 September.
3de regiment, alle bataljons, van 3 September tot
en met 30 September.
4de regiment, 1ste, 2de, 3de en 4de bataljon van 19
Augustus tot en met 15 September; 5de bataljon van
24 Augustus tot en met 19 September.
5de regiment, 1ste, 2de, 3de en 4de bataljon van 1
September tot en met 28 September; 5de bataljon van
14 Augustus tot en met 10 September.
6de regiment, 1ste, 2de, 3de en 4de bataljon van 3
September tot en met 30 September; 5de bataljon van
14 Augustus tot en met 10 September.
7de regiment, alle bataljons van 1 September tot en
met 28 September.
8ste regiment, alle bataljons van 1 September tot en
met 28 September.
O. De verlofgangers van de Regimeaten Huzaren.
Lichting 1900.
1ste regiment 7, der lichting van 17 Juni tot en met
Duitschland. De keizer van dit bloeiende rijk
tracht zooveel mogelijk een vriend van alle
volken en vorsten te zijn, dus een allemansvriend
van de bovenste rang; hij reist, wel is waar,
ook voor eigen vermaak; doet b.v. jaarlijks
z’n reis per »Hohenzollern« naar Noorwegen
en de Poolstreken; doch vele zijner tochten be
doelen een maken of nauwer toehalen van
vriendschapsbanden.
Nu zegt ’t spreekwoord, dat een allemans
vriend vaak menigmans gek is en keizer Wil
helm werkt zich ook wel eens vast met zijn
vriendschappelijke uitingen; doch hij, als keizer
van een machtig rijk, is zich bewust van zijn
politieke kracht, van de sterkte zijns lands, en
weet, dat zijn macht geen schade leidt bij een
mogelijke afwijzing zijner vriendschap.
Laten we even in ’t kort nagaan, wat
Duitsche keizer, de alzijdige, de vriend
kunst en wetenschap, van leger en
handel, nijverheid en landbouw, van
en
de vriend van allen te maken.
Nemen we vooreerst ons land. Is niet, tij
dens de minderjarigheid van onze koningin,
onze hoofdstad Amsterdam door Wilheln} be
zócht, en bezocht zonder ’t minste Zweempje
van incognito? Heeft Wilhelm niet, toen onze
koningin reeds gehuldigd was en een bezoek
bracht aan Berlijn, haar een ontvangst bereid,
zoo grootsch, dat sommige Duitsche bladen ’t
overdreven vonden en schreven: ’t Lijkt wel,
dat Wilhelm ’t kleine Nederland beschouwt
als een grc ote mogendheid. Terwijl een deel
der Duitsche pers werkt, om een aanhechting
van Nederland bij ’t groote Duitsche vaderland
voor te bereiden of ten minste door een tol
verbond den. weg daartoe te effenen, toont zich
Wilhelm de vriend van Neêrlands Koningin en
ambitionneert zich voor Nederlandsche kunst
enNeêrlands historie.
Wilhelm II zet de politiek van Bismarck
voort, terwijl hij deze uitbreidt over meer lan
den. Bismarck’s schepping, de Driebond tus-
schen Duitschland, Oostenrijk-Hongarije en
Italië is nog bestaande, hoewel de politieke ver
houdingen sedert de vorming van dezen bond
geheel gewijzigd zijn.
Wilhelm toont zich de vriend van den grij
zen keizer van Oostenrijk, middelerwijl toch de
»Alldeutsche« streeft naar een vereeniging van
Oostenrijk, of ten minste van Duitsch-Oosten-
rijk bij Duitschland.
De BURGEMEESTER van Sneek,
Gezien de missive van den Heer Commissaris der
Koningin in Friesland van den 12 Mei 1903, 1 Afdee-
ling M/S no. 1340, betreffende opkomst in werkelijken
dienst, voor de herhalingsoefeningen, van verlofgangers
der Nationale Militie te land van de lichtingen 1897,
1898 en 1900.
Roept bjj deze op de in deze gemeente gevestigde
verlofgangers van de Militie te land, behoorende tot de
hieronder vermelde lichtingen en korpsen, om zich in
ditjaar op de hier aangegeven tijdstippen, uiterlijk
des namiddags te 4 ure bij hun korps in werkelijken
dienst te begeven, te weten:
A. De verlofgangers van het Regiment Grena
diers en Jagers.
Lichting 1897.
Alle Bataljons van 20 Juli tot en met 8 Augustus.
Lichting 1898.
Alle bataljons van 1 September tot en met 28 Sep
tember.
B. De verlofgangers van de Regimenten
Infanterie.
Lichting 1897..
Alle bataljons van het 1ste, 2de, 3de, 4de, 5de, 6de,
7de en 8ste regiment van 20 Juli tot en met 8 Au
gustus.
h
1
i
i
rcourant
h
IL